In een lange colonne van mini’s (kleine busjes als publiek transport), auto’s, jeeps en 4×4’s vertrekken we rond de middag vanop de plaza van Oruro. De menigte is te groot om te beseffen wie nu precies wie is, maar dat verschillende afgevaardigden van het lokale ministerie van milieu, COMIBOL (de corporatie van mijnbouw in Bolivia), het programma Cuenca Poopo, de pers, onze organisatie CEPA en heel wat campesino’s present zijn, dat is duidelijk.
San José, de stadsmijn
Vijftien minuutjes later, hoog boven de stad in het zuiden, komen we aan op stopplaats 1: de mijn San José. De oorzaak van een recente, grote bezorgdheid in Oruro. Sinds de coöperatieven van de mijn sinds een aantal maanden opnieuw water aan het oppompen zijn om de mijn draaiende te houden, stromen grote hoeveelheden zuur water via open kanalen door de stad naar Lago Uru-Uru, het kleine broertje van Lago Poopó. Het zure water, met een zorgwekkende pH-waarde van 1,5 stroomt in een beekje recht uit de ingang van de mijn, en heeft een geel-groen-bruine kleur.
De mijnbouwers, die eveneens uit de mijn komen, proberen zich een weg te banen tussen de samengetroepte menigte voor de ingang. Op hun voorovergebogen ruggen dragen ze grote zakken puin afkomstig uit de mijn. Ze lijken vooral gefrustreerd door het oponthoud. Verstaanbaar, aangezien hun inkomen direct afhankelijk is van de hoeveelheid erts die ze per dag ontginnen. De ingenieur van programma Cuenca Poopó doet een inleidend woordje, de pH van het water wordt gemeten, de pers en ikzelf nemen de nodige foto’s en voor ik het goed en wel besef sleurt iemand me bij de arm terug naar de mini waarin we gekomen zijn. Er valt vandaag geen tijd te verliezen.
Bovengrondse rioleringen
We passeren het centrum van de stad en draaien daarna af richting het zuiden. De grond wordt droger, de huizen schaarser, de omgeving weidser en de geur indringender. Vreemde geuren zijn nu wel vaker schering en inslag in Oruro, dus ik ben me oorspronkelijk van geen kwaad bewust. Maar als we na een paar 100 meter plots een stofferig pad opdraaien langs een lange stenen afvoerbuis ben ik me al snel bewust waar de geur vandaan komt: het afvalwater van de stad ligt hier gewoon bovengronds. De buis wordt vergezeld van 2 kleine droge kanaaltjes aan beide kanten die tot de nok gevuld zijn met plastiek flessen, oude schoenen, glas en kapot speelgoed… Na 10 minuten houdt de colonne halt. De afvoerbuis gaat hier onverwacht over in een halve buis en kruist een ander vervuild kanaal uit de tegenovergestelde richting. De poel waar we verzamelen is een mengeling van bruin/geel water met een smerige olie-achtige laag, vergezeld van hopen dobberend afval. De geur is immens.
Danig onder de indruk van de geuren, de kleuren en de samenstelling van het water ben ik te geconcentreerd met mijn camera in de weer en mis ik het grootste deel van wat ingenieur Carlos Huayta van programma Cuenca Poopo te vertellen heeft. Tijd voor een reconstructie van zijn speech is er niet, want plek 3 wacht op ons.
Van meren, tot vruchtbare gronden, tot stortplaats
We keren terug en nemen een andere route, langs de spoorwegen, die eruit zien alsof ze al eeuwen niet meer in gebruik zijn. Langs onze kant van de spoorwegen strekt zich een uitgestrekt droog landschap uit, aan de overkant van de spoorwegen zie ik in de lage namiddagzon de glinstering van lago Uru-Uru. We stoppen op een niet nader aangeduide plaats net voor we 2 huisjes langs de spoorweg passeren. Ik vraag me eerst verbouwereerd af waarom we net hier halt houden. Maar als na een aantal minuten het veld zijwaarts inwandelen de grond onder mijn voeten bij elke stap meer en meer begint te kraken, word ik me bewust van de gigantische stortplaats die we opwandelen… En het wordt erger. Vijftig meter verderop in het veld is de dorre grond zelfs niet meer zichtbaar. Overal rondom ons zien we kleren, plastiek, glas, een verloren driewieler, noem maar op.
Dit waren ooit velden voor de veeteelt. En 20 jaar geleden was dit zelfs het Uru-Uru-meer. Klimaatsverandering heeft het meer in de afgelopen decennia naar één kant van de spoorwegen teruggedrongen en de langzame opstapeling van afval heeft uiteindelijk ook het vee weggedreven. In de verste verte zien we alleen afval. Een gigantische vuilnisbelt in een prachtige omgeving. Na de technische uitleg over de vervuiling op de vorige stopplaatsen, nemen hier voor het eerst de campesinos het woord. Dat ze geen velden meer hebben voor hun vee en dat families uit de dorpen in grote getale wegtrekken op zoek naar een beter leven in steden als Cochabamba en Santa Cruz. En dat de gezondheid van de overgebleven ‘abuelitos’ (gepensioneerden) in gevaar is. Maar niet alleen hun gezondheid. Met de zuiderwind van de maand augustus zal al het afval en het stof van de stortplaats zijn weg terugvinden naar de stad Oruro. Ook de gezondheid van de mensen in de stad wordt dus bedreigd… Verschillende camera’s filmen de emotionele speeches van de bevolking en wat verderop staan enkele mannen verspreid over hun vervuilde terreinen in de verte te staren.
De veelbesproken waterzuiveringsinstallatie
De laatste locatie waar we halt houden ligt nog zo’n 10 minuten verder langs dezelfde spoorwegen. Over een zoute, witte ondergrond lopen we het veld terug in, richting een kanaaltje dat zich loodrecht van de stad tot de oneindige vlakte in de verte lijkt uit te strekken. In de verte dobberen twee eenden in de langzaam ondergaande zon en een aantal flamingo’s vliegen non-stop over en weer naar het meer aan de andere kant van de spoorwegen. Het is een pracht van een landschap, maar bij nader inzien is ook het kanaaltje volledig vervuild. Goor water, een vuile olie-achtige laag erbovenop en afval langs de randen… Opnieuw nemen de campesino’s het woord en wordt er druk gespeculeerd wie nu precies de schuldige is van alle vervuiling. Organisaties als CORIDUP, die al meer dan 6 jaar strijden voor verbetering, zijn moe dat er nog steeds niets, maar dan ook niets veranderd is, ondanks de torenhoge beloftes van de overheid jaar na jaar.
De autoriteiten die present zijn, alsook de ingenieur van programma Cuenca Poopó proberen de gemoederen te sussen met woorden die wel oprecht lijken te zijn. Dat een schuldige zoeken voor het verleden geen zin heeft, maar dat we –integendeel- nu vooruit moeten. Dat ze hier en nu aanwezig zijn om te helpen. Dat er plannen gemaakt en getekend zijn voor een waterzuiveringsinstallatie. EN een chronogram, volgens dewelke de installatie in november al zou moeten klaar zijn. Heel opmerkelijk waren bovendien de woorden van de directeur van het ministerie van milieu van de municipale overheid … : ‘In het verleden werd altijd het excuus gebruikt: Er is geen geld. Dat is fout en verleden tijd. Er IS geld. Wat ontbreekt zijn concrete projecten. Evo Morales zelf heeft daartoe opgeroepen. Dus we gaan hier mee door. Dat beloven we. De plannen liggen klaar en zijn getekend. Het geld is er. De waterzuiveringsinstallatie komt er. Voortdurende vervuiling is binnenkort verleden tijd.’
Gebrek aan ecologische politiek
Zelf behoorlijk onder de indruk van die beloftes vraag ik aan mijn compagnons van CEPA of zij vertrouwen hebben in die woorden. Het antwoord is bijna lachwekkend. Ze geloven dat de waterzuivering er zal komen, ooit, aangezien vele organisaties de plannen ondertekend hebben en er al te veel media woorden aan vuil hebben gemaakt. Anderzijds, de man aan het woord tijdens de beloftevolle speech, wordt binnen 10 dagen vervangen door een opvolger, die in de verste verte niet aanwezig is. Het is het einde van zijn ambt en hij verdwijnt dus eind mei van het toneel.
Ondanks de plannen is er dus nog grote onduidelijkheid wie in de regering het voortouw zal nemen voor de uitvoering en de opvolging van het project. Bovendien zitten er nog heel wat essentiële gaten in de plannen voor de uitvoering. De argwaan bij CEPA is dus groot.
Bovendien bleef een grote vraag onbeantwoord. De waterzuiveringsinstallatie, -als die er al komt- zou dan wel de zuurtegraad van het water uit de mijn aanpakken, maar heeft helemaal niets te maken met het probleem van de tonnen afval die de gronden vervuilen. Het probleem van de gezondheid en de dreiging dat met de zuiderwind in augustus een groot deel afval terug naar de stad zal worden meegevoerd, werd zorgvuldig in de doofpot gestoken door de grote beloftes over de waterzuiveringsinstallatie.
‘Het ontbreekt in Oruro aan ecologische politiek’, zegt Clemente Paco van CEPA. ‘Zelfs ALS de regering acties zou ondernemen om de gigantische vuilnisbelt op te ruimen, dan storten ze het gewoon op een andere plaats iets verder.’ ‘En het ontbreekt ons, hier in de stad aan milieu-educatie.’ Nu, dat kwam voor mij niet als een verrassing. In mijn eerste weken in Oruro ben ik meermaals tevergeefs op zoek gegaan naar publieke vuilnisbakken in het centrum van de stad om mijn afgekloven watermeloenschillen weg te gooien. Nergens te vinden. Als ik het dan vroeg aan een marktkraampje, kreeg ik meestal te horen dat ik het gewoon op de grond voor het gesloten marktkraam naast hen moest leggen. De dag erna is de schil hoogstwaarschijnlijk weg, want de vuilnismannen- & vrouwen werken hard ’s nachts, maar is dus wellicht gewoon beland net buiten de stad. Wat bovendien niet door de vuilnismannen ’s nachts wordt opgeraapt, belandt met de wind in kanalen en rivieren en komt uiteindelijk ook op dezelfde plek terecht. Triestig.
Pachamama: één grote leugen?
Bij het instappen rakel ik het thema ‘gebrek aan ecologische mentaliteit’ in het vrouwelijk gezelschap in het mini-busje op. Waarom er geen vuilnisbakken in de stad staan, wil ik weten. ‘Oh, die waren er, vroeger, maar de mensen gebruikten ze niet, en ze waren uiteindelijk enkel en alleen goed voor vandalisme, dus heeft de regering ze dan maar weer weggehaald.’ Of hoeveel plastiek er wel niet verspild wordt. Elk stuk fruit dat je op de markt koopt, of elke 3 ronde pistolets krijgen een apart plastieken zakje, dat na 10 minuten wandelen naar huis toch weer wordt weggegooid.
Ik moet onwillekeurig denken aan Pachamama (Moeder Aarde). Aan hoe vaak naar haar verwezen wordt. Hoe Moeder Aarde een wezenlijk deel van de nationale politiek vormt. Aan hoe in 2014 nog de ‘plurinationale autoriteit van Moeder Aarde’ werd opgericht als tak van het ministerie van milieu en water. En aan hoe elke Boliviaan, bij elke speciale gelegenheid een slok bier aan Moeder Aarde schenkt, vooraleer zelf hun glas op te drinken. Het lijkt wel één grote farce. Erger zelfs, een leugen vindt Don Angel, president van Coridup (de coordinatie van getroffen gemeenschappen door mijnbouw in het bekken Poopo): ‘We liegen onze eigen Pachamama voor, en zowel de autoriteiten, maar ook elkeen van ons, verbergen onze verantwoordelijkheden angstvallig achter diezelfde leugens.’ Het zal nog lang duren voor er een echte verandering in mentaliteit komt…
Beleid vs. mentaliteit
We keren terug met de zon laag voor ons. Ik kan het contrast van zoveel vervuiling in zo’n prachtige, rustige omgeving maar moeilijk van mij afzetten. Terwijl ik erover nadenk en door de achterruit staar, zie ik plots in de verte een oude trein langzaam dichterbij komen. Als iedereen de trein in de gaten krijgt, start een nostalgische conversatie over hoe het treinnetwerk in Bolivia vroeger zo uitgebreid was. Staatsbezit en goedkoop. En prachtige ritten, naar alle uithoeken van het land. Sinds Goni, de omstreden president in 2002 en 2003 echter het hele systeem geprivatiseerd heeft, zijn alle companies naar Chili vertrokken. De enige trein die nog rijdt, gaat om de twee dagen van Uyuni naar Oruro. Ook privé-bezit en dus duur. We hebben dus geluk dat we hem zien. Als de trein ons voorbij rijdt, zien we inderdaad meer lege wagons dan iets anders. De lokale mensen nemen de trein niet meer. Bussen zijn het vervoersmiddel bij uitstek geworden… Nog meer uitlaatgassen, nog meer vervuiling.
Er is veel veranderd in Bolivia, onder verschillende vorige presenten inclusief Goni vooral achteruitgang, met Evo opnieuw wat verbetering en hoop. Maar ondanks een sterk ecologisch beleid op papier sinds 2006, lijkt een echte mentaliteitswijziging nog mijlenver af…