Persbericht : Inheemsen gerespecteerd maar Amazone bedreigd in Peru?

Een jaar geleden, op 5 juni 2009, werden Peru en de wereld opgeschrikt door het ergste geweld dat het land in jaren gekend had. 33 burgers en politiemensen lieten het leven en 82 mensen raakten gewond door kogels. Dit gebeurde tijdens de ontruiming van een wegblokkade in Bagua. Duizenden inheemsen blokkeerden al 2 maanden één van de belangrijkste hoofdwegen naar het Amazonegebied.

De inheemsen hadden deze blokkade opgeworpen omdat ze zich bedreigd voelden in hun levenswijze en rechten door een reeks decreten die de regering wilde goedkeuren en door de groeiende aanwezigheid van petroleummaatschappijen in de regio. Na 5 juni was duidelijk dat de Peruaanse regering niet zomaar kon verder gaan met het gangbare beleid en beslissingen over economische projecten die een grote impact hebben op het leven van de inheemse bevolking, zonder enige vorm van inspraak over deze maatregelen en de gevolgen daarvan.

In de laatste twee decennia, en vooral de laatste jaren, zijn de concessies voor de exploratie en ontginning van ertsen, gas en petroleum aanzienlijk toegenomen. In februari 2010 was meer dan 15% van het land in concessie gegeven voor mijnbouw, en 48,6% van de Amazoneregio voor petroleum en gas. 72% van het Peruaanse Amazonegebied is gepland om te worden opengesteld voor petroleumontginning. Verschillende concessies overlappen met de inheemse territoria en met beschermde natuurgebieden.

Al meer dan 15 jaar geleden heeft Peru Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) ondertekend. Deze conventie handelt over de rechten van inheemse volkeren en bepaalt dat de nationale regering de instemming van de bevolking moet vragen voor alle beleidsmaatregelen die van invloed kunnen zijn op hun levensstijl en gewoonten. In de praktijk werden er in het beste geval wel studies en raadplegingen uitgevoerd en enkele schadevergoedingen voorzien, maar nooit volgens de ware toedracht van de conventie 169 of met de VN-verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren, tevens ondertekend door Peru.

Bijna een jaar van lange en intensieve raadplegingen, debatten en onderhandelingen, hebben uiteindelijk geleid tot een door het Peruviaanse Congres goedgekeurde wet met betrekking tot volksraadplegingen. Deze wet bepaalt dat, overeenkomstig met de VN-Verklaring en Conventie 169, de inheemse bevolking toestemming moet verlenen over beleidsmaatregelen die hen kunnen beïnvloeden.

Alle NGO’s en mensenrechtenorganisaties die bij dit onderhandelingsproces betrokken waren zijn zeer blij met deze vooruitgang. Uiteraard blijft men dit proces nauwgezet opvolgen opdat alle administratieve maatregelen die genomen worden ook daadwerkelijk een garantie bieden voor een effectieve en snelle uitvoering van deze wet. Op deze manier hoopt men gelijkaardige conflicten in de toekomst te voorkomen of op zijn minst sterk te verminderen en kunnen repressieve maatregelen – zoals in het verleden toegepast, en nog steeds op sommige plaatsen – vermeden worden en vervangen door een nieuwe democratische praktijk.

Ondertekenen :

Van het Platform Europa Peru :
Asociación pro Derechos Humanos de España, Broederlijk Delen, CATAPA, Commission Justice et Paix Belgique francophone, Entraide et Fraternité, Informationstelle Peru, Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging – 11.11.11 vzw, Plataforma Qatary Peru, Peru Kommittén för MR.

Het Platform Europa Peru (PEP) is een netwerk van Europese NGO’s die samen met hun Peruaanse partners (lobby)acties organiseert en coördineert om zowel de Europese bevolking als politici te sensibiliseren over mensenrechten en ontwikkelingthema’s in Peru. Het PEP volgt de naleving van de aanbevelingen van de Waarheidscommissie van nabij op.

Belgische organisaties :
Centre Avec, Centre Tricontinental (CETRI), CNCD – 11.11.11., COPERBE, El Andino, Esperanza TM, Identité Amérique Indienne, Plataforma Perú Bélgica, Service de Formation et d’Information sur l’Amérique latine (SEDIF).

Auteur: Daan Janssens

Internationale Arbeidsorganisatie vraagt stopzetting mijnbouwprojecten Guatemala

De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) heeft de Guatemalteekse regering gevraagd om twee mijnbouwprojecten stop te zetten, tot er geen zekerheid is over de mogelijke milieu-impact. Ook eist de IAO dat de staat de inheemse volkeren raadpleegt. De regering heeft 30 dagen de tijd om te beslissen. CATAPA creëert internationale druk door mee te doen aan een briefschrijfactie.

De IAO eist dat inheemse volkeren geraadpleegd worden door de staat, om “de sociale, spirituele, culturele en ecologische impact van mijnbouwprojecten te evalueren”. Bovendien klinkt het in Genève dat “de belangen van inheemse volkeren op het spel worden gezet” door mijnbouwactiviteiten in het land.

Het rapport dat de IAO presenteerde, vraagt meer specifiek de stopzetting van de cementontginning in San Juan Sacatepéquez en de goudontginning in Sipacapa en San Miguel Ixtahuacán- de Marlin-mijn, uitgebaat door het Canadese Goldcorp.

Volgens de CUC (Comité de Unidad Campesina), een van de belangrijkste boerenbewegingen van het land, is de uitspraak “de vrucht van het verzet dat de getroffen gemeenschappen zo lang hebben aangehouden”.

De Guatemalteekse president, Álvaro Colom, heeft nu volgens de grondwet een maand tijd om al dan niet in te gaan op de vraag van de IAO. In februari van dit jaar besliste het Grondwettelijk Hof al dat Conventie 169 van de IAO een wet als alle andere is in het land, en dat bijgevolg de raadpleging van inheemse volkeren verplicht is.

Conventie 169 erkent de territoriale rechten van inheemse volkeren en stelt dat deze volkeren moeten geraadpleegd worden alvorens een project op hun gronden kan goedgekeurd worden.

CATAPA roept op om de president van Guatemala een email te sturen met de vraag om te luisteren naar de OIT.

(Bronnen: Pulsar, OCMAL)

Auteur: Wies Willems

Rondas Campesinas geloven niet in “groen goud”

In Noord-Peru hebben de Rondas Campesinas zich uitgesproken tegen de komst van het bedrijf Smallvill, dat beweert op kleine schaal “groen goud” te zullen ontginnen in de streek: sociaal en ecologisch duurzame mijnbouw, die voor werkgelegenheid en vooruitgang zou zorgen. In de akte ter besluit van de provinciale vergadering van zondag hebben de boeren uit de streek dit voorstel echter afgewezen.

Het bedrijf achter het “Oro Verde”-project is Smallvill, opgericht door de Peruaanse ingenieur Villachica. Smallvill is verbonden aan het Zwitserse Transparence, dat de markt voor “groen goud” controleert, en het Amerikaanse Pact, een onderneming die naar eigen zeggen gespecialiseerd is in capaciteitsopbouw binnen lokale gemeenschappen. In het dorp heeft de ingenieur het gemeentebestuur en een groot deel van de bevolking al voor zich gewonnen. Sinds het gerucht de ronde doet dat Tamborapa goud bezit, zijn verschillende boeren al op eigen houtje artisanaal goud beginnen te delven. Anderen, zoals de boeren verenigd in de Rondas Campesinas, blijven wantrouwig tegenover elke vorm van mijnbouw.

“Koffie, is dat geen groen goud?”, roept een van de delegatieleiders van de ronderos in de microfoon. Op het warme plein in het dorpje Tamborapa komen verschillende delegaties van de Rondas Campesinas aan het woord tijdens een speciale vergadering over het voorgestelde mijnbouwproject. De nationale politie houdt langs verschillende kanten een oogje in het zeil. Ook het bedrijf zelf is aanwezig en mag straks aan het woord komen.

De Rondas vormen een van de belangrijkste basisbewegingen van boeren in Peru. Ook VIMA, partnerorganisatie van CATAPA, is vandaag door de gemeenschappen van Tamborapa uitgenodigd om een presentatie over mijnbouw te geven. Op vraag van VIMA en op basis van presentaties die het bedrijf gaf in verschillende gemeenschappen, bestudeerde CATAPA de technische details van het project. Hoewel het bedrijf in haar presentaties weinig technische details vrijgeeft, betreft een van de belangrijkste vragen omtrent het project, volgens een expert van CATAPA, het watergebruik. Want Smallvill beweert dan wel geen cyanide of kwik te zullen gebruiken bij de goudontginning, over de hoeveelheid water die gebruikt zal worden, en de distributie van water tussen mijnbouw en andere gebruikers, zoals de honderden boerenfamilies, wordt zo goed als gezwegen. En men voelt de klimaatverandering in Tamborapa: deze winter viel er nagenoeg nog geen regen. Een andere vraag is of zure drainage volledig vermeden kan worden.

Naast de technische vragen bij het project, blijft het feit dat er in de streek een sociaal conflict ontstaat tussen twee ontwikkelingsmodellen. In een enorm vruchtbare streek die talrijke landbouwproducten voortbrengt en zelfs exporteert, blijven velen weliswaar extreem arm. Dat groen goud een duurzame oplossing is voor deze armoede, is een stelling die veel wantrouwen en ongeloof opwekt bij de lokale boerenbevolking. De Rondas Campesinas uit San Ignacio lieten zondag verstaan dat ze een duurzame modernisering van de landbouw verkiezen boven mijnbouw in welke gedaante dan ook. Dat er talrijke voorbeelden zijn in Peru van mijnbouwprojecten die voor boerengemeenschappen geen ontwikkeling hebben gebracht, moet je de ronderos immers niet vertellen. Blijft echter het feit dat het gemeentebestuur en verschillende inwoners van Tamborapa oro verde wel interessant vinden. Wordt vervolgd.

 

Auteur: Wies Willems

Spanningen rond gepland mijnbouwdistrict in Noord-Peru eisen twee mensenlevens

De feiten

In de loop van woensdag 2 december 2009 vond in Noord-Peru, in de omgeving van het geplande Rio Blanco-mijnbouwdistrict, opnieuw een dodelijke confrontatie plaats tussen de politie en lokale inwoners van de regio. In het dorpje Cajas Canchaque (departement Piura) kwamen twee inwoners om en raakten er zes gewond, in tot nu toe nog onduidelijke omstandigheden.

Volgens de Nationale Politie werden agenten die vermoedelijke daders van een eerdere aanval op de site van het mijnbedrijf wilden aanhouden, in een hinderlaag gelokt. Hierop zouden de agenten uit zelfverdediging schoten gelost hebben.

Het netwerk OCMAL (observatorium voor mijnbouwconflicten in Latijns-Amerika) daarentegen bericht dat het conflict begon toen de lokale bewoners eisten dat de NGO Integrando, die werken verricht aan een belangrijke verbindingsweg tussen Cajas en een nabijgelegen dorp (Segunda), zich uit de streek zou terugtrekken. Integrando zou daarop de politie verwittigd hebben en een patrouille zakte af naar het dorp.

De NGO heeft vermoedelijk banden met Río Blanco (ex-Majaz) en kreeg reeds de verantwoordelijkheid toegeschreven voor verschillende confrontaties tussen de bewoners van Segunda en Cajas. Het is niet de eerste keer dat er confrontaties plaatsvinden tussen de inwoners van Huancabamba en de politie als gevolg van de aanwezigheid van het mijnbouwbedrijf Río Blanco.

Context

De aanwezigheid van het mijnbedrijf Río Blanco Copper is sinds zijn aankomst in de streek, in 2002, steeds omstreden geweest. Tijdens twee pacifistische optochten in april 2004 en juli 2005 kwamen twee boerenleiders om. Recent nog, in oktober 2009, werden als gevolg van de marteling van 28 boeren in het centrum van de mijnsite (tijdens de tweede optocht), de fondsen van het bedrijf bevroren. In november 2009 kwamen nog eens drie personen om het leven tijdens een aanval op de mijnsite- het onderzoek naar deze feiten loopt nog steeds.

Op 17 september 2007 sprak 94,5 % van de lokale bevolking van de districten Pacaipampa, Ayavaca en Carmen de la Frontera zich duidelijk uit tegen de aanwezigheid van het mijnbedrijf. Enkele van de belangrijkste redenen die deze afwijzing motiveerden zijn de onduidelijkheid over de (il)legaliteit van de aanwezigheid van het bedrijf, de mensenrechtenschendingen en de sociaal-ecologische risico’s.

Meer informatie op

http://berthoalain.wordpress.com/2009/12/03/affrontements-meurtriers-dan…

http://www.cnr.org.pe/nueva_web/nota.shtml?x=1539

http://www.larepublica.pe/archive/all/larepublica/20091203/9/node/236177…

(idem: http://es.euronews.net/teletipos/87975-dos-muertos-en-enfrentamientos-en… )

http://www.larepublica.pe/regionales/03/12/2009/acusan-policia-por-muert…

http://www.conflictosmineros.net/contenidos/19-peru/5149-dos-muertos-dej…

http://www.correoperu.com.pe/correo/nota.php?txtEdi_id=7&txtSecci_parent…

http://www.servindi.org/actualidad/19819

http://grufidesinfo.blogspot.com/

Activistische bisschop Álvaro Ramazzini ziet Guatemala afglijden in armoede en geweld

Ramazzini is bisschop van San Marcos, Guatemala. COPAE, partner van CATAPA, is de commissie voor vrede en ecologie die binnen het bisdom rond de Marlin Mijn werkt. Dit artikel verscheen vandaag in het Nederlandse NRC Handelsblad.

Bisschop Ramazzini ziet in zijn bisdom in Guatemala hoeveel mensen maar net overleven. Er wordt door niemand werk gemaakt van verdeling van de welvaart.

Vraag monseigneur Álvaro Ramazzini of hij nooit problemen heeft met het Vaticaan, en hij grijnst: “Nog niet.” De Guatemalteekse bisschop staat in eigen land bekend om zijn linkse, activistische inslag. Landloze boeren, uitgebuite arbeiders en milieu- en mensenrechtenactivisten genieten zijn steun. Ramazzini, die deze week even in Nederland was stelt zich met zijn bisdom in dienst van hun strijd.

In het gewelddadige en wetteloze Guatemala biedt zulke bisschoppelijke bescherming echter geen immuniteit. Zo was Ramazzini vorige week pas een paar dagen van huis toen de voorman van een aan de kerk gelieerde actiegroep werd vermoord. De 45-jarige Victor Galvez streed tegen het Spaanse energiebedrijf Unión Fenosa, die de lokale bevolking een te hoge stroomprijs zou rekenen. Na een aanslag eerder dit jaar te hebben overleefd, werd Galvez zaterdag alsnog doodgeschoten.

Ramazzini: “Guatemala is in Latijns-Amerika een van de samenlevingen met de grootste inkomensongelijkheid. Bedrijven en grond zijn in Guatemala in handen van een zeer klein aantal families. En deze concentratie van welvaart neemt door de globalisering alleen maar verder toe.”

Fenosa is niet de enige multinational waartegen Ramazzini zich verzet. Hij neemt het ook op tegen het Canadese bedrijf Goldcorp dat een vervuilende goudmijn in de regio exploiteert. En de bisschop verzette zich enkele jaren terug tot in het Amerikaanse Congres tegen het vrijhandelsverdrag dat zijn land uiteindelijk sloot met de VS.

In zijn eigen bisdom San Marcos is zeker 80 procent van de bevolking arm. “Een kleine groep landeigenaren bezit veel grond, voor de teelt van koffie, bananen en oliepalm. Allemaal voor de export. En dan is er de grote meerderheid van de bevolking die boert op kleine akkertjes, om te voorzien in het eigen onderhoud, wat amper gaat.”

De armoede neemt hierdoor toe, evenals de honger. “Vooral ondervoeding bij kinderen is een groot probleem. Men overleeft maar net.”

De regio grenst daarbij ook nog eens aan Chiapas, een van de armste deelstaten van buurland Mexico. “Wij hebben alle problemen van een grensstreek: prostitutie, contrabande en in toenemende mate drugshandel.Colombiaanse cocaïne wordt hier doorgevoerd naar Mexico en de VS, er wordt marihuana geteeld en „recentelijk ook steeds meer papaver.”

De situatie is ook niet verbeterd met het aantreden van president Colom, begin 2008. Als kandidaat van een sociaal-democratische partij gold hij als de eerste linkse president sinds 1954. Hij won het presidentschap dankzij steun van de arme, voornamelijk inheemse plattelandsbevolking. Kiezers zoals de inwoners van San Marcos.

Ramazzini is teleurgesteld in Colom: “Hij is alleen in naam een sociaal-democraat.” De bisschop wijst naar Bolivia en Ecuador als voorbeelden hoe het volgens hem ook kan. “Daar laten de presidenten Morales en Correa buitenlandse bedrijven meer betalen voor het winnen van natuurlijke grondstoffen. Wij blijven ze praktisch gratis weggeven.”

Colom heeft niets concreets gedaan om de welvaart structureel eerlijker te verdelen, zegt hij. “Misschien dat hij in het diepst in zijn hart meer zou willen doen, maar het komt er niet van. Hij heeft bijvoorbeeld nog geen begin gemaakt met de belastinghervorming waarop het land al zo lang wacht.”

Of dit nu onwil of onmacht is van Colom – de bewegingsvrijheid van de president is in ieder geval klein. De macht van de tegenstanders van werkelijke verandering is in Guatemala amper te onderschatten. Ten eerste is er de wetgevende macht. “Politici in het Congres willen sowieso alleen zichzelf verrijken.” Wetten om economische activiteit aan strengere regels te onderwerpen, of bedrijven en rijken zwaarder te belasten, worden door hen niet aangenomen.

Guatemala staat daarnaast bekend als een land van de zogenoemde ‘parallelle structuren’. Na het einde van de burgeroorlog, in 1996, maakten corrupte onderdelen van het leger, de politie, paramilitaire groepen en de inlichtingendienst een criminele doorstart.

Samen met de georganiseerde misdaad en bepaalde delen van het bedrijfsleven en de politieke elite maken zij feitelijk de dienst uit. Op bloedige wijze. Jaarlijks worden op een bevolking van 12,7 miljoen inwoners ruim zesduizend moorden gepleegd. In nog geen 2 procent van de gevallen gaat justitie tot vervolging over.

Opsporingsautoriteiten en politie in het land kunnen eigenlijk al jaren geen rechtstaat handhaven. Hier staat tegenover, zegt Ramazzini, dat zij ineens wél daadkracht tonen wanneer burgers zich verzetten tegen economische belangen. In zijn bisdom worden actievoerders tegen mijnbouw of tegen multinationals regelmatig opgepakt en aangeklaagd.

Het maakt het lastig mensen te mobiliseren. “˜Waarom nog een vergadering, waarom nog een bijeenkomst?”, vragen ze. “Het helpt toch niet.” De rest berust in hun lot: “Dit is blijkbaar wat God met me voorheeft.” Weer anderen zeggen het gewoon hardop: “We zijn bang om vermoord te worden.”

Auteur: Sam Verhaert

Bemoedigend nieuws uit Bolivia

Een bericht (26-10-2009) uit de Andeskrabbels, de blog van Gilberto Pauwels, directeur van CEPA (partnerorganisatie van CATAPA in Oruro, Bolivia)

DECRETO SUPREMO 0335: Voor Moeder Aarde.

Er kwamen tranen van vreugde bij te pas, toen de goedkeuring van het decreet werd bekendgemaakt. Enkele honderden mensen hadden zich reeds opgesteld om van El Alto naar het centrum van La Paz af te dalen. Ze dachten dat men hen eens te meer bedrogen had. Ze waren van Oruro gekomen om hun eis kracht bij te zetten dat het gebied tussen de tinmijn van Huanuni en het Poopó-meer tot milieu-noodgebied zou uitgeroepen worden. Toen ze wilden vertrekken, kwam de minister van milieu, Pablo Ramos, dan toch in een taxi aangereden. Hij kwam vertellen dat, op uitdrukkelijk bevel met president Evo Morales, het voltallige kabinet zopas het decreet ondertekend had.

1. De vraag om het waterbekken van Huanuni tot ecologisch noodgebied uit te roepen is reeds een paar jaar oud. CORIDUP het coordinatie-orgaan van tachtig rurale gemeenschappen die zich door de vervuiling van de mijnbouw benadeeld weten, hield het proces aan de gang via een geduldige dialoog met de verantwoordelijken van de mijn en de regionale en nationale gezagsdragers. In mei beschreven we de grootscheepse inspectie door vertegenwoordigers van verscheidene viceministeries. Een paar weken geleden hadden we het nog over de ontgoocheling wegens het uitblijven van maatregelen en de aankondiging van acties. Een mars op La Paz heeft het beoogde resultaat opgeleverd. Waarom is het dan toch gelukt, vragen velen zich af.

2. De tegenstand kwam de mijnwerkersorganisaties die vrezen dat de afkondiging tot noodgebied tot het sluiten van mijnen zal leiden. Er waren ook (vice)ministers die tegen het decreet in verzet kwamen omdat ze vinden dat de saneringsonkosten van het gebied voor de staat veel te hoog zullen oplopen, vooral gezien dit geval als antecedent kan dienen voor gelijkaardige situaties elders in het land.

3. Maar de omstandigheden waren gunstig. Vorige week kwam de president van Ecuador op bezoek in Huanuni en hij maakte een opmerking over de toch wel verregaande vervuiling door de mijnontginning. En president Evo Morales werd onlangs op wereldvlak tot verdediging van Moeder Aarde uitgeroepen. Felix Laime, president van CORIDUP, speelde daar handig op in. Hij eiste dat de woorden in het buitenland in daden voor eigen volk zouden omgezet worden. De mars werd voorgesteld, niet als een protest tegen de regering, maar als een oproep om het aangekondigde veranderingsproces ook effectief door te voeren. Niet tegen Evo, maar vóór hem, tegen groepen en personen die zijn plannen dwarsbomen. En het lukte. Dat de verkiezingsstrijd intussen is losgebarsten, zal ook wel meegespeeld hebben. De oppositiepers gaf veel ruchtbaarheid aan de protestacties, in de overtuiging dat het op een sisser zou uitlopen en het imago van de president zou aantasten. En dat lukte niet.

4. Het decreet voorziet helemaal niet het sluiten van bedrijven en beperkt zich tot de vier gemeentes in het gebied tussen de mijn en de meren: Huanuni zelf, Machacamarca, El Choro (met Challacollo) en Poopó. De voorziene maatregelen zijn indrukwekkend: het verhinderen van verdere vervuiling door de bouw van dammen, door controle van vroegere mijnafval en waterbeheer; recuperatie van gronden met steun aan landbouw en veeteelt; drinkwater en afvalverwerking voor mijncentra en dorpen; milieu-opvoeding in bedrijven en educatieve centra; gezondheidszorg; onmiddellijke noodhulpverlening; sociale controle op de uitvoering, o.a. door CORIDUP. Zeven ministeries, de prefectuur, de vier gemeentebesturen en het staatsbedrijf COMIBOL zijn bij de uitvoering betrokken. Het betreft een tienjarenplan.

5. De mensen van CORIDUP zijn dolgelukkig en zijn CEPA heel dankbaar, want de brieven, petities, documenten, inspecties, tientallen vergaderingen in Oruro en La Paz, conscientisatie in de dorpen, analyses van gronden en waters, persberichten, artikels, mobilisaties,… waren alleen mogelijk mede dank zij het ononderbroken werk van Limbert, Clemente, Jaime, Jhonny, Norma, Alicia, Eveline,… van CEPA. Wijzelf denken vooral aan die meestal al wat oudere mensen die opstapten naar La Paz, om hun enig bestaansmiddel te redden: de grond en de waters van hun voorouders, Moeder Aarde. En aan de organisaties, groepen en families in het Noorden die CEPA hebben mogelijk gemaakt.

6. Onwillekeurig moet ik denken aan het bijbelse verhaal van de broodvermenigvuldiging. Enkele mensen uit het volk van het Noorden hebben iets aangeboden: zoiets als wat brood en een paar vissen, laat ons zeggen. Daarmee heeft CORIDUP, een volksorganisatie uit het Zuiden een grootscheepse actie voor sociale en milieu-gerechtigheid op gang gebracht voor een ganse streek.

Maar de verantwoordelijkheid waar we nu voor staan is ontzettend groot: zorgen dat dit decreet, een dertig bladzijden tellend document dat we mee hebben opgesteld, geen dode letter blijft. Dat zal eens te meer veel geduld vragen, doorzettingsvermogen, drukkingsmiddelen, desnoods mobilisaties. Maar als we daarmee kunnen bekomen dat de nationale, regionale en lokale besturen aan de noden van een arme en verontrechte bevolking tegemoet komen en hen een betere toekomst mogelijk maken, dan hebben we ons doel bereikt.

Gilberto Pauwels

Auteur: Hanne Cottyn

Mijnbouw veroorzaakt dodelijke aanvaring tussen boerengemeenschappen

In de provincie Cajamarquina Hualgayoc in het noorden van Peru vond er op 15 september jongstleden een gewapend conflict plaats tussen boerengemeenschappen en arbeiders van het mijnbedrijf Consolidada. Minstens 2 mensen vonden de dood en verschillende anderen raakten gewond.

De feiten deden zich voor tijdens een bijeenkomst van de boeren met de eis dat het mijnbedrijf hun regio verlaat. Er kwam een gewapende groep aangereden in busjes en begon te schieten. Volgens verschillende bronnen zou deze gewapende groep zijn ingehuurd door het mijnbedrijf Consolidada, een joint venture van Buenaventura en Gold Fields.
De slachtoffers waren een jongeman van 20 jaar en een jongentje van een jaar.

De inwoners vrezen dat er zich nogmaals een milieuramp kan voordoen, zoals in 2002, destijds veroorzaakt door het mijnbedrijf Yanacocha, die hun landbouw-en veeteeltactiviteiten in gevaar zou brengen. Ze protesteren nu al twee jaar tegen de exploratie van hun gronden door het project Titán Árabe (Consolidada) dat de goedkeuring draagt van het Ministerie van Energie en Mijnbouw. De gemeenschappen werden echter vooraf niet geïnformeerd, noch geconsulteerd. Ze worden beschouwd als ‘opstandig en anti-ontwikkeling”.

Vader Marco Arana, oprichter van de ngo GRUFIDES, werkzaam rond vorming in ecologie en duurzame ontwikkeling, en leider van de Movimiento Tierra y Libertad, legde in een interview aan de Peruaanse Prensa Alternativa uit dat dit conflict te voorzien was. De voorbije twee jaar werd namelijk gevraagd dat de locale en nationale autoriteiten zouden optreden in de problematiek. Deze vraag werd vooralsnog niet ingewilligd.

Auteur: Thomas DM

Voor de 26e keer in Huehuetenango: “No a la minería”

Vorige week donderdag, 24 september vond de 26e consulta comunitaria plaats in San Sebastian Coatán, een dorp gelegen op 2300m hoogte in het Cuchumatanes-gebergte in Guatemala.

In het westelijke departement Huehuetenango begon men de consultas te organiseren in 2006, als reactie op de vele negatieve gevolgen van de reeds bestaande mijnbouw en de bitter weinige mate waarin men rekening hield met de mening van de lokale bevolking over een dergelijke exploitatie. Lokale bestuurders en/of sociale organisaties nemen de organisatie op zich, in samenwerking met de ‘Asamblea Departemental por la Defensa de los Recursos Naturales de Huehuetenango’.

Samen met enkele collega’s en vele vrijwilligers werd er die dag een groep observatoren gevormd. Wij hadden de taak informatie te verzamelen en toe te kijken op het verloop van de consultas in de verschillende gemeenschappen. In de vroege ochtend, na 2 uur rijden werd ik dan afgezet in Calhuitz, en was ik getuige van een relatief goed geoliede organisatie, gezien de omstandigheden. De consulta in Calhuitz werd georganiseerd door de gemeenteraad en de leerkrachten van het schooltje. Er werd voortdurend uitleg gegeven over het hoe en waarom van deze bijeenkomst, terwijl de hele gemeenschap aankwam en zich inschreef. Het grootste deel van de activiteit werd in het Chuj gehouden, aangezien veel inheemse inwoners van deze regio geen Spaans spreken. Een paar uur later was het dan tijd voor de stemming: er werden rijen gevormd, van kinderen, jongeren, vrouwen en mannen, en dé vraag werd gesteld. De bedoeling is dat eerst zij die vóór de mijnbouw zijn hun hand opsteken, en daarna degenen die tegen zijn. Het resultaat was niet verwonderlijk: de hele gemeenschap stemde tegen.

Gelijkaardige resultaten werden opgetekend door andere compañeros. En zo werd er werden er ongeveer 13.000 nee-stemmen toegevoegd aan een totaal van bijna een half miljoen inwoners die zich uitsproken tegen de mijnbouw.

Auteur: Inge Goossenaerts

Geweld tegen gemeenschappen El Estor

Er zouden minstens één, mogelijk twee doden gevallen zijn en meer dan twintig mensen gewond geraakt, bij verschillende gewelddadige acties tegen bewoners van inheemse gemeenschappen in El Estor, Guatemala. Het bedrijf Hudbay Minerals zou de opdrachtgever voor het geweld geweest zijn. De Canadese mijnbouwmultinational zelf geeft een andere versie van de feiten.

De eerste feiten deden zich zondag voor, nadat de departementale overheid en de nationale gewapende veiligheidsdiensten tevergeefs zouden geprobeerd hebben om de gemeenschap Las Nubes te ontruimen. Het mijnbouwbedrijf Hudbay Minerals eist in de gemeente El Estor gronden op die bewoond worden door inheemse Q’eqchi’-gemeenschappen. Andere bronnen ontkennen dat er ontruimingsplannen zouden geweest zijn en stellen dat er miscommunicatie in het spel was.

Er ontstonden hoe dan ook hevige discussies en de bewoners van Las Nubes (ook bekend als Nube Blanca) kregen de steun van de nabijgelegen gemeenschap Barrio La Unión. Samen begonnen de gemeenschappen blokkades te organiseren en trokken ze in een protestmars naar de hoofdplaats El Estor, om het bedrijf aan te klagen bij het gemeentebestuur.

Onderweg naar El Estor werden de manifestanten echter beschoten door, vermoedelijk, paramilitairen die handelden in opdracht van de Compañía Guatemalteca de Níquel (CGN), het lokale dochterbedrijf van Hudbay. Adolfo Ich Chub, een gemeenschapsleider en onderwijzer van Barrio La Unión, liet hierbij het leven. Zeker acht anderen zouden (zwaar)gewond geraakt zijn.

Maandag werd een bus met gemeenschapsleiders, die onderweg waren van El Estor naar de stad Cobán voor een vormingsactiviteit, onder vuur genomen door onbekenden. Martin Choc, een leider van de gemeenschap Lote 8, zou daarbij gedood zijn. Een medewerker van de mensenrechten-NGO Rights Action, die met de groep meereisde, raakte levensgevaarlijk gewond. De schutters zouden volgens verschillende bronnen in opdracht van Hudbay hebben gehandeld.

Hudbay Minerals voert momenteel voorbereidingsactiviteiten uit in El Estor om een nikkelmijn, die een veertigtal jaar geleden een tijdje actief was, mogelijk opnieuw te openen (lees hierover meer hier). Deze exploratie leidt al enkele jaren tot conflicten over grondbezit met de lokale Q’eqchi’-gemeenschappen en gewelddadige ontruimingen. De gemeenschap Barrio La Unión onderging al drie gewelddadige ontruimingen, in 2006 en 2007. Sinds de hernieuwde interesse voor het nikkel van El Estor is de situatie rond het Izabal-meer, op vlak van grondbezit historisch een zeer complexe regio, weer erg gespannen.

Meer over de confrontaties van de afgelopen dagen in El Estor vind je op volgende pagina’s:

  • http://mimundo-jamesrodriguez-esp.blogspot.com/2009/09/lider-del-barrio-la-union-asesinado-por.html
    (Mi Mundo)
  • http://www.prensalibre.com/pl/2009/septiembre/29/344666.html
    (Prensa Libre)
  • http://www.rightsaction.org/articles/Guatetmala_mining_Hudbay_092809.html
    (Rights Action)
  • http://estamosdefrente.blogspot.com/2009/09/sangre-del-pueblo-en-el-estor.html
    (Frente Nacional de Lucha)
  • http://www.reuters.com/article/rbssIndustryMaterialsUtilitiesNews/idUSN2913518420090929
    (Reuters, geeft verslag over de feiten en standpunten van Hudbay weer)

Auteur: Wies Willems

 

Nieuwsberichten uit de Boliviaanse mijnbouwwereld

Met dit artikel krijg je een zicht op het nieuws in de Boliviaanse mijnwereld, op basis van de elektronische nieuwsbrieven van Minería de Bolivia (http://boliviaminera.blogspot.com/). Hier volgt een beknopte schets (in het Nederlands) van de topics die het nieuws de laatste maanden domineerden; voor verdere informatie verwijzen we naar de oorspronkelijke artikels (in het Spaans).

 

Mijnbouw in Bolivia
– Eerder dan de sites die al langere tijd in exploitatie zijn, zoals de zilver- en tinmijnen in Potosí en de tinmijn in Huanuni, zijn het vooral de zogenaamde “megaprojecten van de Boliviaanse mijnbouw” die de aandacht opeisen in de recentste nieuwsberichten. De hoop op economisch beterschap in tijden van economische crisis rust vooral op deze lange termijnprojecten waarmee grote investeringen gemoeid gaan. “Er zijn verschillende projecten in ontwikkeling wat betreft de mijnbouw, allen van belang, van lange duur maar met grote verwachtingen, wat opnieuw toont dat de Voorzienigheid de realisatie van het ontzaglijke gebruik van de natuurlijke hulpbronnen in het voordeel van de Boliviaanse gemeenschap op zich neemt”, klinkt het vanuit de sector. Het gaat om de ijzerexploitatie in Mutún, het koper van Coro Coro, de lithiumvoorraden in de zoutwoestijnen en de vooruitzichten inzake uranium.
– In de Serranía Mutún, gelegen in het departement Santa Crúz, bevindt zich de grootste ijzerertsvoorraad ter wereld. De site wordt geëxploiteerd door het Indische staalbedrijf Jindal Steel die een joint venture is aangegaan met de Boliviaanse staat, vertegenwoordigd door het staatsbedrijf Empresa Siderúrgica Mutún (ESM). De productie van staal is pas tegen 2013 gepland, maar de onderneming kent nu al problemen: onder druk van burgerprotesten in Puerto Suarez diende de voorzitter van staalbedrijf Mutún (ESM) begin augustus zijn ontslag in bij president Morales. De protesten gaan onder andere over het nepotistisch bedrijfsbeleid dat haar werkkrachten aanwerft onder mensen uit het westen van het land en over de gronden die het bedrijf inneemt. Bovendien blijkt de onderneming er een elektriciteitsverbruik op na te houden om ú tegen te zeggen: voor de productie van staal zou een maximum van 3000 Mw vereist zijn, terwijl het land amper 1000 Mw kan genereren. Vanuit Uruguay klinkt interesse om Bolivia toegang tot externe markten te bieden door in het transport tot de Atlantische oceaan te voorzien via de rivieren Paraguay en Paraná.
– In het departement La Paz blijft het voorlopig wachten op de activering van de kopermijn Coro Coro. Het zogenaamde “proyecto andino del cobre” wordt gezien als de inzet van de westerse departementen in de mijncompetitie tegen el Mutún in het oosten. De exploratie, ontginning en industrialisatie van Coro Coro gebeurt via een joint venture tussen de Boliviaanse staat en het Zuid-Koreaanse Kores. Het noodzakelijke ingrediënt voor het van start gaan van de eerste productiecyclus van de mijn is zwavelzuur. Het bedrijf “Eucaliptus” staat in voor de verwerking van de ontgonnen zwavel tot zwavelzuur en zal functioneren als de zwavelbevoorrader van Coro Coro. In een eerste fase wordt echter nog zwavelzuur ingevoerd vanuit Chili. De officiële opening van zowel de hydrometallurgische installatie als de zwavelzuurproductie moest voor onbepaalde tijd worden uitgesteld, officieel omwille van de drukke agenda van de president, maar eigenlijk vooral wegens technische achterstand (onvoltooide machines, onuitgevoerde vacuumtests en geen garantie van voldoende zwavelzuurbevoorrading door Eucaliptus) en er worden problemen gemaakt over het feit dat er Peruanen zouden worden aangeworven. Het project moet de regio nieuw leven inblazen door banen te scheppen en het gebruik van spitstechnologie.
– Op dit moment zijn de voorbereidingen voor de lithiumexploitatie in de Salar de Uyuni in volle gang. De zoutwoestijn bevat de grootste onontgonnen voorraad ter wereld van dit strategisch metaal (en ook voorraden kalium, boor en magnesium). De verwachtingen qua opbrengsten voor het land zijn hooggespannen mits grote investeringen. Verschillende bedrijven bieden zich aan als geïnteresseerde investeerders (het Franse Bolloré, het Japanse Sumitomo en Mitsubishi, het Zuid-Koreaanse LG en Kores, …), waarmee de onderhandelingen nog lopende zijn. De Boliviaanse staat wil namelijk de verwerking van het lithium tot batterijen e.d. in eigen land garanderen. Externe of privé-partners zouden daarom pas mogen tussenkomen in de productiecyclus na de aanmaak van lithiumcarbonaat (deze eerste fase zou de Boliviaanse staat op zich nemen). Bolivia wil er op deze manier voor zorgen dat de voorraden en haar exploitatie niet in privé-handen terecht komen. Sommigen zijn nogal sceptisch over dit voornemen en pleiten voor strategische allianties met een buitenlandse partner in combinatie met staatscontrole over het hele proces. Er loopt al een tijdje een pilootproject en begin augustus gingen de eerste proefboringen van start om de stratificatie van de ondergrond van de zoutwoestijn na te gaan. Later in augustus werd een kantoor geopend in Uyuni ter coordinatie van directe controle over en administratie van de lithiumproductie en werden boringen gedaan om de doordringbaarheid/poreusheid en pompcapaciteit te testen. De potentiële investeerders wachten de resultaten af om hun voorstellen te concretiseren. Ook moet blijken welke technologie precies nodig is; indien hierin niet kan worden voorzien, zou de pilootinstallatie als een zoveelste witte olifant kunnen opdoemen. Eveneens werd een onderzoeksstation opgericht in de zoutwoestijn van Coipasa (hier werd verkennend onderzoek gedaan door de universiteit van Luik), hoewel de aandacht toch vooral naar Uyuni blijft gaan. Naast alle speculaties binnen economische en wetenschappelijke kringen, is men ook in politieke kringen niet blind voor het potentieel van de zoutwoestijn-ondergrond. Zo neemt bijvoorbeeld ex-president Quiroga het lithium-thema als uitgangspunt voor zijn electorale campagne. Hij stelt de Bolivianen voor de keuze tussen Bolivia als een chavistische sateliet of “wereldhoofdstad van lithiumbatterijen ter versterking van de nationale economie”, een omsingeld land zonder markten of het groene en propere energiehart van Zuid-Amerika.
Dat Bolivia over uraniumvoorraden beschikt, staat vast, maar over huidige exploitatiemogelijkheden en –doeleinden is minder duidelijkheid. Er is een verkenningsprogramma in ontwikkeling dat de aanwezigheid van uranium (in de eerste plaats in de mijn Cotaje in Potosí) en de mogelijkheid tot ontginning (vanaf 2010) wil nagaan. Dat dergelijke ontginning enorme gevaren en vervuiling met zich meebrengt, staat vast (Lidema (Liga del Medio Ambiente) publiceerde vorige maand een studie over de risico’s van de verkenning en ontginning van uranium in Potosí en Oruro), maar voorlopig is er meer gehoor voor de strategische mogelijkheden voor Bolivia.
Grootse projecten rond ijzer, koper, lithium en uranium
Minerosambientalistas en originarios samen op zoek naar een moderne en milieubewuste mijnbouw.
Ahora la sin voz es la madre tierra y debemos hablar a nombre de ella” (Gilberto Pauwels, CEPA, 6/07)
Doorheen de berichten over economische ontwikkelingen en verwachtingen klinkt steeds de optimistische vooruitgangsidee. De mijnsector blijft haar projecten in de eerste plaats als een sociale oplossing zien. Er zijn weliswaar problemen, maar daarvoor zouden actuele methodes, technologieën, materialen en de nieuwe milieuwet volstaan als uitweg. “La preocupación es normal y correcta, si se trata de cuidar el medio ambiente, pero el asunto no puede ser considerado con tanta dureza si en la actualidad ya existen métodos, tecnología y materiales especiales para evitar las formas tradicionales de la contaminación minera, además de una ley vigente de Medio Ambiente … Si hay algo que muestra un futuro de grandes perspectivas indudablemente es la minería, pese a una serie de contingencias que se presentaron en reciente pasado y que aún amenazan en el presente, la esperanza nacional está bajo una clara dependencia de la actividad minera”. Toch blijkt het milieu dankzij de inzet van milieuorganisaties – de zogenaamde “ambientalistas” – en de wetenschap op weg een gevestigde waarde te worden binnen de Boliviaanse mijnbouw(actualiteit). Alle mijnmaatschappijen in Oruro werden in augustus opgeroepen hun activiteiten te herzien en herformuleren in het licht van de richtlijnen over milieubescherming. Daarnaast geeft Comibol een nieuw bulletin uit met als doelstelling haar engagement inzake de bescherming van het milieu kenbaar te maken. “De Boliviaanse staat neemt via Comibol de taak op zich de negatieve effecten te verminderen”. Toch blijft er heel wat scepticisme bestaan: “existen varias presiones sobre la actividad minera, no faltan por ejemplo los ‘ambientalistas’ que de tiempo en tiempo formulan sus críticas al sector productivo más importante de la región y del país, pero sin ofrecer soluciones que de manera alternativa reemplace a las mineras por tanto se trata sólo de posiciones que no hacen otra cosa que justificar los movimientos de Ong’s que obtienen recursos provenientes de entidades internacionales bajo el pretexto de defender el medio ambiente, pero sin tomar en cuenta todas las formas de contaminación, inclusive algunas que nada tienen que ver con la minería y otras que siendo evidentemente mineras están bajo responsabilidad del Estado fuera del alcance de los ambientalistas”. Terwijl de milieuwetgeving en de wetenschappelijke bewijsgrond er op vooruitgaan, blijft het dus enorme inspanningen vergen het milieubewustzijn algemeen (en vooral binnen de mijnsector) te laten inburgeren en ernaar te handelen zonder dat daarbij conflicten uitbreken.
Het op elkaar afstemmen van de verschillende belangen van enerzijds de mijnsector en anderzijds de zogenaamde “ambientalistas” blijft een delicate taak, zo bleek ook in juli. Het standpunt van CEPA (Centro de Ecología y Pueblos Andinos), Coridup (Coordinadora en Defensa de la Cuenca del Río Desaguadero, Lagos Uru Uru y Poopó) en Lidema (Liga de Defensa del Medioambiente) werd na hun samenkomst met het vice-ministerie voor milieu over milieuherstel door de mineros geïnterpreteerd als onverenigbaar met het openblijven van de mijnen in het departement Oruro. Daarop werden de genoemde organisaties non grata verklaard en werd een mars tegen hen georganiseerd, die uiteindelijk afgeblazen werd na intense inspanningen van de milieuorganisaties (CEPA, Coridup, Lidema en Fobomade Oruro) om iedereen tot inzicht te brengen dat het hen te doen is om het zoeken naar een dialoog. Gilberto Pauwels, directeur van CEPA wil duidelijk maken dat mijnbouw en milieu niet contradictoir zijn, maar beiden onderdeel vormen van een moderne mijnbouw: productief, jobgenererend, milieubewust en waarbij wordt samengewerkt. Na een samenkomst in Oruro richten beide sectoren zich nu gezamelijk tot de regering met de vraag naar het uittekenen en toepassen van een mijn- en milieubeleid ter recuperatie en verzachting van vervuilde zones ten gevolge van mijnactiviteiten.
Ook de inheemse gemeenschappen slagen erin hun eisen te laten gelden. De botsingen tussen mineros en campesinos beperken zich niet tot de vervuiling van grond en water, maar keren terug tot het bezit van en recht op die grond en dat water. Sinds de nieuwe grondwet van kracht is, zijn investeerders verplicht hun plannen aan een raadgeving te onderwerpen, zowel van de autoriteiten van de mijnsector als – en vooral – van die van de gemeenschappen die in het betreffende territorium wonen. De mijnsector vreest dat de verschillende interpretaties van de wet de economische vooruitgang van het land in het gedrang brengt. Ook op dit vlak vergt het enorme inspanningen om frustraties in te tomen en tot een positieve verstandhouding te komen. Enkele plattelandsgemeenschappen gaan zich tot communitaire rechtspraak wenden om mijnactiviteiten in hun grondgebied tegen te houden. Daarop klinkt het vanuit de mijnsector dat “alsof het gebrek aan een adequaat mijnbeleid niet voldoende is […], blijkt een ander enorm ingewikkeld ‘sociaal-politiek’ fenomeen op te duiken wanneer zich een ‘valse’ interpretatie over het bezit van de grond voordoet bij de goedkeuring van een nieuwe grondwet”, waarna het bezetten, onderwerpen en verwoesten van mijnen, het onteigenen van de mineros hun werk en verstoren van de mijnproductiecyclus door originario boeren wordt aangekaart. Eén van de vele gevallen waar mijnwerkers en plaatselijke bewoners met elkaar in conflict komen, is de Himalaya mijn (een kleine concessie in het kanton Cohoni aan de voet van de Illimani, in het departement La Paz waar wolfram en tin wordt ontgonnen), die al 22 maanden ingenomen wordt door comunarios. Aangezien de comunarios het normaal functioneren van de mijn verhinderen, wordt de mijn vandaag op rustieke en weinig duurzame manier ontgonnen door de “bezetters”, waarna de opbrengsten illegaal verhandeld worden zonder dat de staat (milieu-, tax-…) heffingen kan innen.  De technisch werkloos en bijgevolg niet-uitbetaalde mijnwerkers zijn overgegaan tot geweldloos protest in La Paz met de eis dat hen hun werk teruggegeven wordt. De mijnwerkers van de Himalaya mijn weigeren zich om te turnen van bezoldigde werknemers tot “cooperativistas” en/of elders te gaan werken. De belanghebbenden in de mijn (het bedrijf, de werknemers en de staat) pleiten terecht dat het conflict tussen boeren en coöperatieve mijnwerkers een verlies betekent. Anderzijds lijkt het niet dat er aan een echte lange termijn oplossing wordt gewerkt waarin ook de motivatie van de protesterende comuneros wordt geïncorporeerd. De regering heeft nog geen oplossing uit haar mouw weten te schudden, maar zou aan een wetsvoorstel werken om dergelijke innames te verhinderen.
Organisaties zoals CEPA nemen een bemiddelende rol op door de autoriteiten van vervuilde gemeenschappen te gidsen bij de verdediging van hun rechten, het doen nakomen van de wetten en de mijnsector bewust te maken van het milieu.
Auteur: