Persdossier Poopó-meer

Persdossier Poopó-meer

Op 2 februari 2016 vindt de International World Wetlands Day plaats. Veel aandacht zal die dag gaan naar het Poopómeer dat recent in de media verscheen omwille van haar kritieke toestand. Het tweede grootste meer in Bolivia, is gekrompen tot zo’n 4% van haar oorspronkelijke grootte. Wat ooit een indrukwekkend meer met een rijke diversiteit aan flora en fauna was, is nu nog slecht een plas water met een diepte van 30 à 40 cm. Dit is een gevolg van klimaatverandering, El Niño en droogte. Echter, zonder de aanwezigheid van 350 mijnbouwsites, had de opdroging van het meer niet zo’n vaart gelopen.

Download het perdossier ‘Ramp Poopó. Van zoutmeer naar zoutvlakte

en download ook het persbericht ‘Internationale aandacht op World Wetlands Day voor Poopómeer‘.

Satelietfotos van de laatste vier jaren (boven naar onder: 2012-2015), weergegeven voor de 12 maanden (links naar rechts) Bron: https://worldview.earthdata.nasa.gov

Vervuiling in het Poopó-meer: harde cijfers en de weg naar beter…?

Vervuiling in het Poopó-meer: harde cijfers en de weg naar beter…?

Mijnbouw leeft in Oruro. En dat heeft het altijd gedaan sinds de kolonisatie. Maar mijnbouw vervuilt ook, en sinds de introductie van cyanide en andere chemicaliën in het ontginningsproces van mineralen meer dan ooit. Waar voor de jaren ’80 mijnbouw en agricultuur perfect naast mekaar bestonden, klinken in de laatste decennia steeds meer verontwaardigde stemmen over mislukte oogsten, een verminderde visvangst en een tekort aan –proper- water in de rivieren. Mijnbouw, zeggen de getroffen gemeenschappen (en CEPA); klimaatsverandering, klinkt het vooral in politieke kringen.

Sinds de ecologische ramp in november 2014, waarbij duizenden vissen en honderden vogels dood aanspoelden op de oevers van het Poopó-meer, klinken de protesten dat er ‘iets’ moet gebeuren luider dan ooit. Want voor de vissers blijft er amper – tot geen –  vis meer over, en de boeren zien hun toegang en de kwaliteit van water voor hun akkers en vee alsmaar slinken…

CEPA, het Centro de Ecología de Pueblos Andinos in Oruro, verdedigt en ondersteunt al 20 jaar de gemeenschappen in de provincie en doet dat nu dus eens te meer. Op 22 april organiseert CEPA een grote conferentie die hier in Oruro zal plaatsvinden. Tientallen belangrijke nationale en internationale organisaties zijn uitgenodigd, alsook departementale en nationale overheidsinstellingen (zelfs Evo Morales staat op de genodigden-lijst). Het doel is om die dag het Poopó-meer in een nationale wet uit te roepen als patrimonium en bijgevolg de nodige economische en technologische middelen ter beschikking te stellen voor de preservatie van het meer en het ondersteunen van de getroffen gemeenschappen.

In andere woorden: men wil dat de reeds maandenoude beloftes van verschillende instanties eindelijk realiteit worden…

Om tot een dergelijke concrete agenda te komen is uiteraard een grondige voorbereiding nodig. En die is hier volop aan de gang… Niet enkel op het kantoor van CEPA, maar wel samen MET de gemeenschappen, mét nationale en internationale organisaties en binnenkort ook mét overheidsinstanties… Zo werd op 6 maart onder andere de ‘socialización del Programa Cuenca Poopó’ plaats. Een verslagje:

SOCIALIZACIÓN DEL PROGRAMMA CUENCA POOPÓ

Op 6 maart vond de “socialización del Programma Cuenca Poopó” plaats. Het programma, een samenwerking  tussen de Boliviaanse staat, de Orureense departementale overheid en de Europese Unie, wil met hun ‘Plan Director de la Cuenca del Lago Poopó’ een betere, gelijke toegang en vooral een meer duurzaam gebruik van water in de provincie Oruro verzekeren. Met een bedrag van bijna 3,5miljoen bolivianos heeft het Plan Director een korte, middellange en lange termijndoelstelling. Tot nu toe zijn enkel nog maar strategische – territoriale en sectorale – richtlijnen uitgewerkt, dus het Plan staat nog in zijn kinderschoenen.

Op 6 maart presenteerde ingenieur Carlos Huayta (die zijn diploma aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde) alvast de eerste resultaten van technische studies in en rond het meer. Het voltallige CEPA bestuur, CORIDUP, vertegenwoordigers uit verschillende geïnteresseerde gemeenschappen en de pers tekenden present. En die resultaten… zijn  –zoals min of meer verwacht- zorgwekkend:

Vervuiling troef

Wat iedereen al wel wist, werd eindelijk met harde cijfers bevestigd: de vervuiling in het meer is immens. Per dag stroomt meer dan 2 miljoen 20 duizend kilo aan zware metalen en vervuilende deeltjes via 12 verschillende waterkanalen het Poopó-meer binnen. Goed voor zo’n 200 grote vrachtwagens per dag, zo maakte de ingenieur de vergelijking. De overgrote meerderheid komt via de linker-en rechterarm van Rio Desaguadero het meer binnen – tevens de grootste watertoevoer van het Poopó-meer -, dat op zijn beurt in hogergelegen bekkens ontspringt uit het Titicaca-meer en de Mauri-rivier in Peru. Als onderste waterbekken van een volledig verbonden eco-systeem dat dus al ontspringt in Peru, zijn het Uru-uru-meer en het Poopó-meer er bijgevolg het ergste aan toe. Tot nu toe verliepen de politieke relaties met Peru om vanuit de hogergelegen bekkens al maatregelen te treffen tegen de vervuiling altijd op de klippen.

Maar de vervuiling komt grotendeels uit Bolivia zelf. Vooral de Huanuni-mijn, ten noord-oosten van het meer zorgt voor zorgwekkende hoeveelheden zware metalen, waarbij achtereenvolgens arseen, zink en lood op kop staan.

“We gebruiken ons water verkeerd”

Andere resultaten toonden dan weer aan dat het gebruik van het water in de provincie in extreme mate niet duurzaam is. In tegenstelling tot wat velen dachten slorpt niet de mijnbouw het grootste deel van het water op, maar wel de bevloeiingssystemen van de boeren; met 75 hm³ water/jaar aan water voor agricultuur vs. 24 hm³ water/jaar voor mijnbouw (tegenover 12 hm³ water/jaar aan persoonlijke consumptie, en 5 hm³ water/jaar aan veehouderij).

Cijfers toonden aan dat met deze aantallen er nu reeds een deficit van 161 hm³ water/jaar aanwezig is om het waterniveau in stand te houden. En een sprong in de toekomst toont aan dat, als het watergebruik zo verder gaat, er binnen 20 jaar een verdubbeling van dat deficit aanwezig zal zijn. Algemene boodschap: “we gebruiken ons water verkeerd”. De ingenieur toonde aan dat per 100 liter dat voor landbouw uit het meer wordt onttrokken, er slechts 30 liter efficiënt wordt gebruikt, en er dus 70 liter ‘verloren gaat’.

Tel daarbij ook nog eens de gevolgen van de klimaatsverandering – zijnde minder regen, een verhoogde temperatuur, en dus een algemeen dalende waterspiegel – op, en de toekomst van het meer ziet er allesbehalve rooskleurig uit…

Politiek probleem

Op papier bestaan er nochtans heel wat normen en regulaties die contaminatie zouden moeten tegengaan, en het watergebruik zouden moeten reguleren. Zo werd er in het Titicaca-meer en dam gebouwd van miljoenen dollars in het kader van een duurzamere waterregulatie. Helaas is er van ‘regulatie’ geen sprake door een gebrek aan coördinatie en opvolging, waardoor de dam nooit volledig in werking is kunnen treden… Verloren geld, verloren project… En zo gaat het blijkbaar op alle niveaus. “We zitten met een politiek probleem”, zegt de ingenieur. “Onze politici in Oruro, noch internationale instellingen zoals Ramsar, noch wij zelf trekken ons iets aan van het misbruik van onze waterbronnen, en daar dragen we nu de gevolgen van; zijnde ‘een slechte levenskwaliteit’.”

Korte termijn doelstellingen

Om dit alles aan te pakken heeft het Plan Director op korte termijn (5 jaar) als doel in het departement Oruro een ‘Servicio Departemental de Cuencas’ te institutionaliseren, aangezien dat tot nu toe nog niet bestaat. Taken als het controleren van de kwantiteit en kwaliteit van het water, monitoring van het watergebruik in de regio, en het herzien en goedkeuren van projecten zouden tot deze ‘servicio’ moeten behoren.

Tot diezelfde korte termijndoelstelling hoort ook een hele lijst territoriale (e.g. het verhogen van het volume en het verbeteren van de kwaliteit van het water in beide meren) en sectorale (e.g. het verminderen van de contaminatie door mijnbouwactiviteit; verhoogde basishygiëne door verbeterde toegang tot drinkbaar water; het recupereren van de biodiversiteit in en rond het meer, in samenspraak met Ramsar etc…) richtlijnen.

Voor het uitvoeren van al deze plannen in de komende 5 jaar is een bedrag van 896,928,173 Bolivianos beschikbaar. 77% van dat bedrag moet daarbij naar territoriale richtlijnen gaan, 22% is bestemd voor de sectorale lijst. 1% is voorzien voor de administratie van alles (uitvoering, monitoring, audits & evaluaties). Dé vraag zal zijn of het daadwerkelijk slechts 1% zal zijn dat blijft kleven in de administratieve carousel…

De verleiding van corruptie…

Want corruptie is er, helaas, altijd al geweest. Zo vroeg iemand  uit het publiek wat het ‘Programa de Cuenca Poopó’ in de afgelopen 5 jaar heeft gerealiseerd, rekening houdende met het feit dat het werd opgesteld na het ‘decreto supremo’ in 2009, met een bedrag van de EU van maar liefst 14 miljoen euro’s voor het aanpakken van de contaminatie van mijnbouw. De ingenieur gaf daarbij als antwoord dat voor het aanpakken en uitvoeren van een dergelijk groot project veel tijd nodig is, en dat in de afgelopen jaren vooral voorbereidend technisch onderzoek werd uitgevoerd. Echter, om het geld van de EU (de 14 miljoen euro’s) dat in cycli per 3 jaar wordt uitgereikt niet te ‘verliezen’ en toch ook ‘nuttig’ te investeren, werden in tussentijd andere kleinschalige projecten uitgevoerd. Het installeren van ecologische toiletten in bepaalde municipios, of het aanleggen van bevloeiingskanalen zijn slechts twee voorbeelden uit de lijst.

De getroffen gemeenschappen klagen echter aan dat vele van deze projecten niet in gebruik zijn, en – erger – dat dergelijke projecten helemaal niet bijdragen aan de initiele richtlijnen waarvoor het decreto supremo, en dus de centen, bedoeld waren… “Auto’s hebben ze er bovendien ook mee gekocht”, zo klinkt het bij CEPA. “Voor zichzelf, welteverstaan.”

Corruptie… geld dat verdwijnt… het zal de vraag zijn of het ‘Programa de Cuenca Poopó’ met hun Plan Director nu eindelijk wel het voorziene geld bij de juiste mensen (en projecten) zal brengen en de kwaliteit van het leven in en rond het meer zal kunnen verbeteren…

Want hoewel de geplande vooruitzichten en richtlijnen van het Plan Director veelbelovend klinken, was de ingenieur zelf echter weinig hoopgevend: “Het water in het meer is aan het opdrogen. Op satellietfoto’s sinds de jaren ’80 kunnen we dat proces duidelijk zien… Onder andere door de klimaatsveranderingen is ons meer zich beetje bij beetje aan het omvormen tot een grote zoutvlakte, en met een blijvende stijging van de temperatuur en een daling van de regenval, zal dat proces zich blijven verderzetten…”

.

Klimaatverandering en mijnbouwvervuiling veroorzaken milieuramp in het Poopó meer, Bolivia

In het hart van de Boliviaanse altiplano wordt het Poopó meer reeds decennia lang bedreigd door uitdroging, verzilting en vervuiling. Het meer wordt beschermd door de internationale RAMSAR conventie voor watergebieden en vormt voor vele inwoners van de regio Oruro de voornaamste bron van inkomsten en (over)leven.

De aantasting van het meer neemt de laatste tijd steeds extremere vormen aan. Op 18 november 2014 strandden 30 miljoen vissen aan op de noordwestelijke oever van het meer. Over een afstand van tientallen kilometers liggen hopen dode inheemse Karachi visjes en in jaren 1960 geïntroduceerde pejerreyes (koornaarvissen) te rotten. Bovendien lieten naar schatting een 600-tal wilde watervogels het leven.

De directe oorzaak zou een opstoot van windvlagen tot 70 km per uur geweest zijn, waardoor de vissen op de oever van het meer geworpen werden. Gilberto Pauwels, directeur van CEPA, suggereert verschillende mogelijkheden voor de dood van de aangespoelde vissen: “Hebben de winden het vervuilde slib van het ondiepe water doen opdwarrelen en hebben ze zo het zoute water voor de vissen totaal onleefbaar gemaakt. Stierven de vogels bij gebrek aan zoet drinkwater?  Zorgde de ongewone warmte niet alleen voor buitengewone verdamping, maar ook voor de aanwezigheid van giftige algen?” Zijn suggesties wijzen op een fundamentelere oorzaak. De klimaatverandering doet het waterpeil jaarlijks afnemen.

Ondertussen wordt de belangrijkste toevoer van het meer, de Desaguadero rivier, als open riool gebruikt voor het afvalwater van de tientallen mijnbouwoperaties in de regio. Droogte en vervuiling zorgen voor een gebrek aan zuurstof, een hoog zoutgehalte en een concentratie van zware metalen en toxische stoffen in het water. De eens zo rijke vispopulatie van het meer is op sterven na dood.

Het is niet de eerste keer dat zich dergelijke vis- en vogelsterfte voordoet, en alles wijst er op dat het ook niet de laatste keer zal zijn. Lokale vissers vertellen dat hen in 1994 een gelijkaardige ramp overviel en het vijf jaar geduurd heeft voordat het meer zich herstelde. In 2008 stierven honderdduizenden vissen in het Uru Uru meer, maar toen werd geen gevolg gegeven aan het voorval. Deze keer gaat het om een verstoring van veel grotere schaal.

Voor de lokale bevolking betekent de milieuramp ook een economische ramp die in de eerste plaats het dorpje Untavi (Toledo) en de plaatselijke visserscoöperaties treft. Maar ook voor verder afgelegen kustdorpen is de situatie catastrofaal. Aan de oostkust leeft de historisch sterk gediscrimineerde Uru bevolking die nog meer dan andere kustdorpen afhankelijk is van visvangst en jacht op watervogels.

Nadat CEPA en CORIDUP aan de alarmbel trokken, sturen 6 verschillende ministeries een technische ploeg om de milieuramp te onderzoeken. Het leger wordt ingezet om de dieren op te ruimen en te verbranden. Vanwege de overheid zal een hulpprogramma opgestart worden voor de direct getroffen bevolking. Ondertussen bleef de bevolking meer dan een maand in het ongewisse; de lokale overheden blonken uit in afwezigheid. De meest verontrustende afwezige is die van een duurzaam en alert milieubeleid dat de klimaatverandering serieus neemt, daadwerkelijk optreedt tegen de verontreinigende praktijken van mijnbouwbedrijven en direct ingrijpt bij acute rampen. Hoe langer een effectief beleid achterwege blijft, hoe kwetsbaarder de overlevingskansen voor Oruro’s internationaal beschermde meren, flora en fauna en de leefbaarheid in haar vissersgemeenschappen.

Chiwanku no. 909, 19 december 2014. “A un mes del desastre natural en el lago Poopó.”

http://cepaoruro.org/index.php?option=com_content&view=article&id=1191:no909-a-un-mes-del-desastre-natural-en-el-lago-poopo-191214&catid=10:chiwanku&Itemid=33

Chiwanku no. 910, 22 december 2014. “Cambio Climático y Minería: alrededor de 30 millones de peces agonizaron y murieron en el lago Poopó.”

http://cepaoruro.org/index.php?option=com_content&view=article&id=1192:no910-cambio-climatico-y-mineria-alrededor-de-30-millones-de-peces-agonizaron-y-murieron-en-el-lago-poopo-22-12-14&catid=10:chiwanku&Itemid=33

Auteur: Hanne Cottyn

De Volksmars ter Verdediging van Moeder Aarde in Lima: “Het klimaat verandert, verander het systeem!”

Terwijl de onderhandelaars op de COP20 cruciale knopen proberen door te hakken betreffende de ontwerptekst voor de COP21 in Parijs, namen sociale bewegingen vanuit het hele land en van over de hele wereld de straten van Lima in. De “Mars ter Verdediging van Moeder Aarde” kon op zo’n 10.000 tal deelnemers rekenen – niet indrukwekkend veel, maar toch niet mis voor een doorgaans onverschillige stad wat betreft de verdediging van het milieu. Gewapend met vlaggen, spandoeken, luide slogans, verzetsliederen en liters zonnecrème lieten inheemse groepen, campesinos, stadsvolk, gringos, vrouwen en mannen, jong en oud hun bezorgdheid over de klimaatverandering en de nood aan een systeemverandering zien en horen. 

De vreedzame optocht door de meest vervuilde stad van Latijns-Amerika werd het hoogtepunt van de vierdaagse ‘Volksbijeenkomst tegen de klimaatverandering’. De kleurrijke protestactie gaf een stem en een gezicht aan de strijders en strijdsters voor het milieu, één van de meest kwetsbare sociale groepen in het huidige Peru. In Lima blijft de rijke maar fragiele verscheidenheid aan ecosystemen en culturen van het land doorgaans toegedekt door een dominant politiek centralisme en een hardvochtig vooruitgangsdiscours dat de bevolking oogkleppen voorhoudt.

Op de Plaza San Martin, in het historisch centrum van Lima, stroomde de stoet samen en werd het woord gegeven aan sociale leiders uit verschillende regio’s waar de (voornamelijk plattelands-) bevolking zich verzet tegen het doordrijven van destructieve extractieve mega-projecten. Eén van de meest emblematische gevallen is het protest tegen het mijnbouwproject Conga en de mega-dam Chadin 2, respectievelijk gelegen bij de hooglandmeren en aan de Marañon rivier in het departement Cajamarca. Milton Sánchez, leider van de verzetsbeweging in de provincie Celendín en coördinator van de nationale ‘Volksbeweging voor het Goede Leven’, en Máxima Acuña de Chaupe, die uitgroeide tot nationaal symbool in het protest tegen de grondroof door het mijnbouwbedrijf, spraken de massa toe en riepen op tot een collectieve strijd ter verdediging van grond, water en het leven. De cajamarquinos waren in grote getalen afgezakt uit het verre noorden met de ‘Grote Volksmars’ onder het motto “Wij zijn een rivier, niet enkel druppels”.

Zondag 7 december was de nationale mars vertrokken aan de meren van Conga met een eerste stop in Cajamarca. Ondanks de systematische politietussenkomsten die de vlotte doorgang van de vreedzame mars verhinderden, kwam op dinsdag 9 december een karavaan van 4 bussen aan in Lima, na haltes in Trujillo en Chimbote waar meer mensen zich hadden aangesloten. In Lima stroomde de Grote Volksmars samen met andere verzetsbewegingen uit Cusco en Apurímac en met de internationale mobilisatie. Door het tactisch inpalmen van Lima’s meest strategische plek slaagden de cajamarquinos er in hun eisenpakket tegen megaprojecten en de criminalisering van het sociaal protest extra onder de aandacht te brengen. “El agua es un tesoro que vale más que el oro!” (“Het water is een schat die meer waard is dan goud!”).

De internationale optocht slaagde er in een luid en kleurrijk signaal te zenden door de straten van Lima. Of de onderhandelaars tot een effectiever handelen zal aanzetten is echter minder duidelijk. Vandaag leggen zij de laatste hand aan de tekst waarmee het proces in 2015 in Parijs verder zal gezet worden. In tussentijd is het aan diezelfde sociale bewegingen die woensdag hun stem lieten horen om de druk niet af te laten en de meest kwetsbare groepen, zoals de Peruviaanse boeren en inheemse groepen die kosten noch moeite bespaarden om in Lima present te tekenen, in the picture te houden.

video van colectivo Tomate die zowel in de ‘Grote Volksmars’ als de ‘Mars ter Verdediging van Moeder Aarde’ meestapten: https://www.youtube.com/watch?v=6ShSf3Hx_ME

Auteur: Hanne Cottyn

De 20ste VN-klimaattop in Lima: gebakken lucht of een sterk engagement?

Van 1 tot 12 december verzamelen delegaties van 195 landen in de Peruaanse hoofdstad Lima voor de twintigste klimaatconferentie COP20. Op het programma: de uitwerking van een nieuw klimaatverdrag dat in 2015 in Parijs moet worden goedgekeurd. Van 8 tot 11 december is er ook de Cumbre de los Pueblos frente al cambio climático, een alternatieve klimaattop waarbij het volledige internationale middenveld, inclusief CATAPA, samenkomt via nevenactiviteiten, debatten en infostands.

In Lima, en bij uitbreiding in heel Peru, zullen de komende dagen acties worden gehouden om druk uit te oefenen op de beleidsmakers van de COP20. Naast de alternatieve top is er ook de nationale volksmars, die vanuit verschillende delen van het land op 10 december zal samenvloeien met de Globale Volksmars ter verdediging van Moeder Aarde in Lima. De nationale volksmars wordt georganiseerd door de Movimiento de los Pueblos por el Buen Vivir waar CATAPA deel van uitmaakt. Al deze verschillende acties hebben echter één gemeenschappelijk doel: een verregaand én eerlijk klimaatakkoord.

Andes- en Amazonevolkeren en kleinschalige landbouwproducenten in Peru worden reeds zwaar getroffen door de klimaatveranderingen. De ‘Movimiento’ en CATAPA eisen dan ook dat de COP20 en de alternatieve top luisteren naar de verzuchtingen van deze kwetsbare bevolkingsgroepen en dat ze rekening houden met hun ervaringen en voorstellen.

Een heuse krachttoer

Met de keuze voor Peru als gastland heeft de VN wel voor een heel dubieuze kandidaat gekozen. Van een gastheer voor een internationale klimaatconferentie kan je op zijn minst verwachten dat het zelf het goede voorbeeld geeft. Niets is minder waar, de regering in Lima blinkt uit in het nemen van desastreuze maatregelen voor mens en natuur.

Desondanks moet Lima het toneel worden van verregaande maatregelen in de strijd tegen de opwarming van de aarde en al zijn kwalijke gevolgen. De beslissingen zullen de basis vormen voor een ultiem internationaal klimaatverdrag dat in 2015 in Parijs gesloten moet worden voor de periode na 2020.

Eerder werd al beslist dat elk land zijn eigen klimaatdoelstellingen moet formuleren tegen begin volgend jaar. Over de inhoud van zo’n plan zijn ze het echter nog niet eens. Heel wat landen eisen een fair systeem waarbij de vervuilende landen een grotere inspanning leveren dan de minder ontwikkelde landen. Velen onder hen hebben reeds te kampen met de kwalijke gevolgen van de klimaatveranderingen en zij eisen dat hiermee rekening gehouden wordt. Al deze nationale klimaatdoelstellingen moeten er samen voor zorgen dat de globale 2-gradendoelstelling wordt gehaald. Er is namelijk een ruime wetenschappelijke en politieke consensus dat de opwarming van de aarde beperkt moet blijven tot maximum 2 graden. Tot die grens zouden de gevolgen van de opwarming beheersbaar blijven. ‘Zouden’, want helemaal zeker is dat niet.

Ook op de volgende vragen moeten de delegaties antwoorden vinden: hoe beoordelen we elkaars nationale klimaatdoelstellingen en de uitvoering(en) ervan? Welke sleutelelementen zullen overblijven die de basis moeten vormen voor het verdrag in Parijs 2015? En tot slot: welke landen zullen bijdragen aan het Groen Klimaatfonds dat projecten en programma’s steunt in ontwikkelingslanden in hun strijd tegen de klimaatverandering?

De schaamte voorbij

Ondanks het (toegewezen) voorzitterschap van de 20ste VN-klimaattop keurde het Peruaanse parlement eerder deze zomer een pakket economische maatregelen goed die de economie van het land moeten reactiveren. Dit ten koste van mens en milieu. Buitenlandse investeerders voor grote projecten, voornamelijk in de mijnbouw, krijgen voortaan vrij spel en kunnen rekenen op een fiscaal gunstregime zonder al te veel administratieve procedures.

Deze maatregelen worden aanschouwd als een frontale aanval op alle verworvenheden van milieu-autoriteiten uit het verleden en het grondbezit van boeren- en inheemse gemeenschappen. Het Peruaanse milieubeleid wordt dan ook volledig uitgehold. Vele gemeenschappen blijven nog maar eens met lege handen achter. Zij zien hun rechten op land en water door de vingers glippen en in de schoot terechtkomen van buitenlandse investeerders voor megaprojecten. Laat dit destructieve beleid alvast geen voorbode zijn voor een klimaatakkoord dat de harmonie tussen mens en aarde moet herstellen.

IJdele hoop?

Voor de eerste maal in de geschiedenis van de ‘Conference of the Parties’ zullen ook vertegenwoordigers van Inheemse volkeren deel uitmaken van de organisatie van de klimaatconferentie. Het is te hopen dat door hun aanwezigheid enkele brandende vraagstukken uitvoerig besproken zullen worden zoals de land- en territoriale rechten, de beschermde gebieden en de sociale vraagstukken met betrekking tot klimaatveranderingen.

Daarnaast hebben in de aanloop naar de klimaattop de twee grootste vervuilers ter wereld, de VS en China, een overeenkomst gesloten waarbij de eerste tegen 2025 de uitstoot van zijn broeikasgassen wilt verminderen met 26 à 28 procent in vergelijking met 2005. China zal vanaf 2030 zijn CO2-uitstoot niet meer laten stijgen. Of deze ‘eerder bescheiden’ doelstellingen er ook voor zorgen dat beide landen zullen instemmen met een bindend klimaatverdrag is nog maar de vraag.

CATAPA voorop in de strijd!

CATAPA gaat de komende weken volop mee druk uitoefenen op de delegaties van de  COP20 voor een eerlijk en verregaand klimaatakkoord. Zo zal CATAPA aanwezig zijn op de alternatieve klimaattop, de nationale volksmars, de Globale Volksmars ter verdediging van Moeder Aardeetc. De tijd van dromen is voorbij, er moeten grote passen vooruit gezet worden (in de strijd tegen de klimaatveranderingen). De realiteit eist actie! We zijn de Peruaanse boer en de toekomstige generaties ambitieuze en eerlijke klimaatdoelstellingen verschuldigd die vervolgens in de praktijk worden omgezet.

Auteur: Bart Carlier

Gemeenschappen uit Peru en Ecuador wisselen strategieën tegen mijnbouw uit

Gemeenschappen uit Peru en Ecuador wisselen strategieën tegen mijnbouw uit

Van 2 tot en met 4 juli waren er een honderdtal Peruanen en Ecuadorianen samengekomen in de Peruaanse stad Piura. Allemaal kwamen ze uit gemeenschappen kwamen die getroffen worden door mijnbouw, en allemaal willen ze een toekomst waar duurzaam met de natuurlijke rijkdommen wordt omgesprongen. De presentaties van ondersteunende organisaties werden afgewisseld met traditionele dans en verbroedering over de landsgrens heen. Het evenement werd afgesloten met een slotverklaring, waarin de gemeenschappen hun wil uitdrukten om te blijven vechten tegen het extractivisme als ontwikkelingsmodel voor hun territoria en om hun krachten te bundelen in een binationale organisatie van gemeenschappen getroffen door de mijnbouw.

Verschillende personen van organisaties die het evenement “Landsgrenzen overwinnen, Volkeren ondersteunen in hun strijd tegen de mijnbouw – 2de Binationale Bijeenkomst van Boeren- en Inheemse Gemeenschappen van Peru en Ecuador die getroffen worden door de Mijnbouw” ondersteunden – o.a. CooperAcciónAcción EcológicaVIMAOCMALFICSHCONACAMI – voedden de bijeenkomst met uiteenzettingen over het beheer van het territorium (via ecologisch-economische zonificatie, waarbij zones ‘mijnbouwvrij’ verklaard kunnen worden), mijnbouw in grensgebieden (waarbij juridische clausules omzeild worden ‘in het belang van de bevolking’), klimaatsverandering, vrijhandelsakkoorden, de wet op raadpleging (en de ILO Conventie 169) en de criminalisering van het protest van de gemeenschappen tegen de mijnbouw.

Op basis van deze inbreng, sleutelden de aanwezigen aan een slotverklaring waarin ze hun onverwoestbare toewijding uitdrukten om hun natuurlijke rijkdom en territorium te verdedigen – met hun eigen leven indien nodig – en om een integratieproces op gang te brengen over de landsgrens heen. Op deze manier kunnen ze ervaringen en gewoonten van hun volkeren uitwisselen om het cultureel, ecologisch en economisch annihilatieproces tegen te gaan dat hen aan het treffen is. Bovendien eisten de gemeenschappen dat de gehele bevolking geraadpleegd wordt inzake de ontwikkelingsmodellen van beide landen – een ontwikkeling gebaseerd op plundering en vernieling – en dat de IIRSA-projecten meteen worden stilgelegd.

Verder poneerden de aanwezigen dat verschillende zones in de gebieden waarin ze wonen – waaronder de provincies Ayabaca, Huancabamba, Jaén en San Ignacio – ‘mijnbouwvrij’ verklaard worden. Deze eis vindt haar weerklank in de campagne van de gemeenschappen uit die vier provincies, bij monde van het Front voor Duurzame Ontwikkeling in de Noordgrens van Peru, om zones in hun provincies mijnbouwvrij te verklaren. CATAPA zal deze vraag dit najaar ondersteunen met de internationale campagne Mining in Paradise?