De mijnwet houdt Bolivia in een greep

De mijnwet houdt Bolivia in een greep

Eind maart werd de nieuwe mijnwet (ley minera) goedgekeurd door het parlement, waarop de mijncoöperativisten woedend reageerden met blokkades en dynamietstaven. Behoorlijk vreemd, want deze wet is voor en door de coöperativisten geschreven, maar van de wijziging van twee artikels wilden ze niets weten. Langs de andere zijde zijn ngo’s, sociale organisaties, milieubewegingen, campesinos en idígenas enorm verontwaardigd dat deze desastreuze wet langs hen heen werd goedgekeurd. Een neoliberale wet die volledig ten voordele is van coöperativisten en buitenlandse bedrijven, die inheemse bevolkingsgroepen buiten spel zet en die het staatsaandeel in Bolivia’s belangrijkste industrie sterk reduceert. De ley minera brengt veel commotie teweeg bij alle betrokkenen.

Coöperatieven, daar zijn we voor, niet ?

Mensen, laat je niet door de term ‘coöperatieve’ misleiden. Hoewel de Boliviaanse wet deze entiteiten omschrijft als ‘sociale organisaties zonder winstoogmerk’ zijn deze de facto private bedrijven. Erger nog want 1) ze betalen haast geen belastingen 2) het zijn de grootste vervuilers onder de mijnactoren (andere actoren in het mijnlandschap zijn de “echte” private ondernemingen en het staatsbedrijf COMIBOL). Het waren deze coöperativisten die met tienduizenden op straat kwamen en een aantal dagen het land blokkeerden. Ze protesteerden tegen de wijziging van twee wetsartikels; artikel 151 dat nu weglaat dat coöperatieven met de private sector een contract kunnen afsluiten (binnenlands of buitenlands. Hoewel het afsluiten van contracten nergens in de wet formeel verboden wordt en het dus de facto wel nog mogelijk blijft. En artikel 132 dat nu stelt dat het parlement het uitreiken van nieuwe mijnconcessies moet goedkeuren (terwijl in het wetsontwerp stond dat dit kon gebeuren via een louter administratieve behandeling). Wat maar pure logica lijkt in een democratie waarin politici toch een bepaalde toekomstvisie willen uitstippelen. Deze twee artikels moeten dus opnieuw onderhandeld worden, al zijn dit eigenlijk maar details in de integraal neoliberale wet.

Hé, beginnen we een coöperatieve?

Wat er nu op punt staat, is dat nieuwe mijnconcessies dus niet langer door het parlement maar door een administratieve instantie kunnen worden uitgereikt. Wat hiervoor nodig is, zijn slechts een aantal stempels en handtekeningen. Een coöperatieve starten is al helemaal easy-peasy. U en ik kunnen morgen een coöperatieve beginnen; ‘de vrolijke mijnwerkers”; ‘oro arriba’ o lo que sea (daar kunnen we later nog eens over brainstormen). We hoeven slechts enkel enkele papieren in te vullen en zo, klaar in één, twee, drie. Het geeft niet dat wij niet over voldoende investeringscapaciteiten beschikken of over de nodige know-how, want de staat zal dit subsidiëren! Ach, het is eens iets anders dan investeren in een sociaal zekerheidsstelsel of in onderwijs (cliché). Waarom niet de coöperativisten steunen die dan met enkelen lekker stinkend rijk kunnen worden (en nogmaals: amper belastingen hoeven te betalen)? Wat met de commercialisering van onze ontgonnen mineralen, hoor ik u denken? Wel, die verkopen we gewoon aan een transnationaal mijnbouwbedrijf natuurlijk! Geïnteresseerde opkopers bij de vleet; Rio Tinto, Newmont Mining of Glencore (die samen met nog zo’n drietal anderen over bijna 400 concessies en contracten beschikken, goed voor zo’n 480.000 hectaren). Zij zullen ons met plezier steunen, daar kan u zeker van zijn. Zij kunnen de mineralen immers met vette winsten verkopen op de wereldmarkt en in één klap zijn ze ook verlost van hun verantwoordelijkheden; geen milieucontroles meer, geen arbeidsrechten die verzekerd moeten worden en niet langer last van communarios die komen klagen dat ze niet lager over proper water beschikken. Wat denk u? Bent u uw job beu? Bent u toe aan een nieuwe uitdaging? Zullen we?

Staatsbelangen

U hoort het al, ik ben behoorlijk sceptisch over deze neoliberale koers, maar onbevooroordeeld als ik ben, doe ik mijn uiterste best het regeringsdiscours te begrijpen. Waarom wil de overheid deze wet goedkeuren? Wat zijn de belangen? Een poging.

Ecologische belangen

Laat me beginnen bij de minst waarschijnlijke drijfveer. Volgens deze ley minera worden concessies verleend in de vorm van absolute exploitatierechten; niet enkel de mineralen die zich in de concessiezone bevinden worden privébezit, ook de andere natuurlijke rijkdommen, inclusief water (zowel bovengronds als ondergronds) zijn vrij voor gebruik. Verder zullen milieu-inspecties niet langer door het Ministerie van Milieu worden uitgevoerd, maar wel door het Ministerie van Mijnbouw en Metallurgie. Een free-card met andere woorden om volop te exploiteren zonder controles, zonder verantwoording. Vervuiling troef. Lange termijnperspectief? Zero. Niet alleen de milieuconservering maar zeker het veiligstellen van drinkbaar water lijken me toch universeel publieke belangen.

Economische belangen

Hier zullen we het gaan hebben, denk je dan, maar eigenlijk vallen er heel wat economische argumenten contra deze ley aan te halen. Royalties. Deze moeten betaald worden als een compensatie voor de extractie van niet-hernieuwbare grondstoffen. De overheid heeft echter een minimumprijs opgesteld – om schommelingen op de internationale markt op te vangen. Wanneer de marktprijs onder deze waarde daalt, past de overheid bij én valt deze additionele belasting weg. Een totaal neoliberale koers combineren met corrigerende staatsmaatregelen die enkel ten voordele zijn van de mijnsector en ten koste van staatsinkomsten, is een bizarre denkpiste, gezien de mijnsector de meest winstgevende industrie is. Belastingen. In de nieuwe ley minera wordt het belastingsbarema voor de coöperativisten gereduceerd tot 1% van hun inkomsten. Toch pakt de overheid jaarlijks uit met de omvang van de absolute inkomsten uit de mijnsector: “In 2012 haalde de overheid 40 miljard dollar uit de mijnbouw!”. Als je echter de totale geaccumuleerde winsten uit deze sector bekijkt (volgens de officiële cijfers): 3692 miljard dollar in de privésector en 1780 miljard bij de coöperativisten, dan bekijk je extra steunmaatregelen voor de coöperativisten met ander ogen. Economische efficiëntie. Efficiënte productie lijkt een belangrijke sleutelfactor om mijnactoren te evalueren. Extractie is niet zo vanzelfsprekend en is veelal hoogtechnologisch. Zo ontgint COMIBOL slecht 65% van de mineralen die in de ontgonnen gesteenten zitten. De coöperatieven echter, ontginnen gemiddeld maar 20% van de mineralen. Gezien de hoge economische waarde van mineralen is het niet zo verstandig de minst efficiënte productiemethodes te gaan promoten. Commercialisering. Bij extractie worden altijd meerdere mineralen ontgonnen, het gaat bijvoorbeeld nooit louter om goud of zilver. De massa’s zitten meestal tsjokvol andere metalen, zoals onder andere indium. Op de export van deze ‘extra’ mineralen hoeven ook geen belastingen betaald te worden, hoewel het wereldmarktprijs voor indium momenteel wel hoger ligt dan die van zilver. Ook hier grijpt de overheid dus naast een grote bron van mogelijkse inkomsten.

Strategische belangen

In 2005 lanceerde de Boliviaanse overheid een nationaal ontwikkelingsplan (2005-2015) en werd het ‘Minesterio del Planificación y Desarollo’ opgericht ter uitvoering. Dit ministerie heeft natuurlijk inkomsten nodig en daarvoor is de mijnsector cruciaal. Begrijpelijk, maar de belastingsbijdrage van coöperatieven verlagen, is hiervan geen logisch gevolg. Buitenlands kapitaal aantrekken. Om deze reden werden belasting- en andere voordelen aanvankelijk opgezet, namelijk om buitenlandse bedrijven met know-how en kapitaal aan te trekken. Wanneer deze multinationals nu enkel de mineralen van de cooperativisten hoeven op te kopen, hoeven deze echter geen investeringen meer te doen (en meer nog, zal de staat de investeringen van de coöperativisten subsidiëren). Natuurlijke rijkdommen. Bolivia is een rijk land in termen van natuurlijke rijkdommen. Toch staat het onderaan de BBP-lijst van de Zuid-Amerikaanse landen. Wanneer deze sector op een duurzame manier beheerd zou worden, zou de Boliviaanse staat daar ook op een duurzame wijze inkomsten uit kunnen halen. Nu de sector echter compleet vervrijemarkt wordt, dreigt de controle over deze rijkdommen helemaal verloren te gaan.

Electorale belangen

Hoeveel coöperatieven er precies actief zijn, is een mysterie. Officiële cijfers spreken van 640 coöperatieven, hoewel experten schatten dat het er zo’n 1600 zijn. De meerderheid hebben zich gevormd vanaf 2006, vanaf het moment dat de regering Morales aantrad. Het electoraal gewicht van de coöperativisten en daarenboven hun enorme mobiliseringskracht (in 24-u tijd kunnen zij het hele land plat leggen) hebben ervoor gezorgd dat een serie aan economische voordelen reeds de afgelopen jaren door de regering werd goedgekeurd. Het enige motief dat ik kan bedenken in deze hele mijnwethistorie, is het feit dat de verkiezingen er zitten aan te komen. En dat is nu echt de minst nobele onder de politieke drijfveren, als je het mij vraagt.

Auteur: Emma Timmerman

De Peruaanse dictatuur: leg het volk het zwijgen op

De Peruaanse dictatuur: leg het volk het zwijgen op

Het is stil in Cajamarca. De stem van het volk is niet langer te horen in de straten, het geluid van getunede mototaxis en motoren van Japanse, Koreaanse en Chinese makelij vullen de stad.

Het Conga-conflict kende in het voorjaar een voorspelbaar verloop. Een blinde zag het noodlot aankomen; eind mei en juni intensifieerde het verzet. Het enige antwoord van de weinig creatieve Peruaanse regering was de installatie van meer troepen. We waren getuige van het eerste politiegeweld in Cajamarca stad, begin juni 2012. Hoe zeer dit ons schokte, hoe snel we dit gewoon werden. Tijdens de maand juni was de sfeer in de stad te snijden; van heinde en verre kwamen demonstranten, hun roep werd luider. Dagen voor de moordpartijen in Celendín en Bambamarca spraken we al over het gevaar van een tweede Bagua. Trieste en profetische woorden. Schaamteloos schoten de zwaar bewapende troepen van Humala 5 burgers neer. Een onderzoek werd aangekondigd om de eigenlijke omstandigheden van ‘deze ongelukkige incidenten’ te onderzoeken. De noodtoestand werd aangekondigd, ‘om het publieke leven te herstellen en de burgers te beschermen’. De eerste noodtoestand werd op 4 juli afgekondigd. Tijdens deze eerste maand werd een dialoog opgestart; twee geestelijken, Miguel Cabrejos en Gastón Garatea, gingen praten met de verschillende partijen.

Op 4 augustus, vanuit het niets en met een simpele vingerknip verlengde men de noodtoestand met een bijkomende maand. Opvallend was de onwetendheid in Cajamarca op 3 augustus; geen ziel wist wanneer de noodtoestand nu eindelijk eindigde, laat staan of men het nog een extra maand ging verlengen. Op zich was dit niet zo verbazend, want wat deze noodtoestand tekent, is de afwezigheid van politie of leger. Het dagelijkse leven gaat door, bij wijlen zie ik minder politie dan in de maanden voor de noodtoestand. Bovendien stoort men zich weinig aan deze maatregel; indien er een nachtklok is, sommigen beweren van wel, anderen van niet, dan negeert die men al te graag. Het is als het ware een ‘light’ versie van de noodtoestand, een normalisering van deze maatregel; de regering gebruikt het te pas, maar eerder te onpas, en de moegeslagen burgers halen hun schouders op.

Op dergelijke momenten voel je het gecentraliseerde Peru aan den lijve. De economische en politieke top beslissen in het grijze Lima, al dan niet in overleg, hoe het verder moet met het land. Na de eigenlijke afkondiging van de extra maand noodtoestand vielen velen uit de lucht; waarom werd de noodtoestand verlengd? Wat is het motief van Humala?

Waar de verantwoording voor de eerste noodtoestand nog enigszins steek hield, is dit bij de tweede versie niet het geval. De enige reden is het onderdrukken van de dissidente stem in de straten van Cajamarca. In een antwoord op deze dictatoriale maatregel verklaarde Marco Arana, één van de verzetsleiders, dat het protest gewoon zal verder gaan in de andere 10 provincies van regio Cajamarca, waar de noodtoestand niet van toepassing is. Daags erop werd een preventieve aanklacht uitgesproken door de regering, wat de lamlegging van elk protest in de andere 10 provincies betekende. Humala slaagt in zijn opzet; het aantal manifestaties werd tot een minimum herleid, kranten verleggen hun focus, Peruaanse arbeiders uit andere windstreken stromen toe om te werken in Minas Conga, … . Het verzet gaat op zoek naar andere strategieën, maar dit blijk niet makkelijk.

En juist ja, de dialoog opgestart door de regering, o.l.v. de twee geestelijken. Gisteren gingen ze praten met de CEO van Newmont Mining. Wanneer we eindelijk resultaat mogen verwachten, en wat het resultaat zal wezen, god knows. Hoop doet leven, en ondertussen werkt men vrolijk door in Minas Conga.

Auteur: David Verstockt

Voorzitter Hooggerechtshof verantwoordelijk voor illegale verwerving van gemeenschapsgronden

Voorzitter Hooggerechtshof verantwoordelijk voor illegale verwerving van gemeenschapsgronden

Dat de mijnbouwactiviteiten van de Marlin mijn in San Miguel Ixtahuacán, uitgebaat door Montana Exploradora, dochteronderneming van Goldcorp, schendingen zijn van de mensenrechten, de rechten van inheemse volkeren en van de Guatemalteekse wet was al langer bekend. Nu brengen de uitstekende juridische onderzoekers van het mijnbouwverzet in het westen van Guatemala, aan het licht dat het kopen van de gronden van San Miguel een loutere misdaad is tegen het Guatemalteekse recht. De verdachte van deze misdrijf is niemand minder dan de huidige president van het Hooggerechtshof van Guatemala.

Op 27 juli was er een grote betoging van meer dan 5000 mensen in de hoofdstad van Guatemala, de deelnemers kwamen helemaal uit de westelijke hooglanden. In de eerste rijen van de demonstratie bemerkten we de Nobelprijswinnaar Rigoberta Menchú, boegbeeld van de inheemse bevolking in Guatemala en Álvaro de bisschop Ramazzini van San Marcos, die onverzettelijk het type van ontwikkeling van de ontginningsindustrieën in vraag stelt.

Wat al geweten was is dat de invoering van de Marlin mijn er kwam zonder raadpleging van de bewoners van het gebied, en waardoor hun rechten als Guatemalteken, en als inheemse bevolking onverbiddelijk werden geschonden. Ook bekend is dat op dagelijkse basis het bedrijf Goldcorp de mensenrechten van deze bewoners overtreedt, door hun leefmilieu te bedrijgen door het gebruik van de zeer giftige cyanide, en de invoering van zware metalen in hun wateren, en dus door de hun volksgezondheid op het spel te zetten.

Met betrekking tot de aankoop van de gronden van de inwoners van San Miguel wisten we al dat verraderlijke strategieën werden gebruikt. Toen het mijnbedrijf land van deze mensen gekocht, vertelden ze niet dat de gronden zouden gebruikt worden voor dagmijnbouw, maar wel dat er ontwikkelingsprojecten zouden komen, zoals een orchideeplantage .

De juridische hersenen van het mijnbouwverzet zou niet opgeven om meer bewijzen te vinden rond de onrechtmatigheid van de aankoop van de gronden. De nieuwe bewijzen, tonen aan dat onder het Guatemalteekse recht, de aankoop van grond niet kon hebben plaatsgevonden. Dat komt omdat de gronden die werden gekocht door Peridot SA – de onderneming bevoegd voor de aankoop van de gronden, alvorens deze aan Montana Exploradora te overhandigen -, zijn gedocumenteerd in het kadaster van West- Guatemala als gemeenschappelijke gronden van de inheemse Mam-gemeenschap. Daarom kon het land niet worden verkocht tussen individuen, maar had de hele gemeenschap moeten inspaak hebben gehad over de transactie.

De heer Erick Mancilla Alvarez, de toenmalige wettelijke vertegenwoordiger van Peridot SA, en dus de persoon die verantwoordelijk is voor de juridische aspecten van de transactie, is nu president van het Hooggerechtshof van Guatemala, wat een beeld geeft van de machtsverhoudingen in dit land.

Daarom kwam de mars tot stilstand voor het gebouw van het Hooggerechtshof. Rigoberta Menchú sprak van een historische dag, omdat dit de eerste keer was dat de inheemse bevolking van Guatemala tot de hoogste rangen van de macht gaat om hun rechten op te eisen. De demonstranten dienden een wettelijke aanklacht in tegen Erick Alverez Mancilla, voorzitter van het Hooggerechtshof voor het schenden van Guatemalteekse wetgeving door de aankoop van illegaal landen die behoren tot de Maya-Mam bevolking.

Auteur: Bart Van Besien

Contradicties in Evo Morales’ beleid

Contradicties in Evo Morales’ beleid

Het feit dat een ‘Internationale Conferentie van de Volkeren over het Klimaat’ plaatsvindt in Bolivia is op zich een grote verwezenlijking voor een land dat men voordien amper op de wereldkaart wist te vinden, laat staan dat dit land iets op mondiaal politiek vlak te betekenen had. Het idee ontstond tijdens de top in Kopenhagen, eind 2009. President Evo Morales nodigde alle sociale organisaties uit om in april 2010 een tegen-klimaatsconferentie van de volkeren te organiseren en samen met wetenschappers, klimaatspecialisten en vertegenwoordigers uit verschillende landen een correcte analyse te maken van de klimaatsveranderingen en zijn sociaal-economische oorzaken. Het doel was rechtvaardige en efficiënte tegenoplossingen aan te dragen en een wereldwijd volksreferendum te organiseren dat dit mee zou kunnen afdwingen.

De klimaatsconferentie had plaats in Tiquipaya – Cochabamba, van 19 tot 22 april. Een 35.000-tal, waaronder 25.000 Boliviaanse, representanten van sociale bewegingen, inheemse organisaties, wetenschappers, journalisten, vakbonden, politici waren aanwezig van overal ter wereld om te discussiëren over de oorzaken en mogelijke oplossingen voor de klimaatsproblematiek.
De conferentie werd thematisch opgedeeld in 17 officiële fora, zoals de ‘Rechten van de Moeder Aarde’, de ‘Structurele Oorzaken van de Klimaatsverandering’, ‘Klimaatgerechtigheid’, ‘Actiestrategieën’, e.a. met het doel tot concrete voorstellen te komen om deze te kunnen voorleggen op de volgende VN-top in Mexico eind 2010.

Naast de 17 officiële fora waren er meer dan 200 onafhankelijke debatten gepland over diverse thema’s. Deze activiteiten werden georganiseerd door nationale en internationale organisaties, NGO’s en netwerken. Eén van deze nevenactiviteiten was de ‘Mesa Popular 18’ (Volksforum 18), geconvoqueerd door CONAMAQ (Consejo de Ayllus y Markas del Qullasuyu de Bolivia, een inheemse koepelorganisatie op nationaal vlak) werd mee georganiseerd door tal van basisorganisaties en locale NGO’s, o.a. CENDA (partnerorganisatie van Broederlijk Delen).

Rafael Quispe, algemeen vertegenwoordiger van CONAMAQ, volgt het discours van Evo Morales die stelt dat ‘de tijd dringt om maatregelen te nemen om grotere schade en leed aan de mensheid en Moeder Aarde te voorkomen en om de harmonie met de natuur te herstellen’, maar volgens R. Quispe is het vooral tijd om deze woorden in praktijk om te zetten. Het huidige politieke beleid in Bolivia pleegt inbreuk op de collectieve rechten van de inheemse volkeren, door – zonder het recht op volksraadpleging (Conventie 169 van de OIT van de VN) te respecteren – in hun territoria neoliberale megaprojecten uit te voeren, aldus R. Quispe. Al bij de voorbereidingen van de internationale top en tijdens de debatten van de 17 fora die gedirigeerd werden door verschillende ministeries werd duidelijk gesteld dat de klemtoon internationaal was en dat locale milieuproblemen op een mondiale conferentie niet ter zaken deden. De organisatoren van de Mesa 18 hielden er een andere mening op na en wilde net focussen op de interne contracties, die, binnen een globale context, een internationaal karakter hebben en dus helemaal niet zo locaal zijn; en zorgde daardoor voor veel opspraak.
Twee lange dagen waren vertegenwoordigers van basisbewegingen, indiaanse boerenleiders en specialisten aan het woord en werd er gedebatteerd over ‘Collectieve rechten en de rechten van Moeder Aarde’.

Getuigenissen van conflictcases van over heel Bolivia kwamen aan bod:
– de ernstige waterschaarste veroorzaakt door de ‘openpit’ mijnbouw in San Cristobal en Coro Coro bij Uyuni;
– het recent goedgekeurd mijnbouwproject Mutùn in het oosten van Bolivia in ongerept natuurgebied;
– de nefaste gevolgen die extractie van lithium uit de zoutvlaktes van Uyuni zal veroorzaken,
– de problematiek rond de stuwdammen in het noorden van Bolivia om energie te voorzien aan Braziliaanse bedrijven over de grens, waardoor een hele bewoonde regio onder water zal komen te staan;
– de vervuilende petroleumactiviteiten in inheems territorium in het noorden van het departement La Paz,
– het gigantisch continentaal project om via een land- en waterwegennetwerk de Atlantische met de Stille Oceaan te verbinden (IIRSA: Iniciativa para la Integracion de la Infraestructura Regional Sudamericana), een initiatief van 12 Zuid-Amerikaanse landen, waaronder Bolivia met economische doeleinden en transport, energie en communicatie te verbeteren.
De Mesa Popular 18 toonde met tal van concrete cases de discrepantie aan tussen het discours van Evo Morales en de locale realiteit. Net als de officiële Conferentie die de conclusies van de 17 fora in een Algemene Verklaring van de Volkeren bundelde (http://cmpcc.org/2010/04/24/acuerdo-de-los-pueblos/#more-1757), sloot ook de Mesa 18 af met een gezamenlijk opgestelde verklaring, waarin concrete en harde voorstellen worden gedaan om structurele veranderingen door te voeren en het kapitalistisch systeem ten gronde te veranderen (http://www.constituyentesoberana.org/3/cbioclim/042010/210410_1.pdf).

Auteur: Klaartje Bryss

Klaartje Brys is coöperante van Broederlijk Delen bij CENDA in Bolivia en vrijwilliger bij CATAPA.

Colombia: Netwerk tegen Grootschalige Mijnbouw ziet het levenslicht

Colombia: Netwerk tegen Grootschalige Mijnbouw ziet het levenslicht

Zo’n 30-tal organisaties van over heel Colombia kwamen vorige weekend samen om zich over een prangend nationaal probleem te buigen: dat van de grootschalige mijnbouw.

Een problematiek die ook in Colombia steeds meer lokale gemeenschappen voor grote problemen stelt: milieuvervuiling, maar eveneens het verlies van landrechten, voedselveiligheid en cultuur, tot zelfs de gewelddadige verdrijving door paramilitairen groeperingen, al dan niet met actieve hulp van het leger.

Recentelijk nog, werd een huis van een inheemse familie platgebombardeerd door een helikopter van het leger, officieel omdat er guerrillero’s in de buurt zouden geweest zijn, terwijl het moeilijk als toevallig kan gezien worden dat diezelfde gemeenschap nog maar recentelijk was teruggekeerd na eerder al eens verdreven te zijn vermoedelijk om plaats te maken voor een mijnbedrijf dat in de regio wil opstarten (1).

Dergelijke gebeurtenissen geven een verontrustende trend aan die zich niet enkel in Colombia voordoet: die van de ‘militarisatie’ van gebieden waar multinationals hun oog laten vallen hebben op de natuurlijke rijkdommen (2), zoals in dit specifiek geval van de Muriel Mining Corporation in de regio van Chocó (3).

Dergelijke megaprojecten bedreigen niet alleen het voortbestaan van inheemse gemeenschappen, maar ook het levensonderhoud van lokale boeren die in de toekomst mogelijks door milieuvervuiling niet langer aan landbouw zullen kunnen doen. Misschien paradoxaal genoeg, bedreigt dit ook het voortbestaan van kleinschalige mijnbouwers in dezelfde regio: Meestal zijn dat lokale arbeiders die reeds lange tijd, soms zelfs generaties lang, een stukje grond hebben uitgebaat met behulp van kleinschalige en artisanale mijnbouwtechnieken, en die zich plots geconfronteerd zien met een internationaal bedrijf dat beweert de eigendomsrechten over hun land te bezitten of een concessie te hebben om er een open-pit mijn te beginnen.
Onafhankelijk van hun redenen, elk van hen hebben enorm te lijden bij de komst van dergelijke grootschalige mijnbouwprojecten.

Twee dagen discussiëren kostte het om een consensus te bereiken tussen de verschillende aanwezigen en organisaties, die elk hun eigen standpunt hadden tegenover mijnbouw: dat ging van ‘neen, mijnbouw nooit’, over ‘neen, als het over grootschalige mijnbouw gaat’ tot ‘nee tegen grootschalige mijnbouw door multinationale bedrijven’ (4).

Maar uiteindelijk kwam het akkoord er dan toch, mede omdat eenieder zich meer dan bewust was van de hoogdringendheid om op nationaal niveau een front te vormen dat de problematiek van dergelijke megaprojecten op de nationale agenda kan zetten.

Die noodzaak werd andermaal duidelijk wanneer één van de deelnemende organisaties het trieste nieuws moest brengen dat in de loop van de bijeenkomst twee van haar leden in de provincie Bolivar, vermoedelijk door paramilitairen, waren vermoord (5).

Het weekend werd uiteindelijk het best samengevat door de woordvoerdster van de Nationale Organisatie voor Inheemse volkeren van Colombia (ONIC) wanneer ze zei: ‘Vorig jaar was het jaar van de vergaderingen, dit jaar dat van de actie.’

Welkom, ‘Netwerk Colombia tegen Grootschalige Mijnbouw’, wij hopen nog veel van u te mogen horen.

(1) http://justiciaypazcolombia.com/Indigenas-heridos-por-bombardeos & http://contagioradio.com/otra-mirada/193-en-grave-estado-de-salud-indige…

(2) http://justiciaypazcolombia.com/Remilitarizacion-de-Resguardos-de

(3) oftewel: ‘nationalisatie’ als oplossing voor de mijnbouwproblematiek. Moet gezegd dat die laatsten eens bij de buren in Ecuador moeten gaan horen of daardoor alle milieu- en andere problemen op magische wijze opgelost zijn.

(4) http://www.censat.org/dadamail/mail.cgi/archive/prensa/20100215120611/

Auteur: G. Steenss