Met dit artikel krijg je een zicht op het nieuws in de Boliviaanse mijnwereld, op basis van de elektronische nieuwsbrieven van Minería de Bolivia (http://boliviaminera.blogspot.com/). Hier volgt een beknopte schets (in het Nederlands) van de topics die het nieuws de laatste maanden domineerden; voor verdere informatie verwijzen we naar de oorspronkelijke artikels (in het Spaans).

 

Mijnbouw in Bolivia
– Eerder dan de sites die al langere tijd in exploitatie zijn, zoals de zilver- en tinmijnen in Potosí en de tinmijn in Huanuni, zijn het vooral de zogenaamde “megaprojecten van de Boliviaanse mijnbouw” die de aandacht opeisen in de recentste nieuwsberichten. De hoop op economisch beterschap in tijden van economische crisis rust vooral op deze lange termijnprojecten waarmee grote investeringen gemoeid gaan. “Er zijn verschillende projecten in ontwikkeling wat betreft de mijnbouw, allen van belang, van lange duur maar met grote verwachtingen, wat opnieuw toont dat de Voorzienigheid de realisatie van het ontzaglijke gebruik van de natuurlijke hulpbronnen in het voordeel van de Boliviaanse gemeenschap op zich neemt”, klinkt het vanuit de sector. Het gaat om de ijzerexploitatie in Mutún, het koper van Coro Coro, de lithiumvoorraden in de zoutwoestijnen en de vooruitzichten inzake uranium.
– In de Serranía Mutún, gelegen in het departement Santa Crúz, bevindt zich de grootste ijzerertsvoorraad ter wereld. De site wordt geëxploiteerd door het Indische staalbedrijf Jindal Steel die een joint venture is aangegaan met de Boliviaanse staat, vertegenwoordigd door het staatsbedrijf Empresa Siderúrgica Mutún (ESM). De productie van staal is pas tegen 2013 gepland, maar de onderneming kent nu al problemen: onder druk van burgerprotesten in Puerto Suarez diende de voorzitter van staalbedrijf Mutún (ESM) begin augustus zijn ontslag in bij president Morales. De protesten gaan onder andere over het nepotistisch bedrijfsbeleid dat haar werkkrachten aanwerft onder mensen uit het westen van het land en over de gronden die het bedrijf inneemt. Bovendien blijkt de onderneming er een elektriciteitsverbruik op na te houden om ú tegen te zeggen: voor de productie van staal zou een maximum van 3000 Mw vereist zijn, terwijl het land amper 1000 Mw kan genereren. Vanuit Uruguay klinkt interesse om Bolivia toegang tot externe markten te bieden door in het transport tot de Atlantische oceaan te voorzien via de rivieren Paraguay en Paraná.
– In het departement La Paz blijft het voorlopig wachten op de activering van de kopermijn Coro Coro. Het zogenaamde “proyecto andino del cobre” wordt gezien als de inzet van de westerse departementen in de mijncompetitie tegen el Mutún in het oosten. De exploratie, ontginning en industrialisatie van Coro Coro gebeurt via een joint venture tussen de Boliviaanse staat en het Zuid-Koreaanse Kores. Het noodzakelijke ingrediënt voor het van start gaan van de eerste productiecyclus van de mijn is zwavelzuur. Het bedrijf “Eucaliptus” staat in voor de verwerking van de ontgonnen zwavel tot zwavelzuur en zal functioneren als de zwavelbevoorrader van Coro Coro. In een eerste fase wordt echter nog zwavelzuur ingevoerd vanuit Chili. De officiële opening van zowel de hydrometallurgische installatie als de zwavelzuurproductie moest voor onbepaalde tijd worden uitgesteld, officieel omwille van de drukke agenda van de president, maar eigenlijk vooral wegens technische achterstand (onvoltooide machines, onuitgevoerde vacuumtests en geen garantie van voldoende zwavelzuurbevoorrading door Eucaliptus) en er worden problemen gemaakt over het feit dat er Peruanen zouden worden aangeworven. Het project moet de regio nieuw leven inblazen door banen te scheppen en het gebruik van spitstechnologie.
– Op dit moment zijn de voorbereidingen voor de lithiumexploitatie in de Salar de Uyuni in volle gang. De zoutwoestijn bevat de grootste onontgonnen voorraad ter wereld van dit strategisch metaal (en ook voorraden kalium, boor en magnesium). De verwachtingen qua opbrengsten voor het land zijn hooggespannen mits grote investeringen. Verschillende bedrijven bieden zich aan als geïnteresseerde investeerders (het Franse Bolloré, het Japanse Sumitomo en Mitsubishi, het Zuid-Koreaanse LG en Kores, …), waarmee de onderhandelingen nog lopende zijn. De Boliviaanse staat wil namelijk de verwerking van het lithium tot batterijen e.d. in eigen land garanderen. Externe of privé-partners zouden daarom pas mogen tussenkomen in de productiecyclus na de aanmaak van lithiumcarbonaat (deze eerste fase zou de Boliviaanse staat op zich nemen). Bolivia wil er op deze manier voor zorgen dat de voorraden en haar exploitatie niet in privé-handen terecht komen. Sommigen zijn nogal sceptisch over dit voornemen en pleiten voor strategische allianties met een buitenlandse partner in combinatie met staatscontrole over het hele proces. Er loopt al een tijdje een pilootproject en begin augustus gingen de eerste proefboringen van start om de stratificatie van de ondergrond van de zoutwoestijn na te gaan. Later in augustus werd een kantoor geopend in Uyuni ter coordinatie van directe controle over en administratie van de lithiumproductie en werden boringen gedaan om de doordringbaarheid/poreusheid en pompcapaciteit te testen. De potentiële investeerders wachten de resultaten af om hun voorstellen te concretiseren. Ook moet blijken welke technologie precies nodig is; indien hierin niet kan worden voorzien, zou de pilootinstallatie als een zoveelste witte olifant kunnen opdoemen. Eveneens werd een onderzoeksstation opgericht in de zoutwoestijn van Coipasa (hier werd verkennend onderzoek gedaan door de universiteit van Luik), hoewel de aandacht toch vooral naar Uyuni blijft gaan. Naast alle speculaties binnen economische en wetenschappelijke kringen, is men ook in politieke kringen niet blind voor het potentieel van de zoutwoestijn-ondergrond. Zo neemt bijvoorbeeld ex-president Quiroga het lithium-thema als uitgangspunt voor zijn electorale campagne. Hij stelt de Bolivianen voor de keuze tussen Bolivia als een chavistische sateliet of “wereldhoofdstad van lithiumbatterijen ter versterking van de nationale economie”, een omsingeld land zonder markten of het groene en propere energiehart van Zuid-Amerika.
Dat Bolivia over uraniumvoorraden beschikt, staat vast, maar over huidige exploitatiemogelijkheden en –doeleinden is minder duidelijkheid. Er is een verkenningsprogramma in ontwikkeling dat de aanwezigheid van uranium (in de eerste plaats in de mijn Cotaje in Potosí) en de mogelijkheid tot ontginning (vanaf 2010) wil nagaan. Dat dergelijke ontginning enorme gevaren en vervuiling met zich meebrengt, staat vast (Lidema (Liga del Medio Ambiente) publiceerde vorige maand een studie over de risico’s van de verkenning en ontginning van uranium in Potosí en Oruro), maar voorlopig is er meer gehoor voor de strategische mogelijkheden voor Bolivia.
Grootse projecten rond ijzer, koper, lithium en uranium
Minerosambientalistas en originarios samen op zoek naar een moderne en milieubewuste mijnbouw.
Ahora la sin voz es la madre tierra y debemos hablar a nombre de ella” (Gilberto Pauwels, CEPA, 6/07)
Doorheen de berichten over economische ontwikkelingen en verwachtingen klinkt steeds de optimistische vooruitgangsidee. De mijnsector blijft haar projecten in de eerste plaats als een sociale oplossing zien. Er zijn weliswaar problemen, maar daarvoor zouden actuele methodes, technologieën, materialen en de nieuwe milieuwet volstaan als uitweg. “La preocupación es normal y correcta, si se trata de cuidar el medio ambiente, pero el asunto no puede ser considerado con tanta dureza si en la actualidad ya existen métodos, tecnología y materiales especiales para evitar las formas tradicionales de la contaminación minera, además de una ley vigente de Medio Ambiente … Si hay algo que muestra un futuro de grandes perspectivas indudablemente es la minería, pese a una serie de contingencias que se presentaron en reciente pasado y que aún amenazan en el presente, la esperanza nacional está bajo una clara dependencia de la actividad minera”. Toch blijkt het milieu dankzij de inzet van milieuorganisaties – de zogenaamde “ambientalistas” – en de wetenschap op weg een gevestigde waarde te worden binnen de Boliviaanse mijnbouw(actualiteit). Alle mijnmaatschappijen in Oruro werden in augustus opgeroepen hun activiteiten te herzien en herformuleren in het licht van de richtlijnen over milieubescherming. Daarnaast geeft Comibol een nieuw bulletin uit met als doelstelling haar engagement inzake de bescherming van het milieu kenbaar te maken. “De Boliviaanse staat neemt via Comibol de taak op zich de negatieve effecten te verminderen”. Toch blijft er heel wat scepticisme bestaan: “existen varias presiones sobre la actividad minera, no faltan por ejemplo los ‘ambientalistas’ que de tiempo en tiempo formulan sus críticas al sector productivo más importante de la región y del país, pero sin ofrecer soluciones que de manera alternativa reemplace a las mineras por tanto se trata sólo de posiciones que no hacen otra cosa que justificar los movimientos de Ong’s que obtienen recursos provenientes de entidades internacionales bajo el pretexto de defender el medio ambiente, pero sin tomar en cuenta todas las formas de contaminación, inclusive algunas que nada tienen que ver con la minería y otras que siendo evidentemente mineras están bajo responsabilidad del Estado fuera del alcance de los ambientalistas”. Terwijl de milieuwetgeving en de wetenschappelijke bewijsgrond er op vooruitgaan, blijft het dus enorme inspanningen vergen het milieubewustzijn algemeen (en vooral binnen de mijnsector) te laten inburgeren en ernaar te handelen zonder dat daarbij conflicten uitbreken.
Het op elkaar afstemmen van de verschillende belangen van enerzijds de mijnsector en anderzijds de zogenaamde “ambientalistas” blijft een delicate taak, zo bleek ook in juli. Het standpunt van CEPA (Centro de Ecología y Pueblos Andinos), Coridup (Coordinadora en Defensa de la Cuenca del Río Desaguadero, Lagos Uru Uru y Poopó) en Lidema (Liga de Defensa del Medioambiente) werd na hun samenkomst met het vice-ministerie voor milieu over milieuherstel door de mineros geïnterpreteerd als onverenigbaar met het openblijven van de mijnen in het departement Oruro. Daarop werden de genoemde organisaties non grata verklaard en werd een mars tegen hen georganiseerd, die uiteindelijk afgeblazen werd na intense inspanningen van de milieuorganisaties (CEPA, Coridup, Lidema en Fobomade Oruro) om iedereen tot inzicht te brengen dat het hen te doen is om het zoeken naar een dialoog. Gilberto Pauwels, directeur van CEPA wil duidelijk maken dat mijnbouw en milieu niet contradictoir zijn, maar beiden onderdeel vormen van een moderne mijnbouw: productief, jobgenererend, milieubewust en waarbij wordt samengewerkt. Na een samenkomst in Oruro richten beide sectoren zich nu gezamelijk tot de regering met de vraag naar het uittekenen en toepassen van een mijn- en milieubeleid ter recuperatie en verzachting van vervuilde zones ten gevolge van mijnactiviteiten.
Ook de inheemse gemeenschappen slagen erin hun eisen te laten gelden. De botsingen tussen mineros en campesinos beperken zich niet tot de vervuiling van grond en water, maar keren terug tot het bezit van en recht op die grond en dat water. Sinds de nieuwe grondwet van kracht is, zijn investeerders verplicht hun plannen aan een raadgeving te onderwerpen, zowel van de autoriteiten van de mijnsector als – en vooral – van die van de gemeenschappen die in het betreffende territorium wonen. De mijnsector vreest dat de verschillende interpretaties van de wet de economische vooruitgang van het land in het gedrang brengt. Ook op dit vlak vergt het enorme inspanningen om frustraties in te tomen en tot een positieve verstandhouding te komen. Enkele plattelandsgemeenschappen gaan zich tot communitaire rechtspraak wenden om mijnactiviteiten in hun grondgebied tegen te houden. Daarop klinkt het vanuit de mijnsector dat “alsof het gebrek aan een adequaat mijnbeleid niet voldoende is […], blijkt een ander enorm ingewikkeld ‘sociaal-politiek’ fenomeen op te duiken wanneer zich een ‘valse’ interpretatie over het bezit van de grond voordoet bij de goedkeuring van een nieuwe grondwet”, waarna het bezetten, onderwerpen en verwoesten van mijnen, het onteigenen van de mineros hun werk en verstoren van de mijnproductiecyclus door originario boeren wordt aangekaart. Eén van de vele gevallen waar mijnwerkers en plaatselijke bewoners met elkaar in conflict komen, is de Himalaya mijn (een kleine concessie in het kanton Cohoni aan de voet van de Illimani, in het departement La Paz waar wolfram en tin wordt ontgonnen), die al 22 maanden ingenomen wordt door comunarios. Aangezien de comunarios het normaal functioneren van de mijn verhinderen, wordt de mijn vandaag op rustieke en weinig duurzame manier ontgonnen door de “bezetters”, waarna de opbrengsten illegaal verhandeld worden zonder dat de staat (milieu-, tax-…) heffingen kan innen.  De technisch werkloos en bijgevolg niet-uitbetaalde mijnwerkers zijn overgegaan tot geweldloos protest in La Paz met de eis dat hen hun werk teruggegeven wordt. De mijnwerkers van de Himalaya mijn weigeren zich om te turnen van bezoldigde werknemers tot “cooperativistas” en/of elders te gaan werken. De belanghebbenden in de mijn (het bedrijf, de werknemers en de staat) pleiten terecht dat het conflict tussen boeren en coöperatieve mijnwerkers een verlies betekent. Anderzijds lijkt het niet dat er aan een echte lange termijn oplossing wordt gewerkt waarin ook de motivatie van de protesterende comuneros wordt geïncorporeerd. De regering heeft nog geen oplossing uit haar mouw weten te schudden, maar zou aan een wetsvoorstel werken om dergelijke innames te verhinderen.
Organisaties zoals CEPA nemen een bemiddelende rol op door de autoriteiten van vervuilde gemeenschappen te gidsen bij de verdediging van hun rechten, het doen nakomen van de wetten en de mijnsector bewust te maken van het milieu.
Auteur:

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.