Spookstad Choropampa: Twintig Jaar na de Ramp

Author: Maxime Degroote

 

Spookstad Choropampa:

Twintig Jaar na de Ramp

 

Op 2 juni 2000 verloor een vrachtwagen met vracht van de mijn Yanacocha zo´n 150 kilo kwik in de kleine gemeenschap Choropampa in de provincie Cajamarca, in het noorden van Peru. Twintig jaar later is het dorp verlaten en vergeten, terwijl de inwoners bij bosjes sterven aan de gevolgen van de ramp.

Het is 2 juni 2000, rond een uur of vijf in de middag. Er klinken luide stemmen op straat, geroep. “Alles wat voor mijn winkel ligt is voor mij”, roept Julia Angelica. Een sparkelend, helder, zilverkleurig goedje glibbert als een soort gelei over de weg die dwars door het dorp loopt. “Mama, mama, kijk”, klinkt het elders, “er vloeit iets glanzends en sparkelends over de straat en iedereen is het aan het verzamelen. Ik ga ook!”

Kinderen ploffen middenin het mysterische spulletje, verzamelen grote lege cola- en fantaflessen en vullen ze met het glanzende spulletje. Ze spelen ermee, gooien het in de lucht, lopen er onderdoor, wrijven zich er mee in, krijgen het binnen. Is het goud? Hoeveel zou het waard zijn? De verwarring heerst, maar het moét iets waard zijn. Rijkdom voor Choropampa.

Flauwvallende kinderen

Niks blijkt minder waar. Twintig jaar later staan we op diezelfde plek op datzelfde asfalt. De lange weg die de belangrijke mijnstad Cajamarca met Lima verbindt, de hoofdstad van Peru. De weg waar vrachtwagens van de mijn Yanacocha dagelijks overheen denderen. De weg waar zo´n zelfde vrachtwagen van transportbedrijf Ransa vandaag precies twintig jaar geleden 151 kilo kwik verloor. Geen goud, maar 151 kilo glanzend, sparkelend, maar oh-zo giftig kwik, verspreid over 27 kilometer weg van San Juan tot Magdalena, dwars door het dorpje Choropampa. En rechtstreeks of onrechtstreeks zijn alle drieduizend inwoners van Choropampa met het kwik in contact gekomen.

Het kwik verwoestte de hele gemeenschap. Het drong de grond in, het water in, de planten in, de lucht in. Watermetingen wijzen uit dat er met de tijd steeds meer kwik in het water zit. De oogst levert steeds minder op en niemand wil nog landbouwproducten uit de streek van Choropampa kopen.

Personen die niet fysiek met het kwik in aanraking waren gekomen, ademden het in. En ademen het nog steeds in. Bij warm weer verdampt en stijgt het kwik dat nog altijd in de grond verscholen zit. En inademing blijkt nog erger dan aanrakingen.

Het breekt het beschermingsmembraan van de hersenen en zorgt voornamelijk voor problemen met het zenuwstelsel. Salomón Saavedra uit Choropampa bevestigt dat. “Als het warm is, zie je dikwijls kinderen flauwvallen op straat, onderweg van school naar huis. Vraag maar rond. Ze vallen flauw door al het kwik dat ze inademen. Ze worden naar de gezondheidspost gebracht, ze recupereren een beetje, maar ze blijven ziek. Ze blijven diezelfde symptomen hebben. Zoals wij allemaal, en dat voor de rest van ons leven.”

Ook kinderen geboren na de ramp hebben ernstige gezondheidsproblemen. ©Maxime Degroote

Collectief geheugenverlies

Uren na de ramp stroomde de gezondheidspost in Choropampa vol met mensen met dezelfde soort klachten. Neusbloedingen, hoofdpijn, maagpijn, netelroos over het hele lichaam. De lijst met symptomen groeide met de tijd. Gezichtsverlies, pijn in de botten, gewrichtspijnen, vervelling over het hele lichaam, bloed in de urine, menstruatie die uitblijft, onvruchtbaarheid, buitenbaarmoederlijke zwangerschappen, kinderen die misvormd geboren worden, en ga zo maar door.

We zitten in de krappe woonkamer van Juana Martínez. Op de vraag of ze kan vertellen wat er de dag van de ramp gebeurd is, kijkt ze ons radeloos aan. “Ik weet het niet meer… Echt niet. We verliezen ons geheugen door het kwik.”

Vergeten. Niet alleen door de overheid en de authoriteiten, maar ook hun eigen geheugen laat hen langzaam in de steek.

Een tiental dorpelingen hebben zich in het kleine kamertje verzameld om hun verhaal te doen. Anderen haalden het niet om de paar blokken te lopen, en bezoeken we in hun eigen huizen. De verhalen zijn gelijkaardig.

Mooi vergif

“Het zag er zo mooi uit,” herrinnert María Clementina Hoyo Zabreda zich, “zo mooi hoe het de straat versierde. Maar het bleek vergif. Kijk naar mijn lichaam.” Ze trekt haar rokken omhoog en laat haar opgezwollen benen zien. Verschillende vrouwen volgen haar voorbeeld. Handen, voeten, overal plekjes en vel dat verdwijnt.

Ook gezichtsverlies is een ernstig gevolg van de ramp. “Het hele dorp moet een bril dragen. En elk jaar moet die opnieuw versterkt”, klinkt het.

Melisa Castrejón Hoyos was niet in Choropampa op het moment van de ramp. Zes dagen later kwam zij pas terug thuis, om te horen te krijgen dat er vergif in het dorp was aangekomen. Vergif dat in een glazen fles in haar huis stond. “Ik was zo bang. Ik durfde niet in de buurt te komen. Daar stond ik dan, met mijn baby van amper twee maanden oud… Nu is mijn zoon praktisch blind. Hij kan niet lezen. Hij studeert, maar ik denk dat hij zoals de meeste jongeren in het dorp zijn studies niet zal kunnen afmaken”, vertelt ze.

Wachten

Santos Mirando herinnert zich de dag van het ongeluk nog wel heel goed. Hij rende naar buiten om het kwik met zijn handen op te rapen. “Ik heb een verschrikkelijke hoofdpijn. Constant. En ze schrijven me alleen paracetamol voor. Mijn echtgenote rilt zo hard dat ze vaak borden laat vallen terwijl ze kookt. En mijn dochter van amper zeven wordt gek van de pijn in haar botten en kan niet meer zien. Ze was nog niet eens geboren toen het gebeurde. En we zijn arm. We kunnen niks. Niks, alleen wachten.” Santos veegt de tranen van zijn wangen. “We moeten gewoon door de pijn heen bijten.”

Wachten. Dat is het enige wat iedereen in Choropampa nog rest. En langzaamaan sterven de inwoners van Choropampa. “Mijn nichtje stierf aan lupus,” vertelt Helena Portilla, “en vlak daarna stierf mijn zoon. Hij was pas 23. Ze gaven hem drie maanden in het ziekenhuis. Niet veel later stierf ook mijn schoondochter. Om een uur of één voelde ze zich slecht, om zeven uur was ze er niet meer.”

Verschillende dorpelingen ontvluchtten de gemeenschap en trokken naar andere steden op zoek naar een gezonder bestaan. Maar niemand ontvlucht de dood van Choropampa. Zelfs kinderen en jongeren geboren na de ramp hebben hoge kwikwaarden in hun lichaam en ernstige gezondheidsproblemen.

Judith Guerrero Martín kreeg een miskraam. “Ik kan niet zwanger worden. En veel vrouwen lopen risico´s bij zwangerschappen. Er zijn vrouwen die hun kind verliezen na drie, vier maanden zwangerschap. Of de kinderen worden misvormd geboren. Toen ik mijn kind verloor, zei de dokter dat het beter was zo. Dat het een buitenbaarmoederlijke zwangerschap was, zoals veel vrouwen hier meemaken. Een vriendin van mij stierf tijdens haar zwangerschap.”

Vastgeketend

De burgemeester brengt ons naar een huis iets verderop. Een nieuw gezicht dat ons smekend aankijkt. Ze praat zacht en haar woorden zijn amper te verstaan. Hoofdpijn, rugpijn, pijn aan de armen. Drie jaar zit ze al zo vastgeketend aan haar stoel. Drie jaar waarin ze niks heeft kunnen doen. Haar handen kan ze niet plooien, haar armen niet strekken. Ze kan zich niet wassen, haar haar niet kammen. Niks lukt nog.

“Mijn leven is zo triest”, zucht Modesta Pretel. “Ik kan niks meer. Ik kan niet op het veld werken. Ik kan niet koken. Ik kan niet breien. Wat de dokters er van zeggen? Geen idee. Ik weet het niet meer. Ik vergeet alles, zoals wij allemaal. Zelfs mijn dochter, die geboren is na de ramp, lijdt aan geheugenverlies.”

Op een steenworp van waar het ongeval plaatsvond, treffen we Imelda Guarniz Ruiz. Ook zij lijdt onder de impact van het kwik in het dorp. “Ik was een sterke vrouw, en nu? Nu kan ik niet meer lopen. Mijn nieren doen pijn. En er is geen enkele oplossing. Als medicatie geven ze me ibuprofen en paracetamol. Wat heb ik daaraan? De mensen van de mijnbouwbedrijven lachen met ons. En ik kan niks meer. Voor ik ergens ga zitten, moet ik eerst goed kijken of er wel iemand is die me kan helpen opstaan”, vertelt ze. Ze zet haar woorden kracht bij door haar zoon te roepen om haar te helpen opstaan van de trappen waar ze op zit.

Imelda Guarniz Ruiz heeft pijn in haar hele lijf als gevolg van het kwik dat ze binnenkreeg. ©Maxime Degroote

Vier doden per maand

De klachten zijn niet nieuw, maar worden met de jaren wel steeds ernstiger. Rond de tijd van de ramp vielen er ongeveer 100 doden. “Dokters van Duitsland en de Verenigde Staten gaven ons aan dat alles na vijf, tien, vijftien jaar nog veel ernstiger zou zijn”, zegt Juana Martínez. En kijk nu. “Vroeger stierf er één iemand per drie, vier jaar. Nu sterven er drie tot vier personen per maand.” De impact van de ramp is nu, twintig jaar later, duidelijker zichtbaar dan ooit.

Het heeft lang geduurd voor de inwoners van het dorp te horen kregen hoe giftig het kwik was. Twee dagen na het ongeluk kwamen er werknemers van Yanacocha naar Choropampa. Dik ingepakt in speciale pakken met beschermingsbrillen, herinneren de inwoners zich. Het rees vragen op, maar nog altijd had niemand de lokale bevolking ingelicht van de risico´s van het kwik. En ook nu werd het niet gezegd. De werknemers meldden alleen dat ze het kwik kwamen terug kopen, en boden de inwoners van het dorp geld in ruil voor het verzameld kwik.

Kinderen renden opnieuw de straten op, op zoek naar de laatste restjes. Vijf tot tien soles kregen ze, afhankelijk van hoeveel kwik ze konden inleveren. “Er was net circus in het dorp”, vertelt burgemeester Ronald Mendoza Guarniz, “en met vijf soles konden de kinderen heel wat. Voor een kilo kon je zelfs tot 100 soles krijgen. Ze renden met handenvol vloeistof heen en weer.”

Slechts een derde van het verloren kwik werd door Yanacocha gerecupereerd. De rest bleef achter in Choropampa, in de velden, in de huizen, in de slaapkamers.

De data op de kruisjes op het kerkhof volgen elkaar steeds sneller en sneller op. ©Maxime Degroote

Zwijggeld

De schade was aangericht en al snel werden de onomkeerbare gevolgen van de ramp duidelijk. Choropampa werd ziek. En Choropampa protesteerde. Ze wilden analyses, weten wat er mis met hen was. Vijftien dagen na de ramp werd het niveau van vervuiling in de dorpelingen gemeten.

De analyse wees uit dat de dorpelingen effectief hoge kwikwaarden in hun bloed en urine hadden. Maar de resultaten van de analyse verdwenen. En twintig jaar later zijn ze nog steeds nergens terug te vinden.

Terwijl verschillende dorpelingen met dezelfde klachten in het ziekenhuis belandden, keerde Yanacocha terug naar de gemeenschap, advocaten aan de arm.

Yanacocha bood geld aan de inwoners van Choropampa. Willekeurige bedragen. 2500 soles (ongeveer 650 euro) voor een persoon, 5000 (1300 euro) voor een ander. Waar de persoon in kwestie maar akkoord mee ging, als zwijggeld.

Om het geld te ontvangen, moest er immers een document ondertekend worden. Een uitgebreid document met verschillende clausules, waarin duidelijk stond dat Yanacocha geen schuld heeft aan het gebeurde, dat Yanacocha alleen betaalt om een einde te stellen aan de controverses rond de ramp. En door te tekenen, namen de dorpelingen afstand van hun rechten om Yanacocha in de toekomst nog aan te klagen om wat er gebeurd was.

Vingerafdrukken

Bijna heel het dorp tekende. De overgrote meerderheid door zijn of haar vingerafdruk te zetten. In die tijd was 85 procent van de inwoners van Choropampa analfabeet, en kon noch het document lezen, noch zijn of haar handtekening zetten.

Het geld werd onmiddellijk ingezet voor medische kosten. En het geld was onmiddellijk op, nog voor de ware impact van de gezondheidskwesties tot de bevolking doordrong. Het ging niet om een paar tijdelijke klachten. Het ging om levenslange klachten, die alsmaar erger zouden worden. Maar welke keuze hadden ze? De toenmalige minister van de Vrouw en Menselijke Ontwikkeling is toen zelfs vanuit Lima naar Choropampa afgereisd om het dorp af te raden advocaten aan te nemen.

Choropampa werd het zwijgen opgelegd. Niemand mocht praten. Jarenlang hebben de inwoners van Choropampa gezwegen, onder het gewicht van de documenten. Maar twintig jaar later, terwijl het aantal sterfgevallen aan de gevolgen van de ramp plots razendsnel stijgt, geven ze hun zwijgplicht op. Als we toch doodgaan, kunnen we even goed onze mond opendoen, lijkt het motto.

Geen medicatie

Naast het geld, kregen de inwoners van Choropampa ook een ziekteverzekering voor vijf jaar van Yanacocha. Een ziekteverzekering waar ze echter amper iets aan hebben in Choropampa.

Vlak naast de plek waar twintig jaar geleden het kwik de levens van drieduizend Cajamarquinos verstoorde, ligt de gezondheidspost van het dorp. Over die post is iedereen het eens. “We hebben de hoop op hulp of medicatie opgegeven. Het enige wat we nu nog vragen, zijn kalmerende middelen, pijnstillers. Genezen worden kunnen we toch niet meer.”

We kloppen op de deur van de post, maar worden niet binnengelaten. Beter komen we over een dag of twee terug, klinkt het. Dan kunnen ze ons de post laten zien.

De burgemeester kijkt ons met een veelzeggende blik aan. “Er is niks om te laten zien. Niks. De post is leeg. Dat is het probleem dat we inmiddels al jaren hebben. Er is geen medicatie in de gezondheidspost, geen hulp. Ze nemen alleen je hartslag op en geven je een kalmeermiddel. Maar ik weet zeker dat als Yanacocha weet dat jullie hier zijn, ze met een wagen vol medicatie komen. Daarom hebben ze twee dagen tijd nodig om jullie binnen te laten.”

Een dag later ontvangen we van een anonieme bron plotseling een filmpje van in de gezondheidspost, van diezelfde dag. De rekken zijn leeg. Er is geen medicatie in Choropampa.

“We gaan dood”, zegt Helena Portilla. “Dit is geen leven voor ons. Wij zijn vergeten. We vragen gerechtigheid van Yanacocha, maar er gebeurt niks. Ze kwamen, vergiftigden ons, en verlieten ons.”

Ook in andere steden lijkt de bevolking van Choropampa geen hulp te kunnen vinden. “We liegen. We zeggen dat we uit Magdalena of Cajamarca komen. Mensen uit Choropampa helpen de dokters niet. Wij zijn niemand”, klinkt het.

De plaats waar precies twintig jaar geleden een vrachtwagen van Yanacocha 151 kilo kwik verloor. ©Maxime Degroote

Volle begraafplaats

De begraafplaats van Choropampa vult zich razendsnel. De sterfdata op de kruisjes volgen elkaar sneller en sneller op. Twee per maand, drie per maand, vier…

Burgemeester Guarniz kijkt ons wanhopig aan. Hij is nog jong, was nog een kind toen het kwik in Choropampa verspreid werd. Net als zijn vrouw. Zeven dagen na het ongeluk belandde zij voor het eerst met klachten in het ziekenhuis. Vijf jaar later keerde ze terug met dezelfde symptomen. Twee jaar later opnieuw. “En nu? Breng ik haar binnen een jaar? En daarna elke maand?”

De vorige burgemeester was 28 toen hij stierf. Ze brachten hem razendsnel naar Chiclayo, waar hij vrijwel onmiddellijk het leven liet. “Zulke snelle doden zijn eerder regel dan uitzondering”, klinkt het. “Vandaag voelen we ons goed, morgen voelen we ons misschien slecht, en poef, meteen naar het kerkhof. Waar wachten wij nog op? We zijn volledig aan ons lot overgelaten.”

Slechts tachtig inwoners van Choropampa tekenden het document van Yanacocha niet, twintig jaar geleden. Enkel zij kunnen nog gerechtelijke stappen nemen tegen het bedrijf, al werden de meeste rechtszaken snel gearchiveerd. Slechts drie ervan werden opnieuw geopend.

In twintig jaar tijd heeft Choropampa de hoop op hulp verloren. “We zijn al zoveel bedrogen,” zegt Julia Angelica Guarniz Luis, “er is twintig jaar voorbij gegaan en er gebeurt nog altijd niks. We gaan dood. Straks is het afgelopen met Choropampa. Er rest ons alleen nog te wachten tot God zegt dat het genoeg is geweest.”

Er is twintig jaar voorbij gegaan en nog altijd is er geen oplossing voor Choropampa, het dorp waar de inwoners blijven sterven en bij elke ademhaling meer en meer vergiftigd worden. Het is tijd dat Choropampa gerechtigheid krijgt.

Bekijk de documentaire “Choropampa, Tierra de Nadie” hier:

Armenia: Amulsar, the Mountain where Water is more Precious than Gold

On the 2nd of October, CATAPA had the honor of receiving Armenian activist Anna Shahnazaryan, from the Armenian Environmental Front. She is part of the Save Amulsar campaign, which for years has been opposing the Amulsar gold mine by Lydian International. The Amulsar mine is the second largest gold deposit in Armenia. Shahnazaryan travelled to Belgium to have conversations with EU lobby groups and managed to give a short presentation with CATAPA.

During this gathering, we also met Laura Luciani (author of this article), who is a PhD student at the Centre for EU Studies of Ghent University, where she researches human rights and civil society in the South Caucasus.

ORIGINAL ARTICLE in the East Journal in Italian, by Laura Luciani.

Armenia: Amulsar, the Mountain where Water is more Precious than Gold

In 1986, a group of 350 Armenian intellectuals wrote an open letter to Mikhail Gorbačëv to denounce the catastrophic consequences of pollution caused by heavy industries, whose repercussions had long been ignored by the Soviet authorities. Even though for over thirty years environmental protests have been taking place in an almost cyclical way in Armenia, and the damages caused by irresponsible industrial practices are constantly monitored, today citizens still have to take to the streets to prevent yet another ecological disaster.

For seven years, local communities and environmentalist groups have been opposing the construction of a gold mine in Amulsar – a mountainous area in the South of Armenia, located in the centre of the national water supply system. But in the last year, in the wake of the political changes that affected Armenia, this local protest has taken on a transnational dimension: now, the “post-Velvet-Revolution” government led by Nikol Pashinyan finds itself having to handle it with caution.

The project and its impact

Armenia is a country rich in mineral resources including copper, gold, but also lead, silver, zinc and other industrial minerals; these constitute more than half of the country’s exports. With a surface of less than 30,000 km2, Armenia counts today around 27 authorized mineral sites, of which 17 are active. However, the exploitation of these deposits has for decades been at the centre of controversies due to mismanagement and to these extractive projects’ extremely negative environmental effects.

In 2012, a mining company called Lydian Armenia (subsidiary of the offshore company Lydian International) signs a first deal with the Armenian government, at that time led by the Republican Party. In 2016, the company receives the final mine operation permit, even though the project is highly problematic. Amulsar, which is the 2nd largest gold deposit in Armenia, is in fact located only 6 km away from the spa town of Jermuk, famous for its thermal water: the inhabitants (who were not consulted about the project and its impact) fear that the proximity of the mine and the pollution resulting from it may discourage tourist flows to the town, thus affecting the community’s main source of income.

Scientists also indicate that the project could have ecological repercussions on a much larger scale: the Amulsar deposit is located within a seismic area, which increases the risk that acid drainage processes, accelerated by the excavations, leak in and contaminate the surrounding rivers (Arpa, Vorotan and Darb), with negative consequences for agriculture and livestock. Furthermore, contamination threatens to reach Lake Sevan – the largest freshwater reservoir of the country and an almost sacred place in Armenian popular culture. Last but not least, the project would alter the Amulsar ecosystem, which hosts different protected species including the Caucasian leopard (or Persian leopard) – of which only 10 specimen remain in Armenia.

A turning point 

After years of protest, in June 2018 the local communities decided to seize the window of opportunity opened by the “Velvet Revolution” that took place over one month earlier (thanks to an unprecedented wave of mass peaceful protests) to undertake direct action and block the streets leading to the mining site. The #SaveAmulsar campaign was born: for over a year and a half, local people supported by environmental activists have been supervising the entrance to the mine, doing shifts in checkpoints they built for this purpose, and managed to effectively stop the works in the construction site.

However, the citizens’ euphoria suffered a severe blow on 9 September this year: after opening an investigation and commissioning an independent assessment of the project’s environmental impact, prime minister Nikol Pashinyan unexpectedly gave the go-ahead for the digging in the Amulsar gold mine, asking protesters to clear the streets. As Anna Shahnazaryan, Armenian Environmental Front’s activist, explains in an interview for Kiosk (T.N. Italian radio programme), “the independent report, published in August, stated that Lydian’s estimations about the mine’s impact on water resources were incorrect, and that the project contained several evaluation errors – including intentional ones. Therefore, the environmental impact mitigation measures envisaged by Lydian were not adequate”.

Nevertheless, the Investigative Committee and the prime minister himself concluded that the company would be able to manage all the environmental risks. “For this reason, – Shahnazaryan continues – in the last two months the situation has become hectic: the prime minister took the side of Lydian and organized different meetings with the company’s representatives, while we activists took to the streets both in Amulsar and in Yerevan”.

“Post-revolutionary” Armenia and its problems

Experts suggest that Pashinyan is defending the private interests of Lydian Armenia and its investors (among which the USA, the United Kingdom and several international financial institutions) to prevent the company from having recourse to the Investor-State Dispute Settlement (ISDS). This is an international mechanism which allows a foreign investor to request arbitration by a corporate court if the “host-state” violates its rights: this decision could cost Armenia around two billion dollars, that is two thirds of its state budget.

However, there are also people who believe that Pashinyan’s ambiguous position is symptomatic of some criticalities of Armenia’s post-revolutionary government: first, the lack of an ideology going beyond the mere overthrow of the corrupt political system, which for ten years had been in the hands of former president Serzh Sarghsyan. According to Anna Shahnazaryan, “the current government uses many slogans, but behind the slogans there is little action. And one of these slogans is ‘we will not follow the economic path traced by the previous government, which focused on the mining industry, but we will try to develop new sectors such as tourism and the IT sector’”.

In reality, the “economic revolution” that Pashinyan wants to bring about in Armenia seems to be based on the same neo-liberal approach of the previous government, aimed at “opening up the country” to multinationals and foreign investors (with the 400 million dollars destined for Amulsar, Lydian would be the largest single investor in the history of independent Armenia). An understanding of “development” which disregards ecological considerations, human rights and the citizens’ well-being.

Another problem, Shahnazaryan points out, is that “with the revolution in Armenia people developed a certain idolatry of the current prime minister, who is considered the leader of the revolution. Many former activists who participated in the revolution and were then elected to Parliament have now expressed ‘unconditional support’ to Pashinyan’s position on Amulsar”. According to Shahnazaryan, this raised many doubts, even among those who were not necessarily opposed to the project, “because it is something that undermines the democratic structure of the country: the legislative body should not be ‘unconditionally supporting’ the person that it is in charge of supervising”.

#SaveAmulsar continues 

Last year, the Armenian Environmental Front launched a petition requesting municipal councils in Jermuk and other towns in the region to ban all mining activities and declare Jermuk an ‘ecological area’. Although the petition has collected 12,000 signatures so far, the government has recently appealed against this initiative. Lydian Armenia is also putting pressure on protesters through legal channels.

Meanwhile, activists are trying to internationalize the movement, with the aim of exposing the responsibilities of international financial institutions (in this case, the European Bank for Reconstruction & Development) and other project funders (notably, the Swedish government which channelled money to Amulsar through state export-credit funds) in the global phenomenon of extractivism – namely non-sustainable development practices based on the extraction of mineral resources at the expense of local communities’ interests and the environment on which they depend.

Anna Shahnazaryan is convinced that the government cannot give a definitive authorization to Lydian “because the citizens are firmly opposed to the project, and if Pashinyan decides to use violent methods this will only turn against him”. The stakes in Amulsar seem to be very high: they do not “only” touch upon the protection of the environment and natural resources, but also the legitimacy of Nikol Pashinyan and the future of democracy in Armenia.