Het verliezen van de strijd tegen de mijnbouw zou betekenen… Gedwongen migratie, dood, het zou de bergen binnenstebuiten keren. Het zou het verdwijnen van de voorouderlijke verbale cultuur betekenen. Het zou veel mensen in een heel slecht scenario brengen, mensen zullen vechten voor hun overleving, voor waar ze wonen. Het zou… het zou het verlies van de Magdalena rivier betekenen, het zou het verlies van de Gualí rivier betekenen, het zou het verlies van endemische soorten betekenen – de kikker, de orchidee. Mensen zouden met niets achterblijven. De mensen, de dieren, het bos… Het zou verliezen betekenen… verliezen… alles verliezen. Alles verliezen.

– Osiris Ocampo, Falán

Het begon allemaal zo’n 400 jaar geleden, toen de Spanjaarden waardevolle metalen ontdekten in de bergen van wat nu Falán is, een Colombiaans dorp met zo’n 8.000 tal inwoners. Ze openden er mijnen met als doel zoveel mogelijk goud te exporteren naar Europa. Deze mijnen werden honderden jaren geëxploiteerd door het koloniale bewind, waarna ze van 1890-1920 nog door de Engelsen werden beheerd. De impact op de lokale gemeenschap en ecologie waren gelijk aan wat algemeen bekend is van mijnbouw: vervuiling, sociale disruptie en armoede. Er is (jammer genoeg) nog meer goud te bespeuren op Falán’s grondgebied. Drie multinationals exploreren er momenteel in de hoop er weldra met hun ontginningsprojecten te kunnen starten. Deze keer via openpitmijnbouw, een vorm van extractie met veel meer sociale en ecologische impact dan de eerdere ondergrondse mijnbouwprojecten door de Spanjaarden en de Engelsen. Maar het verzet is sterk. Als het aan de milieuactivisten in Falán ligt, gaan deze projecten niet door en stopt de kolonisering van Falán nu meteen.

 

De Verloren Stad, herinnering aan de Spaanse kolonisatie

Wie al gehoord heeft van het dorpje Falán, gelegen in het noorden van provincie Tolima, Colombia, kent waarschijnlijk ook hun Ciudad Perdida, ofwel de Verloren Stad. Dat is de toeristische trekpleister van het dorp waar je te voet, te ziplijn of al muurklimmend een prachtig stukje natuur kan ontdekken. Zeker het bezoeken waard!

Al heeft de plek een duister verleden. Je kan er ruïnes bezoeken van de Santa Ana goud- en zilvermijnen en het naastgelegen dorp, die beide het levenslicht zagen in tijden van Spaanse kolonisatie in de 17de eeuw. Het grondgebied werd voorheen bevolkt door inheemse gemeenschappen, die door de komst van de Spanjaarden verdreven werden van hun territorium of ingeschakeld in de mijnen. De mijnen waren het rechtstreekse eigendom van de koning van Spanje, die opriep tot uitvoering van de projecten en met open armen het ontgonnen goud en zilver ontving. In Falán daarentegen werd zowel de inheemse gemeenschap als een prachtig stuk natuur van de kaart geveegd. Dit was de start van een koloniale periode die ook vandaag nog voortduurt.

Het dorp Santa Ana (nu Falán) werd gesticht, bewoond door Spaanse mijnbouwwerkers, en over velen decennia werden kilometerslange tunnels gegraven in de bergen op zoek naar hoge concentraties van goud en zilver.

 

Recessie na Engelse mijnen 

Na de onafhankelijkheidsoorlog werden de mijnen ter concessie gegeven aan Britse bedrijven en opnieuw decennialang geëxploiteerd, tot de jaren 20 van vorige eeuw. Op verschillende plekken in Falán en Frías (een gemeentelijk district verbonden aan Falán) worden oude mijnen opnieuw in werking gesteld en nieuwe geopend. Kilometers nieuwe tunnels worden gegraven in de bergen om er aan ondergrondse mijnbouw te doen.

De inwoners van Falán en Frías houden geen goede herinneringen over aan deze periode. De verhalen die terugkomen gaan onder andere over dode ‘quebradas’, dat zijn kloven tussen twee bergen waar een waterbron doorloopt. Door vervuiling en waterverbruik van de Britse mijnen 100 jaar geleden is vandaag de dag op die plekken nog steeds amper dierlijk leven te bespeuren.

Maar ook het verhaal van economische recessie en sociale problematieken als gevolg komt steeds terug. Nadat de bedrijven besloten te stoppen met ontginnen wegens niet meer winstgevend genoeg, ging het volledige dorp door een moeilijke periode. Na 40 jaar van ontginning waren de inwoners erg afhankelijk geraakt van de mijnbouw en daarom ging een plotse sluiting samen met recessie en sociale disruptie. Een tijdelijke economische groei en jobopportuniteiten in de regio werd snel omgeruild voor een lange periode van armoede en economisch herstel. Dat zijn de verhalen die nog steeds de ronde gaan in het dorp, waar de overgrote meerderheid van de inwoners nu terug afhankelijk is van landbouw. Dat is een iets stabielere vorm van inkomen, maar de regio kampt nog steeds met een hoge armoedegraad. 

Vanwege deze sterke landbouwgeschiedenis zien de inwoners van Falán en Frías zichzelf bovendien niet als mijnbouwers – de mijnen waren immers altijd koloniaal en werden beheerd door bezetters. Net zoals de koloniale periode 400 jaar eerder bracht de exploitatie van buitenlandse mijnbouwbedrijven heel wat teweeg in Falán. Het ontgonnen goud werd opnieuw geëxporteerd naar het buitenland terwijl ze in Colombia met de impact achter bleven. Sprekende gelijkenissen met de Spaanse kolonisatie 400 jaar eerder.

 

Een neoliberale koers 

Meer recent is ook het Colombiaanse economische beleid en specifiek de veranderingen in het beleid rond landgebruik tekenend voor het bestaan en welzijn van boeren op het platteland vandaag. Historisch gezien is het overgrote deel van de Colombiaanse populatie campesinos, plattenlandsbewoners die leven van landbouw, veeteelt, visserij, of artisanale mijnbouw, die gesetteld zijn op afgelegen en vaak moeilijk te bereiken plekken in relatief autonome gemeenschappen. Sinds de jaren 50 van de vorige eeuw focust het Colombiaanse economische beleid op het ‘effectiever’ vormgeven van de economie door families van boeren van hun land te verdrijven zodat grote industriële boerderijen en (meer recentelijk) monoculturen hun plaats kunnen innemen. De geschiedenis van dit economische beleid is bloedig. Vele campesinos werden verdreven of vermoord zodat hun land beschikbaar zou worden. Daarnaast was dit economische beleid één van de oorzaken van de langdurige burgeroorlog, en veel campesinos waren slachtoffer van het geweld tussen de guerrillas en de staat. Velen werden onteigend van hun land en hun leven in het platteland.

 

In de jaren 90 en 2000 werd onder druk van internationale organisaties zoals de World Bank en het International Monetary Fund de Colombiaanse economie (en de mijnbouwsector) geneoliberalizeerd. Bedrijven werden geprivatiseerd, regelgeving verzwakt, en de sector werd opengesteld voor de internationale vrijemarkteconomie. Net zoals in de rest van Zuid-Amerika, en veel andere ‘arme’ of ‘onderontwikkelde’ landen, werd extractie voortaan gedaan door multinationale bedrijven uit ‘rijke’ landen. Zij strijken verreweg het grootste deel van de winst op, betalen weinig belasting aan de Colombiaanse staat (wat zou moeten leiden tot ‘development’), terwijl de lokale bevolking slechts achterblijft met de immense ecologische, sociale en economische impact, zonder zeggenschap in hun eigen toekomst. Het internationale neoliberale beleid, en consequentieel de aankomst van multinationale mijnbouwbedrijven, is een volgend hoofdstuk in de lange geschiedenis van imperialisme dat boeren onteigend van hun land, en hun economische middelen, gezondheid, rust, en leven verwoest. 

 

Kolonisatie anno 2023

Het verhaal is nog niet voorbij. Opnieuw is er interesse vanuit andere landen in het grondgebied. Drie multinationals kregen vergunningen om 36.000 hectare te exploreren voor kostbare metalen. Dit keer met het doel om van start te gaan met openpitmijnbouw, een vorm van extractie die vele malen disruptiever is voor de wijde regio dan de ondergrondse tunnelmijnbouw die voorheen plaatsvond in Falán. Dat omdat in dit soort mijnbouw, zoals de naam insinueert, de gehele berg, inclusief ecosysteem, wordt getransformeerd tot een ‘pit’ – een groot levenloos gat daar waar voorheen leven was. Daarnaast is er zeer veel water nodig, wordt er gebruikt gemaakt van een grote hoeveelheid gevaarlijke chemische stoffen en wordt er veel toxisch afval gecreëerd.

Cerro de Pasco mijn, Peru ©Simon Lenskens

Terechte zorgen dus bij de inwoners van Falán. Alleen al de exploratie roept bezorgdheden op, want hiervoor worden in de wijde omgeving gaten in de grond geboord van 200 meter diep, wat de ondergrondse waterstromen beïnvloedt en het leven op het land verstoord. In Líbano, een dorpje zo’n 25km zuidwest van Falán, waren velen boeren gedwongen te vertrekken nadat de opening van de mijn leidde tot waterschaarste. Voor een gemeenschap die voor een groot deel afhankelijk is van landbouw zijn water en gezonde grond steeds terugkomende bezorgdheden. Trotse boeren spreken over hoe vruchtbaar de grond is in deze regio, en hoeveel toekomst er is voor bijvoorbeeld biologische landbouw van cacao, koffie, guanabana, maís, yuca, avocado, … De lijst is oneindig. Voor velen is het boer zijn niet alleen een beroep, maar een identiteit en een manier van leven. Wat wordt bedreigd door de mijnbouwexploratie zijn niet alleen hun inkomsten, maar de manier van leven die ze hebben opgebouwd in en met hun land. Wat wordt bedreigd is hun thuis, en wie ze zijn. 

Ook uiten ze zorgen om de biodiversiteit. In de omgeving van Falán zitten speciale diersoorten die enkel in die streek voorkomen, onder andere enkele vogelsoorten en ook de ‘rana morada’ ofwel paarse kikker. Het verlies van deze soorten, en zo ook eventueel soorten die nog niet ontdekt zijn, is eveneens een drijfveer voor protest. Al deze redenen komen samen. De zorgen om water en gezonde grond die nodig zijn voor hun productie, het ontwikkelen van een economische afhankelijkheid, de verstoring van de biodiversiteit, en de verwoesting van hun prachtige leefgebied, worden samengevat in de woorden van Osiris Ocampo uit Falán. “Ik denk dat de belangrijkste reden [voor verzet] liefde is. De liefde voor het territorio”.

 

Een verdeeld volk

Niet iedereen in Falán maakt zich echter zorgen. Kleinschalige landbouwpraktijken brengen niet veel op in Colombia, de prijzen van groenten en fruit liggen laag terwijl met het telen ervan zwaar werk gepaard gaat. Boeren worden daarnaast hoog belast en krijgen geen steun van de overheid. Deze factor, samen met de hoge armoedegraad, zorgt ervoor dat velen uitkijken naar de nieuwe jobopportuniteiten die de bedrijven hen beloven. 

In vereda Cabandia (een vereda is een een arrondissement binnen een gemeente) staan milieuactivisten Damaris en Nicolas bijvoorbeeld moederziel alleen in hun strijd tegen de naderende projecten. Zij wijten de steun van hun buren aan geslaagde omkopingspraktijken van de bedrijven enerzijds, maar ook aan het lage educatieniveau en gebrek aan toegang tot informatie over de impact van mijnbouw. Hun vereda ligt het verst af van de dorpskern waar de lokale school gelegen is. Veel kinderen gaan daarom niet naar school en de educatiegraad in het algemeen is er erg laag. 

Andere vereda’s, zoals vereda Santa Filimena, kozen er dan weer met z’n allen voor om de mijnbouw niet te steunen. Geen enkele familie geeft er toestemming aan de bedrijven om op hun grond gaten te boren en gezamenlijk spraken ze af om niet te gaan werken voor de mijnbouwbedrijven, die ook al voor de exploratiefase verschillende inwoners rekruteren. 

 

Propaganda in de boekentas 

De propagandamachine draait echter op volle toeren. De mijnbouwbedrijven in Falán gaan ver in het overtuigen van de bevolking van hun projecten. Multinational Mirandagold is de koploper in Falán betreffende omkopingstrategieën. Boeren kregen er al machetes, voedsel en geld kado. Het bedrijf doneerde ook een ambulance aan het lokale ziekenhuis. Ze creëerden zelfs een speciaal spel voor de kinderen in Falán op de dag van Halloween, waarmee ze tablets konden winnen. Het bedrijf sponsort festivals, kerstverlichting en leuke activiteiten. Andere kinderen kregen via de school speelgoed mee met het bedrijfslogo in hun boekentas. En aan de mensen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en het behoud van het Cuidad Perdida reservaat werd een hele boodschappenkar aangeboden met allerlei goederen zoals voedsel en sterke alcohol. Inclusief uitnodigingen voor bijeenkomsten met de verantwoordelijken voor de mijnbouwprojecten. Zij lieten zich echter niet omkopen en sloegen het aanbod af. Een bedrijf dat zoveel moeite doet om de bevolking te overtuigen lijkt wel iets duisters te verbergen… Lees hier meer over strategieën die mijnbouwbedrijven hanteren om hun projecten door te dringen. 

 

Verzet en alternatieven 

Maar de Falánezen laten zich niet doen! Gesteund door het Colectivo Ambiental Falán y Frías en het regionale Comité Ambiental en Defensa de la Vida worden met regelmaat protestacties georganiseerd. Dit ondanks intimidatie en bedreigingen. Meerderen kregen al intimiderende bezoekjes van medewerkers van de multitinationals en één van hen werd zelfs met de dood bedreigd door de lokale politie na aanvang van een protestactie. Maar ook dat houdt hen niet tegen. Bij de activisten klinkt het eenduidig: we willen de geschiedenis van Falán niet opnieuw herhalen.

Protestactie in vereda Cavandia ©Damaris Perdomo

Ze hebben een heel ander soort Falán voor ogen. Een Falán waar de enige vorm van mijnbouw te bezichtigen is in de vorm van koloniale ruïnes in de Cuidad Perdida. Waar het ecotoerisme floreert en de landbouw opnieuw gewaardeerd wordt. 

 

Wat nu? 

Hoe moet het nu verder? De volgende gemeenteraadsverkiezingen kunnen wel eens van belang zijn. Enkel één kandidaat, Miguel Rubio, is uitgesproken tegen de mijnbouwprojecten. Via zijn eigen sociale media kanalen voert hij al jaren protest tegen de opkomende plannen en sensibiliseert hij over de impact van mijnbouw. De verkiezingen in oktober zullen dus beslissend zijn. 

 

Waar Falán momenteel nood aan heeft volgens Luis Barreto Jimenez van het lokale milieucomite is samen te vatten in drie woorden: organisatie, educatie en campagne. ‘We moeten de losstaande milieuactivisten organiseren/uniseren en via gestroomlijnde campagnes correcte informatie over de impact van mijnbouw Falán en Frías insturen, om zo de propagandamachines van de bedrijven tegen te gaan.’ 

Luis Barreto Jimenez in Ciudad Perdida ©CATAPA

Daar wordt momenteel hard aan gewerkt! Samen met Catapa worden er bijvoorbeeld fondsen ingezameld om hiermee projectmatig aan de slag te gaan. De strijd is nog niet gestreden!

 


Dit artikel is het resultaat van een onderzoeksproject uitgevoerd door vrijwilligers van CATAPA’s study- en lobbywerkgroep in samenwerking met Colectivo Ambiental Falán y Frías en Willo Molenaar, antropoloog.

Wil jij ook een bijdrage leveren?

Ben je ontroerd door wat je leest en vraag je je af hoe je kunt bijdragen aan deze strijd? Een heel concreet ding dat je vandaag kunt doen is een donatie doen om de Right To Say No Andes bijeenkomst mogelijk te maken!

Deze bijeenkomst is de zesde editie van de partneruitwisselingsweek van CATAPA in het najaar van 2023 in Ecuador: Dit is een week waarin kennis, concrete praktische vaardigheden en strategieën worden gedeeld tussen getroffen gemeenschappen over het voorkomen van mijnbouwprojecten en over het omgaan met de gevolgen van de aanwezigheid van mijnbouwbedrijven op hun land. De bijeenkomst versterkt gemeenschappen in hun lokale strijd en dwingt banden en allianties die zorgen voor een verenigde strijd voor de bescherming van hun recht om nee te zeggen tegen mijnbouw in de Andes-regio.


Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.