Van een dood land kan niemand leven
Van een dood land kan niemand leven
Latijns-Amerika klinkt voor velen als ongerepte natuur en een cultuur die zijn “Pachamama” in ere houdt. Aan de ene kant is dat zeker waar, anderzijds wordt de vervuiling van de omgeving hier met de dag erger. Eduardo Gudynas schreef in een recent artikel over de graad van vervuiling in Latijns-Amerika, die lang niet meer moet onderdoen voor de vervuiling in Noord Amerika en Europa.
© Silke Ronsse
1 juni, is in het noordelijk halfrond gekend als de langste dag van het jaar en in het zuiden de kortste dag. In de Altiplano betekent deze dag daarbovenop een nieuw jaar binnen de Aymara-traditie. Onlangs ontvingen we hier de eerste nieuwe zonnestralen en gingen we het jaar 5525 in. Een jaar volgens het ritme van “moeder natuur”.
De andere realiteiten op dit continent zijn grootschalige monocultuur, petroleum- en gasextractie en gigantische hydro-elektrische dammen in beschermde en inheemse gebieden… En een milieuwetgeving die erop achteruit lijkt te gaan in plaats van vooruit. Verontreiniging van water, lucht en bodem wordt vaak in verband gebracht met sterk geïndustrialiseerde landen, maar dat is al lang niet meer het geval.
© Silke Ronsse
Een asbestwolk onderweg naar huis
Een illustratie van een geniepige vorm van verontreiniging is het gebruik van asbest. Terwijl dit in België sinds 2001 officieel verboden is, leeft het hier gretig voort. Chrysotiel-asbest wordt nog in grote mate ontgonnen in Brazilië (onder het Braziliaanse bedrijf Eternit) voor productie en gebruik in Bolivia, Crocidoliet-asbest wordt ook in kleinere mate in Bolivia ontgonnen.
Asbest is een natuurlijk mineraal en sinds geruime tijd is geweten dat deze stof, bij inhaling, uiterst schadelijk is. Het brengt onder andere de dodelijke ziekte mesothelioom voort, een vorm van kanker die vooral effect heeft op de longen, maar ook het buikvlies en het hart.
Voortdurend zijn er in Europa nog rechtszaken bezig van werknemers tegen (vroeger) asbestproducerende bedrijven. Het risico bestaat echter niet enkel bij productie, van bijvoorbeeld asbestcement, maar ook bij afbraak en verval van gebouwen.
© Silke Ronsse
Enkele maanden geleden liepen we door onze straat en zagen een enorme stofwolk. Bouwvakkers waren de bovenste verdieping aan het afbreken om het schooltje verder uit te breiden. Langs de weg, lag een puinhoop met opgebroken, stoffige asbestplaten.
Terwijl men in België scholen van asbest aan het saneren is, onder de striktste beschermende omstandigheden door speciale pakken en beneveling, worden hier en op veel plaatsen ter wereld nog massaal gebouwen in asbest opgetrokken, afgebroken en in het wild gestort. Ook in scholen.
Sinds 2005 is asbest verboden in de hele Europese Unie. In juni dit jaar werd een verbod op asbestgebruik aangekondigd in Oekraïne. De grootste stap is werd wellicht afgelopen jaar gezet, toen Canada (toen nog één van de grootste asbestproducenten ter wereld) het asbestverbod oplegde. Het leeft, het proces is nog steeds bezig.
© Silke Ronsse
Zwitserland nog tegenstrijdiger dan Bolivia?
Meer opvallend op de Boliviaanse Altiplano is de impact van de mijnbouw. Het stadje Antequera is synoniem voor de Bolivarmijn. Volgens de omwonenden een staatsmijn, maar in werkelijkheid voor 49% eigendom van het Zwitserse Glencore.
De overige 51% is wel van het staatsbedrijf COMIBOL. Dat houdt in dat dit aandeel van de winst aan het staatsbedrijf wordt doorgestort, of toch voor het deel van de productie dat wordt aangegeven, want de ontginning, processen en verkoop is volledig in handen van Glencore. (Download hier het Schaduw rapport over de activiteiten van Glencore in Zuid-Amerika in Engels of Spaans.)
Bovendien geeft dit aandeel aan staatsbelang de kans om bij de ontginning beroep te doen op coöperatieven. Privébedrijven hebben onder normale omstandigheden niet de toelating om samen te werken met deze coöperatieven (die vaak dienen als goedkope arbeid).
De coöperatieven werken in een verbond, maar in praktijk zijn ze hun eigen baas. Dat betekent dat ze enkel inkomsten hebben als ze produceren, met zeer slechte veiligheids- en gezondheidsomstandigheden tot gevolg. Gebrek aan algemene planning of technische kennis laat ook niet steeds de beste milieupraktijken toe.
Bij ons bezoek blijkt financieel alles prima te verlopen. Het stadje Antequera lijkt welgesteld met het mooiste voetbalplein van heel het departement. Aan de ingang wordt het dorp beschermd door een barricade. Vanaf daar mogen er geen foto’s getrokken worden. Hebben ze dan toch wat te verbergen?
© Silke Ronsse
Wat milieuverontreiniging betreft, staat het er wat minder goed voor. Als we stroomafwaarts van de mijn gaan, zien en ruiken we het zure drainagewater. Gegarandeerd sterk geconcentreerd aan zware metalen, gezien de versnelde oxidatieprocessen met het zure water.
En dat heeft gevolgen voor de landbouwers stroomafwaarts en aan de oevers van het Poopómeer. De inwoners van het dorpje Pazña, aan de monding van de rivier, zijn inmiddels grotendeels weggetrokken naar de stad. Een sterk contrast met wat we in Antequera zagen. Al weet eenieder dat het verhaal van Antequera niet zal blijven duren, eens de voorraden van de mijn uitgeput zijn.
© Silke Ronsse
Economische blockage
In een land als Bolivia, waar het staatsinkomen hoofdzakelijk afkomstig is van extractieve industrieën en buitenlandse steun is het zelfs voor de overheid wellicht niet eenvoudig verandering te brengen in deze evolutie.
Staatsmijnbouwbedrijven worden gesubsidieerd, want duizenden werknemers verdedigen hun eigen job met hand en tand uit gebrek aan ander goed economisch alternatief. Daarbovenop wordt de meerderheid van grondstoffen geëxporteerd zonder verwerkingsprocessen en dus zonder toegevoegde waard.
Enkele multinationale mijnen exporteren hun grondstoffen zelfs rechtstreeks per vliegtuig vanuit de mijn, waardoor er amper of geen controle is op geëxporteerde hoeveelheden. Het eeuwenlange (neo-)extractivime heeft Bolivia weggehouden van verdere industrialisering, waardoor er nu amper een uitweg is.
Een groot deel van de Bolivianen werkt in de informele economie en betaalt daar bijgevolg geen belastingen op. Zelfs zij die volgens een contract werken, maar minder dan het viervoud van het minimumloon verdienen, zijn niet belastingplichtig. En voor zij die moeten betalen, bestaat er geen progressieve belasting maar een vaste bijdrage van 13%.
De inkomsten uit ruwe grondstoffen zijn bijgevolg relatief zeer hoog en de onvoorwaardelijke steun voor deze sectoren is daarom volledig te begrijpen. Zo zijn er verschillende nieuwe wetten (bijvoorbeeld de mijnbouwwet van 2014) die de milieuwetgeving versoepelen en zo volledig ingaan tegen de milieu bepalingen uit de bijna even recente en door dezelfde regering opgestelde grondwet (2009).
En dat is mogelijk, want het Grondwettelijk Hof is louter samengesteld uit magistraten—weliswaar gestemd door het volk—die werden voorgedragen door het parlement waar de huidige regering van het MAS (Movimiento al Socialismo) de absolute meerderheid in heeft.
© Silke Ronsse
Rendement van de vervuiling?
Het trieste is dat het percentage inkomsten dat men uit deze milieu degraderende activiteiten haalt, vaak miniem is vergeleken met de werkelijke winsten die gemaakt worden. Daarbovenop wordt het percentage berekend op winsten die worden aangegeven, iets wat zeer moeilijk te controleren is en naar verwachting een sterke onderschatting is. En corruptie is in deze context natuurlijk erg aanlokkelijk.
Hoeveel er van deze inkomsten ook geïnvesteerd worden in steun voor de mensen op het platteland, met programma’s voor watervoorziening en irrigatie, van een dood land kan niemand leven.
© Silke Ronsse
Het geloof in onze Pachamama is een traditie, maar de betekenis mag niet vergeten worden. Het Centrum voor Ecologie en Andesvolkeren (CEPA) werkt daarom met de geaffecteerde gemeenschappen om hun rechten te verdedigen.
En ook jongeren uit de stad zien de problemen in en starten nieuwe bewegingen op om hun milieu te beschermen.
© Silke Ronsse
Bron: MO*