Nyrstar verwerft polymetaalmijnen Contonga en Pucarrajo in Peru

Nyrstar NV maakte vandaag bekend dat het de polymetaalmijnen Contonga en Pucarrajo in Peru heeft verworven voor ongeveer US$23 miljoen, in lijn met de strategie van de Vennootschap om selectief opportuniteiten in de mijnsector na te streven.

De mijnen van Contonga en Pucarrajo omvatten ongeveer 4.900 hectare mijnconcessies, op 500 kilometer ten noorden van Lima in de Ancash-regio, die gekend is om zijn significante voorraden zink, lood, zilver, goud en koper. De Contonga-mijn bevindt zich naast de internationaal gerenommeerde Antamina-mijn, één van de grootste koper- en zinkmijnen ter wereld.

De Contonga-mijn is een ondergrondse zink-lood-koper-zilvermijn met meer dan 100 jaar activiteit en verwerkt momenteel ongeveer 660 ton erts per dag. De Pucarrajo-mijn is een ondergrondse zink-lood-zilvermijn die al meer dan 30 jaar actief is en een capaciteit heeft van ongeveer 1.100 ton erts per dag. De Pucarrajo-mijn ligt stil sinds juni 2009 door cashproblemen als gevolg van de financiële crisis.

Nyrstar wil beide activiteiten opdrijven naar een gecombineerde capaciteit van meer dan 2.000 ton erts per dag tegen het einde van 2012. Dat leidt tot een jaarlijkse productie van ongeveer 40.000 ton zink in concentraat, 4.000 ton lood in concentraat, 1.000 ton koper in concentraat en 1,5 miljoen troy ounce zilver. De opgedreven activiteiten zullen naar verwachting werken met C1 cashkosten[1] van minder dan US$1000 per ton betaalbaar zink dankzij de significante opbrengsten uit nevenproducten.

Op basis van de ervaringen en aanwezigheid van Nyrstar in Peru zullen de Contonga- en Pucarrajo-mijnen samen met de Coricancha-mijn door één ervaren managementteam geleid worden. Ze zullen daarbij gebruik maken van de gedeelde diensten van het Nyrstar-kantoor in Lima.

Net zoals in de Coricancha-mijn van Nyrstar werd de ontginning van de Contonga- en Pucarrajo-mijnen door de vorige eigenaars beperkt. Dienovereenkomstig wil Nyrstar dan ook een modern ontginningsprogramma uitvoeren dat naar verwachting de voorraden en bronnen van mineralen sterk zal doen stijgen.

In zijn commentaar op de overname verklaarde Roland Junck, Chief Executive Officer van Nyrstar, het volgende:

“De overname van de Contonga- en Pucarrajo-mijnen stelt ons in staat om onze vertikale integratie in metalen – waarbij we bestaande expertise en bewezen capaciteit hebben opgebouwd – verder te zetten. Daarnaast benutten we de operationele voordelen van het clustermanagement.

De Contonga- en Pucarrajo-mijnen zijn erg competitief wat de kostencurve betreft door sterke opbrengsten uit nevenproducten en zullen onze capaciteit voor de productie van zinkmetaal op basis van eigen concentraten opvoeren naar ongeveer 25% tegen 2012. We blijven de mogelijkheden om onze strategie te realiseren verder actief verkennen.”

Als onderdeel van de overname neemt Nyrstar ook een operationele schuld van ongeveer US$16 miljoen op zich. Een gedeelte van de aankoopprijs (US$5 miljoen) zal als borg gedurende 12 maanden op een rekening worden geblokkeerd als onderpand voor de verplichtingen van de verkoper wat betreft de gebruikelijke verklaringen en garanties met betrekking tot de overname.

Middelen en reserves

Hieronder volgt een overzicht van de recentste gegevens over reserves en middelen van de Contonga- en Pucarrajo-mijnen.

Contonga reserves en middelen 2009
Klasse Ton (kt) Zn (%) Pb (%) Cu (%) Ag (oz/t)
Bewezen reserves 1.494 4,67 1,71 0,47 2,93
Waarschijnlijke reserves 405 4,55 1,34 0,66 2,91
Totale reserves 1.899 4,64 1,63 0,51 2,93
Gemeten middelen 1.639 5,15 1,78 0,58 3,01
Aangegeven middelen 430 4,94 1,47 0,72 3,12
Geïnfereerde middelen 1.020 4,79 0,99 0,89 2,32
Totale middelen 3.089 5,00 1,47 0,70 2,80

 

Pucarrajo reserves en middelen 2009
Klasse Ton (kt) Zn (%) Pb (%) Cu (%) Ag (oz/t)
Bewezen reserves 182 8,22 0,83 2,32
Waarschijnlijke reserves 158 8,23 0,79 2,24
Totale reserves 340 8,23 0,81 2,29
Gemeten middelen 199 7,98 0,77 2,16
Aangegeven middelen 1.116 7,45 0,57 1,69
Geïnfereerde middelen 715 7,51 0,76 2,00
Totale middelen 2.030 7,52 0,66 1,85

[1] C1 cashkosten zijn de netto directe cashkosten afkomstig uit de mijnactiviteit tot geraffineerd metaal (met inbegrip van bedrijfskosten, verwerkingslonen, vrachtkosten voor concentraat) verminderd met de opbrengsten van nevenproducten.

Auteur: Nik Meeusen

EU: resolutie EP tegen het gebruik van cyanide

EU: resolutie EP tegen het gebruik van cyanide

Het is al even terug, maar op 5 mei van dit jaar heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd waarin het de Commissie en de EU-lidstaten oproept om het gebruik van cyanide te bannen tegen eind 2011 en naar alternatieven te zoeken voor dit hoog-toxisch goedje dat zo goed als in elk ontginningsproject gebruikt wordt in de mijnbouw.

Bijzonder interessant is artikel 4 van deze resolutie: “Het Europees Parlement verzoekt de Commissie en de lidstaten zolang het algehele verbod nog niet van kracht is, direct noch indirect steun te verlenen voor mijnbouwprojecten in de EU die van de cyanidetechnologie gebruikmaken, en evenmin steun te verlenen voor dergelijke projecten buiten de EU.”

Dit stemt CATAPA hoopvol dat er verbetering op komst is in de regelgeving voor de handel met Latijns-Amerikaanse landen met betrekking op het gebruik van chemische producten zoals cyanide. Handelsbetrekkingen met Peru, bijvoorbeeld, berusten in hoge mate op de ontginningsindustrie: 72.9% van alle export naar Europa komt uit de mijnbouw- en petroleumsector, waarvan 7.9% (of 5.8% van het totaal) voor België bestemd is (gegevens afkomstig van de Peruaanse fiscus; betreft de situatie op december 2009).

Naar aanleiding van deze resolutie is het OCMAL campagne aan het voeren voor een verbod op cyanide in Latijns-Amerika.

Foto: trashology.wordpress.com/

Gemeenschappen uit Peru en Ecuador wisselen strategieën tegen mijnbouw uit

Gemeenschappen uit Peru en Ecuador wisselen strategieën tegen mijnbouw uit

Van 2 tot en met 4 juli waren er een honderdtal Peruanen en Ecuadorianen samengekomen in de Peruaanse stad Piura. Allemaal kwamen ze uit gemeenschappen kwamen die getroffen worden door mijnbouw, en allemaal willen ze een toekomst waar duurzaam met de natuurlijke rijkdommen wordt omgesprongen. De presentaties van ondersteunende organisaties werden afgewisseld met traditionele dans en verbroedering over de landsgrens heen. Het evenement werd afgesloten met een slotverklaring, waarin de gemeenschappen hun wil uitdrukten om te blijven vechten tegen het extractivisme als ontwikkelingsmodel voor hun territoria en om hun krachten te bundelen in een binationale organisatie van gemeenschappen getroffen door de mijnbouw.

Verschillende personen van organisaties die het evenement “Landsgrenzen overwinnen, Volkeren ondersteunen in hun strijd tegen de mijnbouw – 2de Binationale Bijeenkomst van Boeren- en Inheemse Gemeenschappen van Peru en Ecuador die getroffen worden door de Mijnbouw” ondersteunden – o.a. CooperAcciónAcción EcológicaVIMAOCMALFICSHCONACAMI – voedden de bijeenkomst met uiteenzettingen over het beheer van het territorium (via ecologisch-economische zonificatie, waarbij zones ‘mijnbouwvrij’ verklaard kunnen worden), mijnbouw in grensgebieden (waarbij juridische clausules omzeild worden ‘in het belang van de bevolking’), klimaatsverandering, vrijhandelsakkoorden, de wet op raadpleging (en de ILO Conventie 169) en de criminalisering van het protest van de gemeenschappen tegen de mijnbouw.

Op basis van deze inbreng, sleutelden de aanwezigen aan een slotverklaring waarin ze hun onverwoestbare toewijding uitdrukten om hun natuurlijke rijkdom en territorium te verdedigen – met hun eigen leven indien nodig – en om een integratieproces op gang te brengen over de landsgrens heen. Op deze manier kunnen ze ervaringen en gewoonten van hun volkeren uitwisselen om het cultureel, ecologisch en economisch annihilatieproces tegen te gaan dat hen aan het treffen is. Bovendien eisten de gemeenschappen dat de gehele bevolking geraadpleegd wordt inzake de ontwikkelingsmodellen van beide landen – een ontwikkeling gebaseerd op plundering en vernieling – en dat de IIRSA-projecten meteen worden stilgelegd.

Verder poneerden de aanwezigen dat verschillende zones in de gebieden waarin ze wonen – waaronder de provincies Ayabaca, Huancabamba, Jaén en San Ignacio – ‘mijnbouwvrij’ verklaard worden. Deze eis vindt haar weerklank in de campagne van de gemeenschappen uit die vier provincies, bij monde van het Front voor Duurzame Ontwikkeling in de Noordgrens van Peru, om zones in hun provincies mijnbouwvrij te verklaren. CATAPA zal deze vraag dit najaar ondersteunen met de internationale campagne Mining in Paradise?

Peru: te vroeg victorie gekraaid met de wet op raadpleging?

19 mei was een glorieuze dag voor de inheemse bevolking in Peru. Eindelijjk had het Congres een wet op raadpleging gestemd en goedgekeurd. Eindelijk, want sinds 1995 was Conventie 169 van de Internatonale Arbeidsorganisatie (ILO), die het recht op raadpleging van inheemse volkeren garandeert bij administratieve of wettelijke maatregelen die een impact hebben op de levenswijze of het territorium van deze volkeren, van kracht in Peru. Het gebrek aan nationale wetgeving die dit recht zou garanderen, was slechts een goedkoop (en, juridisch gesproken, fout) excuus om de inheemse volkeren niet te raadplegen. De kopzorgen zijn echter nog niet voorbij: maandag 21 juni is de laatste dag voor president García om deze wet te ondertekenen, opdat deze ook werkelijk in voege kan treden. Hebben de inheemse volkeren te vroeg victorie gekraaid?

Vanuit de privé-sector is er heel wat tegenwind gekomen tegen de wet op raadpleging. Investeerders zijn er van overtuigd dat deze wet de inheemse volkeren effectief een recht op veto geeft, waardoor ze heel wat winsten aan hun neus voorbij zien gaan. Ze hebben daarom ook, onder meer via het Ministerie van Energie en Mijnbouw en het Ministerie van Economie, druk uitgeoefend op de president om de wet niet te ondertekenen, waardoor ze ongestoord verder zouden kunnen investeren in Peru.

Er is echter geen reden voor paniek, verklaart het Grondwettelijk Hof. In een uitspraak eerder deze week, argumenteert het Hof dat deze wet enkel de internationale verplichting om inheemse volkeren te consulteren in de Peruviaanse wetgeving vastlegt, zonder hierbij vetorecht aan de volkeren te geven. Men moet er geen doekjes om winden, aldus het Hof, de Peruviaanse staat heeft de verplichting om tot een onderhandeld akkoord te komen over maatregelen die de inheemse volkeren betreffen – en is daar in de voorbije 15 jaar schromelijk in tekort geschoten.

Bovenop deze uitspraak van het Hof kwamen er nog een hele reeks verklaringen van andere toonaangevende persoonlijkheden die het belang van de promulgatie van de wet op raadpleging benadrukten. Robert Zoellick, voorzitter van de Wereldbank, verklaarde dat “het scheppen van wetgevend kader uitermate belangrijk is om raadpleging in Peru te bevorderen.” Elizabeth Leon, de voorzitster van de parlementaire commissie van inheemse volkeren, benadrukte dat de wet met een ruime meerderheid was goedgekeurd, na zes maanden intensieve dialoog met alle stakeholders – vertegenwoordigers van de uitvoerende macht incluis. Daarnaast brachten de Internationale Federatie van Mensenrechten (FIDH) en APRODEH in herinnering dat de slachtoffers van Bagua nog steeds aan het wachten zijn op een proces van de verantwoordelijken voor de bloedige afloop van het vreedzame protest.

Het is nu afwachten wat maandag 21 juni brengt. De promulgatie van de wet zou alleszins het eerste agendapunt zijn op de agenda van president García – hopelijk stapt hij met het juiste been uit bed.

Auteur: Tom Van den Steen

Persbericht : Inheemsen gerespecteerd maar Amazone bedreigd in Peru?

Een jaar geleden, op 5 juni 2009, werden Peru en de wereld opgeschrikt door het ergste geweld dat het land in jaren gekend had. 33 burgers en politiemensen lieten het leven en 82 mensen raakten gewond door kogels. Dit gebeurde tijdens de ontruiming van een wegblokkade in Bagua. Duizenden inheemsen blokkeerden al 2 maanden één van de belangrijkste hoofdwegen naar het Amazonegebied.

De inheemsen hadden deze blokkade opgeworpen omdat ze zich bedreigd voelden in hun levenswijze en rechten door een reeks decreten die de regering wilde goedkeuren en door de groeiende aanwezigheid van petroleummaatschappijen in de regio. Na 5 juni was duidelijk dat de Peruaanse regering niet zomaar kon verder gaan met het gangbare beleid en beslissingen over economische projecten die een grote impact hebben op het leven van de inheemse bevolking, zonder enige vorm van inspraak over deze maatregelen en de gevolgen daarvan.

In de laatste twee decennia, en vooral de laatste jaren, zijn de concessies voor de exploratie en ontginning van ertsen, gas en petroleum aanzienlijk toegenomen. In februari 2010 was meer dan 15% van het land in concessie gegeven voor mijnbouw, en 48,6% van de Amazoneregio voor petroleum en gas. 72% van het Peruaanse Amazonegebied is gepland om te worden opengesteld voor petroleumontginning. Verschillende concessies overlappen met de inheemse territoria en met beschermde natuurgebieden.

Al meer dan 15 jaar geleden heeft Peru Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) ondertekend. Deze conventie handelt over de rechten van inheemse volkeren en bepaalt dat de nationale regering de instemming van de bevolking moet vragen voor alle beleidsmaatregelen die van invloed kunnen zijn op hun levensstijl en gewoonten. In de praktijk werden er in het beste geval wel studies en raadplegingen uitgevoerd en enkele schadevergoedingen voorzien, maar nooit volgens de ware toedracht van de conventie 169 of met de VN-verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren, tevens ondertekend door Peru.

Bijna een jaar van lange en intensieve raadplegingen, debatten en onderhandelingen, hebben uiteindelijk geleid tot een door het Peruviaanse Congres goedgekeurde wet met betrekking tot volksraadplegingen. Deze wet bepaalt dat, overeenkomstig met de VN-Verklaring en Conventie 169, de inheemse bevolking toestemming moet verlenen over beleidsmaatregelen die hen kunnen beïnvloeden.

Alle NGO’s en mensenrechtenorganisaties die bij dit onderhandelingsproces betrokken waren zijn zeer blij met deze vooruitgang. Uiteraard blijft men dit proces nauwgezet opvolgen opdat alle administratieve maatregelen die genomen worden ook daadwerkelijk een garantie bieden voor een effectieve en snelle uitvoering van deze wet. Op deze manier hoopt men gelijkaardige conflicten in de toekomst te voorkomen of op zijn minst sterk te verminderen en kunnen repressieve maatregelen – zoals in het verleden toegepast, en nog steeds op sommige plaatsen – vermeden worden en vervangen door een nieuwe democratische praktijk.

Ondertekenen :

Van het Platform Europa Peru :
Asociación pro Derechos Humanos de España, Broederlijk Delen, CATAPA, Commission Justice et Paix Belgique francophone, Entraide et Fraternité, Informationstelle Peru, Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging – 11.11.11 vzw, Plataforma Qatary Peru, Peru Kommittén för MR.

Het Platform Europa Peru (PEP) is een netwerk van Europese NGO’s die samen met hun Peruaanse partners (lobby)acties organiseert en coördineert om zowel de Europese bevolking als politici te sensibiliseren over mensenrechten en ontwikkelingthema’s in Peru. Het PEP volgt de naleving van de aanbevelingen van de Waarheidscommissie van nabij op.

Belgische organisaties :
Centre Avec, Centre Tricontinental (CETRI), CNCD – 11.11.11., COPERBE, El Andino, Esperanza TM, Identité Amérique Indienne, Plataforma Perú Bélgica, Service de Formation et d’Information sur l’Amérique latine (SEDIF).

Auteur: Daan Janssens

Mijnbouw, Verzet en Wetenschap

Mijnbouw, Verzet en Wetenschap

De Marlin-Mijn mag dan al vijf jaar ongestoord opereren in het Guatemalteekse departement San Marcos, de resistentie blijft springlevend. De laatste weken krijgt het lokale verzet heel wat bijval vanuit internationale en academische kringen.

Vooral de voorbije week was de Marlin Mijn, onderdeel van het Canadese Goldcorp, niet uit de media weg te slaan. In één week tijd werden vier belangwekkende rapporten en veroordelingen bekend gemaakt. We hebben het over het Gezondheidsrapport van Physicians for Human Rights (PHR), het mensenrechtenrapport van On Common Grounds (uitgaande van aandeelhouders van Goldcorp), de veroordeling van het Volkstribunaal in Madrid en de veroordeling van het Interamerikaanse Hof voor Mensenrechten (CIDH).

We zullen het in dit stukje hebben over de eerstgenoemde studie. Wie zijn namelijk Physicians for Human Rights, hoe gingen ze te werk? Dit internationale team van wetenschappers stelt haar expertise en kennis ter beschikking om wereldwijd gecertificeerde studies uit te voeren met als doel de bescherming van de mensenrechten en het aanreiken van betrouwbare informatie in conflict geladen gebieden waar informatieverstrekking deel uitmaakt van het probleem.

De voorbije zomer (2009) kwam een team van wetenschappers de noodkreet vanuit het aartsbisdom van Guatemala tegemoet dat de mijnbouw in San Marcos gezondheidseffecten zou veroorzaken bij de lokale bevolking (lees: inheemse bevolking). Het feit dat het ging om een noodstudie bracht echter de nodige beperkingen met zich mee. Het team was namelijk slechts ter plaatse gedurende één week. Daarnaast slaagden ze er in om amper 23 participanten te betrekken, waaronder geen kinderen, die het meest kwetsbaar zijn voor de inname van zware metalen, maar waarvoor de toestemmingsprocedure te veel tijd in beslag nam om hen te kunnen betrekken. De studie bestond erin stalen uit rivierwater, menselijke urine en bloed te onderleggen aan metaalonderzoek, waarbij de vergelijking werd gemaakt tussen de gegevens dichtbij en ver van de mijn.

Wat is dan het belang van deze studie? Deze wetenschappers beschikken over heel wat wetenschappelijke autoriteit. De gehanteerde onderzoeksmethoden beantwoorden aan alle internationale normen. Deze studie kan je dus niet, zoals zo vaak gebeurt, onder tafel schuiven als zijnde één of ander activistisch pamflet. Omwille van de beperkte mogelijkheden van de studie kunnen de onderzoekers slechts uitspraken doen over een beperkt aantal zaken. In een wetenschappelijke studie is het namelijk zo dat je heel zeker van je zaak moet zijn om verbanden te kunnen leggen. Daarvoor zijn veel meer participanten nodig en dient er een tijdslijn opgemaakt te worden die de evolutie van de gezondheidstoestand weergeeft. Het belang van deze studie is vooral het opmaken van een “baseline” een eerste gegevensbank, waar latere studies zich op kunnen baseren om zo’n evolutielijn op te maken.

Wat hebben de wetenschappers dan wel kunnen opmaken? De meest verontrustende conclusie is dat er in bloed en urine van mensen die dicht bij de mijn wonen wel degelijk hogere concentraties van bepaalde metalen werden in opgemeten, wat ook geldt voor het rivierwater dat dicht bij de mijn stroomt. Op het moment van het onderzoek overschreden niveaus van metalen echter nog niet de internationale gezondheidsstandaarden. Maar in overweging nemende dat de Marlin-mijn relatief recent is (5 jaar) en dat uit de internationale expertise van de onderzoekers blijkt dat eens de introductie van metalen in het ecosysteem heeft plaatsgevonden, deze enkel toeneemt, is de situatie redelijk alarmerend. De nood om meer en grotere studies uit te voeren is dus heel groot.

De wetenschappers benadrukken de verantwoordelijkheid van de Guatemalteekse overheid bij het beschermen van de volksgezondheid. De rol van de overheid in mijnbouw is er sinds de mijnbouwwet van 1996 één geweest van facilitator voor multinationale bedrijven, zowel wat betreft het ontwerp als de uitvoering van de regelgeving.

De reacties van de verantwoordelijke ministers waren wederom weinig verrassend, maar des te beschamend. Zo liet de minister van milieu weten dat hij de wetenschappelijkheid van de studie in twijfel trok en verwees naar een studie waar nooit iemand van gehoord zou hebben als tegenalyse, bovendien vergeleek hij de studie van PHR met een oude studie die niet aan de wetenschappelijke vereisten voldeed. De ene studie heeft echter in de verste verte niets met de nadere te maken. De vertegenwoordigers van het mijnbouwbedrijf moeten natuurlijk niet veel onderdoen. Een verwijzing naar het onderzoek dat uitgaat van Goldcorp zelf zou als tegenanalyse dienen. Maar waarom publiceren ze die onderzoeken niet, vraagt iedereen zich af. Bovendien, laten ze weten, werd de studie van PHR niet bevestigd door de Guatemalteekse overheid. De beperktheid van deze redenering hoeft niet verder toegelicht worden. Het wetenschappelijke, neutrale karakter van de studie maakt de regering en het bedrijf zichtbaar ongemakkelijk. “Kunnen we het niet over iets anders hebben?” hoor je ze denken.

Lees de studie van Physicians for Human Rights: http://physiciansforhumanrights.org/library/news-2010-05-18-english.html

Lees het verslag van Prensa Libre:
http://www.prensalibre.com/noticias/Estudio-contaminacion-metales-toxico…

Lees de reactie van de Minister van Milieu:
http://www.elperiodico.com.gt/es/20100525/pais/1c53337

Lees de reactie van Goldcorp:
http://www.prensalibre.com/opinion/nuevo-dicho-reporte_0_266973312.html

Auteur: Bart van Besien

Peru de eerste (na 16 jaar) met wet op raadpleging van inheemse volkeren!

Het heeft 16 jaar en veel bloed, zweet en tranen gekost, maar uiteindelijk heeft het Peruaanse Congres op woensdag 19 mei 2010 een wet goedgekeurd die het recht op raadpleging garandeert van inheemse of oorspronkelijke volkeren overeenkomstig Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).  Peru had deze conventie reeds in 1994 geratificeerd, maar het heeft dus tot 2010 geduurd vooraleer het deze in een wet heeft gegoten, opdat het recht op raadpleging van de inheemse volkeren ook effectief nageleefd kan worden, in een land waar conflicten tussen overheid, (multinationale) bedrijven en inheemse volkeren schering en inslag zijn. De wet, die nog door president Alan García bekrachtigd moet worden, werd met veel enthusiasme onthaald, zowel bij de Ombudsman, het middenveld als de organisaties die de inheemse volkeren vertegenwoordigen. Eens bekrachtigd, zal Peru het eerste land in Latijns-Amerika zijn met een dergelijke wet.

Wat staat er nu eigenlijk in deze wet? Vooreerst bepaalt het dat de inheemse of oorspronkelijke volkeren het recht hebben om op voorhand geraadpleegd te worden over wetgevende of administratieve maatregelen die een rechtstreekse impact hebben op hun collectieve rechten, ongeacht of het gaat om hun fysiek bestaan, culturele identiteit, levenskwaliteit of ontwikkeling. Ook dient de Peruaanse overheid een dergelijke raadpleging te houden inzake nationale of regionale ontwikkelingsplannen, -programma’s of -projecten die deze rechten rechtstreeks beïnvloeden. Deze raadpleging heeft tot doel een akkoord of goedkeuring te bereiken tussen de staat en de inheemse of oorspronkelijke volkeren, middels een interculturele dialoog die garandeert dat deze volkeren betrokken zijn bij de beslissingsmechanismen van de overheid en dat hun collectieve rechten gerespecteerd worden.

Concreet omvat dit recht op raadpleging de volgende principes:

  • de kans om geraadpleegd te worden over wetgevende of administratieve maatregelen vooraleer deze van kracht zijn;
  • erkenning, respect voor en aanpassing aan culturele verschillen, op een manier die bijdraagt tot de waardering van deze verschillende culturen;
  • een klimaat van vertrouwen, samenwerking en wederzijds respect, zonder partijpolitieke standpunten of anti-democratisch gedrag te verspreiden of aan te wakkeren;
  • flexibiliteit inzake de manier waarop dit proces van raadpleging georganiseerd wordt, naargelang het type maatregel die ter raadpleging voorligt en de betrokken inheemse of oorspronkelijke volkeren;
  • redelijkheid inzake de termijn waarbinnen deze raadpleging plaatsvindt, opdat men genoeg tijd heeft om kennis te nemen van de maatregel in kwestie, deze te bestuderen en voorstellen te maken;
  • afwezigheid van dwang of voorwaardelijkheid;
  • volledigheid van informatie, zodat de inheemse of oorspronkelijke volkeren een geïnformeerde beslissing kunnen nemen.

Wie zijn nu eigenlijk die inheemse of oorspronkelijke volkeren? De wet stelt dat er verschillende objectieve en subjectieve criteria zijn die bepalen wie van het recht op raadpleging kan genieten. Onder de objectieve criteria valt (i) de directe aftamming van oorspronkelijke volkeren die het grondgebied bewoonden; (ii) levensstijlen, spirituele en historische banden met het grondgebied dat men van oudsher gebruikt of bewoont; (iii) sociale instellingen en eigen gebruiken; en (iv) culturele patronen en levensstijlen die verschillen van andere geledingen van de Peruaanse bevolking. Subjectief spreekt men van inheemse of oorspronkelijke volkeren wanneer hun collectief bewustzijn zich als dusdanig beschouwt.

Overeenkomstig de wet, zal het proces van raadpleging als volgt gaan. De respectievelijk instanties erkennen welke wetgevende of administratieve maatregelen onder het bereik van deze wet vallen, gevolgd door welke volkeren geraadpleegd dienen te worden. Daarna worden deze maatregelen verspreid onder de betrokken volkeren en wordt er meer informatie verstrekt omtrent die maatregelen. Hierop krijgen de organisaties van inheemse of oorspronkelijke volkeren de tijd om de maatregelen intern te bespreken en te evalueren, waarna ze in dialoog treden met overheidsvertegenwoordigers. Op het einde van dit proces neemt de betrokken overheidsinstantie een gemotiveerde beslissing over de uiteindelijke aard van de voorgestelde maatregel. Indien men niet tot een akkoord is kunnen komen, dient de maatregel alleszins de collectieve rechten van de inheemse of oorspronkelijke volkeren te waarborgen.

Op het eerste zicht lijkt deze wet dus tegemoet te komen aan vele verzuchtingen van de inheemse volkeren en de bepalingen van Conventie 169. De toekomst zal echter uitwijzen in welke mate deze wet ook in de praktijk zal worden toegepast en of het effectief een antwoord biedt aan de steeds toenemende conflictiviteit in de ontwikkelingsvisies van de Peruaanse staat en die van haar inheemse bevolking.

Auteur: Tom Van den Steen

FTA Peru-China: neoliberale idiotie?

Vorige week, donderdag 6 mei, organiseerde het redGE – het Peruaans netwerk voor een evenwaardige globalisering – i.s.m. CooperAcción en 11.11.11 een publiek forum over het vrijhandelsakkoord tussen Peru en China, dat sinds 1 maart in voege is getreden. Dit was het eerste forum waarop dit akkoord onder de loupe genomen werd en waarbij er dieper werd ingegaan op de opportuniteiten en bedreigingen voor Peru. Tegelijkertijd werd ook het door redGE en CooperAcción ondersteunde boek over dit akkoord voorgesteld, van de hand van Victor Torres C., professor economie aan de Universidad Nacional Mayor de San Marcos.

Het was opvallend dat de eerste drie sprekers zeer op de vlakte bleven wat de impact van dit vrijhandelsakkoord betreft op Peru. Men was veeleer optimistisch over de mogelijkheden die dit akkoord te bieden heeft voor het land, zonder al te diep in te gaan op de cijfers achter de vrijhandelsbepalingen. [Hoe kan men immers bepalen of dergelijke bepalingen gunstig zijn voor een land zonder ze te vergelijken met de handelscijfers voor deze of gene sector en in welke mate die sector van de nieuwe handelsbepalingen profiteert of erdoor bedreigd wordt.]

Dit werd echter al gauw rechtgezet door de drie volgende ponenten, die duidelijk kritischer uit de hoek kwamen en getuigden vanuit de textielsector en de mijnbouwsector, alwaar het gebrek aan milieu- en arbeidsstandaarden zich laat gevoelen onder meer bij de verkassing van Morococha en het jobverlies door het (over)aanbod van goedkopere textielproducten uit China. “Als we klagen over het verlies van onze jobs, dan antwoordt president García dat we ons moeten omscholen en een andere job vinden. Dat hij dan maar zelf ook eens een andere job zoekt!” Hilariteit alom toen een andere exponent opmerkte dat “er al genoeg Chinees in Peru is, waarom onze markt nog meer openstellen? Moeten we dan nog meer chaufa eten?”

Eén van de pijnlijke hoofdstukken uit dit vrijhandelsakkoord is dat over investeringen. Ondanks het feit dat China tevreden was met de bestaande investeringsakkoorden tussen beide landen, stonden de Peruaanse onderhandelaars erop dat er toch een hoofdstuk over investeringen in het akkoord zou zijn. Het blijft echter gissen waarom, daar Peru er alleen maar op lijkt te verliezen. Zo kunnen bedrijven die niet in China gevestigd zijn, maar wel in Chinese handen zijn, investeren in Peru onder dezelfde voorwaarden als Chinese bedrijven. Hetzelfde geldt echter niet voor niet-Peruaanse bedrijven in Peruaanse handen. China heeft zich ook het recht voorbehouden bepaalde delen van haar economie – ‘van strategisch belang’, zoals vele delen van haar ontginningsindustrie – af te schermen van buitenlandse investering, terwijl heel de Peruaanse economie voor het grijpen ligt.

Waarom dan toch doorzetten? “Wel, dat laat ik aan de verbeelding over van dit publiek,” antwoordde één van de sprekers. De vraag is maar of er werkelijk corruptie in het spel is – want welke Peruaanse belangengroepen hebben er baat bij dat Peruaanse interesses geschaad worden? Of zou het, zoals een andere ponent vermoedt, te maken hebben met het blind navolgen van een neoliberaal ontwikkelingsmodel, waarbij de onderhandelaars er heilig van overtuigd zijn dat Peru geen buitenlandse investeringen kan aantrekken zonder een gemakkelijke investeringsmarkt (i.e. zonder al te veel regels)?

Het is alleszins duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is om een beter zicht te krijgen op de manier waarop het economische beleid in dit land vormgegeven wordt. Of, beter gezegd, hoe dit op een meer transpante en democratische manier kan gebeuren, zonder het land in ongelijke vrijhandelsakkoorden te koop aan te bieden zonder garantie op economische vooruitgang.

Contradicties in Evo Morales’ beleid

Contradicties in Evo Morales’ beleid

Het feit dat een ‘Internationale Conferentie van de Volkeren over het Klimaat’ plaatsvindt in Bolivia is op zich een grote verwezenlijking voor een land dat men voordien amper op de wereldkaart wist te vinden, laat staan dat dit land iets op mondiaal politiek vlak te betekenen had. Het idee ontstond tijdens de top in Kopenhagen, eind 2009. President Evo Morales nodigde alle sociale organisaties uit om in april 2010 een tegen-klimaatsconferentie van de volkeren te organiseren en samen met wetenschappers, klimaatspecialisten en vertegenwoordigers uit verschillende landen een correcte analyse te maken van de klimaatsveranderingen en zijn sociaal-economische oorzaken. Het doel was rechtvaardige en efficiënte tegenoplossingen aan te dragen en een wereldwijd volksreferendum te organiseren dat dit mee zou kunnen afdwingen.

De klimaatsconferentie had plaats in Tiquipaya – Cochabamba, van 19 tot 22 april. Een 35.000-tal, waaronder 25.000 Boliviaanse, representanten van sociale bewegingen, inheemse organisaties, wetenschappers, journalisten, vakbonden, politici waren aanwezig van overal ter wereld om te discussiëren over de oorzaken en mogelijke oplossingen voor de klimaatsproblematiek.
De conferentie werd thematisch opgedeeld in 17 officiële fora, zoals de ‘Rechten van de Moeder Aarde’, de ‘Structurele Oorzaken van de Klimaatsverandering’, ‘Klimaatgerechtigheid’, ‘Actiestrategieën’, e.a. met het doel tot concrete voorstellen te komen om deze te kunnen voorleggen op de volgende VN-top in Mexico eind 2010.

Naast de 17 officiële fora waren er meer dan 200 onafhankelijke debatten gepland over diverse thema’s. Deze activiteiten werden georganiseerd door nationale en internationale organisaties, NGO’s en netwerken. Eén van deze nevenactiviteiten was de ‘Mesa Popular 18’ (Volksforum 18), geconvoqueerd door CONAMAQ (Consejo de Ayllus y Markas del Qullasuyu de Bolivia, een inheemse koepelorganisatie op nationaal vlak) werd mee georganiseerd door tal van basisorganisaties en locale NGO’s, o.a. CENDA (partnerorganisatie van Broederlijk Delen).

Rafael Quispe, algemeen vertegenwoordiger van CONAMAQ, volgt het discours van Evo Morales die stelt dat ‘de tijd dringt om maatregelen te nemen om grotere schade en leed aan de mensheid en Moeder Aarde te voorkomen en om de harmonie met de natuur te herstellen’, maar volgens R. Quispe is het vooral tijd om deze woorden in praktijk om te zetten. Het huidige politieke beleid in Bolivia pleegt inbreuk op de collectieve rechten van de inheemse volkeren, door – zonder het recht op volksraadpleging (Conventie 169 van de OIT van de VN) te respecteren – in hun territoria neoliberale megaprojecten uit te voeren, aldus R. Quispe. Al bij de voorbereidingen van de internationale top en tijdens de debatten van de 17 fora die gedirigeerd werden door verschillende ministeries werd duidelijk gesteld dat de klemtoon internationaal was en dat locale milieuproblemen op een mondiale conferentie niet ter zaken deden. De organisatoren van de Mesa 18 hielden er een andere mening op na en wilde net focussen op de interne contracties, die, binnen een globale context, een internationaal karakter hebben en dus helemaal niet zo locaal zijn; en zorgde daardoor voor veel opspraak.
Twee lange dagen waren vertegenwoordigers van basisbewegingen, indiaanse boerenleiders en specialisten aan het woord en werd er gedebatteerd over ‘Collectieve rechten en de rechten van Moeder Aarde’.

Getuigenissen van conflictcases van over heel Bolivia kwamen aan bod:
– de ernstige waterschaarste veroorzaakt door de ‘openpit’ mijnbouw in San Cristobal en Coro Coro bij Uyuni;
– het recent goedgekeurd mijnbouwproject Mutùn in het oosten van Bolivia in ongerept natuurgebied;
– de nefaste gevolgen die extractie van lithium uit de zoutvlaktes van Uyuni zal veroorzaken,
– de problematiek rond de stuwdammen in het noorden van Bolivia om energie te voorzien aan Braziliaanse bedrijven over de grens, waardoor een hele bewoonde regio onder water zal komen te staan;
– de vervuilende petroleumactiviteiten in inheems territorium in het noorden van het departement La Paz,
– het gigantisch continentaal project om via een land- en waterwegennetwerk de Atlantische met de Stille Oceaan te verbinden (IIRSA: Iniciativa para la Integracion de la Infraestructura Regional Sudamericana), een initiatief van 12 Zuid-Amerikaanse landen, waaronder Bolivia met economische doeleinden en transport, energie en communicatie te verbeteren.
De Mesa Popular 18 toonde met tal van concrete cases de discrepantie aan tussen het discours van Evo Morales en de locale realiteit. Net als de officiële Conferentie die de conclusies van de 17 fora in een Algemene Verklaring van de Volkeren bundelde (http://cmpcc.org/2010/04/24/acuerdo-de-los-pueblos/#more-1757), sloot ook de Mesa 18 af met een gezamenlijk opgestelde verklaring, waarin concrete en harde voorstellen worden gedaan om structurele veranderingen door te voeren en het kapitalistisch systeem ten gronde te veranderen (http://www.constituyentesoberana.org/3/cbioclim/042010/210410_1.pdf).

Auteur: Klaartje Bryss

Klaartje Brys is coöperante van Broederlijk Delen bij CENDA in Bolivia en vrijwilliger bij CATAPA.

De mijnbouwwereld spreekt

De mijnbouwwereld spreekt

Het Fraser Institute, één van de voornaamste Canadese denktanken, publiceerde de resultaten van haar jaarlijkse bevraging van de machtigen uit het mijnbouwwereldje. In de enquête wordt gepeild naar welke volgens ondernemers de meest aantrekkelijke landen zijn om in te investeren en waarom.

Uit het rapport blijkt onder andere dat Québec zijn imago als mijnbouwparadijs blijft behouden; dat landen als de Democratische Republiek Congo, Guatemala en Ecuador in de top-5 staan van de lijst “landen die hun investeringscondities nog heel wat kunnen verbeteren”; en dat bedrijven grote pieken blijven verwachten in de prijzen van metalen zoals goud, zilver en koper.

Vreemd genoeg wordt de werkomgeving in vele landen in het Zuiden, ondanks de grote toename in investeringen daar gedurende de laatste jaren, niet erg gesmaakt door de ceo’sexecutives en consultants. Honduras, Guatemala, Ecuador en Bolivië behoren zelfs tot de tien minst aantrekkelijke jurisdicties. Zou dat iets met toenemend sociaal protest te maken hebben? Uitzonderingen zijn Chili (7de meest aantrekkelijke land) en Botswana (net buiten de top-20); Peru vinden we ergens in het midden terug.

Een greep uit de lijst sappige commentaren die het rapport vergezellen:

– “In Nevada, it is all here!! No terrorists, no disease, no bribery, lots of undiscovered deposits, infrastructure is all here, the laws are stable-what else is there?” – Exploration company consultant

– “In the Democratic Republic of the Congo, everything is wrong. Government consists of corrupted crooks.” – A producer company with more than US$50M revenue, Manager

– “Botswana lacks red and green tape.” – Exploration company, President

– “California is full of eco-hippies who do not understand that their lifestyle is dependent upon mining.” – Exploration Company, Managing Director

– “Mexico is politically stable and has reasonable laws and regulations, a strong history of mining, an experienced work force, and an acceptable tax load.” – A producer company with more than US$50M revenue, Vice President

– “The best increase in potential is in Columbia.” – Mineral exploration research institute, Manager

– “Mongolia suffers from endless tinkering with mining laws and regulations, resource-nationalism, creeping expropriation, non-transparency.” – Trade association, President

– “It’s time the entire civilized world was taught that if it don’t grow, it has to come out of a mine.” – Exploration company, Managing director

(lees ook: nevelwoudnieuws.blogspot.com)

Auteur: Wies Willems