tin supply chain part I

De Supply Chain van Tin – Miniserie, Part I

Het monitoren van de tinmijnen in Bolivia

Since autumn 2020, CATAPA vzw has been partnering up with Electronics Watch – an independent monitoring organisation with experts in human rights and global supply chains – and CISEP – Centro de Investigación y Servico Popular, a local Bolivian non-profit organization – to start monitoring tin mining cooperatives in the department of Oruro, Bolivia. This project was funded by Bread for All (BfA). This work is part of a bigger project organised by CATAPA’s Bolivia Working Group: investigating the tin supply chain, from raw material to end product.

Today we are presenting the first part of this research focussed on important findings related to working conditions and human rights (violations) in the Bolivian tin mines. Later on we will also present the findings related to the Bolivian smelters, the import of tin into the EU and the presence of tin in the electronics sector.

Belangrijkste bevindingen

Infographic tin monitoring project Landscape Banner (3)

Uit de interviews met de mijnwerkers van de coöperaties blijkt dat:

  • Mijnwerkers moeten soms onder 70m diepte werken (gerelateerde problemen: minder zuurstof, longziekten, silicose) zonder persoonlijke bescherming
  • De lonen worden dagelijks berekend, maar kunnen na verloop van tijd vaster worden (afhankelijk van de goodwill van de chef)
  • Coöperatieve mijnwerkers worden betaald op basis van de gewonnen hoeveelheid mineraal, de lonen zijn zeer ontransparant (vaak slechts 1% van de brutowaarde van de productie, wat zeer laag is)
  • De mijnwerkers werken lange uren, meestal 6 dagen per week. Sommigen werken 12 tot 16 uur per dag
  • Er is een grote ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers: vrouwen worden veel minder betaald omdat zij meestal werk krijgen buiten de mijngangen (omdat wordt geloofd dat het ongeluk brengt als vrouwen de mijnen betreden). Daar zoeken ze naar waarde tussen het weggegooide erts
  • Preventiesystemen voor veiligheid en gezondheid op het werk zijn bijna onbestaand
  • Er is geen toegang tot drinkwater op de werkplek

Meer details over de resultaten en de achtergrond van het monitoringproject vindt u verderop op deze pagina. 

CISEP_Mineral extraction galleries
CISEP_Mineral extraction galleries
CISEP_Heavy machinery, in operation and without adequate protection, lack of physical spacers
CISEP_Heavy machinery, in operation and without adequate protection, lack of physical spacers

Conclusies en toekomstige stappen

Juridisch gezien lijkt het erop dat de Boliviaanse nationale wetten niet worden overtreden, maar eerder worden omzeild, aangezien de werknemers van de coöperatie juridisch gezien zelf hun eigen werkgevers zijn. CISEP en Electronics Watch zijn van plan aan dit project te blijven werken, uiteindelijk met het doel bij te dragen tot betere lonen en gezondheids- en veiligheidsomstandigheden voor de arbeiders. In de volgende stappen zullen de mijnwerkers van de coöperatie onder meer worden opgeleid in het belang van preventie en het gebruik van beschermende uitrusting.

Dit is DEEL I van onze miniserie over het monitoringsproject van de toeleveringsketen van tin. Wat gebeurt er met het tinerts als het eenmaal gewonnen is? Hou ons in de gaten voor deel II en III: de bevindingen over de Boliviaanse smelterijen en onder welke omstandigheden tin in de EU wordt ingevoerd en later, hoe en wanneer het in de elektronicasector terechtkomt.

CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)

Meer details en achtergrond bij het monitoringproject in de tinmijnen

Tussen mei en september 2021 werden 20 enquêtes en 13 interviews afgenomen. Het merendeel van de ondervraagde werknemers van de coöperatieve mijnen waren mannelijk, jonger dan 28 jaar en van Quechua-afkomst. Dit profiel is ook het meest voorkomende, hoewel er ook vrouwen werken, een aantal van hen werd ook geïnterviewd. De enquêtes en interviews vonden plaats op de werkplek of op het terrein en duurden ongeveer 30 minuten tot 1 of 2 uur. Er werd vooral gevraagd naar de volgende onderwerpen: vorm van inkomen, verloning, gezondheid en veiligheid, mogelijke vormen van intimidatie op het werk (ook wat betreft geslacht), productie en werktijden.

Ook belangrijk om weten: het grootste deel van de monitoring vond plaats tijdens de Coronapandemie, waardoor een meer constante en ononderbroken monitoring onmogelijk was omdat mensen buiten de exploitatie minder welkom waren in het mijnkamp om wille van de COVID19 maatregelen. Het onderzoek kan ook beperkt zijn door de angst van sommige van de ondervraagden om bepaalde onderwerpen aan te snijden, zoals bijvoorbeeld milieukwesties.

De meeste arbeiders zijn zelfstandigen. Dit betekent dat de mijnwerkers niet beschikken over beschermende en technische uitrusting, noch over gezondheids- en veiligheidsvoorzieningen op het werk, wat hun werk gevaarlijk en ongezond maakt.

De mijnbouwcoöperaties

Het coöperatieve systeem is in Bolivia in de praktijk een systeem van  arbeids”flexibiliteit”, waardoor de arbeidskosten binnen de interne toeleveringsketen worden verlaagd. Hoewel de coöperatiewet bepaalt dat men verplicht is de sociale wetten (zoals de algemene arbeidswet) na te leven, geldt dit eigenlijk alleen wanneer er sprake is van een werknemer/werkgever-relatie.

In werkelijkheid is dit meestal niet het geval: de coöperatieve structuur beperkt zich tot het zijn van een collectieve beheersorganisatie voor de aan- en verkoop van mineralen, het beheer van de sociale zekerheid en de toegang tot metaalrijke terreinen die eigendom zijn van de staat. In feite zijn de meeste werknemers in het coöperatieve mijngebied dus zelfstandige leden van de coöperatie (werkgever-werknemer).

De gevolgen van dit zelfstandig ondernemerschap zijn dat de mijnwerkers geen beschermende en technische uitrusting krijgen, noch veiligheid en gezondheid op het werk, wat, samen met het gebrek aan beschermingssystemen op de werkplek, hun werk gevaarlijk en ongezond maakt. De ploegen van mijnwerkers moeten zelf voor hun persoonlijke beschermingsmiddelen zorgen: zij kopen hun werkgereedschap, zij betalen voor het gebruik van de concentratie-installatie en de machines, zij betalen voor de basisdiensten en voor de administratieve diensten die door het bestuur van de coöperatie worden verleend.

Ook investeringen in nieuwe technologie zijn zeer beperkt en onderhoudsdiensten zijn praktisch onbestaande, hoewel er een mechanische werkplaats is om onderdelen van essentiële apparatuur te vervangen. Daar komt nog bij dat door dit beheersmodel van het mijnbouwcoöperatiesysteem in Bolivia een gelijke verloning van alle leden niet is gegarandeerd.

Arbeidsovereenkomsten voor Leerlingen

De mensen die in de concentratiefabriek werken (in plaats van die in de mijngangen) krijgen een nationaal basissalaris uitbetaald: ongeveer 300 US-dollar, hoewel het niet zeker is of dit overeenkomt met het minimum dat nodig is om van te leven, aangezien volgens de ondervraagden de kosten van levensonderhoud ongeveer 430 US-dollar bedragen. Desondanks past de coöperatie de berekening van een minimumloon niet eens toe op al haar werknemers, maar alleen op coöperatieleden die niet in de mijn kunnen werken vanwege hun tijdelijke verplichting in specifieke functies (directeuren of commissarissen) en de mogelijke toekomstige geassocieerde werknemers die op proef werken.

Enerzijds is er geen enkele garantie dat het ontvangen loon de minimumbehoeften dekt, noch is er enige controle dat het aantal uren per week minder dan 48 uur bedraagt, aangezien de coöperatie niet optreedt als werkgever, maar veeleer als administratief beheerder van de zelfstandige arbeid van haar leden.

Er is ook een grote ongelijkheid tussen coöperatieleden en niet-coöperatieleden op proef (er moet minimaal 1 jaar extern worden gewerkt voordat men het aanbod krijgt om lid te worden van de mijnbouwcoöperatie) . Als je volgens dit “leerling”-systeem werkt, krijg je het nationale minimumloon voor 8 uur werk, maar je krijgt geen toeslag voor overwerk of voor werken op zon- of feestdagen, en het is niet mogelijk na te gaan of de ziektekostenverzekering door de coöperatie wordt betaald.

Positief aan dit leerling-systeem is dat de werktijden van de proefarbeiders worden gecontroleerd en gereguleerd, terwijl de coöperatieleden werken in een systeem van zelfuitbuiting. Anderzijds is het wel mogelijk dat er overtredingen zijn met de leercontracten en dat er een onofficieel systeem van arbeidsintimidatie bestaat door de leden van de coöperatie tijdens het proefjaar.

Het inkomen van de mijnwerkers hangt volledig van geluk af: of ze vinden genoeg metaalrijke ertsen of ze vinden er geen.*

De lonen voor deze arbeiders worden dagelijks berekend. Ze kunnen vaster worden na een eerste proeftijd, maar dit hangt af van de bereidwilligheid van de persoon die de leiding heeft over die nieuwe arbeider. Mijnwerkers worden betaald op basis van de hoeveelheid mineraal die ze vinden, dus het inkomen van de mijnwerkers hangt volledig af van geluk: of ze vinden genoeg metaalrijke ertsen of ze vinden er geen*. Ook het inkomstenniveau is zeer ondoorzichtig: vaak ligt het rond 1% van de brutowaarde van de productie op de internationale markt, wat zeer laag is.

Onzekerheid van betaling en overwerk

Er is geen transparant systeem dat een gelijke beloning onder de coöperatieve arbeiders garandeert, vooral wanneer de productie aan de concentratie-installatie wordt geleverd namens de leider van een mijnwerkersploeg. Deze leider wordt verondersteld de waarde gelijk te verdelen onder zijn/haar ploeg, maar er is geen bewijs dat dit zonder discriminatie gebeurt. Het “crew” systeem heeft nog een ander nadeel: omdat de crew zichzelf managed, worden de mechanismen voor conflictbeslechting binnen de crew afgehandeld. Alleen als de zaken ernstig zijn (wat ook subjectief is), gaan ze naar de directie of toezichtsraad, één van de twee officiële hogere organen in de coöperaties, samen met de Raad van Bestuur.

De werktijden zijn extreem lang voor (potentiële) aangeslotenen en er bestaat een risico van onvrijwillig overwerk voor iedereen: omdat er geen controle is op de werkroosters, bestaat het gevaar van overwerk en overuren.

Ze werken meestal 6 dagen per week. Volgens de enquête zegt 91% wel eens 7 dagen per week te hebben gewerkt … 33% zegt 10 uur te werken en 16% zegt 12 uur per dag te werken. Aangezien niemand controleert of de werknemers boven hun limiet werken, zouden de werkuren zelfs langer dan 16 uur kunnen duren.

Sommigen van hen beweren dat zij, gezien de hoge prijs van mineralen, soms 16 en 24 uur onafgebroken hebben gewerkt, uit “hun eigen wil”. Maar aangezien deze “wil” gekoppeld is aan het genereren van meer inkomsten, zou je kunnen stellen dat het niet noodzakelijk “hun eigen wil” is, maar eerder “gedwongen” uit noodzaak. In de enquête zei 1 persoon dat hij niet vrijwillig werkt, maar dat de noodzaak hem ertoe dwingt.

Blijkbaar is er ook een recente verplichting om minstens 15 dagen/maand te werken (deze verplichting is gekoppeld aan het quotum van de overeenkomst die zij hebben met de plaatselijke handelsmaatschappij die hun erts afneemt), en als ze dit niet doen, krijgen ze een sanctie opgelegd.

Naast deze inconsistenties is er een grote ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers. Vrouwen worden veel minder betaald. 50% van de respondenten geeft aan dat vrouwen en mannen niet gelijk worden behandeld op de werkplek. Vrouwen krijgen meestal werk buiten de mijngangen, omdat wordt geloofd dat het ongeluk brengt als vrouwen de mijnen betreden.

De vrouwen die betrokken zijn bij de coöperatieve mijnbouwactiviteiten in Oruro zijn meestal oudere weduwen die hun man verloren hebben in de mijnen of bij aanverwante activiteiten, ofwel jonge meisjes of alleenstaande moeders met kinderen. Hun actieve deelname is beperkt, omdat van oudsher wordt geloofd dat hun aanwezigheid in de mijn ongeluk brengt. Daarom werken zij voornamelijk buiten, waar zij afgedankte ertsblokken uit elkaar halen op zoek naar minerale resten. Of ze werken op andere terreinen met minder mogelijkheden om in hun levensonderhoud te voorzien. Bij de verkoop zijn het vooral de vrouwen die worden bedrogen en een oneerlijke prijs krijgen. Veel vrouwen werken op informele basis, zelfs buiten het kader van de coöperatie, zodat zij geen ziektekostenverzekering of pensioenfonds hebben. Bovendien zorgen zij over het algemeen voor het gezin en dragen daardoor bijna altijd een dubbele last.*

CISEP_Concentrated mineral leaching into waters without environmental measures
CISEP_Concentrated mineral leaching into waters without environmental measures
CISEP_Acidic waters and tailings dam without safety borders
CISEP_Acidic waters and tailings dam without safety borders

Arbeidsomstandigheden: Gezondheid en veiligheid

Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat de mijnwerkers soms zonder persoonlijke bescherming werken, zelfs wanneer zij onder 70 meter diepte werken, aangezien dat laagste niveau door de coöperatie als geheel wordt geëxploiteerd. Het maakt deel uit van de collectieve bijdrage voor de coöperatie, los van hun traditionele mijnwerkerssysteem. Zij moeten bijdragen aan de gemeenschappelijke kosten van de coöperatie door hun eigen werk ten minste 3 dagen per maand in deze nieuwe diepe galerij te verrichten. Het is dus niet alleen onveilig en ongezond om daar te werken, maar zij voelen zich ook gedwongen door het management van de coöperatie om daar extra te werken.

Die diepte is kritiek omdat er minder O2 is en er een hoger risico is op onder meer longziekten en silicose. Zoals gezegd moeten ze daar minimaal 3 keer per maand werken: als ze 2 keer missen worden ze gestraft en als ze een 3e keer missen verliezen ze hun aansluitingsdocument (het bewijs van bijdrage aan de coöperatie) en moeten ze de coöperatie verlaten. Dit niveau is enkel toegankelijk via een lift zonder nooduitgang.

De ondervraagden wijzen erop dat er geen veiligheidsplan is en dat er bijna geen preventiesystemen voor veiligheid en gezondheid op het werk bestaan, waarschijnlijk door een gebrek aan middelen van het management. Er zijn wel veiligheids- en gezondheidsfunctionarissen, maar hun functies houden verband met het beheer van ongevallen en latere gebeurtenissen, niet met het voorkomen daarvan.

Bij een fysieke controle blijkt dat de concentratie constructies meer dan 50 jaar oud zijn en dat er geen behoorlijke bewegwijzering en ventilatie is. In het algemeen zijn er bijna geen risico- en gevaarsignalisatie in de mijn, of ze zijn in voortdurende staat van verval en er is geen plan voor de vervanging van deze signalisatie.

Het werk in de mijn is buitengewoon koud en vochtig. Er is geen toegang tot drinkwater op de werkplek. Elke arbeider neemt zijn eigen water mee voor het dagelijkse werk. Meer dan 75% van de ondervraagden zegt dat zij voortdurend moeten staan, soms wel 6 of zelfs 12 uur. 3/4 merken ook op dat zij worden blootgesteld aan sterke trillingen als gevolg van het boren en drillen in rotsen en dat zij zware machines moeten gebruiken.

Het boren van rotsen in de mijn wordt niet gecontroleerd: het zou met water moeten gebeuren om de vorming van opvliegend mineraal stof te voorkomen, maar er is geen watersysteem dat alle locaties bereikt, waarschijnlijk ook wegens de daarmee gepaard gaande investeringskosten. 74% beweert te zijn blootgesteld aan gassen en stof afkomstig van het opblazen van rotsen.

CISEP_Entrance to galleries in wells without ergonomic conditions or emergency exits.
CISEP_Entrance to galleries in wells without ergonomic conditions or emergency exits.
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)

Als gevolg van deze omstandigheden hebben sommige mijnwerkers silicose (een vorm van longziekte die wordt veroorzaakt door het inademen van stof** als gevolg van het gebrek aan water bij het boren in de mijn), reuma (als gevolg van een te hoge vochtigheidsgraad in de mijn) en hoofdtumoren (als gevolg van schuivende rotsen in de mijn, door een gebrek aan versterking van de galerij-infrastructuur) gekregen.

91% zegt dat er niet goed wordt omgegaan met chemische stoffen en meer dan 83% beweert dat er een voortdurende blootstelling is aan onbeschermde giftige stoffen zoals xanthaat en arseen en dat zij zijn blootgesteld aan dampen uit de ondergrond, bijvoorbeeld die welke worden geproduceerd door de diesel mijnwagens. Het gebrek aan ventilatiesystemen genereert veel verbrandingsrook die, volgens een van de ondervraagden, vooral de “oudere” mijnwerkers treft.

66% van de mijnwerkers klaagt over problemen met de veiligheid op het werk. Aangezien iedereen zijn eigen persoonlijke beschermingsmiddelen koopt, is er geen sprake van industriële veiligheid en is deze niet gewaarborgd. In de beschrijving van de persoonlijke beschermingsmiddelen beschrijven allen het gebruik van gehoorbeschermers, ademhalingsapparatuur (maar zonder voortdurende vervanging van de filters en beperkt tot het boren van het gesteente) en hoofd- en voetbescherming, maar niemand heeft het over het gebruik van rugbeschermers. Dit is vooral belangrijk omdat de mijnkarretjes alleen in de hoofdgangen aanwezig zijn en zij vanuit de onderaardse gangen het erts op hun rug moeten verplaatsen in (rug)zakken met een gewicht van ongeveer 40 kilo. Er zijn bewijzen dat zij tot 30 minuten moeten lopen met dit gewicht op hun rug.

In de mijnen zijn er geen toiletten of systemen om uitwerpselen te verwijderen, daarom is het niet toegestaan zich in de mijn te ontlasten, daarvoor moeten zij wachten tot de ploegenwisseling (7-13, 14-19).

Daar komt nog bij dat de mijnwerkers geen duidelijke en zichtbare informatie hebben over hun rechten binnen de coöperatie: zij krijgen geen introductie, zij ontberen informatie over hun ziektekostenverzekering en zij worden slecht behandeld door het openbare gezondheidsstelsel, zij worden niet opgeleid in het hanteren van gereedschappen noch krijgen zij houdingsonderwijs, zij worden niet geleerd persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken, enzovoort.

Binnenkort deel II van onze miniserie

Dit is DEEL I van onze miniserie over het toezicht op de toeleveringsketen van tin. Wat gebeurt er als het tin eenmaal gewonnen is? Hou ons in de gaten en lees binnenkort meer over de bevindingen in de Boliviaanse smelterijen en onder welke omstandigheden tin in de EU wordt ingevoerd en later, hoe en wanneer het in de elektronicasector terechtkomt.

Referenties:

Catapa jaarverslag 2020

Jaarverslag 2020

Jaarverslag 2020

Iets later dan gepland, maar hier is het dan eindelijk: het Catapa jaarverslag van 2020! Ondanks Corona hebben we toch heel wat kunnen verwezenlijken in 2020.

Met onder andere talloze boeiende (online – damn you Covid) evenementen, maar ook de erkenning als socio-culturele organisatie (hoera!), de verschillende meerjarenprojecten (MIF, FIF en Nemo), de 11.11.11 Changemakers campagne en de vele inspanningen in ons educatief luik en op vlak van sensibilisering. Logischerwijze zaten de beweging en onze duurzame partners ook niet stil!

Duik samen met ons in het verslag van 2020 en ga op ontdekkingsreis doorheen 366 dagen vol Catapa-energie. Dat belooft voor 2021!

10 Manieren Waarop CATAPA het Opnam Tegen de Mijnbouwindustrie in 2020

10 Manieren Waarop CATAPA het Opnam
Tegen de
Mijnbouwindusrie in
2020

Omwille van de Covid-19-pandemie is het wereldwijd een moeilijk jaar geweest, niet in het minst voor gemeenschappen die het hoofd moeten bieden aan mijnbouwprojecten die de situatie waarin we ons nu bevinden proberen uit te buiten.

Ondanks deze nieuwe uitdagingen zijn hier 10 manieren waarop CATAPA de mijnbouwindustrie in 2020 heeft aangepakt:

1. Ontmaskering van de uitbuiting van Boliviaanse mijnwerkers in Europese toeleveringsketens

In 2020 publiceerde CATAPA een onderzoeksartikel waarin aan het licht kwam hoe het zeldzame metaal indium onbetaald via de toeleveringsketen van Boliviaanse mijnen in handen komt van de Europese industrie. Dit was een vervolg op het eerste onderzoek naar polymetaalmijnbouw in Bolivia eerder in 2020, waarin de gevolgen van mijnbouw in de regio Oruro werden beoordeeld. Het onderzoek bracht de lokale en regionale actoren in de Boliviaanse toeleveringsketen in kaart, om beter te begrijpen hoe “Making ICT Fair” er in een Boliviaanse context uit zou kunnen zien.

 

2. Steun aan de #WhoIsKillingThem-campagne

Colombia is wereldwijd de gevaarlijkste regio voor mensen die opkomen voor het milieu. Daarom lanceerden CATAPA-activisten onder leiding van de werkgroep CATAPA Colombia de campagne #WhoIsKillingThem om mensen bewust te maken van de gevolgen van mijnbouw en het toenemende aantal milieu- en sociale activisten dat in Colombia wordt vermoord.

 

3. Empowerment van Water Guardians in Peru

Het project “Guardianxs del Agua” omvatte een opleiding in watercontrole voor 5 plaatselijke “watercomités”, waarvan de zoetwaterbronnen bedreigd worden door huidige en potentiële mijnbouwprojecten in Cajarmarca, Peru.  De reeks workshops en trainingen verschaften de “Beschermers van het Water” de vaardigheden om tekenen van vervuiling beter te identificeren en de kwaliteit en kwantiteit van de lokale watervoorraden te documenteren.

Een campagne in de sociale media, “Guardianxs del Agua” genaamd, vestigde de aandacht op het werk van de comités voor watertoezicht en het belang van de bescherming van deze laatste bronnen van schoon water. De campagne vestigde ook de nationale aandacht op een nieuw wetsvoorstel dat de milieucomités zou beschermen. Het project en de campagne werden afgesloten met de publicatie van een korte documentaire Guardianxs del Agua.

4. Organisatie van een internationale webinarreeks over duurzame en verantwoorde toeleveringsketens voor elektronica

In 2017 bundelden elf Europese partners hun krachten om het project “Make ICT Fair – Reforming manufacture and minerals supply chains through policy, finance and public procurement” op te zetten. Georganiseerd door CATAPA, trok de Make ICT Fair internationale webinarreeks honderden deelnemers uit meerdere continenten met als doel het leven van arbeiders en lokale gemeenschappen die worden beïnvloed langs de ICT-toeleveringsketen te verbeteren door middel van onderzoek, capaciteitsopbouw en campagnevoering. 

5. Aanpassing van mijnbouwactivisme tijdens een pandemie

CATAPA’s grootste jaarlijkse evenement, de Open Min(e)d Speakers Tour, omvatte gastsprekers uit Hongkong, Ecuador en Colombia, net voordat alles op online werd gezet door het begin van de pandemie. In het kader van het 2020 changemaker-traject voltooiden 30 changemakers ons programma rond Extractivism, Degrowth en Buen Vivir met verschillende trainingen, onder meer over hoe je impactvolle sociale mediacampagnes voert.

In samenwerking met universiteiten gaven Catapistas lezingen aan studenten over onderwerpen als conflicten over hulpbronnen en mensenrechtenschendingen in Latijns-Amerika. Elk jaar begeleidt CATAPA verschillende studenten die hun scriptie schrijven over mijnbouwgerelateerde kwesties & ICT-aankopen en “Thesis 4 Bolivia” bood afgestudeerden en onderzoekers een ruimte om hun ervaringen met onderzoek in het buitenland te delen. 

2020 bood ook nieuwe kansen: CATAPA verdiepte zich in de wereld van de diepzeemijnbouw met een webinar en de oprichting van een actiegroep. Toen de eerste golf was weggeëbd, werden er covidveilige Summer’s End Sessions georganiseerd, zodat de Catapista’s de bewegingsstrategie voor 2021 verder konden uitbouwen en ontwikkelen.

CATAPA organiseerde Doculatino en Cinema Peru, een online reeks filmvertoningen die de verhalen belichtten van de gemeenschappen die werden getroffen door de winningsindustrieën. In Bar Circular konden honderden mensen online ICT-workshops volgen over digitale gezondheid, reparatie en hoe je de levensduur van je digitale apparaten kunt verlengen. 

6. De groene mijnbouwagenda van de Europese Commissie aan de kaak stellen

CATAPA heeft zich aangesloten bij meer dan 230 maatschappelijke organisaties, gemeenschapsplatforms en academici in een open brief om de Europese Commissie op te roepen om dringend haar plannen te heroverwegen om een nieuwe greep naar hulpbronnen te doen, zowel in de EU als in het wereldwijde Zuiden.

In plaats van het uitbreiden en repatriëren van mijnbouwvernietiging die gemeenschappen, biodiversiteit en de planetaire levensondersteunende systemen zal bedreigen – riepen we op tot:

  1. Absolute vermindering van het gebruik van en de vraag naar hulpbronnen in Europa
  2. Erkenning en respect voor het recht van gemeenschappen om nee te zeggen tegen mijnbouw.
  3. Handhaving van de bestaande EU-milieuwetgeving en respect voor beschermde gebieden
  4. Beëindiging van de uitbuiting van naties in het Zuiden en eerbiediging van de mensenrechten
  5. Bescherming van “nieuwe grenzen” – zoals de diepzee – tegen mijnbouw.

7. De bekendheid van “El Tingo” vergroten

De gemeenschap van El Tingo is één van de meest door mijnbouw getroffen gemeenschappen in Cajamarca (Peru), aangezien ze tussen twee mijnbouwprojecten is gelegen. Ondanks het feit dat mijnbouwbedrijven Gold Fields en Coimolache sociale akkoorden ondertekenden met de gemeenschap, brachten de mijnbouwprojecten de gemeenschap watervervuiling, verlies van landbouw en vee, vernietiging van eigendommen, zware metalen in het bloed van de gemeenschapsleden en loze beloften van werk in de mijnen.

In 2020 besloot de gemeenschap van El Tingo zich uit te spreken. Dit project resulteerde in de krachtige documentaire ‘El Tingo: una comunidad bajo dos proyectos mineros‘ en is tot op heden meer dan 22.000 keer bekeken.

8. Het veiligstellen van een erkende sociaal-culturele status

We hebben de status van sociaal-culturele organisatie veiliggesteld, waardoor we vanaf 2021 meer betaalde medewerkers kunnen aannemen en meer spannende projecten en initiatieven kunnen financieren. Dit was echt belangrijk om structurele financiering veilig te stellen, vooral in de huidige economische context – zodat we kunnen blijven vechten voor een sociaal en ecologisch rechtvaardige planeet.

9. Proefproject voor toezicht door werknemers op de mijnbouwindustrie

CATAPA is in 2020 een nieuw partnerschap aangegaan voor de uitbreiding van door werknemers aangestuurde monitoring van mijnbouwactiviteiten in drie continenten. CATAPA ondersteunde de organisatie van monitoringtrainingen met Electronics Watch en CISEP om een begin te maken met het leggen van de lokale fundamenten die nodig zijn om te beginnen met de monitoring van Boliviaanse tinmijnen. Het einddoel van door arbeiders gestuurde monitoring van deze mijnen zal een belangrijke stap zijn in de transparantie van deze wereldwijde toeleveringsketens.

10. Overheids- en privé-instanties aanmoedigen om hun ICT op te schonen

De verbanden tussen mijnbouw en ICT-producten zijn duidelijk. De gemiddelde smartphone bevat 60 verschillende elementen, waaronder veel metalen. Zonder de winning van metalen zouden veel van de technologieën die in kantoren in heel België worden gebruikt, niet bestaan. Dit jaar heeft het project Fair ICT Vlaanderen een leernetwerk opgezet met 30 grote afnemers van ICT-hardware en 6 pilootorganisaties in Vlaanderen actief ondersteund om hun aankoopbeleid duurzamer te maken. De eerste Fair ICT Award werd uitgereikt aan de KU Leuven. Zij werden erkend voor hun engagement voor ‘Human Rights Due Diligence’ en de verlenging van de levensduur van hun ICT-apparatuur. Op die manier houden ze de ICT-industrie verantwoordelijk en dragen ze bij tot minder (over)consumptie en mijnbouw.

Als je wilt deelnemen aan CATAPA’s activisme en meer te weten wilt komen over wat we in petto hebben voor 2021, kun je hier contact met ons opnemen om je aan te melden voor e-mailupdates – en als je het je kunt veroorloven, doneer dan hier om onze inspanningen om mijnbouw te stoppen te ondersteunen.

80 gemeenschappen in nood vanwege het onafgewerkte Huanuni afvalbekken

80 gemeenschappen in nood vanwege het onafgewerkte Huanuni afvalbekken

Figura 1 Cuenca inacabada para los desechos mineros de la mina de Huanuni el 22 de octubre de 2017. © Silke Ronsse

In Bolivia zijn ten minste 80 gemeenschappen getroffen door de vervuiling van het mijnbouwbedrijf Huanuni (Empresa Minera Huanuni) en door het onafgewerkte bekken voor de opvang van mijnafval. Coridup (‘Coordinadora en Defensa de la Cuenca del Río Desaguadero, los lagos Uru Uru y Poopó’, een organisatie die de rechten van de getroffen bevolkingsgroepen rond het Poopó en het Uru Uru meer vertegenwoordigt) heeft hierover een openbare brief gestuurd. Deze brief stelt dat deze gemeenschappen in nood zijn en plannen protestacties te ondernemen.

De gemeenschappen hadden een compromis met de staatsmijn om de bouw van een bekken voor de opvang van mijnafval vóór 7 november te voltooien in de Willakollo regio. Dit verklaarden de milieuslachtoffers in de openbare brief die gepubliceerd werd in LA PATRIA, een Boliviaanse krant.

De staatsmijn vervuilt al 60 jaar de hele regio door het storten van mijnafval in de Huanuni rivier, die vervolgens het Poopó en het Uru Uru meer bereikt. Daarom was het compromis gesloten om een bekken te bouwen en de vervuiling te beperken, maar tot op heden werd dit werk nog niet voltooid.

Figuur 2 Het huidige verwerkingsbedrijf van de Huanunimijn, Santa Elena, loost zijn afval en afvalwater rechtstreeks in de Huanunirivier © Silke Ronsse.

In een algemene bijeenkomst werd beslist om een open brief op te stellen, dewelke in zijn hoofdpunt vermeldt: “Onze noodtoestand eist het nakomen van de verplichtingen door het mijnbouwbedrijf Huanuni, betreffende de realisatie van de definitieve installatie van het bekken voor het mijnafval”.

In het tweede punt wordt vermeld dat in geval van het niet naleven van de afspraak, de 80 gemeenschappen andere onderdrukkingsmiddelen zullen gebruiken. Dit zijn middelen zoals een optocht naar de stad La Paz en het blokkeren van wegen naar de stad Huanuni.

De gemeenschappen willen hiernaast een overleg met het mijnbouwbedrijf en een inspectie van het afvalbekken. Tijdens deze inspectie willen ze nagaan in hoeverre voldaan is aan de afspraken die eerder gemaakt zijn.

Figuur 3 Het nieuwe verwerkingsbedrijf Lucianita staat klaar om de activiteiten van de Huanunimijn te verzesvuldigen © Silke Ronsse

ACHTERGROND

De afvalbekken zou gebouwd worden in Willakollu. De werken zouden 16 maanden duren, en in september van dit jaar zou er een tijdelijke installatie zijn. De veronderstelde kost bedraagt 113 miljoen bolivianos (13,87 miljoen euro).

Omdat geschikte pompsystemen en verbindingen ontbraken tussen het afvalbekken en de verwerkingsfabriek Lucianita, liep het project vertraging op. Als gevolg werd afgesproken dat het project 7 november voltooid zou zijn. Tot nog toe is het werk nog altijd niet klaar en volgens het management van het mijnbouwbedrijf wordt de voltooiing voorzien voor begin 2018.

Figuur 4 Gemeenschappen stroomafwaarts van de Huanunimijn hebben hun landbouwvelden zien veranderen in een woestijn en vuilnisbelt. © Silke Ronsse

Oorspronkelijk artikel: “80 comunidades en emergencia por la no conclusión del dique de colas de Huanuni”
http://www.lapatriaenlinea.com/?t=80-comunidades-en-emergencia-por-la-no-conclusia-n-del-dique-de-colas-de&nota=303502#.WgSdOpErAZA.whatsapp

Verborgen Chinese mijnbouw veroorzaakt waterschaarste en milieuvervuiling in Bolivia

“Bijna overal in de Nor Carangas provincie merken we de schade die de mijn toebrengt aan het milieu en onze gezondheid. Bij de Sallala rivier zijn de waterbronnen opgedroogd. Al sinds onze voorouders wijden we ons aan het houden van lama’s. Dat is onze bron van inkomsten. Maar als de waterrijke gebieden opdrogen… water is gezondheid, water is leven. We zijn erg bezorgd over onze toekomst en we krijgen geen cent van de winst.”

In deze emotionele toespraak vraagt Wálter Gutiérrez Calle uit Andapata, een gemeenschap in het departement Oruro, aandacht voor de problemen die zijn gemeenschap ondervindt door de kopermijnbouw in de regio. De man is door verscheidene milieuorganisaties uitgenodigd in Cochabamba op een symposium1 over mensenrechten, transnationale bedrijven en Chinese hegemonie, om te praten over de Chinese mijnbouw expansie in Latijns Amerika.

De Choquecota gemeente, waar Wálter vandaan komt, is een geïsoleerd gebied in het westen van Bolivia, niet ver van de grens met Chili. De inwoners van Choquecota behoren tot de inheemse Suyu J’acha Carangas. Deze etnische groep leeft van kleinschalige landbouw en veeteelt. Het houden van lama’s is daarbij de belangrijkste bron van inkomsten van de gemeenschappen die in het ruwe hoogland wonen. Sinds kort is hier de macht van het Chinese kapitaal doorgedrongen die hun traditionele manier van leven bedreigt. Het mijnbouwbedrijf D-Cobre S.A. begon 5 jaar geleden met het winnen van koper en wil nu een tweede mijn openen op de grens tussen de Turco en Choquecota gemeenten. Het bedrijf is Boliviaans maar 70%2 van de investeringen in het bedrijf komen van Chinese financiers.

Verborgen Chinese mijnbouw operaties

Kleinschalige mijnbouw in het gebied is niets nieuws, maar nooit kende de regio industriële mijnbouw in de proporties van D-Cobre S.A. Het eerste project ‘Cuprita’ telt zo’n 500 hectaren. Met de opening van een tweede locatie komen daar nog eens 900 hectaren bij, vlakbij de Andapata gemeenschap waar Wálter woont. Eigenlijk waren de dorpelingen van Andapata nog helemaal niet goed op de hoogte van de mijnbouwactiviteiten van D-Cobre S.A in hun leefgebied. Veel dorpelingen hoorden een half jaar geleden pas voor het eerst over de grootschalige koperwinning. Toen begon het consultatieproces bij de lokale bevolking, zoals bij wet verplicht is voor het openen van een nieuwe mijnbouwlocatie.

Victoria, een jonge milieuactiviste die uit het gebied komt, legt in een interview uit hoe dat komt. Het mijnbouwbedrijf, dat in 2012 de regio binnenkwam, werkte in het geheim: “Niemand wist ervan. Het was geen publieke informatie en er is nooit om toestemming gevraagd.” In 2014 werd een nieuwe mijnbouwwet aangenomen die bedrijven verplichtte een consultatieproces met de lokale bevolking uit te voeren alvorens een nieuwe operatie te starten. “Maar de wet heeft geen betrekking tot concessies die al enkele jaren eerder toegekend waren, die zijn niet terug te draaien” voegt Victoria toe. Omdat het gebied afgelegen is en er geen onafhankelijke organisaties werken die de sociale- en milieu-impact van mijnbouwprojecten monitoren, kunnen de bedrijven in Choquecota rustig hun gang gaan.

Voor de uitbreiding van het project met een tweede open pit kopermijn Cuprita 2 werd het consultatieproces uitgevoerd in Andapata, de gemeenschap waar Victoria vandaan komt. Ze legt uit dat het bedrijf profiteert van het gebrek aan bewustzijn van de gemeenschappen over de gevolgen van mijnbouw. “Er wordt druk op de lokale bevolking gezet. Ze zeggen hen dat ze snel moeten besluiten of ze mijnbouw willen. En ze hebben geen voorkennis. Ze hebben nooit uitgebreid gepraat over het project en ze zijn nooit geïnformeerd over de gevolgen die het kan hebben op hun leefomgeving. Ook zeggen ze dat ze de dorpelingen een gunst verlenen omdat het bedrijf ontwikkeling zal brengen. Op deze manier proberen ze hen te misleiden tijdens de consultatiemomenten”.

Waterschaarste en vervuiling

Open-pit metaal mijnbouw heeft per definitie een negatieve impact op de natuurlijke omgeving omdat de oppervlakte met explosieven wordt uitgegraven waardoor er een diepe kuil ontstaat. Daarnaast wordt er zwavelzuur of zoutzuur gebruikt in het winningsproces van koper. Dat zijn chemische en giftige goedjes die als een magneet de metaaldeeltjes aan zich binden. Vaak wordt het vervuilde mijnwater niet goed opgeslagen om kosten te drukken. Als er scheuren in een dam ontstaan, komen de zuren en zware metalen in hoge concentraties in het grondwater terecht. Dit is levensgevaarlijk voor mens, dier en de natuurlijke omgeving. De biodiversiteit in een gebied neemt af, landbouw wordt onmogelijk en er zijn grote gezondheidsrisico’s voor de lokale gemeenschappen.3

Wálter spreekt in zijn toespraak ook over het opdrogen van waterbronnen. Door klimaatverandering smelten de gletsjers van het Andesgebergte in snel tempo.4 In het droge seizoen zijn de Bolivianen in het hoogland sterk afhankelijk van het smeltwater van deze ijsmassa’s. Eind vorig jaar, het droogste jaar in 25 jaar tijd5 voor Bolivia, protesteerden duizenden inwoners van La Paz tegen het watertekort.6 Van het weinige water dat overblijft, wordt er veel gebruikt in de mijnbouwindustrie. Dagelijks wordt er 10.000 kubieke meter water doorheen gejaagd voor mijnbouw. Dat is twee keer zoveel als de hoeveelheid water die dagelijks in hoofdstad La Paz gebruikt wordt.7 Het grote Poopómeer ten zuiden van Oruro, niet ver van Choquecota, is inmiddels al helemaal opgedroogd. Dit komt door klimaatverandering maar ook door de mijnbouw in het gebied waar veel water voor wordt gebruikt.8 Mijnbouw als oorzaak van waterschaarste is onderbelicht in Bolivia en wordt niet erkend als één van de oorzaken van conflicten over water door de Boliviaanse overheid die nauw samenwerkt met de mijnbouwindustrie.

Groen licht voor uitbreiding ondanks tegenstemming

Met activisten van het WasiPacha collectief9 organiseerde Victoria een workshop in Andapata om de lokale gemeenschap te informeren over de gevolgen van kopermijnbouw en de rechten die ze hebben als inheemse groep. Ze hoopten dat deze kennis de positie van de dorpelingen versterkt tijdens het consultatieproces. De workshop leek vruchten af te werpen. Tijdens de laatste consultatiebijeenkomst op 7 juli weigerde de gemeenschap het project definitief: “Wij wijzen de implementatie van mijnbouwprojecten af door de ecologische, sociale, culturele en religieuze schade die het kan veroorzaken”.10

Ondanks dat verschillende gemeenschappen tegen het project stemden tijdens de consultatie, werd begin oktober duidelijk dat de uitbreiding van de kopermijn toch groen licht heeft gekregen van het ministerie van mijnbouw. De uitkomst van de verplichte volksraadpleging, zoals vastgelegd in de mijnbouwwet van 2014, is namelijk niet doorslaggevend voor de uiteindelijke beslissing. Dat maakt het consultatieproces slechts een formaliteit waar het mijnbouwbedrijf aan moet voldoen om de gemeenschappen te informeren. Echte zeggenschap, in de vorm van vetorecht, hebben de dorpelingen niet. Je kan je afvragen wat een consultatie voor zin heeft wanneer de uitkomst niet bindend is. Het ministerie van mijnbouw heeft uiteindelijk het laatste woord en zal in bijna alle gevallen de belangen van de mijnbouwindustrie beschermen. De Boliviaanse regering is nauw verweven met de extractivistische industrie waar het Boliviaanse ontwikkelingsmodel sterk afhankelijk van is.11

Chinese expansie in Latijns Amerika

De milieuproblemen die de Suyu J’acha Carangas gemeenschappen ondervinden door Chinese mijnbouw en de schending van hun rechten door het bedrijf, die hiermee gepaard gaan, zijn niet uniek. Latijns-Amerika is de afgelopen jaren een steeds belangrijkere bestemming geworden voor Chinese investeerders.12 De Chinese expansie die zich in rap tempo uitbreidt in Latijns-Amerika, richt zich vooral op sectoren die negatieve gevolgen hebben voor het milieu: petroleum, mijnbouw en de agro-industrie.13 In Peru controleren Chinese bedrijven meer dan 40 procent van de mijnbouwprojecten. In Ecuador zijn Chinese bedrijven actief in olie-exploitatie in de Amazone. Deze projecten zijn omstreden op sociaal en ecologisch niveau en veroorzaken veel conflicten. Een van de conclusies van het symposium in Cochabamba was dat ook de Boliviaanse regering het steeds aantrekkelijker maakt voor Chinese bedrijven om grondstoffen te winnen in het land en dat ze in toenemende mate de mijnbouwsector domineren.

In het Westen dragen wij echter ook deels de verantwoordelijkheid voor de mistoestanden rondom kopermijnbouw. Koper is een relatief goedkope grondstof die gebruikt wordt voor de transport van elektra in auto’s, telecommunicatie netwerken en computers. Koper is het voornaamste mineraal dat door Chinese bedrijven in Latijns-Amerika gewonnen wordt,14 met name voor de Chinese productie van elektronica waar de EU weer een belangrijke afnemer van is.15

Auteur: Floor Van der Hout

1 https://www.cedib.org/actividad/ciclo-de-conferencias-derechos-humanos-e…
2 http://www.aminera.com/2016/12/31/empresa-con-capitales-chinos-explota-c…
3 http://www.greenspec.co.uk/building-design/copper-production-environment…
4 http://climatenewsnetwork.net/bolivia-glaciers-melt-alarming-rate/
5 https://news.mongabay.com/2016/10/strongest-drought-in-25-years-hits-bolivia/
https://www.theguardian.com/global-development-professionals-network/gallery/2017/may/05/bolivia-historic-drought-water-in-pictures

6 http://www.nacion.com/mundo/latinoamerica/Protestas-Paz-Bolivia-escasez-…
7 https://www.aljazeera.com/news/2016/12/7/is-mining-to-blame-for-the-drought-in-bolivia
8 https://www.theguardian.com/world/2016/jan/22/bolivias-second-largest-lake-dries-up-and-may-be-gone-forever-lost-to-climate-change
9 https://www.facebook.com/WasiPacha/
10
11 Arsel, Murat. Hogenboom, Barbara & Pellegrini, Lorenzo. 2016. “The Extractive Imperative in Latin America”. The Extractive Industries and Society 3:880-887.
12 https://www.theguardian.com/world/2013/mar/26/china-latin-america-resources-concern
13 https://www.theguardian.com/environment/andes-to-the-amazon/2014/dec/20/10-china-latin-america-environment
14 https://www.reuters.com/article/us-china-copper-ahome/are-chinas-booming-copper-exports-the-new-normal-andy-home-idUSKCN11S279
15 https://evonews.com/arhiva/eu-imports-most-of-its-high-tech-products-from-china/

Gemeenschappen lopen leeg

“Milieumigranten” op de Boliviaanse Altiplano

Het grondwater ruikt naar copajira

 Zuur water met zware metalen uit de Bolivarmijn stoomt door het Pazña rivierbekken

Zuur water met zware metalen uit de Bolivarmijn stoomt door het Pazña rivierbekken

Vijf families wonen er nog in Alantañita, een gemeenschap op zo’n 35 km ten zuiden van de stad Oruro. Ze hebben hun thuis zien veranderen tot een natuurlijke stortplaats van mijnafval. De Huanunimijn loost sinds meer dan een eeuw zijn afvalwater rechtstreeks in de rivier San Juan de Sora Sora, vanwaar het doorstroomt tot in Alantañita en vervolgens naar Kochi Pia Kala. Sinds de jaren `70 gebruikt men echter ook het giftige acetaat voor de extractie van tin, waardoor het sediment dat zich als een waaier uitspreiden over het land nog sterker verontreinigd is.

 Mensen werken in het mijnafval om de laatste beetjes metaal te ontginnen

Mensen werken in het mijnafval om de laatste beetjes metaal te ontginnen

Het rivierwater kunnen ze niet meer gebruiken voor consumptie, hun akkers of hun dieren. Sinds het begin van de huidige eeuw heeft de vervuiling zelfs het grondwater bereikt.

“Het grondwater ruikt naar copajira (zuur mijnwater)”, vertelt José (72) uit Kochi Pia Kala die vlakbij het meest zuidelijk punt van het Uru Urumeer woont, “landbouwproductie is er al jaren niet meer, want de aarde is vervuild en er is niets meer dat groeit”.
 Bijeenkomst CORIDUP tijdens het bezoek van de milieuverantwoordelijke van de Huanunimijn

Bijeenkomst CORIDUP tijdens het bezoek van de milieuverantwoordelijke van de Huanunimijn

Francisco (60) wil niet weg van het land dat zijn ouders en grootouders goed verzorgden. Hij trekt voor periodes naar het stadje Huanuni, waar hij letterlijk in het afval van de mijn werkt om er de laatste beetjes mineraal uit te halen: “Gezond is het zeker niet, maar waar ga je anders je brood verdienen op deze plek?”.
In 2009 werd het rivierbekken van de mijn op nationaal niveau erkend als rampgebied (het zogenaamde Decreto Supremo 0335). “Er is sindsdien echter geen verbetering geboekt” klaagt het bestuur van CORIDUP. Sinds 2007 werd de volksbeweging voor de bescherming van de Desaguadero rivier en de meren Uru Uru en Poopó opgericht (CORIDUP, Coordinadora en Defensa del Río Desaguadero y Lagos Uru Uru y Poopó). “De beloofde opvangbekken is na vele jaren nog steeds niet in gebruik en de geaffecteerde gemeenschappen hebben sindsdien geen enkele vorm van ondersteuning ontvangen.” Sinds 2011 belooft het mijnbedrijf dit opvangbekken te bouwen, echter tot op vandaag is deze tot een “60%” gevorderd volgens de milieuverantwoordelijke.

Het vee is met 90% in aantal afgenomen

 Jonge lammetjes sterven door vervuild rivierwater (Bongaerts A., 2017)

Jonge lammetjes sterven door vervuild rivierwater (Bongaerts A., 2017)

Stroomafwaarts van de Kori Kollo goudmijn zijn er waterputten die droog komen staan door de grote wijzigingen die werden aangebracht in de stroming van de Desaguadero rivier. Tijdens de activiteiten van de mijn tussen 1980 en 2010 gebruikte de mijn dagelijks 22.040.000 liter water (Layme F., 2012) of 77% van wat de hele stad per dag verbruikt (SELA, 2011), momenteel zijn de activiteiten stilgelegd, maar wordt de open-put nog voortdurend gevuld met water uit de rivier.

 Mensen leggen 2 tot 10 km af voor drinkbaar water (Bongaerts A., 2017)

Mensen leggen 2 tot 10 km af voor drinkbaar water (Bongaerts A., 2017)

Román (64) herinnert ooit 800 schapen te hebben gehad. “veel zijn gestorven door het drinken van vervuild water, voor anderen was er niet voldoende drinkwater of gras om te overleven”. Vooral de veeteelt heeft veel geleden onder de vervuiling en is de laatste vijf jaar met 90% afgenomen in Alantañita (Bongaerts A., 2017).
“De oevers van de rivier worden volledig wit tijdens het droogseizoen”, vertelt Jaime die net ten zuiden van Kori Kollo’s kleine broer –de Kori Chacamijn– woont. Het water van de Desaguadero rivier is sinds de start van de operaties sterk gezouten ter hoogte van de gemeenschap Santo Tomás.

 De open-put mijn van Kori Kollo heeft een enorme hoop mijnafval achtergelaten

De open-put mijn van Kori Kollo heeft een enorme hoop mijnafval achtergelaten

Gemeenschappen stroomafwaarts van de Kori Kollomijn kunnen hun vee niet meer onderhouden en de aantallen zijn sterk ingekrompen. Sommige verzamelen nu stro om te verkopen voor het maken van matrassen, andere proberen bij te verdienen als bouwvakker of door handwerk te verkopen in de stad. Jobs zijn schaars op gedegradeerd land.

Het volk van het water

 Daniel was ooit Mallku Kota (inheems leider) van de drie Uru Murato gemeenschappen

Daniel was ooit Mallku Kota (inheems leider) van de drie Uru Murato gemeenschappen

De inheemse Uru-gemeenschappen noemen zichzelf, ‘het volk van het water’. Zij ondervinden, meer nog dan van de vervuiling, last van het verdwijnen van het Poopómeer. Hun hele bestaan en geschiedenis is gebaseerd op het meer. Door de Aymaras, Inca’s en Spanjaarden werden ze ooit verdreven, waardoor een leven op het meer de enige uitweg was.

De Uru’s zijn wellicht de oudste bewoners van de Altiplano en leven traditioneel van vis, gevogelte (vooral eenden en flamingo’s) en vogeleieren. Hun kleding werd van oudsher vervaardigd van pluimen en riet (totora) uit het meer.

 De jeugd van Puñaca leert opnieuw de inheemse Uru-cultuur en -taal

De jeugd van Puñaca leert opnieuw de inheemse Uru-cultuur en -taal

 Het Poopómeer lijkt op een gigantische zoutvlakte

Het Poopómeer lijkt op een gigantische zoutvlakte

Nu zijn ze niet enkel hun inkomstenbron kwijt, ook alternatieven zijn schaars. Door hun vroegere leven op het meer, hebben ze nu amper gronden en kennis ter beschikking om over te schakelen op landbouw of veeteelt. Hun cultuur en tradities komen in gevaar, waardoor de hoop nu bij de nieuwe generatie licht. Slagen ze erin hun identiteit te bewaren? En weten ze inkomsten te genereren met de middelen die ze hebben zoals het maken van handwerk of door het implementeren van gemeenschapstoerisme? Of kiezen ze uiteindelijk voor de uitweg in de stad zoals reeds vele Uru’s hun voordeden?

Alternatieven buitenshuis

 Quinoa is een van de enige granen die op deze zoute gronden kan groeien

Quinoa is een van de enige granen die op deze zoute gronden kan groeien

Als je niet meer in je levensonderhoud kan voorzien en gedwongen moet overschakelen op kortstondige werkjes. Men werkt noodgedwongen voor mensen in de stad of in een ander dorp dat vaak tamelijk slecht bereikbaar is door een gebrek aan wegen. Op dat moment is de stap klein je geschiedenis achter te laten en te vertrekken richting de stad.

Ze geven de voortdurende zoektocht naar een manier om de eindjes aan elkaar te knopen op en proberen hun geluk te vinden in de stad. Deze migranten worden door de stadbewoners vaak gezien als een bedreiging voor het goede leven in hun stad, al blijken ze uiteindelijk goedkope werkkrachten die meer dan eens te leiden hebben onder uitbuiting.

 De stad Oruro is onderhevig aan een enorme groei

De stad Oruro is onderhevig aan een enorme groei

Vooral jongvolwassenen, maar ook hele gezinnen gaan op de vlucht voor een veranderend milieu en een onleefbare omgeving. En zo loopt momenteel de uitgestrekte Altiplano leeg en groeien de steden aan. Sommigen vertrekken naar de buurlanden zoals Argentinië en Chili.
Niet alle migranten die in de stad aankomen blijven daar ook, omdat ze zien dat de kansen beperkt zijn, dat hun werk niet geapprecieerd wordt en omdat ze merken dat ze worden uitgebuit. In vele gevallen gaat het over mensen die nooit goed hebben leren schrijven en problemen ondervinden om zich goed te integreren. Ze proberen terug te keren naar een veiligere en bekende omgeving, hoewel dit niet steeds evident is door gebrek aan middelen of omdat men is bang om als mislukkeling bekeken te worden door vrienden en familie.

De zogenaamde “dubbele residentie” is hier op de schrale Altiplano nog het meest voorkomende fenomeen: Door de week werkt men in de stad, maar in het weekend keert men steevast naar “huis”. Men voelt zich nog deel van zijn gemeenschap op het platteland en wil daar geen verandering in brengen. Leven van het land dat men vroeger bewerkte of waar men vroeger vee op liet grazen, kan echter niet meer.
In het dorp Puñaca is er bijvoorbeeld zo goed als niemand, die niet ooit uit het dorp is weggetrokken. In Alantañita wonen nog 5 gezinnen op leeftijd. De jeugd en 50tal families (Perreault, 2011) hebben andere oorden opgezocht. Vanuit het dorp worden zij die emigreren slecht bekeken of men denk dat ze rijk en verwend zijn. Onderlinge relaties worden er in elk geval niet beter op. Hun cultuur, gewoonten, geschiedenis… hun hele identiteit en voorouderlijke kennis gaan daarbij verloren.

Is een milieumigrant werkelijk een vluchteling?

 Het huis van Don Francisco (66) in Alantañita

Het huis van Don Francisco (66) in Alantañita

De mens heeft al heel de geschiedenis migraties of massamigraties meegemaakt door veranderingen in het klimaat of milieudegradatie. Echter, de laatste jaren is dat aantal enorm toegenomen en de voorspellingen zijn niet beter: zo zou het aantal personen dat onder watertekort leidt, wordt verwacht toe te nemen van 1400 miljoen in 2005 tot 2800 à 6900 miljoen in 2050 (Castillo J.M., 2011).
Het derde congres van de CORIDUP kiest opvolgers voor de directie voor de komende 3 jaar

Het derde congres van de CORIDUP kiest opvolgers voor de directie voor de komende 3 jaar

“Milieuvluchteling” is een nieuw begrip in discussie. Met het huidige juridische kader om erkend te worden als vluchteling moet de reden voor asiel erkend zijn door het ontvangende land, moet het leven van de migrant duidelijk bedreigd zijn en moet de verplaatsing naar een ander land zijn.
Sinds de goedkeuring van Conventie van Genève in 1951 waarin dit kader werd vastgelegd is er echter veel verandert in relatie tot de afkomst en motieven van de gedwongen migraties. In 2005, tijdens de Wereldconferentie over de preventie van natuurrampen in Kobe werd overeengekomen ook ondersteuning en bescherming te bieden aan de migranten die zich gedwongen verplaatsen met als reden de degradatie van hun omgeving. Dit akkoord is voorlopig echter beperkt tot wat letters op papier.
Deze migranten op de Boliviaanse Altiplano zullen ten tweede vaak socio-economische redenen aanhalen voor hun migratie, hoewel een directe bedreiging door een verandering in hun milieu de eigenlijke oorzaak is. De grens tussen gedwongen en vrijwillige migratie is dan ook heel moeilijk te trekken.
 De tinmijn in Huanuni loost het gebruikte water zonder enige behandeling in de rivier

De tinmijn in Huanuni loost het gebruikte water zonder enige behandeling in de rivier

Tot slot zijn onmogelijk getallen op te plakken omdat de meeste milieumigranten in eigen land blijven en de redenen niet altijd eenduidig zijn.
Mijnen die zogezegd jobs en welvaart brengen, geven inkomsten aan enkelingen, maar verstoren op lange termijn sociale structuren en trekken hele families uiteen.

Alberto Vázquez Ruiz & Silke Ronsse

De oogst van water in Bolivia gaat door

Het Zuid-Amerikaanse land Bolivia ondervindt de laatste jaren last van droogte. Om te voorzien aan de meest dringende noden aan drinkbaar water, brengt Cosecha de Agua de lokale bevolking, CEPA (Bolivia), CORIDUP (Bolivia), Ingenieurs zonder Grenzen (België), CATAPA (België) en Academics for Development (België) samen.

De rol van Academics for Development is het project te evalueren en mogelijke oplossingen voor de toekomst te ontwikkelen. Het team bestaat uit coach David Villalobos (project management), Emiel Willms (statistiek), Gilles Robijns (elektrisch ingenieur), Jasper Hendrikx (bio-ingenieur), Vicente Burchard-Levine (hydroloog), en Michelle Hernandez (antropologe).

Elke specialist zal zijn expertise gebruiken om bij te dragen aan de algemene evaluatie van het project en, als een team, aan een alles omvattend rapport aan het einde van de zomer/winter (2017). Dat komt overeen met het voltooien van de eerste fase van de implementatie van het project.

 “Cosecha de Agua om de lokale droogte te bestrijden.”

De eerste die aankwam was antropologe Michelle, die de kans had om het project in actie te zien in de gemeenschap van Khochi Pia Kala en Michelle ontmoette alvast enkele van de deelnemers in het project. Ze zal haar observaties en ervaring gebruiken om de lokale percepties te begrijpen, alsook de interacties met het project. Ze zal een sociale analyse maken van het project tot dusver en aanbevelingen doen voor de overige drie fases van het project.

Business manager Emiel gaat op zoek naar de beste en meest efficiënte manier om de materialen voor het project aan te schaffen. Vanaf het moment hij aankwam in Oruro, dook er de interessante vraag op: “Welk soort gootsysteem is het best en het goedkoopst?”. Eerst en vooral onderhandelde hij de prijzen met de verdelers, hij contacteerde de producent rechtstreeks en ontwikkelde een strategie voor een optimale aankoop van de materialen voor de huidige fase. Hij heeft zelfs een korting kunnen vastkrijgen van 7,5%! Als geboren Nederlander is hij gemaakt om de kosten-efficiëntie tot een maximum te doen toenemen.

Gilles de elektrisch ingenieur is de handleiding voor installatie van de tanks verder aan het uitwerken in een poging om het zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken, door het goede voorbeeld te volgen van een lego-handleiding. Dit moet het voor de deelnemers mogelijk maken de installatie volledig zelf uit te voeren, iets wat tot nu toe voor problemen zorgde. Hij zal gauw het terrein om gaan om de installaties te bestuderen en foto’s te maken en deze te integreren in de manual. Hij werkt nauw samen met lokale leiders, eerdere CATAPA vrijwilligers en het personeel van CEPA.

Vicente de waterspecialist brengt het team op de hoogte wat betreft de lokale waterstroming, bodemtypes, en het zoutgehalte van het water. Hij heeft zelfs satelietdata beloofd voor de jaarlijke neerslag van 1999 tot 2015 voor een goede analyse en een correcte voorspelling van de hoeveelheid water die opgevangen kan worden. Dit is essentieel aangezien het team veel aandacht hecht aan waterkwaliteit en andere mogelijke oplossingen voor watervoorziening.

Chemisch specialist Jasper is op missie om de effectiviteit van de wereldwijde chemische industrie te verbeteren. Als teamlid van AfD zal hij beroep doen op zijn training als ingenieur om een wateranalyse plan voor het “Cosecha de Agua”-project op te zetten. Zijn ervaring is de sleutel tot een goede technische analyse van het project en om goede aanbevelingen te doen voor toekomstige programma’s.

“En plezier maken terwijl we ermee bezig zijn!”

Het AFD-team krijgt maar niet genoeg van quinoa en charquekan (gedroogd, gefrituurd lamavlees). Jasper is duidelijk student aan de faculteit van bio-ingenieurswetenschappen aangezien hij zich maar blijft fascineren door de wereld van de aardappelen. We vragen ons serieus af of hij het project koos omwille van de waterproblematiek… of omwille van de enorme variëteiten aan aardappelen.

Ze dompelen zich ook onder in de lokale ontbijtthee: coca bladeren. Men zegt dat het help tegen de hoogteziekte en dat het helpt tegen hoofdpijn. Het medisch gebruik is dus toepasselijk.
Deze week plannen ze enkele bezoeken aan de gemeenschappen, om de deelnemers van het project te bezoeken, en om de lokale context beter te begrijpen. Ze hopen om ook bij hun bezoek wat vers lamsvlees en lokaal geteelde quinoa te kunnen eten, twee van de meest populaire ingrediënten op het platteland.

Aangezien het team werkt op de effecten van mijnbouwvervuiling in de lokale gemeenschappen, hebben ze een duik genomen ín de lokale mijnen: één galerij waarin 400 jaar geleden gewerkt werd en één die nog actief is vandaag. Natuurlijk moesten zij ook hun offer brengen aan “El Tío” van de mijn (de god, Huari) met alcohol, sigaretten, en coca bladeren. Noodzakelijk voor een veilig bezoek aan de mijn.

Het was een interessant bezoek vol verwondering toen ze zich dubbel moesten vouwen om door de 1,2 a 1,4 m hoge tunnels te geraken, volledig bedekt met zwavel. De gids toonde dynamietgaten en aders met geconcentreerd tin, zilver, lood, koper, zink, en arseen.

Het meest tot de verbeelding sprekend was voor hen het zich op de Kori Chaca mijn, op enkele honderden meters van het Uru Urumeer en vlak langs de Desaguadero rivier. r lagen nog steeds hopen erts in de openlucht waarover men vroeger een cyanide-oplossing sproeide om het goud uit te logen. Hoewel de mijn sinds kort gesloten is, blijven de grote, witte evaporatiemeren achter als herinnering, onvermijdelijk verontreinigd met zware metalen.

 “Vier ijverige kerels, één jonge dame, één project”

Het AFD-team is hoogst enthousiast om met CEPA en CATAPA samen te werken en om waar mogelijk bij te staan met een technische, economische en sociale evaluatie van het “ Cosecha de Agua”-project, alsook om aanbevelingen te doen en een betere basis te vormen voor volgende fases en komende projecten.

Auteur: Michele Hernández

Van een dood land kan niemand leven

Van een dood land kan niemand leven

Latijns-Amerika klinkt voor velen als ongerepte natuur en een cultuur die zijn “Pachamama” in ere houdt. Aan de ene kant is dat zeker waar, anderzijds wordt de vervuiling van de omgeving hier met de dag erger. Eduardo Gudynas schreef in een recent artikel over de graad van vervuiling in Latijns-Amerika, die lang niet meer moet onderdoen voor de vervuiling in Noord Amerika en Europa.

© Silke Ronsse

1 juni, is in het noordelijk halfrond gekend als de langste dag van het jaar en in het zuiden de kortste dag. In de Altiplano betekent deze dag daarbovenop een nieuw jaar binnen de Aymara-traditie. Onlangs ontvingen we hier de eerste nieuwe zonnestralen en gingen we het jaar 5525 in. Een jaar volgens het ritme van “moeder natuur”.

De andere realiteiten op dit continent zijn grootschalige monocultuur, petroleum- en gasextractie en gigantische hydro-elektrische dammen in beschermde en inheemse gebieden… En een milieuwetgeving die erop achteruit lijkt te gaan in plaats van vooruit. Verontreiniging van water, lucht en bodem wordt vaak in verband gebracht met sterk geïndustrialiseerde landen, maar dat is al lang niet meer het geval.

© Silke Ronsse

Een asbestwolk onderweg naar huis

Een illustratie van een geniepige vorm van verontreiniging is het gebruik van asbest. Terwijl dit in België sinds 2001 officieel verboden is, leeft het hier gretig voort. Chrysotiel-asbest wordt nog in grote mate ontgonnen in Brazilië (onder het Braziliaanse bedrijf Eternit) voor productie en gebruik in Bolivia, Crocidoliet-asbest wordt ook in kleinere mate in Bolivia ontgonnen.

Asbest is een natuurlijk mineraal en sinds geruime tijd is geweten dat deze stof, bij inhaling, uiterst schadelijk is. Het brengt onder andere de dodelijke ziekte mesothelioom voort, een vorm van kanker die vooral effect heeft op de longen, maar ook het buikvlies en het hart.

Voortdurend zijn er in Europa nog rechtszaken bezig van werknemers tegen (vroeger) asbestproducerende bedrijven. Het risico bestaat echter niet enkel bij productie, van bijvoorbeeld asbestcement, maar ook bij afbraak en verval van gebouwen.

© Silke Ronsse

Enkele maanden geleden liepen we door onze straat en zagen een enorme stofwolk. Bouwvakkers waren de bovenste verdieping aan het afbreken om het schooltje verder uit te breiden. Langs de weg, lag een puinhoop met opgebroken, stoffige asbestplaten.

Terwijl men in België scholen van asbest aan het saneren is, onder de striktste beschermende omstandigheden door speciale pakken en beneveling, worden hier en op veel plaatsen ter wereld nog massaal gebouwen in asbest opgetrokken, afgebroken en in het wild gestort. Ook in scholen.

Sinds 2005 is asbest verboden in de hele Europese Unie. In juni dit jaar werd een verbod op asbestgebruik aangekondigd in Oekraïne. De grootste stap is werd wellicht afgelopen jaar gezet, toen Canada (toen nog één van de grootste asbestproducenten ter wereld) het asbestverbod oplegde. Het leeft, het proces is nog steeds bezig.

© Silke Ronsse

Zwitserland nog tegenstrijdiger dan Bolivia?

Meer opvallend op de Boliviaanse Altiplano is de impact van de mijnbouw. Het stadje Antequera is synoniem voor de Bolivarmijn. Volgens de omwonenden een staatsmijn, maar in werkelijkheid voor 49% eigendom van het Zwitserse Glencore.

De overige 51% is wel van het staatsbedrijf COMIBOL. Dat houdt in dat dit aandeel van de winst aan het staatsbedrijf wordt doorgestort, of toch voor het deel van de productie dat wordt aangegeven, want de ontginning, processen en verkoop is volledig in handen van Glencore. (Download hier het Schaduw rapport over de activiteiten van Glencore in Zuid-Amerika in Engels of Spaans.)

 

Bovendien geeft dit aandeel aan staatsbelang de kans om bij de ontginning beroep te doen op coöperatieven. Privébedrijven hebben onder normale omstandigheden niet de toelating om samen te werken met deze coöperatieven (die vaak dienen als goedkope arbeid).

De coöperatieven werken in een verbond, maar in praktijk zijn ze hun eigen baas. Dat betekent dat ze enkel inkomsten hebben als ze produceren, met zeer slechte veiligheids- en gezondheidsomstandigheden tot gevolg. Gebrek aan algemene planning of technische kennis laat ook niet steeds de beste milieupraktijken toe.

Bij ons bezoek blijkt financieel alles prima te verlopen. Het stadje Antequera lijkt welgesteld met het mooiste voetbalplein van heel het departement. Aan de ingang wordt het dorp beschermd door een barricade. Vanaf daar mogen er geen foto’s getrokken worden. Hebben ze dan toch wat te verbergen?

© Silke Ronsse

Wat milieuverontreiniging betreft, staat het er wat minder goed voor. Als we stroomafwaarts van de mijn gaan, zien en ruiken we het zure drainagewater. Gegarandeerd sterk geconcentreerd aan zware metalen, gezien de versnelde oxidatieprocessen met het zure water.

En dat heeft gevolgen voor de landbouwers stroomafwaarts en aan de oevers van het Poopómeer. De inwoners van het dorpje Pazña, aan de monding van de rivier, zijn inmiddels grotendeels weggetrokken naar de stad. Een sterk contrast met wat we in Antequera zagen. Al weet eenieder dat het verhaal van Antequera niet zal blijven duren, eens de voorraden van de mijn uitgeput zijn.

© Silke Ronsse

Economische blockage

In een land als Bolivia, waar het staatsinkomen hoofdzakelijk afkomstig is van extractieve industrieën en buitenlandse steun is het zelfs voor de overheid wellicht niet eenvoudig verandering te brengen in deze evolutie.

Staatsmijnbouwbedrijven worden gesubsidieerd, want duizenden werknemers verdedigen hun eigen job met hand en tand uit gebrek aan ander goed economisch alternatief. Daarbovenop wordt de meerderheid van grondstoffen geëxporteerd zonder verwerkingsprocessen en dus zonder toegevoegde waard.

Enkele multinationale mijnen exporteren hun grondstoffen zelfs rechtstreeks per vliegtuig vanuit de mijn, waardoor er amper of geen controle is op geëxporteerde hoeveelheden. Het eeuwenlange (neo-)extractivime heeft Bolivia weggehouden van verdere industrialisering, waardoor er nu amper een uitweg is.

Een groot deel van de Bolivianen werkt in de informele economie en betaalt daar bijgevolg geen belastingen op. Zelfs zij die volgens een contract werken, maar minder dan het viervoud van het minimumloon verdienen, zijn niet belastingplichtig. En voor zij die moeten betalen, bestaat er geen progressieve belasting maar een vaste bijdrage van 13%.
De inkomsten uit ruwe grondstoffen zijn bijgevolg relatief zeer hoog en de onvoorwaardelijke steun voor deze sectoren is daarom volledig te begrijpen. Zo zijn er verschillende nieuwe wetten (bijvoorbeeld de mijnbouwwet van 2014) die de milieuwetgeving versoepelen en zo volledig ingaan tegen de milieu bepalingen uit de bijna even recente en door dezelfde regering opgestelde grondwet (2009).

En dat is mogelijk, want het Grondwettelijk Hof is louter samengesteld uit magistraten—weliswaar gestemd door het volk—die werden voorgedragen door het parlement waar de huidige regering van het MAS (Movimiento al Socialismo) de absolute meerderheid in heeft.

© Silke Ronsse

Rendement van de vervuiling?

Het trieste is dat het percentage inkomsten dat men uit deze milieu degraderende activiteiten haalt, vaak miniem is vergeleken met de werkelijke winsten die gemaakt worden. Daarbovenop wordt het percentage berekend op winsten die worden aangegeven, iets wat zeer moeilijk te controleren is en naar verwachting een sterke onderschatting is. En corruptie is in deze context natuurlijk erg aanlokkelijk.

Hoeveel er van deze inkomsten ook geïnvesteerd worden in steun voor de mensen op het platteland, met programma’s voor watervoorziening en irrigatie, van een dood land kan niemand leven.

© Silke Ronsse

Het geloof in onze Pachamama is een traditie, maar de betekenis mag niet vergeten worden. Het Centrum voor Ecologie en Andesvolkeren (CEPA) werkt daarom met de geaffecteerde gemeenschappen om hun rechten te verdedigen.

En ook jongeren uit de stad zien de problemen in en starten nieuwe bewegingen op om hun milieu te beschermen.

© Silke Ronsse

Bron: MO*

Persdossier Poopó-meer

Persdossier Poopó-meer

Op 2 februari 2016 vindt de International World Wetlands Day plaats. Veel aandacht zal die dag gaan naar het Poopómeer dat recent in de media verscheen omwille van haar kritieke toestand. Het tweede grootste meer in Bolivia, is gekrompen tot zo’n 4% van haar oorspronkelijke grootte. Wat ooit een indrukwekkend meer met een rijke diversiteit aan flora en fauna was, is nu nog slecht een plas water met een diepte van 30 à 40 cm. Dit is een gevolg van klimaatverandering, El Niño en droogte. Echter, zonder de aanwezigheid van 350 mijnbouwsites, had de opdroging van het meer niet zo’n vaart gelopen.

Download het perdossier ‘Ramp Poopó. Van zoutmeer naar zoutvlakte

en download ook het persbericht ‘Internationale aandacht op World Wetlands Day voor Poopómeer‘.

Satelietfotos van de laatste vier jaren (boven naar onder: 2012-2015), weergegeven voor de 12 maanden (links naar rechts) Bron: https://worldview.earthdata.nasa.gov

Vervuiling in Oruro troef!

In een lange colonne van mini’s (kleine busjes als publiek transport), auto’s, jeeps en 4×4’s vertrekken we rond de middag vanop de plaza van Oruro. De menigte is te groot om te beseffen wie nu precies wie is, maar dat verschillende afgevaardigden van het lokale ministerie van milieu, COMIBOL (de corporatie van mijnbouw in Bolivia), het programma Cuenca Poopo, de pers, onze organisatie CEPA en heel wat campesino’s present zijn, dat is duidelijk.

San José, de stadsmijn

Vijftien minuutjes later, hoog boven de stad in het zuiden, komen we aan op stopplaats 1: de mijn San José. De oorzaak van een recente, grote bezorgdheid in Oruro. Sinds de coöperatieven van de mijn sinds een aantal maanden opnieuw water aan het oppompen zijn om de mijn draaiende te houden, stromen grote hoeveelheden zuur water via open kanalen door de stad naar Lago Uru-Uru, het kleine broertje van Lago Poopó. Het zure water, met een zorgwekkende pH-waarde van 1,5 stroomt in een beekje recht uit de ingang van de mijn, en heeft een geel-groen-bruine kleur.

De mijnbouwers, die eveneens uit de mijn komen, proberen zich een weg te banen tussen de samengetroepte menigte voor de ingang. Op hun voorovergebogen ruggen dragen ze grote zakken puin afkomstig uit de mijn. Ze lijken vooral gefrustreerd door het oponthoud. Verstaanbaar, aangezien hun inkomen direct afhankelijk is van de hoeveelheid erts die ze per dag ontginnen. De ingenieur van programma Cuenca Poopó doet een inleidend woordje, de pH van het water wordt gemeten, de pers en ikzelf nemen de nodige foto’s en voor ik het goed en wel besef sleurt iemand me bij de arm terug naar de mini waarin we gekomen zijn. Er valt vandaag geen tijd te verliezen.

Bovengrondse rioleringen

We passeren het centrum van de stad en draaien daarna af richting het zuiden. De grond wordt droger, de huizen schaarser, de omgeving weidser en de geur indringender. Vreemde geuren zijn nu wel vaker schering en inslag in Oruro, dus ik ben me oorspronkelijk van geen kwaad bewust. Maar als we na een paar 100 meter plots een stofferig pad opdraaien langs een lange stenen afvoerbuis ben ik me al snel bewust waar de geur vandaan komt: het afvalwater van de stad ligt hier gewoon bovengronds. De buis wordt vergezeld van 2 kleine droge kanaaltjes aan beide kanten die tot de nok gevuld zijn met plastiek flessen, oude schoenen, glas en kapot speelgoed… Na 10 minuten houdt de colonne halt. De afvoerbuis gaat hier onverwacht over in een halve buis en kruist een ander vervuild kanaal uit de tegenovergestelde richting. De poel waar we verzamelen is een mengeling van bruin/geel water met een smerige olie-achtige laag, vergezeld van hopen dobberend afval. De geur is immens.

Danig onder de indruk van de geuren, de kleuren en de samenstelling van het water ben ik te geconcentreerd met mijn camera in de weer en mis ik het grootste deel van wat ingenieur Carlos Huayta van programma Cuenca Poopo te vertellen heeft. Tijd voor een reconstructie van zijn speech is er niet, want plek 3 wacht op ons.

Van meren, tot vruchtbare gronden, tot stortplaats

We keren terug en nemen een andere route, langs de spoorwegen, die eruit zien alsof ze al eeuwen niet meer in gebruik zijn. Langs onze kant van de spoorwegen strekt zich een uitgestrekt droog landschap uit, aan de overkant van de spoorwegen zie ik in de lage namiddagzon de glinstering van lago Uru-Uru. We stoppen op een niet nader aangeduide plaats net voor we 2 huisjes langs de spoorweg passeren. Ik vraag me eerst verbouwereerd af waarom we net hier halt houden. Maar als na een aantal minuten het veld zijwaarts inwandelen de grond onder mijn voeten bij elke stap meer en meer begint te kraken, word ik me bewust van de gigantische stortplaats die we opwandelen… En het wordt erger. Vijftig meter verderop in het veld is de dorre grond zelfs niet meer zichtbaar. Overal rondom ons zien we kleren, plastiek, glas, een verloren driewieler, noem maar op.

Dit waren ooit velden voor de veeteelt. En 20 jaar geleden was dit zelfs het Uru-Uru-meer. Klimaatsverandering heeft het meer in de afgelopen decennia naar één kant van de spoorwegen teruggedrongen en de langzame opstapeling van afval heeft uiteindelijk ook het vee weggedreven. In de verste verte zien we alleen afval. Een gigantische vuilnisbelt in een prachtige omgeving.  Na de technische uitleg over de vervuiling op de vorige stopplaatsen, nemen hier voor het eerst de campesinos het woord. Dat ze geen velden meer hebben voor hun vee en dat families uit de dorpen in grote getale wegtrekken op zoek naar een beter leven in steden als Cochabamba en Santa Cruz. En dat de gezondheid van de overgebleven ‘abuelitos’ (gepensioneerden) in gevaar is. Maar niet alleen hun gezondheid. Met de zuiderwind van de maand augustus zal al het afval en het stof van de stortplaats zijn weg terugvinden naar de stad Oruro. Ook de gezondheid van de mensen in de stad wordt dus bedreigd… Verschillende camera’s filmen de emotionele speeches van de bevolking en wat verderop staan enkele mannen verspreid over hun vervuilde terreinen in de verte te staren.

De veelbesproken waterzuiveringsinstallatie

De laatste locatie waar we halt houden ligt nog zo’n 10 minuten verder langs dezelfde spoorwegen. Over een zoute, witte ondergrond lopen we het veld terug in, richting een kanaaltje dat zich loodrecht van de stad tot de oneindige vlakte in de verte lijkt uit te strekken. In de verte dobberen twee eenden in de langzaam ondergaande zon en een aantal flamingo’s vliegen non-stop over en weer naar het meer aan de andere kant van de spoorwegen. Het is een pracht van een landschap, maar bij nader inzien is ook het kanaaltje volledig vervuild. Goor water, een vuile olie-achtige laag erbovenop  en afval langs de randen… Opnieuw nemen de campesino’s het woord en wordt er druk gespeculeerd wie nu precies de schuldige is van alle vervuiling. Organisaties als CORIDUP, die al meer dan 6 jaar strijden voor verbetering, zijn moe dat er nog steeds niets, maar dan ook niets veranderd is, ondanks de torenhoge beloftes van de overheid jaar na jaar.

De autoriteiten die present zijn, alsook de ingenieur van programma Cuenca Poopó proberen de gemoederen te sussen met woorden die wel oprecht lijken te zijn. Dat een schuldige zoeken voor het verleden geen zin heeft, maar dat we –integendeel- nu vooruit moeten. Dat ze hier en nu aanwezig zijn om te helpen. Dat er plannen gemaakt en getekend zijn voor een waterzuiveringsinstallatie. EN een chronogram, volgens dewelke de installatie in november al zou moeten klaar zijn. Heel opmerkelijk waren bovendien de woorden van de directeur van het ministerie van milieu van de municipale overheid … : ‘In het verleden werd altijd het excuus gebruikt: Er is geen geld. Dat is fout en verleden tijd. Er IS geld. Wat ontbreekt zijn concrete projecten. Evo Morales zelf heeft daartoe opgeroepen. Dus we gaan hier mee door. Dat beloven we. De plannen liggen klaar en zijn getekend. Het geld is er. De waterzuiveringsinstallatie komt er. Voortdurende vervuiling is binnenkort verleden tijd.’

Gebrek aan ecologische politiek

Zelf behoorlijk onder de indruk van die beloftes vraag ik aan mijn compagnons van CEPA of zij vertrouwen hebben in die woorden. Het antwoord is bijna lachwekkend. Ze geloven dat de waterzuivering er zal komen, ooit, aangezien vele organisaties de plannen ondertekend hebben en er al te veel media woorden aan vuil hebben gemaakt. Anderzijds, de man aan het woord tijdens de beloftevolle speech, wordt binnen 10 dagen vervangen door een opvolger, die in de verste verte niet aanwezig is. Het is het einde van zijn ambt en hij verdwijnt dus eind mei van het toneel.

Ondanks de plannen is er dus nog grote onduidelijkheid wie in de regering het voortouw zal nemen voor de uitvoering en de opvolging van het project. Bovendien zitten er nog heel wat essentiële gaten in de plannen voor de uitvoering. De argwaan bij CEPA is dus groot.

Bovendien bleef een grote vraag onbeantwoord. De waterzuiveringsinstallatie, -als die er al komt- zou dan wel de zuurtegraad van het water uit de mijn aanpakken, maar heeft helemaal niets te maken met het probleem van de tonnen afval die de gronden vervuilen. Het probleem van de gezondheid en de dreiging dat met de zuiderwind in augustus een groot deel afval terug naar de stad zal worden meegevoerd, werd zorgvuldig in de doofpot gestoken door de grote beloftes over de waterzuiveringsinstallatie.

‘Het ontbreekt in Oruro aan ecologische politiek’, zegt Clemente Paco van CEPA. ‘Zelfs ALS de regering acties zou ondernemen om de gigantische vuilnisbelt op te ruimen, dan storten ze het gewoon op een andere plaats iets verder.’ ‘En het ontbreekt ons, hier in de stad aan milieu-educatie.’ Nu, dat kwam voor mij niet als een verrassing. In mijn eerste weken in Oruro ben ik meermaals tevergeefs op zoek gegaan naar publieke vuilnisbakken in het centrum van de stad om mijn afgekloven watermeloenschillen weg te gooien. Nergens te vinden. Als ik het dan vroeg aan een marktkraampje, kreeg ik meestal te horen dat ik het gewoon op de grond voor het gesloten marktkraam naast hen moest leggen. De dag erna is de schil hoogstwaarschijnlijk weg, want de vuilnismannen- & vrouwen werken hard ’s nachts, maar is dus wellicht gewoon beland net buiten de stad. Wat bovendien niet door de vuilnismannen ’s nachts wordt opgeraapt, belandt met de wind in kanalen en rivieren en komt uiteindelijk ook op dezelfde plek terecht. Triestig.

Pachamama: één grote leugen?

Bij het instappen rakel ik het thema ‘gebrek aan ecologische mentaliteit’ in het vrouwelijk gezelschap in het mini-busje op. Waarom er geen vuilnisbakken in de stad staan, wil ik weten. ‘Oh, die waren er, vroeger, maar de mensen gebruikten ze niet, en ze waren uiteindelijk enkel en alleen goed voor vandalisme, dus heeft de regering ze dan maar weer weggehaald.’ Of hoeveel plastiek er wel niet verspild wordt. Elk stuk fruit dat je op de markt koopt, of elke 3 ronde pistolets krijgen een apart plastieken zakje, dat na 10 minuten wandelen naar huis toch weer wordt weggegooid.

Ik moet onwillekeurig denken aan Pachamama (Moeder Aarde). Aan hoe vaak naar haar verwezen wordt. Hoe Moeder Aarde een wezenlijk deel van de nationale politiek vormt. Aan hoe in 2014 nog de ‘plurinationale autoriteit van Moeder Aarde’ werd opgericht als tak van het ministerie van milieu en water. En aan hoe elke Boliviaan, bij elke speciale gelegenheid een slok bier aan Moeder Aarde schenkt, vooraleer zelf hun glas op te drinken. Het lijkt wel één grote farce. Erger zelfs, een leugen vindt Don Angel, president van Coridup (de coordinatie van getroffen gemeenschappen door mijnbouw in het bekken Poopo): ‘We liegen onze eigen Pachamama voor, en zowel de autoriteiten, maar ook elkeen van ons, verbergen onze verantwoordelijkheden angstvallig achter diezelfde leugens.’ Het zal nog lang duren voor er een echte verandering in mentaliteit komt…

Beleid vs. mentaliteit

We keren terug met de zon laag voor ons. Ik kan het contrast van zoveel vervuiling in zo’n prachtige, rustige omgeving maar moeilijk van mij afzetten. Terwijl ik erover nadenk en door de achterruit staar, zie ik plots in de verte een oude trein langzaam dichterbij komen. Als iedereen de trein in de gaten krijgt, start een nostalgische conversatie over hoe het treinnetwerk in Bolivia vroeger zo uitgebreid was. Staatsbezit en goedkoop. En prachtige ritten, naar alle uithoeken van het land. Sinds Goni, de omstreden president in 2002 en 2003 echter het hele systeem geprivatiseerd heeft, zijn alle companies naar Chili vertrokken. De enige trein die nog rijdt, gaat om de twee dagen van Uyuni naar Oruro. Ook privé-bezit en dus duur. We hebben dus geluk dat we hem zien. Als de trein ons voorbij rijdt,  zien we inderdaad meer lege wagons dan iets anders. De lokale mensen nemen de trein niet meer. Bussen zijn het vervoersmiddel bij uitstek geworden… Nog meer uitlaatgassen, nog meer vervuiling.

Er is veel veranderd in Bolivia, onder verschillende vorige presenten inclusief Goni vooral achteruitgang, met Evo opnieuw wat verbetering en hoop. Maar ondanks een sterk ecologisch beleid op papier sinds 2006, lijkt een echte mentaliteitswijziging nog mijlenver af…