Massale betogingen in Colombia tegen mijnbouwproject van Greystar Resources

Massale betogingen in Colombia tegen mijnbouwproject van Greystar Resources

Afgelopen vrijdag, 25 februari zag in verschillende steden massale betogingen tegen het toekennen van de milieuvergunning voor het ‘Angostura’ goudwinnings project van het canadese mijnbouw bedrijf Greystar Resources.
Het project is gepland ten noorden, op de grens tussen de provincies Santander en Norte de Santander, in een ecologisch waardevol gebied van nevelbossen, ‘páramo Santurbán’ genaamd, die de omliggende steden en dorpen van water voorziet.
Tegenstanders van het project vrezen dat het gebruik van cyanide voor de winning van goud een gevaar zou betekenen voor het fragiele ecosysteem en de waterbronnen van de 2 miljoen omwonenden.
In Bucaramanga, de grootste stad in de buurt, kwamen tussen de 30 en 40 duizend mensen op straat met de eis om de vergunning voor het project te weigeren. Die beslissing moet binnenkort genomen worden door het ministerie van milieu, ook al bestaat er reeds wetgeving die mijnbouw in deze nevelbossen en páramos verbiedt.

Ook in Bogotá toonden een duizendtal betogers hun solidariteit en stroomden samen voor het Ministerie van Milieu: met slogans zoals ‘Water is ons échte Dorado’ (*) en ‘Water komt niet uit de kraan, maar uit de páramo’ lieten ze geen twijfel bestaan over de ongewenstheid van het project. De samenkomst werd toegesproken door een aantal bekende locale acteurs en artiesten die zich eveneens achter de eis schaarden, waaronder eveneens leden van Aterciopelados, een groep die alternatieve muziek maakt en ook in het buitenland z’n fans heeft.

Op 4 maart aanstaande wordt er een openbare hoorzitting gehouden in Bucaramanga, waar Greystar Resources een laatste kans krijgt om de lokale bevolking gerust te stellen over de mogelijk impact die het project kan hebben op de waterwinning in het gebied. Daarna heeft het Ministerie van Milieu een periode van twee weken om een beslissing te nemen over de milieuvergunning..
Mocht het project van Greystar Resources uiteindelijk toch goedgekeurd worden zou dit het eerste zijn van die aard en grootte in Colombia, en bestaat de kans dat andere grootschalige open-pit mijnbouwprojecten snel volgen zoals het ‘La Colosa’ project van Angogold Ashanti.

(*) El Dorado is de legende die de spanjaarden hoorden over een gouden stad  toen ze hier aankwamen, maar die eigenlijk teruggaat tot rituelen van de oorspronkelijke, nu uitgestorven, Muisca bevolkingsgroep in Colombia. meer hier

Reportage: Lithium, een andere weg mogelijk voor Bolivia?

Reportage: Lithium, een andere weg mogelijk voor Bolivia?

Greet Brauwers en Raf Custers maakten samen een reportage over de rol van lithium in de toekomstplannen van Bolivia binnen een door multinationals gedomineerde wereld. Biedt dit experiment mogelijkheden voor een hertekening van de machtsrelaties die grootschalige mijnbouw (steeds meer) tekenen?  Meer inzicht in de kwestie vind je in de publicatie op MO* “De pekelzonde van Morales” en op De Wereld Morgen “Lithium, een vloek of een zegen voor Bolivia”.

De pekelzonde van Morales

Bolivia

De helft van de wereldvoorraad lithium zit in het grote zoutmeer van Uyuni in Zuid-Bolivia. De grondstof wordt onder meer gebruikt in herlaadbare batterijen voor laptops en elektrische auto’s. In plaats van het lithium door buitenlandse firma’s te laten ontginnen, houdt de Boliviaanse staat het proces in eigen handen. Een ongezien experiment van president Morales, succes niet gegarandeerd.

‘Komen jullie voor òns lithium?’, grinnikt Samuel Yankue van de boerenvakbond Frutcas. Dat komt goed uit. Samuel haalt drie proefbuisjes uit een lade van zijn bureau en houdt ze demonstratief voor onze neus. In één buisje zit lithium-carbonaat, in het tweede kaliumchloride, in het derde boorzuur. In de rug gedekt door een portret van Evo Morales straalt de jonge boerenleider het herwonnen zelfvertrouwen van de Boliviaanse inheemsen uit. De boodschap komt aan: jullie in het Westen hebben lithium nodig, wij hebben het bij de hand.We treffen Samuel in het hoofdkwartier van Frutcas in het woestijnstadje Uyuni. Landbouw is van weinig tel in de streek, de grond en het klimaat zijn te schraal. Maar al organiseert Frutcas hoofdzakelijk keuterboeren die quinoa of lama’s telen, de bond heeft een militant verleden en staat hier sterk. Wie Frutcas tegen heeft, krijgt miserie.Uyuni leeft hoofdzakelijk van toerisme. Trekkers uit de hele wereld komen de Salar de Uyni bezoeken, het zoutmeer van maar liefst 10.000 vierkante kilometer. Vroeger trokken er zoutkaravanen over de zoutkorst van het meer, nu maken jeeps er uitstappen naar het unieke cactusseneiland midden in het meer. Het is al lang bekend dat het zoutmeer rijk is aan mineralen en zouten voor de industrie. Er kan kaliumchloride worden uitgehaald, een grondstof voor kunstmest. Maar vooral lithium wordt een rage. Lithium wordt verwerkt in glas, keramiek, medicijnen (Kurt Cobain’s Lithium!) én herlaadbare batterijen –intussen goed voor twintig procent. Nu de autoconstructeurs overschakelen naar elektrische voertuigen, zou de vraag naar lithium de komende jaren exploderen. Dan staat Bolivia sterk. Want de helft van alle wereldvoorraden zit in het zoutmeer van Uyuni.Chili en Argentinië voeren de lijst van de producenten aan. Bolivia produceert nog geen lithium maar daar komt nu snel verandering in. Over een half jaar begint Bolivia zijn voorraden te exploiteren op semi-industriële schaal. Het project is Cien por Ciento Estatal, de Boliviaanse staat houdt het project voor honderd procent in eigen handen. Met dank aan Frutcas. Had de boerenvakbond er niet aan gesleurd, Bolivia zou nu niet op de lithium-trein kunnen springen.

No yankees

De voorgeschiedenis kende heftige momenten. Francisco Quisbert, een ancien van Frutcas, heeft ze allemaal meegemaakt. Destijds hebben de mensen van Uyuni een Amerikaanse multinational weggejaagd die voor eigen rekening het lithium uit de Salar wilde ontginnen. ‘De Lithium Corporation of America,’ vertelt Francisco, ‘kreeg eind jaren tachtig een lithium-concessie in de Salar. Aan ons was niets gevraagd. En dat erwijl de Salar van ons is. Onze voorouders hebben het gebied ooit afgekocht van de koning van Spanje.’ Bovendien was het zoutmeer in de jaren zeventig uitgeroepen tot Reserva Fiscal of staatsdomein. Met als gevolg dat buitenlandse bedrijven er geen uitbating konden bezitten. Lithco kreeg alsnog een concessie van een gewillige regering in La Paz. Maar de bevolking kwam in opstand.‘Vijf eeuwen lang hebben mijnbedrijven het zilver en tin uit Bolivia weggesleept, terwijl Bolivia straatarm bleef’, zegt Francisco Quisbert. ‘We konden niet aanvaarden dat met het lithium van de Salar hetzelfde zou gebeuren.’ Begin 1990 bereikten de marsen, stakingen en blokkades een climax. De president was verplicht het contract met Lithco te annuleren. De Amerikaanse multinational pakte zijn biezen en verkaste naar een zoutmeer in Argentinië. Quisbert: ‘Wij hebben toen beslist dat we onze Salar pas zouden uitbaten als de tijd rijp was.’ Er volgden nog andere volksmobilisaties. Zo werd de Beweging voor het Socialisme (Movimiento al Socialismo, MAS) van Evo Morales groot. De grootste gevechten met opeenvolgende regeringen in La Paz waren gericht tegen de privatiseringen van de natuurlijke rijkdommen. In 2005 won Morales de verkiezingen met een absolute meerderheid. Met zijn eerste bestuursdaad als president pakte Morales –de eerste inheemse president van Latijns-Amerika–de gas- en oliewinning aan, de rijkste sector van het land. ‘Het kan niet,’ zo stelt het beruchte Decreet 28701 van 1 mei 2006, ‘dat een volk wordt beroofd van zijn middelen van bestaan.’ Bolivia verwierf opnieuw de controle over de gas- en petroleumvoorraden, de belangrijkste van Latijns-Amerika na de voorraden van Venezuela. Met het gasdecreet kreeg de schatkist aanzienlijke nieuwe inkomsten.De “nationalisatie” van 2006 was een begin. In het voorjaar van 2008 riep de regering de Recursos Evaporiticos –de verdampingsmaterialen van de Salar de Uyuni– uit tot een strategische troef voor de industrialisatie van Bolivia. In dat dossier ging een Belgisch ingenieur een cruciale rol spelen.

Belgisch expert

Guillaume Roelants komt naar onze eerste ontmoeting met een helm onder de arm. ‘Ik ga er ‘s zondags met de motor op uit’, zegt hij. ‘De omgeving van La Paz is prachtig. Hier vlakbij ligt er nog sneeuw op de toppen. Maar tachtig kilometer naar het oosten kom je in de laagvlakte en wordt het klimaat veel milder.’Roelants kwam in 1981 als coöperant naar Bolivia. Hij werkte eerst in een project met kalkovens en later als kaderlid van de firma Tierra. Die sociale onderneming, collectief geleid door de werknemers, produceert boorzuur in een fabriek op 5000 meter hoogte, tegen de grens met Chili. Roelants woonde lange tijd in de streek en werkte er nauw samen met Frutcas. De boerenleiders zijn stuk voor stuk persoonlijke vrienden.Begin 2008 vroeg de Boliviaanse regering Guillaume Roelants of hij wilde meewerken aan haar lithium-project. Roelants’ expertise met de productie van boorzuur bleek onmisbaar. In mei werd het project officieel gelanceerd, toen president Morales aan de Salar de Uyuni de eerste steen legde van een lithium-pilootfabriek. De president was van meet af aan klaar en duidelijk: dit was een onderneming van de Boliviaanse staat, in uitvoering van het nationalistische programma van de Beweging voor het Socialisme, dat vooropstelde dat Bolivia zich zijn natuurlijke rijkdommen opnieuw moest toe-eigenen. En daarbij bleef het niet. Lithium moest ook de opstap worden naar de industrialisatie van het land. Want, zou Morales later verklaren, ‘we gaan hier zelf batterijen fabriceren en daarna ook elektrische voertuigen’.Guillaume Roelants werkt op de negende verdieping van een kantoorgebouw nabij het Prado, de centrale laan in La Paz. Daar is de Gerencia de Recursos Evaporiticos gehuisvest, een dienst binnen het Mijnwezen van de Boliviaanse staat die moet zorgen dat Bolivia een lithium- en kali-producent wordt. ‘Grondstoffen moet je in eigen land verwerken’, zegt Roelants. ‘Bolivia heeft er niets aan als het ze onverwerkt exporteert.’ Roelants staat achter Morales’ nationalistische project. ‘Al moeten we oplossingen zoeken voor uiterst complexe problemen, we schieten goed op. We hebben intussen acht patenten genomen op technieken die we zelf hebben ontwikkeld.’

Snelle verdamping

Met Francisco Quisbert aan het stuur rijden we vanaf Uyuni naar het westen, kriskras een piste zoekend door de duinen, naast de officiële hoofdweg want die ligt zo ongelijk als maar kan. Fracisco neemt ons mee naar de werf van de pilootfabriek en naar de andere installaties in de Salar.Er rijdt nog een passagier mee, Antonio, een bouwvakker. Hij is midden in de Salar gestationeerd. ‘Drie weken werken,’ zegt Antonio, ‘één week vakantie bij mijn gezin.’ Niet bepaald een benijdenswaardig regime. De wind in de Salar snijdt nijdig. De mannen logeren in containers naast de werf, ver van alle ontspanning. Overdag is het tot vijftien graden maar ‘s nachts kan het kwik tot onder het vriespunt zakken.De studie van de zoutmeren van de Andes is jong. De grote specialist, de Fransman François Risacher, werkt al dertig jaar aan de Salares maar begint nu pas algemene conclusies te trekken. Het zoutmeer van Uyuni is het grootste van heel Latijns-Amerika. De Luikse onderzoeker Eric Pirard deed eind jaren negentig onderzoek aan het tweede zoutmeer in Bolivia, de Salar de Coipasa, die 33De boodschap komt aan: jullie in het Westen hebben lithium nodig, wij hebben het bij de hand. 00 vierkante kilometer meet. Pirard geeft nog altijd advies aan het lithium-team. De onderzoekers weten nu dat de Salares bijzonder complexe systemen van scheikundige elementen en zouten zijn. Ze liggen bovendien op grote hoogte –de Salar de Uyuni op bijna 4000 meter– en tamelijk dicht bij de tropen. Daarom is de verdamping er bijzonder sterk. Het lithium en het boor zijn van vulkanische oorsprong. In het zoutmeer van Uyuni worden ze vanuit vulkanisch gebergte in het Zuiden aangevoerd door de Rio Grande en de Rio Colorado. Waar die rivieren in het meer uitmonden, zijn de lithium-concentraties het grootst. Daarom bouwt Bolivia zijn installaties aan de zuidkant van het meer.De ploeg van Antonio legt vier bekkens aan, samen zestien hectare groot. Bulldozers werpen lange wallen op, met zout als bouwmateriaal. De bekkens zullen aan de binnenkant bedekt worden met waterdichte matten, zodat er niets kan weglekken. Ze zullen gevuld worden met pekel die wordt opgepompt van onder de zoutkorst van het meer. De zoutkorst van de Salar is sterk genoeg om de constructies te dragen. Vervolgens moeten zon en wind hun werk doen en verdampt de pekel. Op de bodem van de bekkens blijft dan bezinksel achter, dat verwerkt zal worden in de pilootfabriek.In het gehucht Llipi Loma, niet ver van het spoorweg-emplacement van Rio Grande, wordt de pilootfabriek opgetrokken. Ze ligt ruggelings tegen een heuvel, beschut voor de strakke wind van de zoutvlakte. Boven op de heuvel wapperen de Boliviaanse vlag en de wiphala, het felgekleurde symbool van de Boliviaanse inheemsen. De ruwbouw van de fabriek is klaar. De komende maanden worden de machines geplaatst en het nieuwe laboratorium ingericht. In mei of juni 2011 zou de productie moeten beginnen, haast een jaar later dan aanvankelijk gepland. In het begin zouden er elke maand 40 ton lithium-carbonaat en 700 tot 1000 ton kaliumchloride moeten worden geproduceerd. Dat worden de voornaamste commerciële producten.

Gletsjers smelten

Op heldere dagen heeft La Paz een schitterend uitzicht op de Illimani-berg met zijn vier besneeuwde toppen. ‘Vroeger ging ik skiën vanuit La Paz’, zegt Oscar Vargas van het lithium-team. ‘Maar dat is er niet meer bij, de sneeuw en de gletsjers smelten.’Het is menens. De gletsjers worden dunner en Bolivia zal voortaan met minder smeltwater uit het hooggebergte moet leven. De klimaatverandering drijft ook president Morales tot actie. Tijdens de Klimaatconferentie van Kopenhagen stelde hij zich erg militant op tegenover de rijke industrielanden. Maar Morales vindt ook dat Bolivia zelf inspanningen moet doen om, zoals hij het uitdrukt, de energiematrix om te keren. Het lithium-project past helemaal in dat opzet.Eind oktober 2010 steekt Morales weer een tandje bij. Hij maakt bekend dat Bolivia de volgende vijf jaar zelf 640 miljoen euro gaat investeren: 140 miljoen euro om zelf lithium-carbonaat te produceren, 210 miljoen euro om kaliumchloride te produceren –telkens met eigen Boliviaanse technologie– en nog eens 290 miljoen euro om in het buitenland toptechnologie te kopen voor de eigen productie van batterijen voor elektrische voertuigen. ‘We willen de markt van de elektrische voertuigen aanzwengelen’, zegt president Morales. ‘Dat is ons engagement voor het klimaat’.‘We kunnen dat nooit alleen’, zegt Alejandro Chavez, prof scheikunde aan de Technische Universiteit van Oruro. Hij stipt aan dat er in de Salar de Uyuni veel meer magnesium zit dan in het grootste Chileense zoutmeer in Atacama. ‘Magnesium van lithium scheiden is ingewikkeld, dat probleem wordt serieus onderschat’, aldus Chavez. Volgens hem heeft de Boliviaanse staat bovendien veel te weinig goede technici in dienst. ‘De goede mensen werken voor de privébedrijven die goed betalen.’ President Morales, die zichzelf een karig loon betaalt en uitvaardigde dat niemand bij de staat meer mag verdienen dan hijzelf, draagt daarvoor mee de verantwoordelijkheid.En we vangen nog meer kritische geluiden op. Na de grote mobilisaties van het verleden krijgt de beweging van president Morales last van minder fraaie reflexen. We horen dat MAS-mandatarissen vriendjes droppen op posten bij de staat. Ze proberen dat ook te doen bij het lithium-team. Lokale MAS-politici steken elkaar stokken in de wielen om projecten van de staat naar hun streek te halen. Zo was er heibel aan de Salar de Coipasa, die nochtans ook met een proefstation aan het nationale lithium-project zal meewerken.Sommige onderzoekers beginnen zich af te vragen of de gulle politiek van president Morales wel vol te houden is. Fernanda Wanderley, sociologe aan de UMSA-universiteit in La Paz: ‘De regering geeft veel geld uit aan sociale en economische programma’s. Ze bekostigt die projecten met de opbrengsten uit de gassector. Maar daar zien we twee zorgwekkende ontwikkelingen. Ten eerste verminderen de reserves zienderogen. Ten tweede vallen de investeringen om nieuwe reserves te zoeken terug. In het ergste scenario zijn de gasreserves over drie-vier jaar op en haalt de regering daar geen inkomsten meer uit.’ Die tendens zou ook het lithium-project kunnen hypothekeren.

Zonder de grote jongens

Moet de regering dan toch maar toegeven aan de druk en multinationale bedrijven –die het geld en de expertise hebben– betrekken bij het lithium-project? De bedrijven willen niet liever. ‘Iedereen kan toetreden tot ons wetenschappelijk comité’, zegt Guillaume Roelants. ‘Maar wel op onze voorwaarden. Alle kennis van het comité blijft eigendom van de Boliviaanse staat.’ Een aantal bedrijven, zoals het Franse Bolloré, is intussen in het comité gestapt, zij het met behoorlijk wat tegenzin. Maar binnen de regering is er geen eensgezindheid. Sommige ministers vinden naar verluidt dat privé-investeerders toch lithium-concessies zouden moeten krijgen.‘De multinationals stalken ons’, zegt ingenieur Roelants. Bij Hector Cordova, de vice-minister van Mijnen, liggen hun studies op tafel. Hij toont de voorstellen van Kores uit Korea, de Japanse alliantie (van Sumitomo, Mitsubishi en het overheidsagentschap Jogmec) en van de kandidaat die er het laatst is bijgekomen, de groep CITIC Guoan uit China. Alle volgen ze uiteenlopende strategieën om Bolivia te verleiden. Sumitomo baat al de grootste zilvermijn van Bolivia uit en wil investeren in de winning van energie uit warmwaterbronnen. De Franse ambassadeur behartigt de belangen van Bolloré. Hij is zelfs in Potosi gaan praten met lokale leiders, die traditioneel in politieke concurrentie leven met Uyuni. CITIC Guoan zou anderhalf miljard euro geboden hebben om het lithium-project integraal over te nemen. Maar tot dusver houdt Bolivia het been stijf. Vice-minister Cordovà: ‘De uitbating doen wij zelf, daarover bestaat geen enkel akkoord.’De eerste fase blijft honderd procent van de Boliviaanse staat, Cien por Ciento Estatal. Daarna, wanneer Bolivia in eigen beheer lithium-carbonaat en kaliumchloride produceert, mogen de multinationals meewerken. ‘Het volk is aan de macht, dit is onze regering’, zegt Francisco Quisbert in Uyuni. Maar net zo min hij aangestoken is door het licht xenofobe indigenismo van de jongere boerenleiders, net zo min lijdt hij aan idolatrie voor Evo Morales. ‘Als Evo het op een akkoord gooit met de multinationals, dan gaan we ook met hem in de clinch.’Deze reportage kwam tot stand dankzij de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek en GRESEA.bron: http://www.mo.be/artikel/de-pekelzonde-van-morales

Lithium, een vloek of een zegen voor Bolivia

Bolivia heeft erg te lijden van de opwarming van de aarde. De gletsjers smelten en de watervoorraden slinken. Het land is daarom uitgegroeid tot een opgemerkte criticus in het klimaatdebat. Op de klimaattop in Cancun begin december haalde de Boliviaanse president, Evo Morales, fel uit naar de rijke geïndustrialiseerde landen die volgens hem veel te weinig doen om het klimaatprobleem te lijf te gaan. Morales vindt echter ook dat Bolivia zelf inspanningen moet doen om, zoals hij het uitdrukt, de energiematrix om te keren. Het Boliviaans lithium-project past helemaal in dat opzet.

De helft van de wereldvoorraad lithium zit in het grote zoutmeer van Uyuni in Zuid-Bolivia. Deze grondstof wordt onder meer gebruikt in herlaadbare batterijen voor elektrische auto’s. Nu de autoconstructeurs massaal overschakelen op elektrische voertuigen, zou de vraag naar lithium de komende jaren explosief kunnen stijgen.

Enkele grote conglomeraten hebben interesse getoond om het lithium te ontginnen, maar net zoals bij de gas- en olieontginning besloot president Morales de lithiumontginning te nationaliseren. Want niettegenstaande z’n rijkdom aan grondstoffen staat Bolivia gerangschikt als tweede armste land in Zuid-Amerika. Eeuwenlang profiteerden buitenlanders van de Boliviaanse natuurlijke rijkdommen. Tonnen zilver verdwenen naar Spanje, maar ook na de onafhankelijkheid werd Bolivia verder leeggeroofd door buitenlandse bedrijven. Door de uitbating van het lithium in eigen handen te houden hoopt Bolivia zelf van de opbrengsten te profiteren en ervoor te zorgen dat de lithiumprijs democratisch blijft.

Bolivia heeft echter geen ervaring met de lithium-winning, en niet iedereen is ervan overtuigd dat het land dit project tot een goed einde kan brengen.

Auteur: Hanne Cottyn

De campagne in Noord-Peru: een terug- en vooruitblik

De campagne in Noord-Peru: een terug- en vooruitblik

Het voorbije weekend liepen de Europese actieweken van de campagne Mining in Paradise? af. Terwijl in Europa de succesvolle sprekerstoer werd afgerond, was in de Piuraanse Andes het Peruaanse campagneteam aanwezig op de herdenkingsplechtigheid van 2 december. Vorig jaar werden op die dag in de gemeenschap Segunda y Cajas twee boeren doodgeschoten door de politie, tijdens een interventie in opdracht van het mijnbouwbedrijf Río Blanco Copper. De boodschap in Segunda y Cajas was duidelijk: de strijd gaat voort. “Deze campagne is dan ook maar een begin”, luidde het.

De strijd tegen het koperproject Río Blanco is het sterkst voelbaar in Ayabaca en Huancabamba, de twee provincies in de noordelijke Andes van de regio Piura. Logisch ook, want daar liggen de gemeenschapsgronden die het mijnbouwbedrijf zich onwettelijk toe-eigent én waar de slachtoffers van het conflict vallen. De sociale bewegingen van de aangrenzende provincies in de oostelijke Hoge Amazone van Cajamarca, San Ignacio en Jaén, hebben het verzet van hun collega’s altijd gesteund. De meeste boeren daar zijn immers migranten uit de Andes-provincies van Piura en Cajamarca en mijnbouw in de nevelwouden en páramos hogerop zou een grote impact kunnen hebben op de watervoorziening voor hun succesvolle koffieteelt.

Op 16 september dit jaar, drie jaar na een verpletterend referendum, verklaarden de boeren- en andere sociale organisaties van deze vier provincies in Noord-Peru hun territoria no-go zones voor mijnbouw, omwille van de ecologische, economische en socio-culturele waarde van hun streek. Ruim een half jaar voorbereidingswerk van het Netwerk voor Duurzame Ontwikkeling van de Noordgrens van Peru en het nationale Netwerk Muqui ging vooraf aan de verklaring, met ondersteuning van CATAPA. Na vele veldbezoeken en vergaderingen slaagden de bewegingen erin de handen in mekaar te slaan voor een lokale, nationale en internationale campagne rond het centrale thema van no-go zones.

Wat heeft de campagne bewogen in Peru?
De verklaring “no-go zones voor mijnbouw” haalde het tot op de agenda van de provinciale en regionale verkiezingen. De verkozen gouverneur van de regio Piura, Javier Atkins, liet al verstaan dat de streek waar het mijnbouwproject Río Blanco gelegen is, geheel moet gevrijwaard blijven van ontginningsactiviteiten. Een belangrijke triomf voor de lokale milieu- en boerenorganisaties, die het thema al jaren vergeefs aankaarten bij de regionale overheid. Ook in de regio Cajamarca werd een voorstander van no-go zones verkozen tot gouverneur: Gregorio Santos van het Movimiento de Afirmación Social, die zelf zijn strepen verdiende als boerenleider in de provincie San Ignacio. In Cajamarca ligt de grootste goudmijn van Zuid-Amerika, maar ze blijft tot de top-vijf van ’s lands armste regio’s behoren. Het is nu afwachten of de regionale gouverneurs, in alliantie met de provinciale burgemeesters, het middenveld en de basisbewegingen, hun beloften nakomen. De geïnstitutionaliseerde corruptie, waaraan de mijnbouwsector niet zelden medeplichtig is, blijft immers een enorm probleem in Peru.

Ook in Lima ging de campagne niet onopgemerkt voorbij. Een forum in het Parlement op 25 oktober zette op nationaal niveau het debat in gang rond mijnbouw en ruimtelijke ordening. Verscheidene nationale media brachten de campagne onder de publieke aandacht en binnen het Netwerk Muqui werd een aparte werkgroep opgestart rond het thema.

Werk aan de winkel
De volgende belangrijke stap zijn de presidentsverkiezingen van april. Hoewel links op nationaal niveau nog steeds erg verzwakt en verdeeld is, zouden verschillende partijen er volgens de laatste berichten in slagen een brede alliantie te vormen die perspectieven biedt (Fuerza Social, Movimiento Nueva Izquierda en Tierra y Libertad). Deze partijen houden er in hun programma alvast een kritische houding op na ten opzichte van mijnbouw, met een strenger oog voor de sociale en ecologische impact van de sector.

Mijnbouw is uiteraard te belangrijk voor de nationale economie van Peru om alle projecten zomaar een halt toe te roepen, en het kan niet ontkend worden dat het land grote macro-economische vooruitgang heeft geboekt dankzij mijnbouw. Het land is de grootste zilverproducent ter wereld en tweedes wat betreft koper en zink. De regering-García kan echter moeilijk ontkennen dat het aantal conflicten in het land ten gevolge van mijnbouwprojecten (zij het in exploratie- of in exploitatiefase) ernstig en groeiende is, en dat de sector te weinig lokale duurzame ontwikkeling opbrengt. Bovendien, willen de sociale organisaties van Noord-Peru duidelijk maken, is mijnbouw in sommige streken van het land eenvoudigweg onmogelijk.

Naast de nieuwe nationale regering, hebben ook de sociale organisaties zelf de grote opdracht om zich te blijven versterken, te vormen en allianties te blijven sluiten. Nieuwe leiders zijn daarbij essentieel. De lokale campagne heeft ook wat die versterking betreft haar bescheiden bijdrage proberen leveren. Ook voor CATAPA zijn er heel wat verwachtingen vanuit Noord-Peru die hopelijk zo goed mogelijk ingelost zullen worden.

Auteur: Wies Willems

In Oruro heeft de Pachamama een stem: Madre Tierra

Via een permanent informatiekanaal wil de werkgroep “ecologische rechtvaardigheid” van CEPA en CORIDUP (beide partnerorganisaties van CATAPA, gevestigd in Oruro) haar strijd voor de verdediging van het leven en de natuur in de door mijnbouw bedreigde rivieren en meren in de regio extra kracht bijzetten. Sinds mei 2009 laat dit milieuplatform alle up-dates over haar verwezenlijken en aanverwante nieuwsfeiten circuleren via het bulletin Madre Tierra. Een kort overzicht van de laatste maanden geeft meteen de belangrijkste gezamenlijke uitdagingen en activiteiten voor CEPA, CORIDUP en CATAPA aan.

Decreto Supremo Nº 0335 de Emergencia Ambiental
In 2009 werd de jarenlange inzet en strijd ter bescherming en herstel van de getroffen gemeenschappen rond het Uru Uru en het Poopó meer beloond door de wettelijke erkenning van de eeuwenlang vervuilde mijnregio als ecologische noodzone (zie “Bemoedigend nieuws uit Bolivia”, 28-10-2009, http://www.catapa.be/nl/nieuws/563). Aansluitend werd een opvolgend comité opgericht, maar het decreet bevindt zich na 9 maanden nog steeds in de coördinerende fase terwijl de mijnbedrijven hun afval rechtstreeks blijven lozen in de rivieren en meren. Via verschillende lobby- en sensibiliseringsacties wordt door CORIDUP en CEPA constant druk uitgeoefend op de nationale en departementale autoriteiten om het decreet, waar een hele resem maatregelen aan gekoppeld zijn, uit te voeren.

Auditoría ambiental – milieucontrole van de mijnsite Kori Kollo
Ten noord-westen van Oruro ligt de verlaten mijnsite Kori Kollo. Deze werd sinds 1982 geëxploiteerd door de Empresa Minera Inti Raymi SA dat voor 88% in handen was van het Amerikaanse Newmont Mining.  In oktober 2003 begon men aan een sluitings- en rehabilitatieproces, het eerste in zijn soort sinds de invoering van de milieuwetgeving in 1994. Vorig jaar verkocht Newmont zijn belangen en vertrok; schijnbaar werd hiermee de verstoring van de lokale ecosystemen en volksgezondheid door de jarenlange mijnactiviteit opgelost. Vorig jaar werd een consortium van wetenschappers gevormd en aangesteld als auditeur met de taak de graad van milieuvervuiling in de regio na te gaan. Daarnaast werd de universiteit van La Paz (UMSA) aangesteld als inspecteur (fiscal ambiental). Deze audit is van cruciaal belang ter responsabilisering van Newmont Mining en ter verhindering van een ongewenst precedent voor toekomstige sluitingsprocedures in andere Boliviaanse mijnen, en wordt bijgevolg nauw opgevolgd door alle betrokken/getroffen partijen, in de eerste plaats de organisatie CORIDUP waarbinnen 80 gemeenschappen uit de regio zich verenigd hebben.

Op 14 mei 2010 werd de planningsfase afgesloten, waarna het eerste rapport werd opengesteld voor verdere informatie, opmerkingen of eisen vanuit het middenveld en het mijnbedrijf. CORIDUP werd door verschillende partners, waaronder CEPA, CATAPA en de UTO, ondersteund in het formuleren van haar commentaar.

Opvolgen van de implementatie van de nationale en departementale mijn- en milieuwetgeving
In juni werd protest aangetekend tegen de geplande samenvoeging van de departementale secretariaten voor mijnbouw en metallurgie enerzijds met dat voor natuurlijke hulpbronnen en milieu anderzijds. In een open brief aan de gouverneur van het departement Oruro stelt het milieuplatform dat de bestaande wetten een vereniging van deze twee secretariaten onaanvaardbaar maakt. Immers, “indien men deze fusioneert, hoe kunnen we de wet doen naleven?”, dit lijkt bovendien ecologische belangen te negeren en ondergeschikt te maken aan extractieve belangen.  Deze argumentatie lijkt gevolg te hebben gevonden in de oprichting van een departementaal secretariaat voor de Rechten van Moeder Aarde opgericht begin juli. Het secretariaat heeft als eerste taak de implementatie van het decreet ter herstel en bescherming van de ecologische noodzone in Huanuni, Machacamarca, El Choro en Poopó te stimuleren; dit omvat ook de coördinatie van de financiering (met een input van 14 miljoen dollar uit de EU). Daarnaast zal ze ook de transparantie en vorderingen van de milieu-audit op de mijnactiviteiten van Inti Raymi opvolgen. Verder dringt CORIDUP aan op een zo nauw mogelijke aftoetsen van de beloftes, verantwoordelijkheden tegenover, en de vragen en noden vanuit, de getroffen gemeenschappen, zowel binnen als buiten de wettelijke milieunoodzone.

Auteur: Hanne Cottyn

Nyrstar verwerft polymetaalmijnen Contonga en Pucarrajo in Peru

Nyrstar NV maakte vandaag bekend dat het de polymetaalmijnen Contonga en Pucarrajo in Peru heeft verworven voor ongeveer US$23 miljoen, in lijn met de strategie van de Vennootschap om selectief opportuniteiten in de mijnsector na te streven.

De mijnen van Contonga en Pucarrajo omvatten ongeveer 4.900 hectare mijnconcessies, op 500 kilometer ten noorden van Lima in de Ancash-regio, die gekend is om zijn significante voorraden zink, lood, zilver, goud en koper. De Contonga-mijn bevindt zich naast de internationaal gerenommeerde Antamina-mijn, één van de grootste koper- en zinkmijnen ter wereld.

De Contonga-mijn is een ondergrondse zink-lood-koper-zilvermijn met meer dan 100 jaar activiteit en verwerkt momenteel ongeveer 660 ton erts per dag. De Pucarrajo-mijn is een ondergrondse zink-lood-zilvermijn die al meer dan 30 jaar actief is en een capaciteit heeft van ongeveer 1.100 ton erts per dag. De Pucarrajo-mijn ligt stil sinds juni 2009 door cashproblemen als gevolg van de financiële crisis.

Nyrstar wil beide activiteiten opdrijven naar een gecombineerde capaciteit van meer dan 2.000 ton erts per dag tegen het einde van 2012. Dat leidt tot een jaarlijkse productie van ongeveer 40.000 ton zink in concentraat, 4.000 ton lood in concentraat, 1.000 ton koper in concentraat en 1,5 miljoen troy ounce zilver. De opgedreven activiteiten zullen naar verwachting werken met C1 cashkosten[1] van minder dan US$1000 per ton betaalbaar zink dankzij de significante opbrengsten uit nevenproducten.

Op basis van de ervaringen en aanwezigheid van Nyrstar in Peru zullen de Contonga- en Pucarrajo-mijnen samen met de Coricancha-mijn door één ervaren managementteam geleid worden. Ze zullen daarbij gebruik maken van de gedeelde diensten van het Nyrstar-kantoor in Lima.

Net zoals in de Coricancha-mijn van Nyrstar werd de ontginning van de Contonga- en Pucarrajo-mijnen door de vorige eigenaars beperkt. Dienovereenkomstig wil Nyrstar dan ook een modern ontginningsprogramma uitvoeren dat naar verwachting de voorraden en bronnen van mineralen sterk zal doen stijgen.

In zijn commentaar op de overname verklaarde Roland Junck, Chief Executive Officer van Nyrstar, het volgende:

“De overname van de Contonga- en Pucarrajo-mijnen stelt ons in staat om onze vertikale integratie in metalen – waarbij we bestaande expertise en bewezen capaciteit hebben opgebouwd – verder te zetten. Daarnaast benutten we de operationele voordelen van het clustermanagement.

De Contonga- en Pucarrajo-mijnen zijn erg competitief wat de kostencurve betreft door sterke opbrengsten uit nevenproducten en zullen onze capaciteit voor de productie van zinkmetaal op basis van eigen concentraten opvoeren naar ongeveer 25% tegen 2012. We blijven de mogelijkheden om onze strategie te realiseren verder actief verkennen.”

Als onderdeel van de overname neemt Nyrstar ook een operationele schuld van ongeveer US$16 miljoen op zich. Een gedeelte van de aankoopprijs (US$5 miljoen) zal als borg gedurende 12 maanden op een rekening worden geblokkeerd als onderpand voor de verplichtingen van de verkoper wat betreft de gebruikelijke verklaringen en garanties met betrekking tot de overname.

Middelen en reserves

Hieronder volgt een overzicht van de recentste gegevens over reserves en middelen van de Contonga- en Pucarrajo-mijnen.

Contonga reserves en middelen 2009
Klasse Ton (kt) Zn (%) Pb (%) Cu (%) Ag (oz/t)
Bewezen reserves 1.494 4,67 1,71 0,47 2,93
Waarschijnlijke reserves 405 4,55 1,34 0,66 2,91
Totale reserves 1.899 4,64 1,63 0,51 2,93
Gemeten middelen 1.639 5,15 1,78 0,58 3,01
Aangegeven middelen 430 4,94 1,47 0,72 3,12
Geïnfereerde middelen 1.020 4,79 0,99 0,89 2,32
Totale middelen 3.089 5,00 1,47 0,70 2,80

 

Pucarrajo reserves en middelen 2009
Klasse Ton (kt) Zn (%) Pb (%) Cu (%) Ag (oz/t)
Bewezen reserves 182 8,22 0,83 2,32
Waarschijnlijke reserves 158 8,23 0,79 2,24
Totale reserves 340 8,23 0,81 2,29
Gemeten middelen 199 7,98 0,77 2,16
Aangegeven middelen 1.116 7,45 0,57 1,69
Geïnfereerde middelen 715 7,51 0,76 2,00
Totale middelen 2.030 7,52 0,66 1,85

[1] C1 cashkosten zijn de netto directe cashkosten afkomstig uit de mijnactiviteit tot geraffineerd metaal (met inbegrip van bedrijfskosten, verwerkingslonen, vrachtkosten voor concentraat) verminderd met de opbrengsten van nevenproducten.

Auteur: Nik Meeusen

EU: resolutie EP tegen het gebruik van cyanide

EU: resolutie EP tegen het gebruik van cyanide

Het is al even terug, maar op 5 mei van dit jaar heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd waarin het de Commissie en de EU-lidstaten oproept om het gebruik van cyanide te bannen tegen eind 2011 en naar alternatieven te zoeken voor dit hoog-toxisch goedje dat zo goed als in elk ontginningsproject gebruikt wordt in de mijnbouw.

Bijzonder interessant is artikel 4 van deze resolutie: “Het Europees Parlement verzoekt de Commissie en de lidstaten zolang het algehele verbod nog niet van kracht is, direct noch indirect steun te verlenen voor mijnbouwprojecten in de EU die van de cyanidetechnologie gebruikmaken, en evenmin steun te verlenen voor dergelijke projecten buiten de EU.”

Dit stemt CATAPA hoopvol dat er verbetering op komst is in de regelgeving voor de handel met Latijns-Amerikaanse landen met betrekking op het gebruik van chemische producten zoals cyanide. Handelsbetrekkingen met Peru, bijvoorbeeld, berusten in hoge mate op de ontginningsindustrie: 72.9% van alle export naar Europa komt uit de mijnbouw- en petroleumsector, waarvan 7.9% (of 5.8% van het totaal) voor België bestemd is (gegevens afkomstig van de Peruaanse fiscus; betreft de situatie op december 2009).

Naar aanleiding van deze resolutie is het OCMAL campagne aan het voeren voor een verbod op cyanide in Latijns-Amerika.

Foto: trashology.wordpress.com/

Gemeenschappen uit Peru en Ecuador wisselen strategieën tegen mijnbouw uit

Gemeenschappen uit Peru en Ecuador wisselen strategieën tegen mijnbouw uit

Van 2 tot en met 4 juli waren er een honderdtal Peruanen en Ecuadorianen samengekomen in de Peruaanse stad Piura. Allemaal kwamen ze uit gemeenschappen kwamen die getroffen worden door mijnbouw, en allemaal willen ze een toekomst waar duurzaam met de natuurlijke rijkdommen wordt omgesprongen. De presentaties van ondersteunende organisaties werden afgewisseld met traditionele dans en verbroedering over de landsgrens heen. Het evenement werd afgesloten met een slotverklaring, waarin de gemeenschappen hun wil uitdrukten om te blijven vechten tegen het extractivisme als ontwikkelingsmodel voor hun territoria en om hun krachten te bundelen in een binationale organisatie van gemeenschappen getroffen door de mijnbouw.

Verschillende personen van organisaties die het evenement “Landsgrenzen overwinnen, Volkeren ondersteunen in hun strijd tegen de mijnbouw – 2de Binationale Bijeenkomst van Boeren- en Inheemse Gemeenschappen van Peru en Ecuador die getroffen worden door de Mijnbouw” ondersteunden – o.a. CooperAcciónAcción EcológicaVIMAOCMALFICSHCONACAMI – voedden de bijeenkomst met uiteenzettingen over het beheer van het territorium (via ecologisch-economische zonificatie, waarbij zones ‘mijnbouwvrij’ verklaard kunnen worden), mijnbouw in grensgebieden (waarbij juridische clausules omzeild worden ‘in het belang van de bevolking’), klimaatsverandering, vrijhandelsakkoorden, de wet op raadpleging (en de ILO Conventie 169) en de criminalisering van het protest van de gemeenschappen tegen de mijnbouw.

Op basis van deze inbreng, sleutelden de aanwezigen aan een slotverklaring waarin ze hun onverwoestbare toewijding uitdrukten om hun natuurlijke rijkdom en territorium te verdedigen – met hun eigen leven indien nodig – en om een integratieproces op gang te brengen over de landsgrens heen. Op deze manier kunnen ze ervaringen en gewoonten van hun volkeren uitwisselen om het cultureel, ecologisch en economisch annihilatieproces tegen te gaan dat hen aan het treffen is. Bovendien eisten de gemeenschappen dat de gehele bevolking geraadpleegd wordt inzake de ontwikkelingsmodellen van beide landen – een ontwikkeling gebaseerd op plundering en vernieling – en dat de IIRSA-projecten meteen worden stilgelegd.

Verder poneerden de aanwezigen dat verschillende zones in de gebieden waarin ze wonen – waaronder de provincies Ayabaca, Huancabamba, Jaén en San Ignacio – ‘mijnbouwvrij’ verklaard worden. Deze eis vindt haar weerklank in de campagne van de gemeenschappen uit die vier provincies, bij monde van het Front voor Duurzame Ontwikkeling in de Noordgrens van Peru, om zones in hun provincies mijnbouwvrij te verklaren. CATAPA zal deze vraag dit najaar ondersteunen met de internationale campagne Mining in Paradise?

Peru: te vroeg victorie gekraaid met de wet op raadpleging?

19 mei was een glorieuze dag voor de inheemse bevolking in Peru. Eindelijjk had het Congres een wet op raadpleging gestemd en goedgekeurd. Eindelijk, want sinds 1995 was Conventie 169 van de Internatonale Arbeidsorganisatie (ILO), die het recht op raadpleging van inheemse volkeren garandeert bij administratieve of wettelijke maatregelen die een impact hebben op de levenswijze of het territorium van deze volkeren, van kracht in Peru. Het gebrek aan nationale wetgeving die dit recht zou garanderen, was slechts een goedkoop (en, juridisch gesproken, fout) excuus om de inheemse volkeren niet te raadplegen. De kopzorgen zijn echter nog niet voorbij: maandag 21 juni is de laatste dag voor president García om deze wet te ondertekenen, opdat deze ook werkelijk in voege kan treden. Hebben de inheemse volkeren te vroeg victorie gekraaid?

Vanuit de privé-sector is er heel wat tegenwind gekomen tegen de wet op raadpleging. Investeerders zijn er van overtuigd dat deze wet de inheemse volkeren effectief een recht op veto geeft, waardoor ze heel wat winsten aan hun neus voorbij zien gaan. Ze hebben daarom ook, onder meer via het Ministerie van Energie en Mijnbouw en het Ministerie van Economie, druk uitgeoefend op de president om de wet niet te ondertekenen, waardoor ze ongestoord verder zouden kunnen investeren in Peru.

Er is echter geen reden voor paniek, verklaart het Grondwettelijk Hof. In een uitspraak eerder deze week, argumenteert het Hof dat deze wet enkel de internationale verplichting om inheemse volkeren te consulteren in de Peruviaanse wetgeving vastlegt, zonder hierbij vetorecht aan de volkeren te geven. Men moet er geen doekjes om winden, aldus het Hof, de Peruviaanse staat heeft de verplichting om tot een onderhandeld akkoord te komen over maatregelen die de inheemse volkeren betreffen – en is daar in de voorbije 15 jaar schromelijk in tekort geschoten.

Bovenop deze uitspraak van het Hof kwamen er nog een hele reeks verklaringen van andere toonaangevende persoonlijkheden die het belang van de promulgatie van de wet op raadpleging benadrukten. Robert Zoellick, voorzitter van de Wereldbank, verklaarde dat “het scheppen van wetgevend kader uitermate belangrijk is om raadpleging in Peru te bevorderen.” Elizabeth Leon, de voorzitster van de parlementaire commissie van inheemse volkeren, benadrukte dat de wet met een ruime meerderheid was goedgekeurd, na zes maanden intensieve dialoog met alle stakeholders – vertegenwoordigers van de uitvoerende macht incluis. Daarnaast brachten de Internationale Federatie van Mensenrechten (FIDH) en APRODEH in herinnering dat de slachtoffers van Bagua nog steeds aan het wachten zijn op een proces van de verantwoordelijken voor de bloedige afloop van het vreedzame protest.

Het is nu afwachten wat maandag 21 juni brengt. De promulgatie van de wet zou alleszins het eerste agendapunt zijn op de agenda van president García – hopelijk stapt hij met het juiste been uit bed.

Auteur: Tom Van den Steen

Peru de eerste (na 16 jaar) met wet op raadpleging van inheemse volkeren!

Het heeft 16 jaar en veel bloed, zweet en tranen gekost, maar uiteindelijk heeft het Peruaanse Congres op woensdag 19 mei 2010 een wet goedgekeurd die het recht op raadpleging garandeert van inheemse of oorspronkelijke volkeren overeenkomstig Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).  Peru had deze conventie reeds in 1994 geratificeerd, maar het heeft dus tot 2010 geduurd vooraleer het deze in een wet heeft gegoten, opdat het recht op raadpleging van de inheemse volkeren ook effectief nageleefd kan worden, in een land waar conflicten tussen overheid, (multinationale) bedrijven en inheemse volkeren schering en inslag zijn. De wet, die nog door president Alan García bekrachtigd moet worden, werd met veel enthusiasme onthaald, zowel bij de Ombudsman, het middenveld als de organisaties die de inheemse volkeren vertegenwoordigen. Eens bekrachtigd, zal Peru het eerste land in Latijns-Amerika zijn met een dergelijke wet.

Wat staat er nu eigenlijk in deze wet? Vooreerst bepaalt het dat de inheemse of oorspronkelijke volkeren het recht hebben om op voorhand geraadpleegd te worden over wetgevende of administratieve maatregelen die een rechtstreekse impact hebben op hun collectieve rechten, ongeacht of het gaat om hun fysiek bestaan, culturele identiteit, levenskwaliteit of ontwikkeling. Ook dient de Peruaanse overheid een dergelijke raadpleging te houden inzake nationale of regionale ontwikkelingsplannen, -programma’s of -projecten die deze rechten rechtstreeks beïnvloeden. Deze raadpleging heeft tot doel een akkoord of goedkeuring te bereiken tussen de staat en de inheemse of oorspronkelijke volkeren, middels een interculturele dialoog die garandeert dat deze volkeren betrokken zijn bij de beslissingsmechanismen van de overheid en dat hun collectieve rechten gerespecteerd worden.

Concreet omvat dit recht op raadpleging de volgende principes:

  • de kans om geraadpleegd te worden over wetgevende of administratieve maatregelen vooraleer deze van kracht zijn;
  • erkenning, respect voor en aanpassing aan culturele verschillen, op een manier die bijdraagt tot de waardering van deze verschillende culturen;
  • een klimaat van vertrouwen, samenwerking en wederzijds respect, zonder partijpolitieke standpunten of anti-democratisch gedrag te verspreiden of aan te wakkeren;
  • flexibiliteit inzake de manier waarop dit proces van raadpleging georganiseerd wordt, naargelang het type maatregel die ter raadpleging voorligt en de betrokken inheemse of oorspronkelijke volkeren;
  • redelijkheid inzake de termijn waarbinnen deze raadpleging plaatsvindt, opdat men genoeg tijd heeft om kennis te nemen van de maatregel in kwestie, deze te bestuderen en voorstellen te maken;
  • afwezigheid van dwang of voorwaardelijkheid;
  • volledigheid van informatie, zodat de inheemse of oorspronkelijke volkeren een geïnformeerde beslissing kunnen nemen.

Wie zijn nu eigenlijk die inheemse of oorspronkelijke volkeren? De wet stelt dat er verschillende objectieve en subjectieve criteria zijn die bepalen wie van het recht op raadpleging kan genieten. Onder de objectieve criteria valt (i) de directe aftamming van oorspronkelijke volkeren die het grondgebied bewoonden; (ii) levensstijlen, spirituele en historische banden met het grondgebied dat men van oudsher gebruikt of bewoont; (iii) sociale instellingen en eigen gebruiken; en (iv) culturele patronen en levensstijlen die verschillen van andere geledingen van de Peruaanse bevolking. Subjectief spreekt men van inheemse of oorspronkelijke volkeren wanneer hun collectief bewustzijn zich als dusdanig beschouwt.

Overeenkomstig de wet, zal het proces van raadpleging als volgt gaan. De respectievelijk instanties erkennen welke wetgevende of administratieve maatregelen onder het bereik van deze wet vallen, gevolgd door welke volkeren geraadpleegd dienen te worden. Daarna worden deze maatregelen verspreid onder de betrokken volkeren en wordt er meer informatie verstrekt omtrent die maatregelen. Hierop krijgen de organisaties van inheemse of oorspronkelijke volkeren de tijd om de maatregelen intern te bespreken en te evalueren, waarna ze in dialoog treden met overheidsvertegenwoordigers. Op het einde van dit proces neemt de betrokken overheidsinstantie een gemotiveerde beslissing over de uiteindelijke aard van de voorgestelde maatregel. Indien men niet tot een akkoord is kunnen komen, dient de maatregel alleszins de collectieve rechten van de inheemse of oorspronkelijke volkeren te waarborgen.

Op het eerste zicht lijkt deze wet dus tegemoet te komen aan vele verzuchtingen van de inheemse volkeren en de bepalingen van Conventie 169. De toekomst zal echter uitwijzen in welke mate deze wet ook in de praktijk zal worden toegepast en of het effectief een antwoord biedt aan de steeds toenemende conflictiviteit in de ontwikkelingsvisies van de Peruaanse staat en die van haar inheemse bevolking.

Auteur: Tom Van den Steen

FTA Peru-China: neoliberale idiotie?

Vorige week, donderdag 6 mei, organiseerde het redGE – het Peruaans netwerk voor een evenwaardige globalisering – i.s.m. CooperAcción en 11.11.11 een publiek forum over het vrijhandelsakkoord tussen Peru en China, dat sinds 1 maart in voege is getreden. Dit was het eerste forum waarop dit akkoord onder de loupe genomen werd en waarbij er dieper werd ingegaan op de opportuniteiten en bedreigingen voor Peru. Tegelijkertijd werd ook het door redGE en CooperAcción ondersteunde boek over dit akkoord voorgesteld, van de hand van Victor Torres C., professor economie aan de Universidad Nacional Mayor de San Marcos.

Het was opvallend dat de eerste drie sprekers zeer op de vlakte bleven wat de impact van dit vrijhandelsakkoord betreft op Peru. Men was veeleer optimistisch over de mogelijkheden die dit akkoord te bieden heeft voor het land, zonder al te diep in te gaan op de cijfers achter de vrijhandelsbepalingen. [Hoe kan men immers bepalen of dergelijke bepalingen gunstig zijn voor een land zonder ze te vergelijken met de handelscijfers voor deze of gene sector en in welke mate die sector van de nieuwe handelsbepalingen profiteert of erdoor bedreigd wordt.]

Dit werd echter al gauw rechtgezet door de drie volgende ponenten, die duidelijk kritischer uit de hoek kwamen en getuigden vanuit de textielsector en de mijnbouwsector, alwaar het gebrek aan milieu- en arbeidsstandaarden zich laat gevoelen onder meer bij de verkassing van Morococha en het jobverlies door het (over)aanbod van goedkopere textielproducten uit China. “Als we klagen over het verlies van onze jobs, dan antwoordt president García dat we ons moeten omscholen en een andere job vinden. Dat hij dan maar zelf ook eens een andere job zoekt!” Hilariteit alom toen een andere exponent opmerkte dat “er al genoeg Chinees in Peru is, waarom onze markt nog meer openstellen? Moeten we dan nog meer chaufa eten?”

Eén van de pijnlijke hoofdstukken uit dit vrijhandelsakkoord is dat over investeringen. Ondanks het feit dat China tevreden was met de bestaande investeringsakkoorden tussen beide landen, stonden de Peruaanse onderhandelaars erop dat er toch een hoofdstuk over investeringen in het akkoord zou zijn. Het blijft echter gissen waarom, daar Peru er alleen maar op lijkt te verliezen. Zo kunnen bedrijven die niet in China gevestigd zijn, maar wel in Chinese handen zijn, investeren in Peru onder dezelfde voorwaarden als Chinese bedrijven. Hetzelfde geldt echter niet voor niet-Peruaanse bedrijven in Peruaanse handen. China heeft zich ook het recht voorbehouden bepaalde delen van haar economie – ‘van strategisch belang’, zoals vele delen van haar ontginningsindustrie – af te schermen van buitenlandse investering, terwijl heel de Peruaanse economie voor het grijpen ligt.

Waarom dan toch doorzetten? “Wel, dat laat ik aan de verbeelding over van dit publiek,” antwoordde één van de sprekers. De vraag is maar of er werkelijk corruptie in het spel is – want welke Peruaanse belangengroepen hebben er baat bij dat Peruaanse interesses geschaad worden? Of zou het, zoals een andere ponent vermoedt, te maken hebben met het blind navolgen van een neoliberaal ontwikkelingsmodel, waarbij de onderhandelaars er heilig van overtuigd zijn dat Peru geen buitenlandse investeringen kan aantrekken zonder een gemakkelijke investeringsmarkt (i.e. zonder al te veel regels)?

Het is alleszins duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is om een beter zicht te krijgen op de manier waarop het economische beleid in dit land vormgegeven wordt. Of, beter gezegd, hoe dit op een meer transpante en democratische manier kan gebeuren, zonder het land in ongelijke vrijhandelsakkoorden te koop aan te bieden zonder garantie op economische vooruitgang.