Project: Oogsten van Hemelwater

Zuidmedewerker Avalon bezoekt El Cerro Rico, ‘De Rijke Berg’, in Potosí. De Boliviaanse stad Potosí ligt op ruim 4000 meter hoogte en staat vooral bekend om het zilver en de vele andere mineralen die er te vinden zijn. Avalon neemt ons mee de mijn in.

Foto’s gemaakt door: Massimiliano Dalla Fior

Voor de koloniale tijd waren de waardevolle mineralen in het gebied reeds ontdekt. Toen de Spanjaarden kwamen, exporteerden zij veel rijkdommen, zoals goud en zilver, naar Europa. Destijds was Potosí één van de rijkste steden ter wereld. De Bolivianen werkten voor de kolonialisten in de mijnen op zoek naar de grondstoffen en de Spanjaarden gaven hen coca bladeren die ze urenlang kauwden zodat hun vermoeidheid en hongergevoel gedoofd werd, zodat zij uren achter elkaar door konden werken.

Foto: El Cerro Rico

Toen Bolivia onafhankelijk werd (in 1825), trokken de Spanjaarden weg en waren er al niet veel grondstoffen meer te vinden. Vervolgens werden de mijnen genationaliseerd en daarna geprivatiseerd. Tot op de dag van vandaag wordt er nog altijd volop gezocht naar mineralen in de berg, zoals tin, wolfraam, zink, lood en zilver. Momenteel zijn er mijncoöperatieven actief in de berg, wat inhoudt dat veel mijnwerkers zelf eigenaar zijn van een stukje mijn. Hun inkomen hangt dus af van wat zij vinden en ontginnen. Om deel uit te maken van een coöperatief moet de mijnwerker eerst drie jaar in dienst gaan bij een mijnwerker die al lid is van een coöperatief. Per jaar gelden verschillende voorwaarden en na drie jaar kan de mijnwerker toestemming vragen om deel te worden van het coöperatief en zal hij over zijn eigen stukje mijn beschikken.

Op ontdekking

Op dit moment zijn de mijnen, naast een plaats van hard werken, ook een toeristische trekpleister, wat zorgt voor een extra inkomen. Van te voren word ik gewaarschuwd voor een bezoek aan de mijnen, omdat er instortingsgevaar bestaat, er dynamiet gebruikt wordt en ademhalen er lastig is. Mijn nieuwsgierigheid is echter groot en samen met de Italiaanse reiziger Max bezoek ik de mijnen. Onze gids is zelf sinds zijn achtste levensjaar aan het werk in de mijn en werkt momenteel ook als gids. Van zijn collega mijnwerkers heeft hij de bijnaam ‘Rey Leon’ gekregen, te danken aan de lange dreadlocks die hij vroeger had.

Voordat we de mijn ingaan, gaan we eerst naar de ‘mijnmarkt’. Hier wordt veel verschillend gereedschap verkocht, waaronder dynamietstaven. Voor een paar euro heb je er al één in bezit. Onze gids grapt: ‘Voor als je jouw schoonmoeder niet zo ziet zitten’. Ook staan er zakken vol met cocabladeren en kun je er pure alcohol kopen (96%). Deze alcohol is goedkoper dan een fles bier, logisch dat alcoholgebruik dan ook een groot probleem is onder de mijnwerkers.

Vervolgens gaan we een fabriek binnen, waar de werknemers ons vriendelijk begroeten. De machines zien er slecht en oud uit en de geur van gevaarlijke stoffen dringt mijn neus binnen. Hier worden de gevonden stoffen uit de mijn verwerkt. De stoffen worden gescheiden, maar ze worden hier niet tot een eindproduct verwerkt. De materialen worden daarvoor geëxporteerd naar China. Dit is één van de redenen waarom de winst van de mijnwerkers beperkt blijft.

 Foto: uitzicht vanaf El Cerro Rico

Met een mooie outfit de mijn in

Dan worden we in een mooi pak gehesen: een broek, jas, helm met hoofdlamp, mondkapje en grote laarzen. We komen aan bovenaan de berg: Wat een prachtig uitzicht op de stad vanaf daar! We lopen richting de mijn en voor de ingang staan een aantal dronken mijnwerkers. Onze gids vertelt dat er de dag ervoor een ritueel is geweest: er zijn verschillende lama’s geofferd en het bloed van hen is boven de ingang van de mijn gesmeerd. Dit moet de bloedlust van de Duivelse El Tío (meer hierover later) stillen, zodat er niet nog meer mijnwerkers van het leven worden beroofd.

Foto: Rey Leon, Max en ik

Donker, smal en verstikkend

Dan zegt Rey Leon dat we hem moeten volgen en dicht bij elkaar moeten blijven. Met zijn drieën verdwijnen we in het donker. Het is een smalle en modderige tunnel, soms stap ik in plassen water. Ik voel me een beetje opgelaten, maar wen er al snel aan. Alleen dan wordt de tunnel ineens een stuk kleiner. Ik word gedwongen om gebukt te lopen en Max  (1.85m) voor mij stoot meermaals zijn hoofd. Ik probeer het ritme van het botsten van zijn hoofd te volgen om te weten wanneer ik moet bukken, maar zit er vaak naast waardoor ik ook heel vaak mijn hoofd stoot. Hoe verder we de tunnel ingaan, hoe benauwder het wordt. Ineens wordt de gang nog kleiner en moeten we kruipend over de grond. Max en ik hebben het er zwaar mee. Het zweet druipt van ons voorhoofd en af en toe zitten we vast tussen de ‘muren’ met onze lijven en onze tassen. Onze gids zegt: ‘als je niet goed kan ademhalen, kan je het mondkapje beter afdoen’. Beiden twijfelen we geen moment en trekken het kapje zo snel mogelijk van ons gezicht. Een vieze giftige geur en opgestegen stof slaan in ons gezicht als we naar adem happen.

Wanneer we dit kruipende stuk voorbij zijn, vervolgen we onze reis gebukt. Af en toe moeten we onszelf tegen de zijkant van de gangen duwen omdat er mijnwerkers met wagens langs rennen. Bij een mijnader zijn verschillende mannen aan het werk, onze gids vertelt dat het hier ongeveer 45 graden is. De werkers hakken er op los in de muren en gooien het materiaal in de kruiwagen, waarna deze rennend naar buiten wordt geduwd. Rey Leon vraagt aan Max of hij misschien de wagen kan duwen, maar hij krijgt de wagen niet eens omhoog opgetild. Het is ontzettend zwaar werk. Een mijnwerker, Don Pedro, vertelt: “Ik heb tien kinderen, ik moet hier wel werken.” De gids vervolgt: “Met het werk in de mijn kun je een stuk meer verdienen dan in de stad.” Al moet men de risico’s niet onderschatten, het instortingsgevaar en het aantasten van de longen zorgt voor een lage levensverwachting (45 jaar). Desondanks, maken de mijnwerkers grapjes met elkaar.

 Foto: gedeelte van de tunnel

Duivelse bescherming in de mijn

Als we een tijdje lang stilstaan op dezelfde plek, vragen we of we langzaam verder kunnen lopen, want ademhalen lukt nauwelijks. We gaan verder en komen aan in een ruimte waar een standbeeld staat. Dit wordt ‘El Tío’ genoemd en is een combinatie van de Christelijke duivel en de goden uit het inheemse geloof. Het woord Tío is afgeleid van Díos en hij is de eigenaar van alle mineralen in de mijn. Elke eerste vrijdag van de maand komen de mijnwerkers hier samen en wisselen met hem sigaretten, cocabladeren en alcohol uit om bescherming te vragen tegen ongevallen in de mijn. De laatste vrijdag van de maand vindt er een zelfde soort ritueel plaats en wordt El Tío bedankt. Wanneer de mijnwerkers dit niet doen, zal de Duivelse kracht van El Tío  tegen hen werken en tot de dood leiden. Het vereren is daarom een belangrijk ritueel. Ook wij geven El Tío alcohol en nemen er zelf ook een slok van: 96%. Daarna horen we paar enorme knallen en ritselt gruizel naar beneden, Rey Leon vertelt rustig: “een stukje verderop hebben ze dynamiet gebruikt om het gangenstelsel uit te breiden”.

Mijnbouw problematiek

We hebben twee uur door de gangen van de mijn gelopen en we zijn allebei kapot: moe, dorstig en hebben pijn aan onze knieën. Onze gids geeft aan dat de mijnwerkers tot op heden voortdurend cocabladeren kauwen om al deze gevoelens te onderdrukken. Hij vervolgt: “Ik werk liever als gids dan als mijnwerker, omdat ondanks dat ik nog steeds in de mijn ben, het werk lichamelijk veel minder zwaar is”. Dat geloof ik maar al te graag, want het zijn wrede werkomstandigheden. Ik voel me schuldig dat ik weer terug naar mijn hostel kan en de mijnwerkers morgen weer terug naar de mijn moeten keren. Ongelooflijk hoeveel respect ik heb voor de mannen die in deze mijnen werken. En ongelooflijk hoe blij ik ben dat ik mij via CATAPA, SHI en CEPA inzet om de situatie rondom de mijnbouw problematiek aan te pakken.

 

Sinds mei 2016 is antropologe Avalon werkzaam in Oruro, op de Boliviaanse hoogvlakte. Via CATAPA en de Nederlandse stichting Samenwerkingsverband Hooglanden Indianen (SHI) coördineert zij het project ‘Oogsten van Hemelwater’ bij de lokale partnerorganisatie Centro de Ecología y Pueblos Andinos (CEPA).


Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.