Verborgen Chinese mijnbouw veroorzaakt waterschaarste en milieuvervuiling in Bolivia

“Bijna overal in de Nor Carangas provincie merken we de schade die de mijn toebrengt aan het milieu en onze gezondheid. Bij de Sallala rivier zijn de waterbronnen opgedroogd. Al sinds onze voorouders wijden we ons aan het houden van lama’s. Dat is onze bron van inkomsten. Maar als de waterrijke gebieden opdrogen… water is gezondheid, water is leven. We zijn erg bezorgd over onze toekomst en we krijgen geen cent van de winst.”

In deze emotionele toespraak vraagt Wálter Gutiérrez Calle uit Andapata, een gemeenschap in het departement Oruro, aandacht voor de problemen die zijn gemeenschap ondervindt door de kopermijnbouw in de regio. De man is door verscheidene milieuorganisaties uitgenodigd in Cochabamba op een symposium1 over mensenrechten, transnationale bedrijven en Chinese hegemonie, om te praten over de Chinese mijnbouw expansie in Latijns Amerika.

De Choquecota gemeente, waar Wálter vandaan komt, is een geïsoleerd gebied in het westen van Bolivia, niet ver van de grens met Chili. De inwoners van Choquecota behoren tot de inheemse Suyu J’acha Carangas. Deze etnische groep leeft van kleinschalige landbouw en veeteelt. Het houden van lama’s is daarbij de belangrijkste bron van inkomsten van de gemeenschappen die in het ruwe hoogland wonen. Sinds kort is hier de macht van het Chinese kapitaal doorgedrongen die hun traditionele manier van leven bedreigt. Het mijnbouwbedrijf D-Cobre S.A. begon 5 jaar geleden met het winnen van koper en wil nu een tweede mijn openen op de grens tussen de Turco en Choquecota gemeenten. Het bedrijf is Boliviaans maar 70%2 van de investeringen in het bedrijf komen van Chinese financiers.

Verborgen Chinese mijnbouw operaties

Kleinschalige mijnbouw in het gebied is niets nieuws, maar nooit kende de regio industriële mijnbouw in de proporties van D-Cobre S.A. Het eerste project ‘Cuprita’ telt zo’n 500 hectaren. Met de opening van een tweede locatie komen daar nog eens 900 hectaren bij, vlakbij de Andapata gemeenschap waar Wálter woont. Eigenlijk waren de dorpelingen van Andapata nog helemaal niet goed op de hoogte van de mijnbouwactiviteiten van D-Cobre S.A in hun leefgebied. Veel dorpelingen hoorden een half jaar geleden pas voor het eerst over de grootschalige koperwinning. Toen begon het consultatieproces bij de lokale bevolking, zoals bij wet verplicht is voor het openen van een nieuwe mijnbouwlocatie.

Victoria, een jonge milieuactiviste die uit het gebied komt, legt in een interview uit hoe dat komt. Het mijnbouwbedrijf, dat in 2012 de regio binnenkwam, werkte in het geheim: “Niemand wist ervan. Het was geen publieke informatie en er is nooit om toestemming gevraagd.” In 2014 werd een nieuwe mijnbouwwet aangenomen die bedrijven verplichtte een consultatieproces met de lokale bevolking uit te voeren alvorens een nieuwe operatie te starten. “Maar de wet heeft geen betrekking tot concessies die al enkele jaren eerder toegekend waren, die zijn niet terug te draaien” voegt Victoria toe. Omdat het gebied afgelegen is en er geen onafhankelijke organisaties werken die de sociale- en milieu-impact van mijnbouwprojecten monitoren, kunnen de bedrijven in Choquecota rustig hun gang gaan.

Voor de uitbreiding van het project met een tweede open pit kopermijn Cuprita 2 werd het consultatieproces uitgevoerd in Andapata, de gemeenschap waar Victoria vandaan komt. Ze legt uit dat het bedrijf profiteert van het gebrek aan bewustzijn van de gemeenschappen over de gevolgen van mijnbouw. “Er wordt druk op de lokale bevolking gezet. Ze zeggen hen dat ze snel moeten besluiten of ze mijnbouw willen. En ze hebben geen voorkennis. Ze hebben nooit uitgebreid gepraat over het project en ze zijn nooit geïnformeerd over de gevolgen die het kan hebben op hun leefomgeving. Ook zeggen ze dat ze de dorpelingen een gunst verlenen omdat het bedrijf ontwikkeling zal brengen. Op deze manier proberen ze hen te misleiden tijdens de consultatiemomenten”.

Waterschaarste en vervuiling

Open-pit metaal mijnbouw heeft per definitie een negatieve impact op de natuurlijke omgeving omdat de oppervlakte met explosieven wordt uitgegraven waardoor er een diepe kuil ontstaat. Daarnaast wordt er zwavelzuur of zoutzuur gebruikt in het winningsproces van koper. Dat zijn chemische en giftige goedjes die als een magneet de metaaldeeltjes aan zich binden. Vaak wordt het vervuilde mijnwater niet goed opgeslagen om kosten te drukken. Als er scheuren in een dam ontstaan, komen de zuren en zware metalen in hoge concentraties in het grondwater terecht. Dit is levensgevaarlijk voor mens, dier en de natuurlijke omgeving. De biodiversiteit in een gebied neemt af, landbouw wordt onmogelijk en er zijn grote gezondheidsrisico’s voor de lokale gemeenschappen.3

Wálter spreekt in zijn toespraak ook over het opdrogen van waterbronnen. Door klimaatverandering smelten de gletsjers van het Andesgebergte in snel tempo.4 In het droge seizoen zijn de Bolivianen in het hoogland sterk afhankelijk van het smeltwater van deze ijsmassa’s. Eind vorig jaar, het droogste jaar in 25 jaar tijd5 voor Bolivia, protesteerden duizenden inwoners van La Paz tegen het watertekort.6 Van het weinige water dat overblijft, wordt er veel gebruikt in de mijnbouwindustrie. Dagelijks wordt er 10.000 kubieke meter water doorheen gejaagd voor mijnbouw. Dat is twee keer zoveel als de hoeveelheid water die dagelijks in hoofdstad La Paz gebruikt wordt.7 Het grote Poopómeer ten zuiden van Oruro, niet ver van Choquecota, is inmiddels al helemaal opgedroogd. Dit komt door klimaatverandering maar ook door de mijnbouw in het gebied waar veel water voor wordt gebruikt.8 Mijnbouw als oorzaak van waterschaarste is onderbelicht in Bolivia en wordt niet erkend als één van de oorzaken van conflicten over water door de Boliviaanse overheid die nauw samenwerkt met de mijnbouwindustrie.

Groen licht voor uitbreiding ondanks tegenstemming

Met activisten van het WasiPacha collectief9 organiseerde Victoria een workshop in Andapata om de lokale gemeenschap te informeren over de gevolgen van kopermijnbouw en de rechten die ze hebben als inheemse groep. Ze hoopten dat deze kennis de positie van de dorpelingen versterkt tijdens het consultatieproces. De workshop leek vruchten af te werpen. Tijdens de laatste consultatiebijeenkomst op 7 juli weigerde de gemeenschap het project definitief: “Wij wijzen de implementatie van mijnbouwprojecten af door de ecologische, sociale, culturele en religieuze schade die het kan veroorzaken”.10

Ondanks dat verschillende gemeenschappen tegen het project stemden tijdens de consultatie, werd begin oktober duidelijk dat de uitbreiding van de kopermijn toch groen licht heeft gekregen van het ministerie van mijnbouw. De uitkomst van de verplichte volksraadpleging, zoals vastgelegd in de mijnbouwwet van 2014, is namelijk niet doorslaggevend voor de uiteindelijke beslissing. Dat maakt het consultatieproces slechts een formaliteit waar het mijnbouwbedrijf aan moet voldoen om de gemeenschappen te informeren. Echte zeggenschap, in de vorm van vetorecht, hebben de dorpelingen niet. Je kan je afvragen wat een consultatie voor zin heeft wanneer de uitkomst niet bindend is. Het ministerie van mijnbouw heeft uiteindelijk het laatste woord en zal in bijna alle gevallen de belangen van de mijnbouwindustrie beschermen. De Boliviaanse regering is nauw verweven met de extractivistische industrie waar het Boliviaanse ontwikkelingsmodel sterk afhankelijk van is.11

Chinese expansie in Latijns Amerika

De milieuproblemen die de Suyu J’acha Carangas gemeenschappen ondervinden door Chinese mijnbouw en de schending van hun rechten door het bedrijf, die hiermee gepaard gaan, zijn niet uniek. Latijns-Amerika is de afgelopen jaren een steeds belangrijkere bestemming geworden voor Chinese investeerders.12 De Chinese expansie die zich in rap tempo uitbreidt in Latijns-Amerika, richt zich vooral op sectoren die negatieve gevolgen hebben voor het milieu: petroleum, mijnbouw en de agro-industrie.13 In Peru controleren Chinese bedrijven meer dan 40 procent van de mijnbouwprojecten. In Ecuador zijn Chinese bedrijven actief in olie-exploitatie in de Amazone. Deze projecten zijn omstreden op sociaal en ecologisch niveau en veroorzaken veel conflicten. Een van de conclusies van het symposium in Cochabamba was dat ook de Boliviaanse regering het steeds aantrekkelijker maakt voor Chinese bedrijven om grondstoffen te winnen in het land en dat ze in toenemende mate de mijnbouwsector domineren.

In het Westen dragen wij echter ook deels de verantwoordelijkheid voor de mistoestanden rondom kopermijnbouw. Koper is een relatief goedkope grondstof die gebruikt wordt voor de transport van elektra in auto’s, telecommunicatie netwerken en computers. Koper is het voornaamste mineraal dat door Chinese bedrijven in Latijns-Amerika gewonnen wordt,14 met name voor de Chinese productie van elektronica waar de EU weer een belangrijke afnemer van is.15

Auteur: Floor Van der Hout

1 https://www.cedib.org/actividad/ciclo-de-conferencias-derechos-humanos-e…
2 http://www.aminera.com/2016/12/31/empresa-con-capitales-chinos-explota-c…
3 http://www.greenspec.co.uk/building-design/copper-production-environment…
4 http://climatenewsnetwork.net/bolivia-glaciers-melt-alarming-rate/
5 https://news.mongabay.com/2016/10/strongest-drought-in-25-years-hits-bolivia/
https://www.theguardian.com/global-development-professionals-network/gallery/2017/may/05/bolivia-historic-drought-water-in-pictures

6 http://www.nacion.com/mundo/latinoamerica/Protestas-Paz-Bolivia-escasez-…
7 https://www.aljazeera.com/news/2016/12/7/is-mining-to-blame-for-the-drought-in-bolivia
8 https://www.theguardian.com/world/2016/jan/22/bolivias-second-largest-lake-dries-up-and-may-be-gone-forever-lost-to-climate-change
9 https://www.facebook.com/WasiPacha/
10
11 Arsel, Murat. Hogenboom, Barbara & Pellegrini, Lorenzo. 2016. “The Extractive Imperative in Latin America”. The Extractive Industries and Society 3:880-887.
12 https://www.theguardian.com/world/2013/mar/26/china-latin-america-resources-concern
13 https://www.theguardian.com/environment/andes-to-the-amazon/2014/dec/20/10-china-latin-america-environment
14 https://www.reuters.com/article/us-china-copper-ahome/are-chinas-booming-copper-exports-the-new-normal-andy-home-idUSKCN11S279
15 https://evonews.com/arhiva/eu-imports-most-of-its-high-tech-products-from-china/

Gemeenschappen lopen leeg

“Milieumigranten” op de Boliviaanse Altiplano

Het grondwater ruikt naar copajira

 Zuur water met zware metalen uit de Bolivarmijn stoomt door het Pazña rivierbekken

Zuur water met zware metalen uit de Bolivarmijn stoomt door het Pazña rivierbekken

Vijf families wonen er nog in Alantañita, een gemeenschap op zo’n 35 km ten zuiden van de stad Oruro. Ze hebben hun thuis zien veranderen tot een natuurlijke stortplaats van mijnafval. De Huanunimijn loost sinds meer dan een eeuw zijn afvalwater rechtstreeks in de rivier San Juan de Sora Sora, vanwaar het doorstroomt tot in Alantañita en vervolgens naar Kochi Pia Kala. Sinds de jaren `70 gebruikt men echter ook het giftige acetaat voor de extractie van tin, waardoor het sediment dat zich als een waaier uitspreiden over het land nog sterker verontreinigd is.

 Mensen werken in het mijnafval om de laatste beetjes metaal te ontginnen

Mensen werken in het mijnafval om de laatste beetjes metaal te ontginnen

Het rivierwater kunnen ze niet meer gebruiken voor consumptie, hun akkers of hun dieren. Sinds het begin van de huidige eeuw heeft de vervuiling zelfs het grondwater bereikt.

“Het grondwater ruikt naar copajira (zuur mijnwater)”, vertelt José (72) uit Kochi Pia Kala die vlakbij het meest zuidelijk punt van het Uru Urumeer woont, “landbouwproductie is er al jaren niet meer, want de aarde is vervuild en er is niets meer dat groeit”.
 Bijeenkomst CORIDUP tijdens het bezoek van de milieuverantwoordelijke van de Huanunimijn

Bijeenkomst CORIDUP tijdens het bezoek van de milieuverantwoordelijke van de Huanunimijn

Francisco (60) wil niet weg van het land dat zijn ouders en grootouders goed verzorgden. Hij trekt voor periodes naar het stadje Huanuni, waar hij letterlijk in het afval van de mijn werkt om er de laatste beetjes mineraal uit te halen: “Gezond is het zeker niet, maar waar ga je anders je brood verdienen op deze plek?”.
In 2009 werd het rivierbekken van de mijn op nationaal niveau erkend als rampgebied (het zogenaamde Decreto Supremo 0335). “Er is sindsdien echter geen verbetering geboekt” klaagt het bestuur van CORIDUP. Sinds 2007 werd de volksbeweging voor de bescherming van de Desaguadero rivier en de meren Uru Uru en Poopó opgericht (CORIDUP, Coordinadora en Defensa del Río Desaguadero y Lagos Uru Uru y Poopó). “De beloofde opvangbekken is na vele jaren nog steeds niet in gebruik en de geaffecteerde gemeenschappen hebben sindsdien geen enkele vorm van ondersteuning ontvangen.” Sinds 2011 belooft het mijnbedrijf dit opvangbekken te bouwen, echter tot op vandaag is deze tot een “60%” gevorderd volgens de milieuverantwoordelijke.

Het vee is met 90% in aantal afgenomen

 Jonge lammetjes sterven door vervuild rivierwater (Bongaerts A., 2017)

Jonge lammetjes sterven door vervuild rivierwater (Bongaerts A., 2017)

Stroomafwaarts van de Kori Kollo goudmijn zijn er waterputten die droog komen staan door de grote wijzigingen die werden aangebracht in de stroming van de Desaguadero rivier. Tijdens de activiteiten van de mijn tussen 1980 en 2010 gebruikte de mijn dagelijks 22.040.000 liter water (Layme F., 2012) of 77% van wat de hele stad per dag verbruikt (SELA, 2011), momenteel zijn de activiteiten stilgelegd, maar wordt de open-put nog voortdurend gevuld met water uit de rivier.

 Mensen leggen 2 tot 10 km af voor drinkbaar water (Bongaerts A., 2017)

Mensen leggen 2 tot 10 km af voor drinkbaar water (Bongaerts A., 2017)

Román (64) herinnert ooit 800 schapen te hebben gehad. “veel zijn gestorven door het drinken van vervuild water, voor anderen was er niet voldoende drinkwater of gras om te overleven”. Vooral de veeteelt heeft veel geleden onder de vervuiling en is de laatste vijf jaar met 90% afgenomen in Alantañita (Bongaerts A., 2017).
“De oevers van de rivier worden volledig wit tijdens het droogseizoen”, vertelt Jaime die net ten zuiden van Kori Kollo’s kleine broer –de Kori Chacamijn– woont. Het water van de Desaguadero rivier is sinds de start van de operaties sterk gezouten ter hoogte van de gemeenschap Santo Tomás.

 De open-put mijn van Kori Kollo heeft een enorme hoop mijnafval achtergelaten

De open-put mijn van Kori Kollo heeft een enorme hoop mijnafval achtergelaten

Gemeenschappen stroomafwaarts van de Kori Kollomijn kunnen hun vee niet meer onderhouden en de aantallen zijn sterk ingekrompen. Sommige verzamelen nu stro om te verkopen voor het maken van matrassen, andere proberen bij te verdienen als bouwvakker of door handwerk te verkopen in de stad. Jobs zijn schaars op gedegradeerd land.

Het volk van het water

 Daniel was ooit Mallku Kota (inheems leider) van de drie Uru Murato gemeenschappen

Daniel was ooit Mallku Kota (inheems leider) van de drie Uru Murato gemeenschappen

De inheemse Uru-gemeenschappen noemen zichzelf, ‘het volk van het water’. Zij ondervinden, meer nog dan van de vervuiling, last van het verdwijnen van het Poopómeer. Hun hele bestaan en geschiedenis is gebaseerd op het meer. Door de Aymaras, Inca’s en Spanjaarden werden ze ooit verdreven, waardoor een leven op het meer de enige uitweg was.

De Uru’s zijn wellicht de oudste bewoners van de Altiplano en leven traditioneel van vis, gevogelte (vooral eenden en flamingo’s) en vogeleieren. Hun kleding werd van oudsher vervaardigd van pluimen en riet (totora) uit het meer.

 De jeugd van Puñaca leert opnieuw de inheemse Uru-cultuur en -taal

De jeugd van Puñaca leert opnieuw de inheemse Uru-cultuur en -taal

 Het Poopómeer lijkt op een gigantische zoutvlakte

Het Poopómeer lijkt op een gigantische zoutvlakte

Nu zijn ze niet enkel hun inkomstenbron kwijt, ook alternatieven zijn schaars. Door hun vroegere leven op het meer, hebben ze nu amper gronden en kennis ter beschikking om over te schakelen op landbouw of veeteelt. Hun cultuur en tradities komen in gevaar, waardoor de hoop nu bij de nieuwe generatie licht. Slagen ze erin hun identiteit te bewaren? En weten ze inkomsten te genereren met de middelen die ze hebben zoals het maken van handwerk of door het implementeren van gemeenschapstoerisme? Of kiezen ze uiteindelijk voor de uitweg in de stad zoals reeds vele Uru’s hun voordeden?

Alternatieven buitenshuis

 Quinoa is een van de enige granen die op deze zoute gronden kan groeien

Quinoa is een van de enige granen die op deze zoute gronden kan groeien

Als je niet meer in je levensonderhoud kan voorzien en gedwongen moet overschakelen op kortstondige werkjes. Men werkt noodgedwongen voor mensen in de stad of in een ander dorp dat vaak tamelijk slecht bereikbaar is door een gebrek aan wegen. Op dat moment is de stap klein je geschiedenis achter te laten en te vertrekken richting de stad.

Ze geven de voortdurende zoektocht naar een manier om de eindjes aan elkaar te knopen op en proberen hun geluk te vinden in de stad. Deze migranten worden door de stadbewoners vaak gezien als een bedreiging voor het goede leven in hun stad, al blijken ze uiteindelijk goedkope werkkrachten die meer dan eens te leiden hebben onder uitbuiting.

 De stad Oruro is onderhevig aan een enorme groei

De stad Oruro is onderhevig aan een enorme groei

Vooral jongvolwassenen, maar ook hele gezinnen gaan op de vlucht voor een veranderend milieu en een onleefbare omgeving. En zo loopt momenteel de uitgestrekte Altiplano leeg en groeien de steden aan. Sommigen vertrekken naar de buurlanden zoals Argentinië en Chili.
Niet alle migranten die in de stad aankomen blijven daar ook, omdat ze zien dat de kansen beperkt zijn, dat hun werk niet geapprecieerd wordt en omdat ze merken dat ze worden uitgebuit. In vele gevallen gaat het over mensen die nooit goed hebben leren schrijven en problemen ondervinden om zich goed te integreren. Ze proberen terug te keren naar een veiligere en bekende omgeving, hoewel dit niet steeds evident is door gebrek aan middelen of omdat men is bang om als mislukkeling bekeken te worden door vrienden en familie.

De zogenaamde “dubbele residentie” is hier op de schrale Altiplano nog het meest voorkomende fenomeen: Door de week werkt men in de stad, maar in het weekend keert men steevast naar “huis”. Men voelt zich nog deel van zijn gemeenschap op het platteland en wil daar geen verandering in brengen. Leven van het land dat men vroeger bewerkte of waar men vroeger vee op liet grazen, kan echter niet meer.
In het dorp Puñaca is er bijvoorbeeld zo goed als niemand, die niet ooit uit het dorp is weggetrokken. In Alantañita wonen nog 5 gezinnen op leeftijd. De jeugd en 50tal families (Perreault, 2011) hebben andere oorden opgezocht. Vanuit het dorp worden zij die emigreren slecht bekeken of men denk dat ze rijk en verwend zijn. Onderlinge relaties worden er in elk geval niet beter op. Hun cultuur, gewoonten, geschiedenis… hun hele identiteit en voorouderlijke kennis gaan daarbij verloren.

Is een milieumigrant werkelijk een vluchteling?

 Het huis van Don Francisco (66) in Alantañita

Het huis van Don Francisco (66) in Alantañita

De mens heeft al heel de geschiedenis migraties of massamigraties meegemaakt door veranderingen in het klimaat of milieudegradatie. Echter, de laatste jaren is dat aantal enorm toegenomen en de voorspellingen zijn niet beter: zo zou het aantal personen dat onder watertekort leidt, wordt verwacht toe te nemen van 1400 miljoen in 2005 tot 2800 à 6900 miljoen in 2050 (Castillo J.M., 2011).
Het derde congres van de CORIDUP kiest opvolgers voor de directie voor de komende 3 jaar

Het derde congres van de CORIDUP kiest opvolgers voor de directie voor de komende 3 jaar

“Milieuvluchteling” is een nieuw begrip in discussie. Met het huidige juridische kader om erkend te worden als vluchteling moet de reden voor asiel erkend zijn door het ontvangende land, moet het leven van de migrant duidelijk bedreigd zijn en moet de verplaatsing naar een ander land zijn.
Sinds de goedkeuring van Conventie van Genève in 1951 waarin dit kader werd vastgelegd is er echter veel verandert in relatie tot de afkomst en motieven van de gedwongen migraties. In 2005, tijdens de Wereldconferentie over de preventie van natuurrampen in Kobe werd overeengekomen ook ondersteuning en bescherming te bieden aan de migranten die zich gedwongen verplaatsen met als reden de degradatie van hun omgeving. Dit akkoord is voorlopig echter beperkt tot wat letters op papier.
Deze migranten op de Boliviaanse Altiplano zullen ten tweede vaak socio-economische redenen aanhalen voor hun migratie, hoewel een directe bedreiging door een verandering in hun milieu de eigenlijke oorzaak is. De grens tussen gedwongen en vrijwillige migratie is dan ook heel moeilijk te trekken.
 De tinmijn in Huanuni loost het gebruikte water zonder enige behandeling in de rivier

De tinmijn in Huanuni loost het gebruikte water zonder enige behandeling in de rivier

Tot slot zijn onmogelijk getallen op te plakken omdat de meeste milieumigranten in eigen land blijven en de redenen niet altijd eenduidig zijn.
Mijnen die zogezegd jobs en welvaart brengen, geven inkomsten aan enkelingen, maar verstoren op lange termijn sociale structuren en trekken hele families uiteen.

Alberto Vázquez Ruiz & Silke Ronsse

Vervuiling in Oruro troef!

In een lange colonne van mini’s (kleine busjes als publiek transport), auto’s, jeeps en 4×4’s vertrekken we rond de middag vanop de plaza van Oruro. De menigte is te groot om te beseffen wie nu precies wie is, maar dat verschillende afgevaardigden van het lokale ministerie van milieu, COMIBOL (de corporatie van mijnbouw in Bolivia), het programma Cuenca Poopo, de pers, onze organisatie CEPA en heel wat campesino’s present zijn, dat is duidelijk.

San José, de stadsmijn

Vijftien minuutjes later, hoog boven de stad in het zuiden, komen we aan op stopplaats 1: de mijn San José. De oorzaak van een recente, grote bezorgdheid in Oruro. Sinds de coöperatieven van de mijn sinds een aantal maanden opnieuw water aan het oppompen zijn om de mijn draaiende te houden, stromen grote hoeveelheden zuur water via open kanalen door de stad naar Lago Uru-Uru, het kleine broertje van Lago Poopó. Het zure water, met een zorgwekkende pH-waarde van 1,5 stroomt in een beekje recht uit de ingang van de mijn, en heeft een geel-groen-bruine kleur.

De mijnbouwers, die eveneens uit de mijn komen, proberen zich een weg te banen tussen de samengetroepte menigte voor de ingang. Op hun voorovergebogen ruggen dragen ze grote zakken puin afkomstig uit de mijn. Ze lijken vooral gefrustreerd door het oponthoud. Verstaanbaar, aangezien hun inkomen direct afhankelijk is van de hoeveelheid erts die ze per dag ontginnen. De ingenieur van programma Cuenca Poopó doet een inleidend woordje, de pH van het water wordt gemeten, de pers en ikzelf nemen de nodige foto’s en voor ik het goed en wel besef sleurt iemand me bij de arm terug naar de mini waarin we gekomen zijn. Er valt vandaag geen tijd te verliezen.

Bovengrondse rioleringen

We passeren het centrum van de stad en draaien daarna af richting het zuiden. De grond wordt droger, de huizen schaarser, de omgeving weidser en de geur indringender. Vreemde geuren zijn nu wel vaker schering en inslag in Oruro, dus ik ben me oorspronkelijk van geen kwaad bewust. Maar als we na een paar 100 meter plots een stofferig pad opdraaien langs een lange stenen afvoerbuis ben ik me al snel bewust waar de geur vandaan komt: het afvalwater van de stad ligt hier gewoon bovengronds. De buis wordt vergezeld van 2 kleine droge kanaaltjes aan beide kanten die tot de nok gevuld zijn met plastiek flessen, oude schoenen, glas en kapot speelgoed… Na 10 minuten houdt de colonne halt. De afvoerbuis gaat hier onverwacht over in een halve buis en kruist een ander vervuild kanaal uit de tegenovergestelde richting. De poel waar we verzamelen is een mengeling van bruin/geel water met een smerige olie-achtige laag, vergezeld van hopen dobberend afval. De geur is immens.

Danig onder de indruk van de geuren, de kleuren en de samenstelling van het water ben ik te geconcentreerd met mijn camera in de weer en mis ik het grootste deel van wat ingenieur Carlos Huayta van programma Cuenca Poopo te vertellen heeft. Tijd voor een reconstructie van zijn speech is er niet, want plek 3 wacht op ons.

Van meren, tot vruchtbare gronden, tot stortplaats

We keren terug en nemen een andere route, langs de spoorwegen, die eruit zien alsof ze al eeuwen niet meer in gebruik zijn. Langs onze kant van de spoorwegen strekt zich een uitgestrekt droog landschap uit, aan de overkant van de spoorwegen zie ik in de lage namiddagzon de glinstering van lago Uru-Uru. We stoppen op een niet nader aangeduide plaats net voor we 2 huisjes langs de spoorweg passeren. Ik vraag me eerst verbouwereerd af waarom we net hier halt houden. Maar als na een aantal minuten het veld zijwaarts inwandelen de grond onder mijn voeten bij elke stap meer en meer begint te kraken, word ik me bewust van de gigantische stortplaats die we opwandelen… En het wordt erger. Vijftig meter verderop in het veld is de dorre grond zelfs niet meer zichtbaar. Overal rondom ons zien we kleren, plastiek, glas, een verloren driewieler, noem maar op.

Dit waren ooit velden voor de veeteelt. En 20 jaar geleden was dit zelfs het Uru-Uru-meer. Klimaatsverandering heeft het meer in de afgelopen decennia naar één kant van de spoorwegen teruggedrongen en de langzame opstapeling van afval heeft uiteindelijk ook het vee weggedreven. In de verste verte zien we alleen afval. Een gigantische vuilnisbelt in een prachtige omgeving.  Na de technische uitleg over de vervuiling op de vorige stopplaatsen, nemen hier voor het eerst de campesinos het woord. Dat ze geen velden meer hebben voor hun vee en dat families uit de dorpen in grote getale wegtrekken op zoek naar een beter leven in steden als Cochabamba en Santa Cruz. En dat de gezondheid van de overgebleven ‘abuelitos’ (gepensioneerden) in gevaar is. Maar niet alleen hun gezondheid. Met de zuiderwind van de maand augustus zal al het afval en het stof van de stortplaats zijn weg terugvinden naar de stad Oruro. Ook de gezondheid van de mensen in de stad wordt dus bedreigd… Verschillende camera’s filmen de emotionele speeches van de bevolking en wat verderop staan enkele mannen verspreid over hun vervuilde terreinen in de verte te staren.

De veelbesproken waterzuiveringsinstallatie

De laatste locatie waar we halt houden ligt nog zo’n 10 minuten verder langs dezelfde spoorwegen. Over een zoute, witte ondergrond lopen we het veld terug in, richting een kanaaltje dat zich loodrecht van de stad tot de oneindige vlakte in de verte lijkt uit te strekken. In de verte dobberen twee eenden in de langzaam ondergaande zon en een aantal flamingo’s vliegen non-stop over en weer naar het meer aan de andere kant van de spoorwegen. Het is een pracht van een landschap, maar bij nader inzien is ook het kanaaltje volledig vervuild. Goor water, een vuile olie-achtige laag erbovenop  en afval langs de randen… Opnieuw nemen de campesino’s het woord en wordt er druk gespeculeerd wie nu precies de schuldige is van alle vervuiling. Organisaties als CORIDUP, die al meer dan 6 jaar strijden voor verbetering, zijn moe dat er nog steeds niets, maar dan ook niets veranderd is, ondanks de torenhoge beloftes van de overheid jaar na jaar.

De autoriteiten die present zijn, alsook de ingenieur van programma Cuenca Poopó proberen de gemoederen te sussen met woorden die wel oprecht lijken te zijn. Dat een schuldige zoeken voor het verleden geen zin heeft, maar dat we –integendeel- nu vooruit moeten. Dat ze hier en nu aanwezig zijn om te helpen. Dat er plannen gemaakt en getekend zijn voor een waterzuiveringsinstallatie. EN een chronogram, volgens dewelke de installatie in november al zou moeten klaar zijn. Heel opmerkelijk waren bovendien de woorden van de directeur van het ministerie van milieu van de municipale overheid … : ‘In het verleden werd altijd het excuus gebruikt: Er is geen geld. Dat is fout en verleden tijd. Er IS geld. Wat ontbreekt zijn concrete projecten. Evo Morales zelf heeft daartoe opgeroepen. Dus we gaan hier mee door. Dat beloven we. De plannen liggen klaar en zijn getekend. Het geld is er. De waterzuiveringsinstallatie komt er. Voortdurende vervuiling is binnenkort verleden tijd.’

Gebrek aan ecologische politiek

Zelf behoorlijk onder de indruk van die beloftes vraag ik aan mijn compagnons van CEPA of zij vertrouwen hebben in die woorden. Het antwoord is bijna lachwekkend. Ze geloven dat de waterzuivering er zal komen, ooit, aangezien vele organisaties de plannen ondertekend hebben en er al te veel media woorden aan vuil hebben gemaakt. Anderzijds, de man aan het woord tijdens de beloftevolle speech, wordt binnen 10 dagen vervangen door een opvolger, die in de verste verte niet aanwezig is. Het is het einde van zijn ambt en hij verdwijnt dus eind mei van het toneel.

Ondanks de plannen is er dus nog grote onduidelijkheid wie in de regering het voortouw zal nemen voor de uitvoering en de opvolging van het project. Bovendien zitten er nog heel wat essentiële gaten in de plannen voor de uitvoering. De argwaan bij CEPA is dus groot.

Bovendien bleef een grote vraag onbeantwoord. De waterzuiveringsinstallatie, -als die er al komt- zou dan wel de zuurtegraad van het water uit de mijn aanpakken, maar heeft helemaal niets te maken met het probleem van de tonnen afval die de gronden vervuilen. Het probleem van de gezondheid en de dreiging dat met de zuiderwind in augustus een groot deel afval terug naar de stad zal worden meegevoerd, werd zorgvuldig in de doofpot gestoken door de grote beloftes over de waterzuiveringsinstallatie.

‘Het ontbreekt in Oruro aan ecologische politiek’, zegt Clemente Paco van CEPA. ‘Zelfs ALS de regering acties zou ondernemen om de gigantische vuilnisbelt op te ruimen, dan storten ze het gewoon op een andere plaats iets verder.’ ‘En het ontbreekt ons, hier in de stad aan milieu-educatie.’ Nu, dat kwam voor mij niet als een verrassing. In mijn eerste weken in Oruro ben ik meermaals tevergeefs op zoek gegaan naar publieke vuilnisbakken in het centrum van de stad om mijn afgekloven watermeloenschillen weg te gooien. Nergens te vinden. Als ik het dan vroeg aan een marktkraampje, kreeg ik meestal te horen dat ik het gewoon op de grond voor het gesloten marktkraam naast hen moest leggen. De dag erna is de schil hoogstwaarschijnlijk weg, want de vuilnismannen- & vrouwen werken hard ’s nachts, maar is dus wellicht gewoon beland net buiten de stad. Wat bovendien niet door de vuilnismannen ’s nachts wordt opgeraapt, belandt met de wind in kanalen en rivieren en komt uiteindelijk ook op dezelfde plek terecht. Triestig.

Pachamama: één grote leugen?

Bij het instappen rakel ik het thema ‘gebrek aan ecologische mentaliteit’ in het vrouwelijk gezelschap in het mini-busje op. Waarom er geen vuilnisbakken in de stad staan, wil ik weten. ‘Oh, die waren er, vroeger, maar de mensen gebruikten ze niet, en ze waren uiteindelijk enkel en alleen goed voor vandalisme, dus heeft de regering ze dan maar weer weggehaald.’ Of hoeveel plastiek er wel niet verspild wordt. Elk stuk fruit dat je op de markt koopt, of elke 3 ronde pistolets krijgen een apart plastieken zakje, dat na 10 minuten wandelen naar huis toch weer wordt weggegooid.

Ik moet onwillekeurig denken aan Pachamama (Moeder Aarde). Aan hoe vaak naar haar verwezen wordt. Hoe Moeder Aarde een wezenlijk deel van de nationale politiek vormt. Aan hoe in 2014 nog de ‘plurinationale autoriteit van Moeder Aarde’ werd opgericht als tak van het ministerie van milieu en water. En aan hoe elke Boliviaan, bij elke speciale gelegenheid een slok bier aan Moeder Aarde schenkt, vooraleer zelf hun glas op te drinken. Het lijkt wel één grote farce. Erger zelfs, een leugen vindt Don Angel, president van Coridup (de coordinatie van getroffen gemeenschappen door mijnbouw in het bekken Poopo): ‘We liegen onze eigen Pachamama voor, en zowel de autoriteiten, maar ook elkeen van ons, verbergen onze verantwoordelijkheden angstvallig achter diezelfde leugens.’ Het zal nog lang duren voor er een echte verandering in mentaliteit komt…

Beleid vs. mentaliteit

We keren terug met de zon laag voor ons. Ik kan het contrast van zoveel vervuiling in zo’n prachtige, rustige omgeving maar moeilijk van mij afzetten. Terwijl ik erover nadenk en door de achterruit staar, zie ik plots in de verte een oude trein langzaam dichterbij komen. Als iedereen de trein in de gaten krijgt, start een nostalgische conversatie over hoe het treinnetwerk in Bolivia vroeger zo uitgebreid was. Staatsbezit en goedkoop. En prachtige ritten, naar alle uithoeken van het land. Sinds Goni, de omstreden president in 2002 en 2003 echter het hele systeem geprivatiseerd heeft, zijn alle companies naar Chili vertrokken. De enige trein die nog rijdt, gaat om de twee dagen van Uyuni naar Oruro. Ook privé-bezit en dus duur. We hebben dus geluk dat we hem zien. Als de trein ons voorbij rijdt,  zien we inderdaad meer lege wagons dan iets anders. De lokale mensen nemen de trein niet meer. Bussen zijn het vervoersmiddel bij uitstek geworden… Nog meer uitlaatgassen, nog meer vervuiling.

Er is veel veranderd in Bolivia, onder verschillende vorige presenten inclusief Goni vooral achteruitgang, met Evo opnieuw wat verbetering en hoop. Maar ondanks een sterk ecologisch beleid op papier sinds 2006, lijkt een echte mentaliteitswijziging nog mijlenver af…

Lago Poopó, 100 dagen na de ramp

Lago Poopó, 100 dagen na de ramp

18 en 19 november 2014: duizenden vissen en honderden vogels spoelen over een lengte van meer dan 20 kilometer dood aan op de westelijke oever van het Poopó-meer in Bolivia. Het departement Oruro is verontwaardigd en geschokt. Nieuwsberichten en foto’s van de ramp zijn gedurende enkele weken hot topic. Maar zoals het elke (natuurlijke) ramp vergaat, kraait na enige tijd geen haan er nog naar.

Toch blijven bijna 4 maanden later de vissen, weliswaar in geringere aantallen, dood aanspoelen. De kadavers van 2014 liggen er nog steeds. Voor de vissersbevolking rond het meer is er nog niets veranderd.

De visvangst, en daarbij hun belangrijkste bron van inkomsten is gereduceerd tot quasi zero.

 

Mogelijke oorzaken…   

 

‘Ze zijn gekomen, namen foto’s en hebben beloofd ons te helpen. We zijn bijna vier maanden verder, en we hebben niemand meer terug gezien.’ 

De publieke opinie zucht als één man ‘cambio climático’ (klimaatsverandering), flink aangestuurd door de departementale en municipale overheid. Nochtans klinken vanuit enkele hoeken verwoed andere stemmen voor het aanduiden van de oorzaak: ‘MIJNBOUW’, verklaren zowel enkele afgevaardigden van het ministerie van gezondheid, Centro de Ecología de Pueblos Andinos (CEPA) en bovenal de vissers zelf: ‘Zware metalen afkomstig van grootschalige mijnbouw komen in het meer terecht via verscheidene rivierarmen ten noorden van het meer.’ Wellicht moet de echte oorzaak gezocht worden in een combinatie van beiden: zware metalen, een verhoogde zoutconcentratie, langdurige periodes van droogte, en een hevige wind die de vissen, die wellicht al enige tijd dood in het meer lagen, naar de oevers dreef.

Er werden stalen genomen, zowel van het water als van de grond, maar de officiële resultaten laten op zich wachten. ‘Aangezien Oruro geen toxicologisch centrum heeft, worden alle stalen onderzocht aan de universiteit van Cochamamba en La Paz. En dergelijke analyses hebben hun tijd nodig’, verklaarden enkele publieke functionarissen van de overheid. ‘De mijnbouwgiganten betalen zwijggeld aan de onderzoekers om de harde cijfers niet te publiceren en de publicatie zo lang mogelijk uit te stellen. Dat deden ze vroeger ook al’, zegt Jhonny Terrazas van de unidad Justicia Socio-Ambiental (tak van sociale en ecologische gerechtigheid) te CEPA.

En ondertussen gebeurt er niets. ‘Ze zijn gekomen, namen foto’s en hebben beloofd ons te helpen. Ondertussen zijn we bijna vier maanden verder, en we hebben niemand meer terug gezien.’  Valerio Rojas en zijn vrouw, de autoridades originarias (lokale autoriteiten) van de gemeenschap Untavi zijn de wanhoop nabij. Hun geloof in de overheid is gekelderd. ‘Niets is veranderd, hier langs de oevers van het meer. Ze moeten ons helpen met het opruimen van de vis-& vogelkadavers. Wij kunnen dit niet alleen, het zijn er te veel. En ze blijven aanspoelen, nog elke dag opnieuw.’

 

En de vissers? 

 

‘Evo at zelf ooit vis uit dit meer. Hoe kan hij ons zo vergeten?’ 

In de gemeenschap Untavi, de hardst getroffen zone door de ramp, zijn 4 Aymara-vissers-coöperatieven actief. Alleen al hier trof de ramp zo’n 200 mensen.  Maar dat is lang niet alles. In verschillende provincies rondom het meer leven om en bij de 1.780 families van de visvangst. De meerderheid van deze families komen uit Quechua en Aymara-gemeenschappen, waar gemiddeld iets meer dan de helft van de inwoners leeft van de agricultuur en het houden van schapen en llama’s. Deze buren kunnen in geval van nood voor een tijdelijk opvangnet zorgen voor de vissersfamilies.

Echter, op de oostelijke oever zijn ook 3 Uru-gemeenschappen rechtstreeks afhankelijk van de visvangst (Llapallapani, Vilanique y Puñaca). Als originele bewoners van het gebied en als ‘gente del agua’ waren ze eeuwenlang de meesters van het meer. Diezelfde identiteit als ‘mensen van het meer’ wordt sinds de kolonisatie, en tot op de dag van vandaag door naburige Aymara-& Quechua-gemeenschappen echter gebruikt om hen de toegang tot gronden te weigeren en te marginaliseren. De ramp treft deze kwetsbare minderheidsgroep dus het hardst. ‘Het water is in de afgelopen decennia altijd blijven dalen en het meer trekt zich alsmaar meer terug. Tegenwoordig gaat het zo: als het regent, is er meer, als het niet regent, is er geen meer. En nu is er ook al geen vis meer…’, zegt Andrés, vertegenwoordiger van de Uru’s in het departement Oruro. ‘Aymara’s hebben quinoa, wij hebben noch grond noch vis; we krijgen alleen maar meer mijnbouw (in provincie Poopó)’, vult Rofino aan, president van de ‘Nación Originaria de los Urus’. ‘Evo (Morales, president van Bolivia) at zelf ooit vis uit dit meer. Hoe kan hij ons zo vergeten? Hoe moeten we nu overleven?’

Is er dan werkelijk niets meer van leven in het meer? ‘Weinig’, zucht Valerio Rojas, uit Untavi. ‘We moeten zoeken, en geluk hebben. We vissen telkens 1 of 2 nachten aan een stuk door, en kunnen thuiskomen met ofwel 10 vissen (Pejerrey of Kachari) ofwel 10 kilo vis, niemand die het kan voorspellen.’ De vangst wordt verkocht aan een gemiddelde prijs van 20 bolivianos per kilo (iets meer dan 2,5euro). Als de familie geluk heeft en de vangst groot genoeg is, kunnen ze zelf ook wat eten. ‘Maar we willen de studies van onze 5 kinderen kunnen betalen, dus de verkoop krijgt voorrang’.

Papieren verantwoordelijkheden

 

Is er dan geen enkele instelling die zich om het voortbestaan van het meer en –belangrijker- de mensen die er van afhankelijk zijn, bekommeren, hoor ik u denken? Op papier wel. En veel. Zo bestaat het programma Cuenca Poopó (een samenwerkingsverband tussen de Boliviaanse staat, het departement Oruro en de Europese Unie) ter conservatie van het Poopó-bekken. Het Poopó-meer werd in 2002 ook uitgeroepen tot ‘sitio Ramsar’ in de internationale Conventie voor het beschermen van kritieke wetlands-ecosystemen in de wereld. Het meer staat dus zelfs in internationale (papieren) verdragen onder bescherming.

Bovendien is in augustus 2014, amper 3 maanden voor de ramp nog een nationaal ‘Compendio Normativo de la Madre Tierra’ uitgegeven door de Boliviaanse staat. Het compendium bevat een resem normen om in een harmonische en evenwichtige relatie te leven met ‘Madre Tierra’, omschreven in de introductie als ‘onze primaire gedeelde verantwoordelijkheid’. En alsof dat nog niet genoeg is werd na de ramp in november 2014 in het departement Oruro een wet uitgevaardigd die Lago Poopó uitroept als ‘Zona Departamental de Emergencia y Desastre’.

Als al deze instellingen hun verantwoordelijkheden zouden opnemen en hun papieren beloftes ook in daden zouden omzetten, dan zouden de getroffen gemeenschappen onder de voet moeten gelopen worden met aanboden van structurele ondersteuning en hulp. Of beter nog, dan zou de ramp wellicht nooit hebben plaatsgevonden.

Hoe moet het verder?  

 

‘De internationale wereld daarbuiten moet iets doen, want hier gebeurt er niets.’ 

 

Moeten we het meer en zijn mensen dus maar beter opgeven? Dat is wel het laatste waar CEPA – die al jarenlang helpt met het ondersteunen en versterken van gemeenschappen in de regio – aan denkt. Als de autoriteiten niets doen, dan nemen we zelf maar de touwtjes in handen, zo luidt het. En dus werd er vergaderd, werd een coördinatie van 11 vissers-coöperatieven opgericht (die nu nog in zijn startblokken staat, maar waarin zowel Aymara’s als Uru’s vertegenwoordigd zijn) en werd er georganiseerd: In april staat een grote conferentie gepland, waarop zelfs Evo Morales zal worden uitgenodigd. Doel:  Het uitroepen van het meer tot nationaal patrimonium van Bolivia & het opstellen van een concrete agenda met haalbare doelstellingen in de nabije toekomst voor het redden van het meer en het ondersteunen van de getroffen bevolkingen.

De conferentie zal voorafgegaan worden door 3 dagen van bijeenkomsten tussen departementale, nationale EN internationale instellingen, om alle onderzoeken die ooit in en rond het meer zijn uitgevoerd te bundelen en te presenteren op de conferentie in april.

Maar hoe aan dit alles te beginnen zonder eerst gehoor te geven aan de getroffen gemeenschappen zelf, die zich helemaal onderaan de ladder van macht en geld bevinden, en tot nu toe flink genegeerd werden? CEPA heeft daarom volgende week een ‘conversatorio’ gepland. De verschillende getroffen gemeenschappen zijn uitgenodigd om die dag hun ervaringen – zowel historisch, socio-cultureel, economisch als ecologisch – te delen en hun aanklachten en eisen duidelijk te stellen; wat de basis van alle verdere (onder)handelingen zou moeten (en hopelijk zal!) worden.

‘De internationale wereld daarbuiten moet iets doen, want hier gebeurt er niets’, zo wenst Valerio Rojas. Laat ons hopen dat met alle geplande activiteiten in de komende maanden aan zijn wens gehoor wordt gegeven.

En dat dit bericht alvast een eerste aanzet mag zijn…

Artikel door Lien Vermeersch

“Een magere vangst dit jaar”

“Een magere vangst dit jaar”

“Gisterennacht  haalde ik maar 2 kilogram vis op … ” vertelt Felix Quiroz, “… net genoeg om mijn familie eten te geven. Ik moet deze nacht toch zeker 20 kilo proberen binnenhalen.” Don Felix Quiroz is al meer dan 20 jaar visser op het Uru Uru meer, dat elk jaar  tussen maart en juli opduikt ten zuiden van het centrum van de Stad Oruro, en ziet de visvangst elk jaar minderen. De klimaatsverandering, de vervuiling door de mijnbouw in de streek, en zeker het gebrekkige rioleringssysteem en zwakke afvalbeleid van de stad Oruro maken het hem en zijn compañeros moeilijk.

Klimaatsveranderingen

Het Uru Uru meer ligt op slechts enkele kilometers ten zuiden van het stadscentrum van Oruro, en heeft nu een oppervlakte van ongeveer 200 vierkante kilometer. Naargelang de duur van het regenseizoen en de hoeveelheid neerslag verschilt de grote en de diepte van het meer jaar per jaar. Meer dan de helft van het jaar staat het zelfs kurkdroog. Don Felix ziet de oppervlakte van het meer alleszins elk jaar verkleinen. “Ook hier doet het klimaat echt raar de laatste jaren, waardoor het meer sterker uitdroogt en de bodem verzout, wat de visvangst zeker niet ten goede komt. Maar de vervuiling van het meer door de mens is eigenlijk een nog veel groter probleem.” Die vervuiling kent verschillende oorzaken en mogelijke schuldigen, maar stroomt vanuit de stadskant het meer wel grotendeels binnen via één enkele rivier. De Río Tajarete.

Het is ongetwijfeld de vuilste stroom ‘water’ die ik in mijn leven al gezien heb. Het water wijzigt om de paar honderd meter van kleur. Geen schakeringen van blauw, maar eerder van groen, over bruin naar zwart. De geur die agressief opstijgt langs de oevers is niet te harden. “Tien jaar geleden gingen de bewoners van de stad zichzelf of hun kleren nochtans nog wassen in die rivier.”, verklaart een bewoner. “Ik kan mij zelfs herinneren dat je in het heldere water veel kleine visjes zag.” Het lijkt nu absoluut ondenkbaar.

La mina San José

De Río Tajarete ‘ontspringt’ in het noorden van de stad, in de heuvels die uitkijken op de San José wijk. Eigenlijk is het een soort natuurlijke stroom die verbreed en verlengd werd om het regenwater van de heuvels naar het Uru-Uru meer te leiden. En zo loopt dit stroompje – soms ondergronds – dwars door de stad Oruro en – dicht bij zijn bron – ook langs de San José mijn. Deze stadsmijn exploiteert tin en zilver. Oorspronkelijk aan de rand van Oruro, maar door de groei van de stad nu eigenlijk bijna midden in het stadscentrum. De mijn wordt uitgebaat door cooperatieven verenigd onder de Boliviaanse firma COMIBOL (Corporación Minera de Bolivia), die op z’n minst een aandeel heeft in de vervuiling van de Río Tajarete en de meren waarin die uitmondt. Het mijnbedrijf loost namelijk zijn onbehandelde zure afvalwater – dit jaar nog werd meer dan eens een pH van minder dan 2 opgemeten – via een speciaal daarvoor aangelegd kanaal in de Tajarete.

En dan zijn er nog de bewoners en regering van Oruro zelf.

Rioolwater, vuilnis en een falende waterzuiveringsinstallatie

Een stad als Oruro met ongeveer 270.000 inwoners produceert afval en afvalwater. Dat is hier niet anders dan in andere steden. Het probleem bij deze stad ligt erin dat door een gebrekkig afvalbeleid, en een falende waterzuiveringsinstallatie zowel het rioolwater als een groot deel van het (huis)afval ook in diezelfde Río Tajarete terechtkomen.

Oruro groeit de laatste jaren gestaag in bevolkingsaantal en breidt dus ook in omvang nog steeds uit. Omdat er eigenlijk bijna geen sprake is van ruimtelijke ordening en een degelijke regelgeving bouwen de nieuwe inwoners er maar op los. Bij het binnenrijden van de stad schieten de half afgewerkte huisjes als paddestoelen uit de grond. Nieuwe wijken en gemeenschappen vormden zich spontaan en ongecontroleerd aan de rand van de stad, en zo ook aan de oevers van de Tajarete. Vuilnisophaling is in deze wijken bijna onbestaande, vuilbakken zie je er al helemaal niet, en van preventiecampagnes horen ze het hier donderen in Keulen. De rivier is op sommige plaatsen letterlijk een stort.

Gelukkig is er een riolering en sedert 2004 ook een waterzuiveringsinstallatie die het rioolwater zuivert vooraleer ook dit in het Uru Uru meer terechtkomt. Alhoewel. De pompen van de installatie liggen sedert datzelfde jaar al meer stil dan dat ze effectief werken. Een officiële inspectie in februari van dit jaar toonde aan de de installatie inderdaad helemaal niet functioneerde, en dat het rioolwater om die reden werd afgeleid naar de Río Tajarete.

Zuur mijnwater, afval én het rioolwater van één van de grootste steden van Oruro  stromen via de Tajarete dus zomaar in het voor de visvangst zo belangrijke Uru Uru meer. “Het meer door een spoorweg in twee gesplitst en omwille van de vervuiling is het in het oostelijke deel van het meer is het daarom zelfs al enkele jaren verboden om te vissen.”, vertelt Felix ons tijdens een rondvaart op het westelijke deel.

Felix Quiroz meldt ons dat hij dit jaar de jaarlijks georganiseerde snelheidswedstrijd met peddel won en roeit ons daarna fier en behendig via enkele rietvelden naar ‘zijn’ deel van het meer. Hier mag hij alleen zijn netten plaatsen. Elke visser zijn deel van de magere opbrengst die het meer nog te bieden heeft.

Felix is naast visser ook gids op het Uru Uru meer, en dat is hij  graag. Maar meer nog hoopt hij dat de vervuiling nog te stoppen is en dat er beter tijden komen voor zijn zoon die al klaarstaat om hem op te volgen.

Auteur: Mathiasm

Bemoedigend nieuws uit Bolivia

Een bericht (26-10-2009) uit de Andeskrabbels, de blog van Gilberto Pauwels, directeur van CEPA (partnerorganisatie van CATAPA in Oruro, Bolivia)

DECRETO SUPREMO 0335: Voor Moeder Aarde.

Er kwamen tranen van vreugde bij te pas, toen de goedkeuring van het decreet werd bekendgemaakt. Enkele honderden mensen hadden zich reeds opgesteld om van El Alto naar het centrum van La Paz af te dalen. Ze dachten dat men hen eens te meer bedrogen had. Ze waren van Oruro gekomen om hun eis kracht bij te zetten dat het gebied tussen de tinmijn van Huanuni en het Poopó-meer tot milieu-noodgebied zou uitgeroepen worden. Toen ze wilden vertrekken, kwam de minister van milieu, Pablo Ramos, dan toch in een taxi aangereden. Hij kwam vertellen dat, op uitdrukkelijk bevel met president Evo Morales, het voltallige kabinet zopas het decreet ondertekend had.

1. De vraag om het waterbekken van Huanuni tot ecologisch noodgebied uit te roepen is reeds een paar jaar oud. CORIDUP het coordinatie-orgaan van tachtig rurale gemeenschappen die zich door de vervuiling van de mijnbouw benadeeld weten, hield het proces aan de gang via een geduldige dialoog met de verantwoordelijken van de mijn en de regionale en nationale gezagsdragers. In mei beschreven we de grootscheepse inspectie door vertegenwoordigers van verscheidene viceministeries. Een paar weken geleden hadden we het nog over de ontgoocheling wegens het uitblijven van maatregelen en de aankondiging van acties. Een mars op La Paz heeft het beoogde resultaat opgeleverd. Waarom is het dan toch gelukt, vragen velen zich af.

2. De tegenstand kwam de mijnwerkersorganisaties die vrezen dat de afkondiging tot noodgebied tot het sluiten van mijnen zal leiden. Er waren ook (vice)ministers die tegen het decreet in verzet kwamen omdat ze vinden dat de saneringsonkosten van het gebied voor de staat veel te hoog zullen oplopen, vooral gezien dit geval als antecedent kan dienen voor gelijkaardige situaties elders in het land.

3. Maar de omstandigheden waren gunstig. Vorige week kwam de president van Ecuador op bezoek in Huanuni en hij maakte een opmerking over de toch wel verregaande vervuiling door de mijnontginning. En president Evo Morales werd onlangs op wereldvlak tot verdediging van Moeder Aarde uitgeroepen. Felix Laime, president van CORIDUP, speelde daar handig op in. Hij eiste dat de woorden in het buitenland in daden voor eigen volk zouden omgezet worden. De mars werd voorgesteld, niet als een protest tegen de regering, maar als een oproep om het aangekondigde veranderingsproces ook effectief door te voeren. Niet tegen Evo, maar vóór hem, tegen groepen en personen die zijn plannen dwarsbomen. En het lukte. Dat de verkiezingsstrijd intussen is losgebarsten, zal ook wel meegespeeld hebben. De oppositiepers gaf veel ruchtbaarheid aan de protestacties, in de overtuiging dat het op een sisser zou uitlopen en het imago van de president zou aantasten. En dat lukte niet.

4. Het decreet voorziet helemaal niet het sluiten van bedrijven en beperkt zich tot de vier gemeentes in het gebied tussen de mijn en de meren: Huanuni zelf, Machacamarca, El Choro (met Challacollo) en Poopó. De voorziene maatregelen zijn indrukwekkend: het verhinderen van verdere vervuiling door de bouw van dammen, door controle van vroegere mijnafval en waterbeheer; recuperatie van gronden met steun aan landbouw en veeteelt; drinkwater en afvalverwerking voor mijncentra en dorpen; milieu-opvoeding in bedrijven en educatieve centra; gezondheidszorg; onmiddellijke noodhulpverlening; sociale controle op de uitvoering, o.a. door CORIDUP. Zeven ministeries, de prefectuur, de vier gemeentebesturen en het staatsbedrijf COMIBOL zijn bij de uitvoering betrokken. Het betreft een tienjarenplan.

5. De mensen van CORIDUP zijn dolgelukkig en zijn CEPA heel dankbaar, want de brieven, petities, documenten, inspecties, tientallen vergaderingen in Oruro en La Paz, conscientisatie in de dorpen, analyses van gronden en waters, persberichten, artikels, mobilisaties,… waren alleen mogelijk mede dank zij het ononderbroken werk van Limbert, Clemente, Jaime, Jhonny, Norma, Alicia, Eveline,… van CEPA. Wijzelf denken vooral aan die meestal al wat oudere mensen die opstapten naar La Paz, om hun enig bestaansmiddel te redden: de grond en de waters van hun voorouders, Moeder Aarde. En aan de organisaties, groepen en families in het Noorden die CEPA hebben mogelijk gemaakt.

6. Onwillekeurig moet ik denken aan het bijbelse verhaal van de broodvermenigvuldiging. Enkele mensen uit het volk van het Noorden hebben iets aangeboden: zoiets als wat brood en een paar vissen, laat ons zeggen. Daarmee heeft CORIDUP, een volksorganisatie uit het Zuiden een grootscheepse actie voor sociale en milieu-gerechtigheid op gang gebracht voor een ganse streek.

Maar de verantwoordelijkheid waar we nu voor staan is ontzettend groot: zorgen dat dit decreet, een dertig bladzijden tellend document dat we mee hebben opgesteld, geen dode letter blijft. Dat zal eens te meer veel geduld vragen, doorzettingsvermogen, drukkingsmiddelen, desnoods mobilisaties. Maar als we daarmee kunnen bekomen dat de nationale, regionale en lokale besturen aan de noden van een arme en verontrechte bevolking tegemoet komen en hen een betere toekomst mogelijk maken, dan hebben we ons doel bereikt.

Gilberto Pauwels

Auteur: Hanne Cottyn