Wikileaks over protesten tegen mijnbouw in Peru

Wikileaks over protesten tegen mijnbouw in Peru

Er heerst heel wat ongerustheid bij buitenlandse bedrijven in Peru over lokaal protest tegen mijnbouwprojecten. Dat bevestigt vertrouwelijke communicatie van de Amerikaanse ambassade die de Britse krant The Guardian via Wikileaks te pakken kreeg en vorige week publiceerde.

De uitgelekte documenten dateren van augustus 2005, toen de ambassadeurs van de V.S. en Canada een bijeenkomst organiseerden met vertegenwoordigers van buitenlandse mijnbouwbedrijven in Peru. Op de agenda van die ontmoeting stonden twee thema’s centraal: de moeilijkheden die bedrijven in Peru ondervinden en maatregelen om het investeringsklimaat in het land te verbeteren.

James Curtis Strumble, voormalig ambassadeur van de Verenigde Staten in Peru, heeft het in zijn verzuchtingen aan de toenmalige regering-Bush voornamelijk over het protest van lokale actoren tegen verschillende mijnbouwprojecten. Volgens de ambassadeur “heerst er consensus tussen bedrijven dat er een toename is van de activiteit van radicale krachten, zoals de Communistische Partij, drugshandelaars en ronderos [georganiseerde boerenpatrouilles, nvdr]”.

De drugsconnectie
Uit de documenten blijkt onder meer dat Amerika naar een verband zocht tussen drugshandel en het protest tegen het Río Blanco-project (voorheen Majaz) in Noord-Peru, eigendom van het Britse Monterrico Metals. Volgens Monterrico Metals, dat in 2007 in handen kwam van het Chinese consortium Zijin, ligt de Río Blanco-mijn op een route die gebruikt wordt voor de smokkel van opium. De ambassadeur noemt de streek een “prioritair doelwit” voor het verzamelen van informatie over de kweek van papavers en de handel in opium, waarbij zowel samengewerkt wordt met de politie als met vertegenwoordigers van de bedrijven. Daarbij merkt hij echter op dat de informatie voorlopig “algemeen” is en dat “niet-Amerikaanse buitenlandse bedrijven eerder al zonder duidelijke grond beweerden dat drugshandelaars achter het verzet tegen hun projecten zouden zitten, om steun te krijgen van de V.S.” Ook hier verwijst de ambassadeur vermoedelijk naar Monterrico Metals.

Hoewel de ambassadeur voorzichtig blijft inzake het drugsthema, spreekt hij wel van een “mogelijke” band tussen de drugshandel in Noord-Peru en de lokale actoren van het verzet tegen mijnbouwactiviteiten- ronderos, katholieke priesters, burgemeesters, ngo’s. Ook de politie zou de ambassade verteld hebben dat verschillende “gewelddadige acties” tegen het mijnbouwproject Río Blanco aangestookt werden door drugshandelaars. In 2004 en 2005 organiseerden de lokale boeren grote protestmarsen naar de mijnsite. Daarbij werden verschillende actievoerders vastgehouden en gefolterd door de veiligheidsdiensten van Majaz; twee boeren werden vermoord.

Stokers
Niet alleen bij Monterrico Metals, maar ook bij andere machtige buitenlandse mijnbouwbedrijven die opereren in Noord-Peru zoals BHP Billinton en Newmont Mining, bleek er ongerustheid te bestaan over de “aanstokers” van lokaal verzet: leerkrachten, clerici en internationale ngo’s. De ambassadeur vertelt over het voorstel van het lokale zusterbedrijf van BHP Billinton om leerkrachten -vaak lid van de communistische vakbond- en bisschoppen te laten “roteren”, om hun invloed op de lokale boerenbevolking te temperen. Ook zouden internationale ngo’s “misbruik maken van het gebrek aan onderwijs en de zwakke staatsinstellingen in rurale gebieden, om een anti-mijnbouwhouding door te drukken”. Oxfam America en Friends of the Earth worden met naam genoemd.

Zoals de Peruaanse gespecialiseerde ngo Cooperacción zegt, gingen bedrijven en regeringen na hun ontmoeting in augustus 2005 al snel onder één hoedje aan de slag om de leiders van het verzet tegen mijnbouw op de voet te volgen: zo werd priester Marco Arana van Cajamarca, een vooraanstaand leider in de boerenprotesten tegen de grootste goudmijn van Latijns-Amerika (eigendom van het Amerikaanse Newmont), een tijdlang dag en nacht bespioneerd. Ook verschillende leiders in het verzet tegen het Río Blanco-project kregen met spionage te maken. Een interessante anekdote, overigens: huidig presidentskandidaat Pedro Pablo Kuczynski, eerste minister onder toenmalig president Toledo, wordt in de gelekte documenten als “een bondgenoot” vernoemd om het lokale protest klein te krijgen en mijnbouwinvesteringen in Peru veilig te stellen.

Grote verrassingen vallen er op zich niet te lezen in de Wikileaks-documenten. Wél tonen ze zwart op wit de nauwe dialoog aan tussen buitenlandse ambassades en mijnbouwbedrijven in Peru, de gedeelde ongerustheid over het protest van lokale actoren, en de voorgestelde mechanismes om dat protest te fnuiken.

(Persbericht) Noodtoestand in Noord-Peru: signaal nodig vanuit Europa

(Persbericht) Noodtoestand in Noord-Peru: signaal nodig vanuit Europa

De Peruaanse president Humala kondigde maandag de noodtoestand af in vier provincies van de noordelijke Andes-regio Cajamarca. Duizenden boeren protesteren er al meer dan tien dagen tegen de komst van één van de grootste goudmijnbouwprojecten ter wereld. De noodtoestand maakt de inzet van het leger tegen de lokale bevolking mogelijk. Dat is reden tot ongerustheid: in 2009 leidde een gelijkaardig conflict in Noord-Peru tot meer dan dertig doden.

De verklaring van de noodtoestand is gebaseerd op artikel 137 van de Peruaanse Grondwet. Door deze uitzonderlijke maatregel worden in de vier provincies bepaalde burgerrechten opgeschort, zoals de rechten op persoonlijke vrijheid en veiligheid, de onschendbaarheid van woonst, en de rechten op vrij verkeer en vergadering. Het leger neemt de controle op de interne orde over. Enkele duizenden militairen zouden ondertussen ter plaatse zijn, om een einde te maken aan de protesten.

Omstreden megaproject

Het Conga-project is met een kapitaal van 4 miljard dollar de grootste mijnbouwinvestering ooit in het land. Het gaat om een uitbreiding van de Yanacocha-mijn, de grootste goudmijn van Latijns-Amerika. Lima stelt dat Conga noodzakelijk is voor de verdere economische groei van Peru, maar in Cajamarca denken ze daar anders over: 78% van de bevolking is er afhankelijk van de landbouw en de veeteelt. Water is voor hen van het grootste belang.

Ook in de regiohoofdstad Cajamarca, die steeds meer omsloten wordt door de goudmijn in de omliggende bergen, ligt de bevolking wakker van water. De vernietiging van vier bergmeren door het project staat dan ook centraal in het protest, dat gesteund wordt door de regionale overheid.

Het voorbije weekend wierpen onderhandelingen tussen de regering en de aanvoerders van de protesten geen vruchten af. Na de voorlopige stillegging van het project door Yanacocha, besliste president Humala maandag om de noodtoestand uit te roepen in de regio.

De rol van de internationale gemeenschap

Yanacocha, dat voor meer dan de helft eigendom is van het Amerikaanse Newmont Mining en 5% kapitaalsteun krijgt van de Wereldbank, kent een lange geschiedenis van confrontatie met de lokale bevolking. Dat de nieuwe Peruaanse regering de belangen van het bedrijf opnieuw boven die van de lokale gemeenschappen stelt, vraagt om een internationale reactie. De beslissingen rond Conga zijn niet coherent met eerdere beleidsmaatregelen van de president, zoals de goedkeuring van een wet omtrent voorafgaande raadpleging van lokale gemeenschappen.

Het zou bovendien niet de eerste keer zijn in de recente geschiedenis van Peru dat een confrontatie tussen het leger en de lokale bevolking uitmondt in bloedvergieten: onder het bewind van de vorige president Alan García vielen in 2009 nog 33 doden, toen het leger ingreep om een einde te maken aan de protesten van inheemse Amazonegemeenschappen tegen olieontginning. De uitkomst van het conflict rond Conga zal bepalend zijn voor het beleid van de regering-Humala met betrekking tot andere mijnbouwconflicten in het hele land.

De EU is de tweede belangrijkste handelspartner van de Andes-gemeenschap (CAN), waarvan Peru deel uitmaakt. 45% van alle export uit de Andes-gemeenschap naar Europa bestaat uit brandstoffen en mijnbouwproducten. In 2012 ligt een Vrijhandelsakkoord met Peru ter goedkeuring voor in het Europese Parlement. In haar Country Strategy Paper 2007-2013 over Peru, onderstreept de Europese Commissie de nood aan sociale inclusie en cohesie in het land. Als Europa coherentie nastreeft tussen haar handels- en ontwikkelingsbeleid, dan is het haar verantwoordelijkheid om mee op te roepen tot een vreedzame oplossing voor de situatie in Cajamarca, vindt CATAPA: een oplossing die de positie van de lokale bevolking respecteert.

Auteur: Wies Willems

Grootste goudproject Peru opgeschort, protest gaat door

Grootste goudproject Peru opgeschort, protest gaat door

Duizenden inwoners van de regio Cajamarca, Noord-Peru, voeren al meer dan een week lang een protestactie van onbepaalde duur tegen het grootschalige goudproject Minas Conga. Als reactie op het protest liet het bedrijf Yanacocha woensdag weten dat het haar exploratieactiviteiten opschort, “in de hoop dat de sociale rust weerkeert”.

“We zullen de grootste inspanningen leveren voor een verantwoorde mijnbouw”, luidt het in de persmededeling. “We engageren ons om samen te werken, opdat op zo kort mogelijke termijn de voorwaarden vervuld worden voor een transparante en respectvolle relatie tussen staat, bedrijf en civiele samenleving, die ten goede komt aan Cajamarca en het hele land.”

Protest onverminderd

Het communiqué van het bedrijf heeft echter weinig indruk gemaakt in Cajamarca. De leiders van de sociale bewegingen die het protest aanvoeren, lieten verstaan dat ze zullen doorgaan met hun acties tot de regering het project definitief annuleert. Inzet van het conflict is de watervoorziening van de Andes-regio, waar 78% van de bevolking van landbouw en veeteelt leeft. Vier bergmeren zouden vernietigd worden. Minas Conga is een uitbreiding van de grootste goudmijn van Latijns-Amerika, uitgebaat door hetzelfde bedrijf- een joint venture van het Amerikaanse Newmont Mining, het Peruaanse Buenaventura en de Wereldbank. Die laatste heeft via de International Finance Corporation (IFC) een aandeel van 5% in de mijn. Het gaat met 3 miljard dollar om de grootste mijnbouwinvestering ooit in Peru. Bij confrontaties tussen de boerengemeenschappen en politie zouden al twintig mensen gewond zijn geraakt. De boerenbewegingen krijgen steun vanuit verschillende lagen van de stedelijke bevolking van Cajamarca.

Regering aan zet

Het Conga-project plaatst mijnbouw opnieuw centraal in het nationale politieke debat. Binnen de regering-Humala lopen de interne spanningen op. Volgens het Ministerie van Milieu vertoont het milieueffectenrapport van Minas Conga ernstige tekortkomingen. Daarmee haalt Milieu scherp uit naar het Ministerie voor Energie en Mijnbouw, dat in Peru bevoegd is voor de analyse en goedkeuring van milieueffectenrapporten. Het Ministerie voor Milieu publiceerde zelf een rapport, waarin het stelt dat Conga “het brongebied van het waterbekken drastisch en onomkeerbaar zal aantasten”. Vice-minister voor Milieu José de Echave nam ondertussen ontslag. Volgens hem is het sociale protest tegen Yanacocha “een aanwijzing dat het bedrijf het verkeerd aanpakt”. Hij voegde eraan toe dat “in de toekomst water een steeds belangrijkere rol zal spelen in de sociale conflicten rond mijnbouw in Peru”.

CATAPA blijft de case op de voet volgen. Hou onze website en facebookpagina in de gaten.

Auteur: Wies Willems

Mijnbouwprotest wakkert aan in Peru

Mijnbouwprotest wakkert aan in Peru

Vorige week vonden in drie verschillende Peruaanse regio’s hevige protesten met betrekking tot mijnbouwprojecten plaats. Het was de eerste golf van mijnbouwprotesten sinds Ollanta Humala in juli 2011 aan de macht kwam. Hoewel de nieuwe president een recordaantal milieuconflicten erfde van zijn voorganger Alan García, was het de voorbije maanden relatief rustig. In de aanloop naar de verkiezingen wierp Humala zich immers vooral op als verdediger van water, landbouw en veeteelt tegen de oprukkende mijnbouw.1 Zijn verkiezingsoverwinning was dan ook een verademing voor de getroffen gemeenschappen. Maar met de eerste honderd dagen van Humala’s ambtstermijn, lijken ook de wittebroodsweken achter de rug.

Andahuaylas

In Andahuaylas, in de regio Apurímac, legden manifestanten op 3 november het openbaar leven plat voor onbepaalde duur. Ze eisten de stopzetting van alle mijnbouwactiviteiten in de provincie. Het protest werd geleid door de Junta de Usuarios de Riego de la provincia de Andahuaylas (JUDRA). Op 10 november begaven de ministers van landbouw en mijnbouw samen met een viceminister van milieu zich ter plaatse om te onderhandelen met de manifestanten. Na wat strubbelingen, werd de dag nadien uiteindelijk een akkoord bereikt. De leiders van de JUDRA stemden in met een bestand van 15 dagen, waarin de ministers de vraag van de manifestanten – een decreto supremo dat alle concessies annuleert en de sluiting van twee verwerkingsinstallaties oplegt – zullen voorleggen aan de voltallige ministerraad. Als er op 26 november geen decreet ligt dat de provincies Andahuaylas en Chincheros mijnbouwvrije zone verklaart, zullen de acties worden hervat, klonk het strijdvaardig bij de JUDRA.

Minas Conga

In de regio Cajamarca, Noord-Peru, ging op 9 november een 24-uren blokkade van start uit protest tegen het mijnbouwproject Minas Conga. Dat is een uitbreidingsproject van Yanacocha, de op één na grootste goudmijn van Latijns-Amerika. Inwoners van de omliggende dorpen blokkeerden de weg tussen Cajamarca-Bambamarca en de invalswegen van Cajamarca. Een groep studenten bezette de universiteit. De dag daarop kwamen 13.000 mensen op straat in Cajamarca en Celendín. Winkels en markten bleven gesloten. De manifestanten eisen dat het Conga-project geschrapt wordt, omdat het vier bergmeren zal omvormen tot open mijnkraters en afvalbekkens. Ze kondigden een blokkade van onbepaalde duur aan vanaf 24 november. “We zullen het water verdedigen met onze eigen levens, want zelfs hebben we meer geld, zonder water zijn we niets”, verklaarde een boerenleider aan de krant La República.

Ancash

Ook in de Áncash-regio werd gemanifesteerd. Hier eist bevolking meer voordelen, de naleving van gemaakte afspraken en een oplossing voor milieuproblemen. In de provincie Huari riepen de burgemeesters van 32 gemeenschappen op tot een 48-uren staking tegen de mijnen Antamina en Huallanca. Die laatste is eigendom van het Belgische bedrijf Nyrstar. Ze willen dat de bedrijven meer werk maken van openbare werken, sociale investeringen, en sociale inclusie. Van 9 tot 11 november blokkeerden ze de weg Chavín de Huántar-San Marcos. In de provincie Reucay blokkeerden inwoners van Catác de weg Ticapampa-Catác-Conococha. Zij vroegen dat hun district tot de invloedssfeer van Antamina wordt gerekend, zodat ze aanspraak kunnen maken op het geld van de canon minero.2 Op 11 november reisden de ministers van binnenlandse zaken en mijnbouw en energie naar Catác om te onderhandelen. Ze kwamen overeen binnen de 15 dagen een rondetafel te organiseren in het regeringspaleis, om in aanwezigheid van Ollanta Humala zelf naar definitieve oplossingen te zoeken.

Trendbreuk?

Tijdens de jaren ’90 heeft de dictatuur van Alberto Fujimori met geweld een neoliberaal beleid opgelegd. De mijnbouw kreeg een voorkeursbehandeling. Buitenlandse investeerders werden aangetrokken met onder meer belastingsvoordelen, vlotte concessies en lakse milieuwetgeving. Sinds de terugkeer naar de democratie in 2000 is dit model niet noemenswaardig veranderd. Ollanta Humala heeft echter een trendbreuk met het verleden beloofd. Na 100 dagen van relatieve rust wordt de regering uitgedaagd haar nieuwe beleidslijnen uit te tekenen.

Op het vlak van nieuwe concessies werd een eerste stap genomen met de afkondiging van de wet op raadpleging van inheemse volkeren op 6 september 2011. Dat is een nieuwe wet die de voorafgaande raadpleging van inheemse volkeren bij de toekenning van concessies moet verzekeren. Het maatschappelijk middenveld ijverde al jaren voor zo’n wet.

Een andere eis vanuit het middenveld is een onafhankelijke evaluatie van de milieu-impactanalyse (EIA) van de bedrijven. Tot nu toe gebeurt die evaluatie door het ministerie van mijnbouw en energie, dat tegelijk belast is met de promotie van mijnbouwinvesteringen. Naar aanleiding van de protesten van vorige week gaf premier Salomon Lerner in de pers toe dat het Ministerie van Mijnbouw en Energie daardoor ‘in enkele gevallen’ rechter en partij tegelijk is. Hij zei dat de EIAs in de toekomst ook zullen worden geëvalueerd door het ministerie van milieu.

Voor bestaande mijnen en concessies veranderen die innovaties echter weinig. Van de 128 miljoen hectaren van het Peruaanse grondgebied is maar liefst 22,6 miljoen (17%) in concessie gegeven. Alleen al de jongste twee jaren werden door de vorige regering nog 6,5 miljoen hectare concessies toegekend, zonder voorafgaande raadpleging van de bevolking en zonder onafhankelijke evaluatie van de EIAs. Een deel van die concessies, zoals die van het Conga-project en het project Río Tabaconas in Cajamarca, worden regelrecht in vraag gesteld door de bevolking. De EIA van Minas Conga, goedgekeurd door het ministerie van mijnbouw in oktober 2010, zal in elk geval wél geherevalueerd worden door het ministerie van milieu. Maar het blijft afwachten of de regering ook daadwerkelijk zal ingrijpen in bestaande concessies.

1 Op het internet circuleert een opname van een verkiezingstoespraak van Humala in Bambamarca-Hualgayoc, één van de vier provincies in de invloedssfeer van het Conga-project . “Wat is belangrijker? Water of Goud?” vraagt de toekomstige president retorisch aan het publiek. “Ik engageer me om de wil van Bambamarca en Hualgayoc met betrekking tot de mijnbouw te respecteren” gaat het even later in crescendo.

De canon minero is het deel van de taksen die de mijnbouwbedrijven betalen aan de centrale overheid, dat wordt verdeeld onder de regionale en lokale overheden.

Auteur: Jonas Hulsens

Wet op raadpleging inheemse volkeren in Peru

Op 23 augustus keurde het Peruaanse Parlement een wetsvoorstel goed dat de voorafgaande raadpleging van inheemse volkeren moet verzekeren. Afgelopen dinsdag 6 september werd de wet door president Ollanta Humala ook officieel aangenomen. Samen met het Plataforma Europa-Perú (PEP) juicht CATAPA de goedkeuring van de wet toe.

De nieuwe president ondertekende de tekst symbolisch in Bagua, waar in 2009 meer dan dertig doden vielen bij protesten van inheemsen tegen petroleumontginning. De wet is een belangrijke overwinning voor de inheemse organisaties en het middenveld in Peru, die al meer dan een jaar gezamenlijk lobbyen voor de goedkeuring ervan. In 1995 al ratificeerde Peru Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie, waarop de nieuwe wet gebaseerd is. Op 19 mei vorig jaar nam het Parlement een wetsvoorstel aan om die ratificatie om te zetten in een nationale wet. Het voorstel werd echter verworpen door toenmalig president Alan García.

Samen met het Plataforma Europa-Perú (PEP) schreef CATAPA brieven (zie bijlage) naar president Ollanta Humala en het Parlement, met de eis om de tekst nu ook in de praktijk om te zetten. Volgens de wet moeten de staat en gemeenschappen tot ‘een akkoord’ komen over projecten die de gemeenschappen of hun gronden aanbelangen. Zelf ziet de president de nieuwe raadplegingswet als ‘bevorderlijk’ voor investeringen, omdat ze volgens hem sociale conflicten zal verminderen.

Humala had in zijn verkiezingscampagne een punt gemaakt van een meer gelijke verdeling van de inkomsten van mijnbouwprojecten, een strengere milieuwetgeving en meer sociale herinvesteringen. Op economisch vlak lijkt de koers voorlopig weinig te wijzigen: de investeringen in grootschalige mijnbouwprojecten blijven doorgaan. Zo werd dezelfde dag nog van de inwijding van Ollanta Humala, 28 juli, de grootste mijnbouwinvestering ooit in Peru goedgekeurd: een uitbreiding van de Yanacocha-goudmijn in Cajamarca. Ook het management van het omstreden Río Blanco-koperproject in de noordgrens van Peru liet onlangs weten dat het wil doorgaan met het project (lees hier een reactie daarop van de basisbewegingen uit Noord-Peru, Spaans). Humala dwong wel al een bijkomende taks af op de winst van mijnbouwbedrijven, goed voor 1 miljard dollar extra staatsinkomsten per jaar.

Auteur: Wies Willems

Ons echte ‘Dorado’ is water: lokale gemeenschappen versterken verzet tegen mijnbouw in Colombia

Ons echte ‘Dorado’ is water: lokale gemeenschappen versterken verzet tegen mijnbouw in Colombia

Terwijl de overheid, finaciële pers, economische analysten het lof uitroepen over Colombia als de ideale plaats voor nieuwe mijnbouwinvesteringen, versterken lokale organisaties en gemeenschappen hun verzet tegen grootschalige mijnbouwprojecten.

Mijnbouw in Colombia: een ‘nieuw’ investeringsklimaat?

Sinds het aan de slag ging in augustus van vorig jaar, heeft de regering van Colombiaanse president Juan M. Santos, mijnbouw uitgeroepen als één van z’n voornaamste ‘motoren voor ontwikkeling’.

Hoewel Colombia reeds jaren z’n natuurlijke rijkdommen uitbuit, via oliewinning in verschillende regios en de grootschalige koolmijn ‘el Cerejon’ in de regio van ‘La Guajira’, heeft het land tot hiertoe nog geen grootschalige, actieve mijnbouwprojecten waar men aan metaalontginning doet. Aangezien de prijzen van verschillende metalen, en goud in het bijzonder de laatste jaren in de hoogte geschoten zijn, tonen internationale mijnbouwbedrijven een hernieuwde interesse voor de ontginning van deze grondstoffen in Colombia.

Terzelfdertijd roepen finaciële pers en economische analysten het lof uit over Colombia als de ideale plaats voor mijnbouwinvesteringen, waarbij ze volledig de mantra van de regering overnemen die beweert dat het decenia-oude interne conflict nu volledig onder controle is en de veiligheidssituatie zo verbeterd is, dat het zorgt voor een ideaal klimaat voor buitenlandse investeringen. Locale organizaties en internationale mensenrechten organisaties betwijfelen dit en beweren dat de onwapening van paramilitaire groepen tussen 2003 en 2005 niet geheel sucessvol was en hieruit zelfs nieuwe gewapende groepen ontstonden, die nu stilaan meer terrein winnen. Ondertussen blijven mensenrechten in Colombia een grote zorg: de Inter-Amerikaanse Commissie voor Mensenrechten behield het land op z’n zwarte lijst voor 2010, en vermeldde in z’n rapport een aantal specifieke gevallen waar ‘staats actoren’ medeplichtig bevonden werden aan buitengerechtelijke executies. Het Colombiaanse conflict vormt nog steeds een complexe en gevaarlijke context voor buitenlandse mijnbouw bedrijven, zeker gezien het feit dat sommige multinationals zich durven laten verleiden tot afspraken met gewapende groepen om zo hun belangen te verzekeren.

Mijnbouwbedrijven en mensenrechtenschending: nu ook in Colombia?

Desondanks hebben internationale mijnbouw bedrijven hun zinnen gezet op Colombia’s goud, in zoverre zelfs dat het doet herinneren aan het ongrijpbare ‘El Dorado’, een mythe die ook de Spaanse ‘conquistadores’ in de ban had toen ze voor het eerst op het continent aankwamen.
Canadees mijnbouwbedrijf Goldcorp, dat zichzelf de ‘ snelst groeiende, laagste-prijs goud producent’ noemt, liet recentelijk weten dat dat het op zoek was naar goud mijnprojecten in Colombia die het zou kunnen ontwikkelen. Dergelijke uitspraken kunnen zorgwekkend zijn voor lokale gemeenschappen gezien de reputatie die het bedrijf heeft in andere Latijns Amerikaanse landen zoals Guatemala, waar de Inter-Amerikaanse Commissie voor Mensenrechten moest tussenkomen ter bescherming van bewoners die hun protest uitten tegen het Marlin goudmijn project van Goldcorp.
Anglo Gold Ashanti, het derde grootste goud mijnbedrijf in de wereld, heeft reeds jaren aanwezigheid in Colombia met z’n ‘La Colosa’ goudmijnproject in de regio van Tolima, wat voorlopig nog steeds in exploratie-fase is. Lokale gemeenschappen bedreigd door een mogelijke volgende exploitatie-fase, hebben een sterk verzet uitgebouwd rond het argument dat het gebruik van cyanide voor het de ontginning van goud hun traditionele landbouw in de regio in gevaar zou brengen, ook wel de ‘brood mand’ van Colombia genoemd. Onlangs stelden ze voor om een lokaal referendum te houden in oktober, zodat de bewoners zelf konden beslissen of het project naar een exploitatie fase zou mogen overgaan of niet. Hun bezorgdheid over de mogelijke milieu impact van het ‘La Colosa’  project is meer dan gerechtvaardigd, aangezien Anglo Gold Ashanti recentelijk de Public Eye ‘prijs’ werd toegekend aan het meest onverantwoordelijk bedrijf voor z’n milieuvervuilend goudmijn project in Ghana.

Groeiende golf van protest

Lokale groepen over heel het land, ongerust over de nakende komst van grootschalige mijnbouw bedrijven, hebben zich in verschillende regios van het land georganiseerd. In Marmato, de regio Caldas, weigeren klein schalige mijnbouwers het mijnbouw bedrijf Medoro toegang, uit vrees dat deze hen hun traditionele levensvoorziening zal ontnemen. Om hun stem kracht bij te zetten plannen ze een betoging in Bogotá in de komende weken.

Dergelijke groeperingen en organisaties, van diverse aard en oorsprong kwamen begin april samen in Bogotá, allen deel uitmakend van het ‘Colombiaanse netwerk tegen grootschalige transnationale mijnbouw’’ (RECLAME). Tijdens de twee-daagse bijeenkomst, analyzeerden zij de huidige nationale context ivm grootschalige mijnbouw, bekeken hun eerste jaar samenwerking als netwerk, en maakten plannen voor toekomstige acties. De hoogdringendheid tot actie was overduidelijk en verschillende voorstellen kwamen naar boven, waaronder een nationale campagne voor de verdediging van hun territorium, water bronnen en voedsel soevereiniteit.
In hun eindverklaring noemde RECLAME als voornaamste objectieven het versterken van regionale, nationale en internationale coördinatie, en het plannen van een derde nationale bijeenkomst in de loop van ditzelfde jaar, gezien de ernst van de bedreigingen die lokale gemeenschappen confronteren.

‘Ons echte ‘Dorado’ is Water’

Verschillende aanwezigen vonden moed en inspiratie in een kleine, maar belangrijke overwinning die afgelopen maart in het departement Santander werd behaald. Daar zag het Canadese ‘junior’ mijnbedrijf Greystar Resources zich genoodzaakt om z’n aanvraag tot milieu vergunning in te trekken, nadat een massieve protest beweging duizende mensen op straat bracht tegen het ‘Angostura’ goudmijn project, voorzien in de bergregio genaamd  ‘Santurbán’. Hoewel het later terugkwam op z’n initiële uitspraak en zei een aangepaste aanvraag te zullen indienen, hadden de publieke opinie en verschillende overheidsfunctionarissen reeds duidelijk gemaakt dat dergelijk mijnbouw project niet vatbaar was in het hooggebergte, genaamd ‘páramos’. Een belangrijke argument dat de tegenstanders aanhielden was de mogelijke vervuiling van hun watervoorziening, terwijl ze zuiver water meer waard achtten dan al goud dat de mijn zou ontginnen, hetgeen werd verwoord in een eenvoudige slogan:’ Ons echte ‘Dorado’ is Water’.
Met dergelijke precedent als voorbeeld van sucessvol verzet tegen groot-schalige mijnbouw, kunnen andere mijnbouw bedrijven die hun oog hebben laten vallen op het zogenaamde ‘Dorado’ van Colombia maar beter de bezorgdheid van lokale gemeenschappen in acht nemen, om te voorkomen dat ze in dezelfde, niet benijdenswaardige situatie terecht zouden komen als Greystar.

door Gert Steenssens / EsperanzaProxima.net

Massale betogingen in Colombia tegen mijnbouwproject van Greystar Resources

Massale betogingen in Colombia tegen mijnbouwproject van Greystar Resources

Afgelopen vrijdag, 25 februari zag in verschillende steden massale betogingen tegen het toekennen van de milieuvergunning voor het ‘Angostura’ goudwinnings project van het canadese mijnbouw bedrijf Greystar Resources.
Het project is gepland ten noorden, op de grens tussen de provincies Santander en Norte de Santander, in een ecologisch waardevol gebied van nevelbossen, ‘páramo Santurbán’ genaamd, die de omliggende steden en dorpen van water voorziet.
Tegenstanders van het project vrezen dat het gebruik van cyanide voor de winning van goud een gevaar zou betekenen voor het fragiele ecosysteem en de waterbronnen van de 2 miljoen omwonenden.
In Bucaramanga, de grootste stad in de buurt, kwamen tussen de 30 en 40 duizend mensen op straat met de eis om de vergunning voor het project te weigeren. Die beslissing moet binnenkort genomen worden door het ministerie van milieu, ook al bestaat er reeds wetgeving die mijnbouw in deze nevelbossen en páramos verbiedt.

Ook in Bogotá toonden een duizendtal betogers hun solidariteit en stroomden samen voor het Ministerie van Milieu: met slogans zoals ‘Water is ons échte Dorado’ (*) en ‘Water komt niet uit de kraan, maar uit de páramo’ lieten ze geen twijfel bestaan over de ongewenstheid van het project. De samenkomst werd toegesproken door een aantal bekende locale acteurs en artiesten die zich eveneens achter de eis schaarden, waaronder eveneens leden van Aterciopelados, een groep die alternatieve muziek maakt en ook in het buitenland z’n fans heeft.

Op 4 maart aanstaande wordt er een openbare hoorzitting gehouden in Bucaramanga, waar Greystar Resources een laatste kans krijgt om de lokale bevolking gerust te stellen over de mogelijk impact die het project kan hebben op de waterwinning in het gebied. Daarna heeft het Ministerie van Milieu een periode van twee weken om een beslissing te nemen over de milieuvergunning..
Mocht het project van Greystar Resources uiteindelijk toch goedgekeurd worden zou dit het eerste zijn van die aard en grootte in Colombia, en bestaat de kans dat andere grootschalige open-pit mijnbouwprojecten snel volgen zoals het ‘La Colosa’ project van Angogold Ashanti.

(*) El Dorado is de legende die de spanjaarden hoorden over een gouden stad  toen ze hier aankwamen, maar die eigenlijk teruggaat tot rituelen van de oorspronkelijke, nu uitgestorven, Muisca bevolkingsgroep in Colombia. meer hier

Reportage: Lithium, een andere weg mogelijk voor Bolivia?

Reportage: Lithium, een andere weg mogelijk voor Bolivia?

Greet Brauwers en Raf Custers maakten samen een reportage over de rol van lithium in de toekomstplannen van Bolivia binnen een door multinationals gedomineerde wereld. Biedt dit experiment mogelijkheden voor een hertekening van de machtsrelaties die grootschalige mijnbouw (steeds meer) tekenen?  Meer inzicht in de kwestie vind je in de publicatie op MO* “De pekelzonde van Morales” en op De Wereld Morgen “Lithium, een vloek of een zegen voor Bolivia”.

De pekelzonde van Morales

Bolivia

De helft van de wereldvoorraad lithium zit in het grote zoutmeer van Uyuni in Zuid-Bolivia. De grondstof wordt onder meer gebruikt in herlaadbare batterijen voor laptops en elektrische auto’s. In plaats van het lithium door buitenlandse firma’s te laten ontginnen, houdt de Boliviaanse staat het proces in eigen handen. Een ongezien experiment van president Morales, succes niet gegarandeerd.

‘Komen jullie voor òns lithium?’, grinnikt Samuel Yankue van de boerenvakbond Frutcas. Dat komt goed uit. Samuel haalt drie proefbuisjes uit een lade van zijn bureau en houdt ze demonstratief voor onze neus. In één buisje zit lithium-carbonaat, in het tweede kaliumchloride, in het derde boorzuur. In de rug gedekt door een portret van Evo Morales straalt de jonge boerenleider het herwonnen zelfvertrouwen van de Boliviaanse inheemsen uit. De boodschap komt aan: jullie in het Westen hebben lithium nodig, wij hebben het bij de hand.We treffen Samuel in het hoofdkwartier van Frutcas in het woestijnstadje Uyuni. Landbouw is van weinig tel in de streek, de grond en het klimaat zijn te schraal. Maar al organiseert Frutcas hoofdzakelijk keuterboeren die quinoa of lama’s telen, de bond heeft een militant verleden en staat hier sterk. Wie Frutcas tegen heeft, krijgt miserie.Uyuni leeft hoofdzakelijk van toerisme. Trekkers uit de hele wereld komen de Salar de Uyni bezoeken, het zoutmeer van maar liefst 10.000 vierkante kilometer. Vroeger trokken er zoutkaravanen over de zoutkorst van het meer, nu maken jeeps er uitstappen naar het unieke cactusseneiland midden in het meer. Het is al lang bekend dat het zoutmeer rijk is aan mineralen en zouten voor de industrie. Er kan kaliumchloride worden uitgehaald, een grondstof voor kunstmest. Maar vooral lithium wordt een rage. Lithium wordt verwerkt in glas, keramiek, medicijnen (Kurt Cobain’s Lithium!) én herlaadbare batterijen –intussen goed voor twintig procent. Nu de autoconstructeurs overschakelen naar elektrische voertuigen, zou de vraag naar lithium de komende jaren exploderen. Dan staat Bolivia sterk. Want de helft van alle wereldvoorraden zit in het zoutmeer van Uyuni.Chili en Argentinië voeren de lijst van de producenten aan. Bolivia produceert nog geen lithium maar daar komt nu snel verandering in. Over een half jaar begint Bolivia zijn voorraden te exploiteren op semi-industriële schaal. Het project is Cien por Ciento Estatal, de Boliviaanse staat houdt het project voor honderd procent in eigen handen. Met dank aan Frutcas. Had de boerenvakbond er niet aan gesleurd, Bolivia zou nu niet op de lithium-trein kunnen springen.

No yankees

De voorgeschiedenis kende heftige momenten. Francisco Quisbert, een ancien van Frutcas, heeft ze allemaal meegemaakt. Destijds hebben de mensen van Uyuni een Amerikaanse multinational weggejaagd die voor eigen rekening het lithium uit de Salar wilde ontginnen. ‘De Lithium Corporation of America,’ vertelt Francisco, ‘kreeg eind jaren tachtig een lithium-concessie in de Salar. Aan ons was niets gevraagd. En dat erwijl de Salar van ons is. Onze voorouders hebben het gebied ooit afgekocht van de koning van Spanje.’ Bovendien was het zoutmeer in de jaren zeventig uitgeroepen tot Reserva Fiscal of staatsdomein. Met als gevolg dat buitenlandse bedrijven er geen uitbating konden bezitten. Lithco kreeg alsnog een concessie van een gewillige regering in La Paz. Maar de bevolking kwam in opstand.‘Vijf eeuwen lang hebben mijnbedrijven het zilver en tin uit Bolivia weggesleept, terwijl Bolivia straatarm bleef’, zegt Francisco Quisbert. ‘We konden niet aanvaarden dat met het lithium van de Salar hetzelfde zou gebeuren.’ Begin 1990 bereikten de marsen, stakingen en blokkades een climax. De president was verplicht het contract met Lithco te annuleren. De Amerikaanse multinational pakte zijn biezen en verkaste naar een zoutmeer in Argentinië. Quisbert: ‘Wij hebben toen beslist dat we onze Salar pas zouden uitbaten als de tijd rijp was.’ Er volgden nog andere volksmobilisaties. Zo werd de Beweging voor het Socialisme (Movimiento al Socialismo, MAS) van Evo Morales groot. De grootste gevechten met opeenvolgende regeringen in La Paz waren gericht tegen de privatiseringen van de natuurlijke rijkdommen. In 2005 won Morales de verkiezingen met een absolute meerderheid. Met zijn eerste bestuursdaad als president pakte Morales –de eerste inheemse president van Latijns-Amerika–de gas- en oliewinning aan, de rijkste sector van het land. ‘Het kan niet,’ zo stelt het beruchte Decreet 28701 van 1 mei 2006, ‘dat een volk wordt beroofd van zijn middelen van bestaan.’ Bolivia verwierf opnieuw de controle over de gas- en petroleumvoorraden, de belangrijkste van Latijns-Amerika na de voorraden van Venezuela. Met het gasdecreet kreeg de schatkist aanzienlijke nieuwe inkomsten.De “nationalisatie” van 2006 was een begin. In het voorjaar van 2008 riep de regering de Recursos Evaporiticos –de verdampingsmaterialen van de Salar de Uyuni– uit tot een strategische troef voor de industrialisatie van Bolivia. In dat dossier ging een Belgisch ingenieur een cruciale rol spelen.

Belgisch expert

Guillaume Roelants komt naar onze eerste ontmoeting met een helm onder de arm. ‘Ik ga er ‘s zondags met de motor op uit’, zegt hij. ‘De omgeving van La Paz is prachtig. Hier vlakbij ligt er nog sneeuw op de toppen. Maar tachtig kilometer naar het oosten kom je in de laagvlakte en wordt het klimaat veel milder.’Roelants kwam in 1981 als coöperant naar Bolivia. Hij werkte eerst in een project met kalkovens en later als kaderlid van de firma Tierra. Die sociale onderneming, collectief geleid door de werknemers, produceert boorzuur in een fabriek op 5000 meter hoogte, tegen de grens met Chili. Roelants woonde lange tijd in de streek en werkte er nauw samen met Frutcas. De boerenleiders zijn stuk voor stuk persoonlijke vrienden.Begin 2008 vroeg de Boliviaanse regering Guillaume Roelants of hij wilde meewerken aan haar lithium-project. Roelants’ expertise met de productie van boorzuur bleek onmisbaar. In mei werd het project officieel gelanceerd, toen president Morales aan de Salar de Uyuni de eerste steen legde van een lithium-pilootfabriek. De president was van meet af aan klaar en duidelijk: dit was een onderneming van de Boliviaanse staat, in uitvoering van het nationalistische programma van de Beweging voor het Socialisme, dat vooropstelde dat Bolivia zich zijn natuurlijke rijkdommen opnieuw moest toe-eigenen. En daarbij bleef het niet. Lithium moest ook de opstap worden naar de industrialisatie van het land. Want, zou Morales later verklaren, ‘we gaan hier zelf batterijen fabriceren en daarna ook elektrische voertuigen’.Guillaume Roelants werkt op de negende verdieping van een kantoorgebouw nabij het Prado, de centrale laan in La Paz. Daar is de Gerencia de Recursos Evaporiticos gehuisvest, een dienst binnen het Mijnwezen van de Boliviaanse staat die moet zorgen dat Bolivia een lithium- en kali-producent wordt. ‘Grondstoffen moet je in eigen land verwerken’, zegt Roelants. ‘Bolivia heeft er niets aan als het ze onverwerkt exporteert.’ Roelants staat achter Morales’ nationalistische project. ‘Al moeten we oplossingen zoeken voor uiterst complexe problemen, we schieten goed op. We hebben intussen acht patenten genomen op technieken die we zelf hebben ontwikkeld.’

Snelle verdamping

Met Francisco Quisbert aan het stuur rijden we vanaf Uyuni naar het westen, kriskras een piste zoekend door de duinen, naast de officiële hoofdweg want die ligt zo ongelijk als maar kan. Fracisco neemt ons mee naar de werf van de pilootfabriek en naar de andere installaties in de Salar.Er rijdt nog een passagier mee, Antonio, een bouwvakker. Hij is midden in de Salar gestationeerd. ‘Drie weken werken,’ zegt Antonio, ‘één week vakantie bij mijn gezin.’ Niet bepaald een benijdenswaardig regime. De wind in de Salar snijdt nijdig. De mannen logeren in containers naast de werf, ver van alle ontspanning. Overdag is het tot vijftien graden maar ‘s nachts kan het kwik tot onder het vriespunt zakken.De studie van de zoutmeren van de Andes is jong. De grote specialist, de Fransman François Risacher, werkt al dertig jaar aan de Salares maar begint nu pas algemene conclusies te trekken. Het zoutmeer van Uyuni is het grootste van heel Latijns-Amerika. De Luikse onderzoeker Eric Pirard deed eind jaren negentig onderzoek aan het tweede zoutmeer in Bolivia, de Salar de Coipasa, die 33De boodschap komt aan: jullie in het Westen hebben lithium nodig, wij hebben het bij de hand. 00 vierkante kilometer meet. Pirard geeft nog altijd advies aan het lithium-team. De onderzoekers weten nu dat de Salares bijzonder complexe systemen van scheikundige elementen en zouten zijn. Ze liggen bovendien op grote hoogte –de Salar de Uyuni op bijna 4000 meter– en tamelijk dicht bij de tropen. Daarom is de verdamping er bijzonder sterk. Het lithium en het boor zijn van vulkanische oorsprong. In het zoutmeer van Uyuni worden ze vanuit vulkanisch gebergte in het Zuiden aangevoerd door de Rio Grande en de Rio Colorado. Waar die rivieren in het meer uitmonden, zijn de lithium-concentraties het grootst. Daarom bouwt Bolivia zijn installaties aan de zuidkant van het meer.De ploeg van Antonio legt vier bekkens aan, samen zestien hectare groot. Bulldozers werpen lange wallen op, met zout als bouwmateriaal. De bekkens zullen aan de binnenkant bedekt worden met waterdichte matten, zodat er niets kan weglekken. Ze zullen gevuld worden met pekel die wordt opgepompt van onder de zoutkorst van het meer. De zoutkorst van de Salar is sterk genoeg om de constructies te dragen. Vervolgens moeten zon en wind hun werk doen en verdampt de pekel. Op de bodem van de bekkens blijft dan bezinksel achter, dat verwerkt zal worden in de pilootfabriek.In het gehucht Llipi Loma, niet ver van het spoorweg-emplacement van Rio Grande, wordt de pilootfabriek opgetrokken. Ze ligt ruggelings tegen een heuvel, beschut voor de strakke wind van de zoutvlakte. Boven op de heuvel wapperen de Boliviaanse vlag en de wiphala, het felgekleurde symbool van de Boliviaanse inheemsen. De ruwbouw van de fabriek is klaar. De komende maanden worden de machines geplaatst en het nieuwe laboratorium ingericht. In mei of juni 2011 zou de productie moeten beginnen, haast een jaar later dan aanvankelijk gepland. In het begin zouden er elke maand 40 ton lithium-carbonaat en 700 tot 1000 ton kaliumchloride moeten worden geproduceerd. Dat worden de voornaamste commerciële producten.

Gletsjers smelten

Op heldere dagen heeft La Paz een schitterend uitzicht op de Illimani-berg met zijn vier besneeuwde toppen. ‘Vroeger ging ik skiën vanuit La Paz’, zegt Oscar Vargas van het lithium-team. ‘Maar dat is er niet meer bij, de sneeuw en de gletsjers smelten.’Het is menens. De gletsjers worden dunner en Bolivia zal voortaan met minder smeltwater uit het hooggebergte moet leven. De klimaatverandering drijft ook president Morales tot actie. Tijdens de Klimaatconferentie van Kopenhagen stelde hij zich erg militant op tegenover de rijke industrielanden. Maar Morales vindt ook dat Bolivia zelf inspanningen moet doen om, zoals hij het uitdrukt, de energiematrix om te keren. Het lithium-project past helemaal in dat opzet.Eind oktober 2010 steekt Morales weer een tandje bij. Hij maakt bekend dat Bolivia de volgende vijf jaar zelf 640 miljoen euro gaat investeren: 140 miljoen euro om zelf lithium-carbonaat te produceren, 210 miljoen euro om kaliumchloride te produceren –telkens met eigen Boliviaanse technologie– en nog eens 290 miljoen euro om in het buitenland toptechnologie te kopen voor de eigen productie van batterijen voor elektrische voertuigen. ‘We willen de markt van de elektrische voertuigen aanzwengelen’, zegt president Morales. ‘Dat is ons engagement voor het klimaat’.‘We kunnen dat nooit alleen’, zegt Alejandro Chavez, prof scheikunde aan de Technische Universiteit van Oruro. Hij stipt aan dat er in de Salar de Uyuni veel meer magnesium zit dan in het grootste Chileense zoutmeer in Atacama. ‘Magnesium van lithium scheiden is ingewikkeld, dat probleem wordt serieus onderschat’, aldus Chavez. Volgens hem heeft de Boliviaanse staat bovendien veel te weinig goede technici in dienst. ‘De goede mensen werken voor de privébedrijven die goed betalen.’ President Morales, die zichzelf een karig loon betaalt en uitvaardigde dat niemand bij de staat meer mag verdienen dan hijzelf, draagt daarvoor mee de verantwoordelijkheid.En we vangen nog meer kritische geluiden op. Na de grote mobilisaties van het verleden krijgt de beweging van president Morales last van minder fraaie reflexen. We horen dat MAS-mandatarissen vriendjes droppen op posten bij de staat. Ze proberen dat ook te doen bij het lithium-team. Lokale MAS-politici steken elkaar stokken in de wielen om projecten van de staat naar hun streek te halen. Zo was er heibel aan de Salar de Coipasa, die nochtans ook met een proefstation aan het nationale lithium-project zal meewerken.Sommige onderzoekers beginnen zich af te vragen of de gulle politiek van president Morales wel vol te houden is. Fernanda Wanderley, sociologe aan de UMSA-universiteit in La Paz: ‘De regering geeft veel geld uit aan sociale en economische programma’s. Ze bekostigt die projecten met de opbrengsten uit de gassector. Maar daar zien we twee zorgwekkende ontwikkelingen. Ten eerste verminderen de reserves zienderogen. Ten tweede vallen de investeringen om nieuwe reserves te zoeken terug. In het ergste scenario zijn de gasreserves over drie-vier jaar op en haalt de regering daar geen inkomsten meer uit.’ Die tendens zou ook het lithium-project kunnen hypothekeren.

Zonder de grote jongens

Moet de regering dan toch maar toegeven aan de druk en multinationale bedrijven –die het geld en de expertise hebben– betrekken bij het lithium-project? De bedrijven willen niet liever. ‘Iedereen kan toetreden tot ons wetenschappelijk comité’, zegt Guillaume Roelants. ‘Maar wel op onze voorwaarden. Alle kennis van het comité blijft eigendom van de Boliviaanse staat.’ Een aantal bedrijven, zoals het Franse Bolloré, is intussen in het comité gestapt, zij het met behoorlijk wat tegenzin. Maar binnen de regering is er geen eensgezindheid. Sommige ministers vinden naar verluidt dat privé-investeerders toch lithium-concessies zouden moeten krijgen.‘De multinationals stalken ons’, zegt ingenieur Roelants. Bij Hector Cordova, de vice-minister van Mijnen, liggen hun studies op tafel. Hij toont de voorstellen van Kores uit Korea, de Japanse alliantie (van Sumitomo, Mitsubishi en het overheidsagentschap Jogmec) en van de kandidaat die er het laatst is bijgekomen, de groep CITIC Guoan uit China. Alle volgen ze uiteenlopende strategieën om Bolivia te verleiden. Sumitomo baat al de grootste zilvermijn van Bolivia uit en wil investeren in de winning van energie uit warmwaterbronnen. De Franse ambassadeur behartigt de belangen van Bolloré. Hij is zelfs in Potosi gaan praten met lokale leiders, die traditioneel in politieke concurrentie leven met Uyuni. CITIC Guoan zou anderhalf miljard euro geboden hebben om het lithium-project integraal over te nemen. Maar tot dusver houdt Bolivia het been stijf. Vice-minister Cordovà: ‘De uitbating doen wij zelf, daarover bestaat geen enkel akkoord.’De eerste fase blijft honderd procent van de Boliviaanse staat, Cien por Ciento Estatal. Daarna, wanneer Bolivia in eigen beheer lithium-carbonaat en kaliumchloride produceert, mogen de multinationals meewerken. ‘Het volk is aan de macht, dit is onze regering’, zegt Francisco Quisbert in Uyuni. Maar net zo min hij aangestoken is door het licht xenofobe indigenismo van de jongere boerenleiders, net zo min lijdt hij aan idolatrie voor Evo Morales. ‘Als Evo het op een akkoord gooit met de multinationals, dan gaan we ook met hem in de clinch.’Deze reportage kwam tot stand dankzij de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek en GRESEA.bron: http://www.mo.be/artikel/de-pekelzonde-van-morales

Lithium, een vloek of een zegen voor Bolivia

Bolivia heeft erg te lijden van de opwarming van de aarde. De gletsjers smelten en de watervoorraden slinken. Het land is daarom uitgegroeid tot een opgemerkte criticus in het klimaatdebat. Op de klimaattop in Cancun begin december haalde de Boliviaanse president, Evo Morales, fel uit naar de rijke geïndustrialiseerde landen die volgens hem veel te weinig doen om het klimaatprobleem te lijf te gaan. Morales vindt echter ook dat Bolivia zelf inspanningen moet doen om, zoals hij het uitdrukt, de energiematrix om te keren. Het Boliviaans lithium-project past helemaal in dat opzet.

De helft van de wereldvoorraad lithium zit in het grote zoutmeer van Uyuni in Zuid-Bolivia. Deze grondstof wordt onder meer gebruikt in herlaadbare batterijen voor elektrische auto’s. Nu de autoconstructeurs massaal overschakelen op elektrische voertuigen, zou de vraag naar lithium de komende jaren explosief kunnen stijgen.

Enkele grote conglomeraten hebben interesse getoond om het lithium te ontginnen, maar net zoals bij de gas- en olieontginning besloot president Morales de lithiumontginning te nationaliseren. Want niettegenstaande z’n rijkdom aan grondstoffen staat Bolivia gerangschikt als tweede armste land in Zuid-Amerika. Eeuwenlang profiteerden buitenlanders van de Boliviaanse natuurlijke rijkdommen. Tonnen zilver verdwenen naar Spanje, maar ook na de onafhankelijkheid werd Bolivia verder leeggeroofd door buitenlandse bedrijven. Door de uitbating van het lithium in eigen handen te houden hoopt Bolivia zelf van de opbrengsten te profiteren en ervoor te zorgen dat de lithiumprijs democratisch blijft.

Bolivia heeft echter geen ervaring met de lithium-winning, en niet iedereen is ervan overtuigd dat het land dit project tot een goed einde kan brengen.

Auteur: Hanne Cottyn

De campagne in Noord-Peru: een terug- en vooruitblik

De campagne in Noord-Peru: een terug- en vooruitblik

Het voorbije weekend liepen de Europese actieweken van de campagne Mining in Paradise? af. Terwijl in Europa de succesvolle sprekerstoer werd afgerond, was in de Piuraanse Andes het Peruaanse campagneteam aanwezig op de herdenkingsplechtigheid van 2 december. Vorig jaar werden op die dag in de gemeenschap Segunda y Cajas twee boeren doodgeschoten door de politie, tijdens een interventie in opdracht van het mijnbouwbedrijf Río Blanco Copper. De boodschap in Segunda y Cajas was duidelijk: de strijd gaat voort. “Deze campagne is dan ook maar een begin”, luidde het.

De strijd tegen het koperproject Río Blanco is het sterkst voelbaar in Ayabaca en Huancabamba, de twee provincies in de noordelijke Andes van de regio Piura. Logisch ook, want daar liggen de gemeenschapsgronden die het mijnbouwbedrijf zich onwettelijk toe-eigent én waar de slachtoffers van het conflict vallen. De sociale bewegingen van de aangrenzende provincies in de oostelijke Hoge Amazone van Cajamarca, San Ignacio en Jaén, hebben het verzet van hun collega’s altijd gesteund. De meeste boeren daar zijn immers migranten uit de Andes-provincies van Piura en Cajamarca en mijnbouw in de nevelwouden en páramos hogerop zou een grote impact kunnen hebben op de watervoorziening voor hun succesvolle koffieteelt.

Op 16 september dit jaar, drie jaar na een verpletterend referendum, verklaarden de boeren- en andere sociale organisaties van deze vier provincies in Noord-Peru hun territoria no-go zones voor mijnbouw, omwille van de ecologische, economische en socio-culturele waarde van hun streek. Ruim een half jaar voorbereidingswerk van het Netwerk voor Duurzame Ontwikkeling van de Noordgrens van Peru en het nationale Netwerk Muqui ging vooraf aan de verklaring, met ondersteuning van CATAPA. Na vele veldbezoeken en vergaderingen slaagden de bewegingen erin de handen in mekaar te slaan voor een lokale, nationale en internationale campagne rond het centrale thema van no-go zones.

Wat heeft de campagne bewogen in Peru?
De verklaring “no-go zones voor mijnbouw” haalde het tot op de agenda van de provinciale en regionale verkiezingen. De verkozen gouverneur van de regio Piura, Javier Atkins, liet al verstaan dat de streek waar het mijnbouwproject Río Blanco gelegen is, geheel moet gevrijwaard blijven van ontginningsactiviteiten. Een belangrijke triomf voor de lokale milieu- en boerenorganisaties, die het thema al jaren vergeefs aankaarten bij de regionale overheid. Ook in de regio Cajamarca werd een voorstander van no-go zones verkozen tot gouverneur: Gregorio Santos van het Movimiento de Afirmación Social, die zelf zijn strepen verdiende als boerenleider in de provincie San Ignacio. In Cajamarca ligt de grootste goudmijn van Zuid-Amerika, maar ze blijft tot de top-vijf van ’s lands armste regio’s behoren. Het is nu afwachten of de regionale gouverneurs, in alliantie met de provinciale burgemeesters, het middenveld en de basisbewegingen, hun beloften nakomen. De geïnstitutionaliseerde corruptie, waaraan de mijnbouwsector niet zelden medeplichtig is, blijft immers een enorm probleem in Peru.

Ook in Lima ging de campagne niet onopgemerkt voorbij. Een forum in het Parlement op 25 oktober zette op nationaal niveau het debat in gang rond mijnbouw en ruimtelijke ordening. Verscheidene nationale media brachten de campagne onder de publieke aandacht en binnen het Netwerk Muqui werd een aparte werkgroep opgestart rond het thema.

Werk aan de winkel
De volgende belangrijke stap zijn de presidentsverkiezingen van april. Hoewel links op nationaal niveau nog steeds erg verzwakt en verdeeld is, zouden verschillende partijen er volgens de laatste berichten in slagen een brede alliantie te vormen die perspectieven biedt (Fuerza Social, Movimiento Nueva Izquierda en Tierra y Libertad). Deze partijen houden er in hun programma alvast een kritische houding op na ten opzichte van mijnbouw, met een strenger oog voor de sociale en ecologische impact van de sector.

Mijnbouw is uiteraard te belangrijk voor de nationale economie van Peru om alle projecten zomaar een halt toe te roepen, en het kan niet ontkend worden dat het land grote macro-economische vooruitgang heeft geboekt dankzij mijnbouw. Het land is de grootste zilverproducent ter wereld en tweedes wat betreft koper en zink. De regering-García kan echter moeilijk ontkennen dat het aantal conflicten in het land ten gevolge van mijnbouwprojecten (zij het in exploratie- of in exploitatiefase) ernstig en groeiende is, en dat de sector te weinig lokale duurzame ontwikkeling opbrengt. Bovendien, willen de sociale organisaties van Noord-Peru duidelijk maken, is mijnbouw in sommige streken van het land eenvoudigweg onmogelijk.

Naast de nieuwe nationale regering, hebben ook de sociale organisaties zelf de grote opdracht om zich te blijven versterken, te vormen en allianties te blijven sluiten. Nieuwe leiders zijn daarbij essentieel. De lokale campagne heeft ook wat die versterking betreft haar bescheiden bijdrage proberen leveren. Ook voor CATAPA zijn er heel wat verwachtingen vanuit Noord-Peru die hopelijk zo goed mogelijk ingelost zullen worden.

Auteur: Wies Willems

Voorzitter Hooggerechtshof verantwoordelijk voor illegale verwerving van gemeenschapsgronden

Voorzitter Hooggerechtshof verantwoordelijk voor illegale verwerving van gemeenschapsgronden

Dat de mijnbouwactiviteiten van de Marlin mijn in San Miguel Ixtahuacán, uitgebaat door Montana Exploradora, dochteronderneming van Goldcorp, schendingen zijn van de mensenrechten, de rechten van inheemse volkeren en van de Guatemalteekse wet was al langer bekend. Nu brengen de uitstekende juridische onderzoekers van het mijnbouwverzet in het westen van Guatemala, aan het licht dat het kopen van de gronden van San Miguel een loutere misdaad is tegen het Guatemalteekse recht. De verdachte van deze misdrijf is niemand minder dan de huidige president van het Hooggerechtshof van Guatemala.

Op 27 juli was er een grote betoging van meer dan 5000 mensen in de hoofdstad van Guatemala, de deelnemers kwamen helemaal uit de westelijke hooglanden. In de eerste rijen van de demonstratie bemerkten we de Nobelprijswinnaar Rigoberta Menchú, boegbeeld van de inheemse bevolking in Guatemala en Álvaro de bisschop Ramazzini van San Marcos, die onverzettelijk het type van ontwikkeling van de ontginningsindustrieën in vraag stelt.

Wat al geweten was is dat de invoering van de Marlin mijn er kwam zonder raadpleging van de bewoners van het gebied, en waardoor hun rechten als Guatemalteken, en als inheemse bevolking onverbiddelijk werden geschonden. Ook bekend is dat op dagelijkse basis het bedrijf Goldcorp de mensenrechten van deze bewoners overtreedt, door hun leefmilieu te bedrijgen door het gebruik van de zeer giftige cyanide, en de invoering van zware metalen in hun wateren, en dus door de hun volksgezondheid op het spel te zetten.

Met betrekking tot de aankoop van de gronden van de inwoners van San Miguel wisten we al dat verraderlijke strategieën werden gebruikt. Toen het mijnbedrijf land van deze mensen gekocht, vertelden ze niet dat de gronden zouden gebruikt worden voor dagmijnbouw, maar wel dat er ontwikkelingsprojecten zouden komen, zoals een orchideeplantage .

De juridische hersenen van het mijnbouwverzet zou niet opgeven om meer bewijzen te vinden rond de onrechtmatigheid van de aankoop van de gronden. De nieuwe bewijzen, tonen aan dat onder het Guatemalteekse recht, de aankoop van grond niet kon hebben plaatsgevonden. Dat komt omdat de gronden die werden gekocht door Peridot SA – de onderneming bevoegd voor de aankoop van de gronden, alvorens deze aan Montana Exploradora te overhandigen -, zijn gedocumenteerd in het kadaster van West- Guatemala als gemeenschappelijke gronden van de inheemse Mam-gemeenschap. Daarom kon het land niet worden verkocht tussen individuen, maar had de hele gemeenschap moeten inspaak hebben gehad over de transactie.

De heer Erick Mancilla Alvarez, de toenmalige wettelijke vertegenwoordiger van Peridot SA, en dus de persoon die verantwoordelijk is voor de juridische aspecten van de transactie, is nu president van het Hooggerechtshof van Guatemala, wat een beeld geeft van de machtsverhoudingen in dit land.

Daarom kwam de mars tot stilstand voor het gebouw van het Hooggerechtshof. Rigoberta Menchú sprak van een historische dag, omdat dit de eerste keer was dat de inheemse bevolking van Guatemala tot de hoogste rangen van de macht gaat om hun rechten op te eisen. De demonstranten dienden een wettelijke aanklacht in tegen Erick Alverez Mancilla, voorzitter van het Hooggerechtshof voor het schenden van Guatemalteekse wetgeving door de aankoop van illegaal landen die behoren tot de Maya-Mam bevolking.

Auteur: Bart Van Besien