tin supply chain part I

De Supply Chain van Tin – Miniserie, Part I

Het monitoren van de tinmijnen in Bolivia

Since autumn 2020, CATAPA vzw has been partnering up with Electronics Watch – an independent monitoring organisation with experts in human rights and global supply chains – and CISEP – Centro de Investigación y Servico Popular, a local Bolivian non-profit organization – to start monitoring tin mining cooperatives in the department of Oruro, Bolivia. This project was funded by Bread for All (BfA). This work is part of a bigger project organised by CATAPA’s Bolivia Working Group: investigating the tin supply chain, from raw material to end product.

Today we are presenting the first part of this research focussed on important findings related to working conditions and human rights (violations) in the Bolivian tin mines. Later on we will also present the findings related to the Bolivian smelters, the import of tin into the EU and the presence of tin in the electronics sector.

Belangrijkste bevindingen

Infographic tin monitoring project Landscape Banner (3)

Uit de interviews met de mijnwerkers van de coöperaties blijkt dat:

  • Mijnwerkers moeten soms onder 70m diepte werken (gerelateerde problemen: minder zuurstof, longziekten, silicose) zonder persoonlijke bescherming
  • De lonen worden dagelijks berekend, maar kunnen na verloop van tijd vaster worden (afhankelijk van de goodwill van de chef)
  • Coöperatieve mijnwerkers worden betaald op basis van de gewonnen hoeveelheid mineraal, de lonen zijn zeer ontransparant (vaak slechts 1% van de brutowaarde van de productie, wat zeer laag is)
  • De mijnwerkers werken lange uren, meestal 6 dagen per week. Sommigen werken 12 tot 16 uur per dag
  • Er is een grote ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers: vrouwen worden veel minder betaald omdat zij meestal werk krijgen buiten de mijngangen (omdat wordt geloofd dat het ongeluk brengt als vrouwen de mijnen betreden). Daar zoeken ze naar waarde tussen het weggegooide erts
  • Preventiesystemen voor veiligheid en gezondheid op het werk zijn bijna onbestaand
  • Er is geen toegang tot drinkwater op de werkplek

Meer details over de resultaten en de achtergrond van het monitoringproject vindt u verderop op deze pagina. 

CISEP_Mineral extraction galleries
CISEP_Mineral extraction galleries
CISEP_Heavy machinery, in operation and without adequate protection, lack of physical spacers
CISEP_Heavy machinery, in operation and without adequate protection, lack of physical spacers

Conclusies en toekomstige stappen

Juridisch gezien lijkt het erop dat de Boliviaanse nationale wetten niet worden overtreden, maar eerder worden omzeild, aangezien de werknemers van de coöperatie juridisch gezien zelf hun eigen werkgevers zijn. CISEP en Electronics Watch zijn van plan aan dit project te blijven werken, uiteindelijk met het doel bij te dragen tot betere lonen en gezondheids- en veiligheidsomstandigheden voor de arbeiders. In de volgende stappen zullen de mijnwerkers van de coöperatie onder meer worden opgeleid in het belang van preventie en het gebruik van beschermende uitrusting.

Dit is DEEL I van onze miniserie over het monitoringsproject van de toeleveringsketen van tin. Wat gebeurt er met het tinerts als het eenmaal gewonnen is? Hou ons in de gaten voor deel II en III: de bevindingen over de Boliviaanse smelterijen en onder welke omstandigheden tin in de EU wordt ingevoerd en later, hoe en wanneer het in de elektronicasector terechtkomt.

CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)

Meer details en achtergrond bij het monitoringproject in de tinmijnen

Tussen mei en september 2021 werden 20 enquêtes en 13 interviews afgenomen. Het merendeel van de ondervraagde werknemers van de coöperatieve mijnen waren mannelijk, jonger dan 28 jaar en van Quechua-afkomst. Dit profiel is ook het meest voorkomende, hoewel er ook vrouwen werken, een aantal van hen werd ook geïnterviewd. De enquêtes en interviews vonden plaats op de werkplek of op het terrein en duurden ongeveer 30 minuten tot 1 of 2 uur. Er werd vooral gevraagd naar de volgende onderwerpen: vorm van inkomen, verloning, gezondheid en veiligheid, mogelijke vormen van intimidatie op het werk (ook wat betreft geslacht), productie en werktijden.

Ook belangrijk om weten: het grootste deel van de monitoring vond plaats tijdens de Coronapandemie, waardoor een meer constante en ononderbroken monitoring onmogelijk was omdat mensen buiten de exploitatie minder welkom waren in het mijnkamp om wille van de COVID19 maatregelen. Het onderzoek kan ook beperkt zijn door de angst van sommige van de ondervraagden om bepaalde onderwerpen aan te snijden, zoals bijvoorbeeld milieukwesties.

De meeste arbeiders zijn zelfstandigen. Dit betekent dat de mijnwerkers niet beschikken over beschermende en technische uitrusting, noch over gezondheids- en veiligheidsvoorzieningen op het werk, wat hun werk gevaarlijk en ongezond maakt.

De mijnbouwcoöperaties

Het coöperatieve systeem is in Bolivia in de praktijk een systeem van  arbeids”flexibiliteit”, waardoor de arbeidskosten binnen de interne toeleveringsketen worden verlaagd. Hoewel de coöperatiewet bepaalt dat men verplicht is de sociale wetten (zoals de algemene arbeidswet) na te leven, geldt dit eigenlijk alleen wanneer er sprake is van een werknemer/werkgever-relatie.

In werkelijkheid is dit meestal niet het geval: de coöperatieve structuur beperkt zich tot het zijn van een collectieve beheersorganisatie voor de aan- en verkoop van mineralen, het beheer van de sociale zekerheid en de toegang tot metaalrijke terreinen die eigendom zijn van de staat. In feite zijn de meeste werknemers in het coöperatieve mijngebied dus zelfstandige leden van de coöperatie (werkgever-werknemer).

De gevolgen van dit zelfstandig ondernemerschap zijn dat de mijnwerkers geen beschermende en technische uitrusting krijgen, noch veiligheid en gezondheid op het werk, wat, samen met het gebrek aan beschermingssystemen op de werkplek, hun werk gevaarlijk en ongezond maakt. De ploegen van mijnwerkers moeten zelf voor hun persoonlijke beschermingsmiddelen zorgen: zij kopen hun werkgereedschap, zij betalen voor het gebruik van de concentratie-installatie en de machines, zij betalen voor de basisdiensten en voor de administratieve diensten die door het bestuur van de coöperatie worden verleend.

Ook investeringen in nieuwe technologie zijn zeer beperkt en onderhoudsdiensten zijn praktisch onbestaande, hoewel er een mechanische werkplaats is om onderdelen van essentiële apparatuur te vervangen. Daar komt nog bij dat door dit beheersmodel van het mijnbouwcoöperatiesysteem in Bolivia een gelijke verloning van alle leden niet is gegarandeerd.

Arbeidsovereenkomsten voor Leerlingen

De mensen die in de concentratiefabriek werken (in plaats van die in de mijngangen) krijgen een nationaal basissalaris uitbetaald: ongeveer 300 US-dollar, hoewel het niet zeker is of dit overeenkomt met het minimum dat nodig is om van te leven, aangezien volgens de ondervraagden de kosten van levensonderhoud ongeveer 430 US-dollar bedragen. Desondanks past de coöperatie de berekening van een minimumloon niet eens toe op al haar werknemers, maar alleen op coöperatieleden die niet in de mijn kunnen werken vanwege hun tijdelijke verplichting in specifieke functies (directeuren of commissarissen) en de mogelijke toekomstige geassocieerde werknemers die op proef werken.

Enerzijds is er geen enkele garantie dat het ontvangen loon de minimumbehoeften dekt, noch is er enige controle dat het aantal uren per week minder dan 48 uur bedraagt, aangezien de coöperatie niet optreedt als werkgever, maar veeleer als administratief beheerder van de zelfstandige arbeid van haar leden.

Er is ook een grote ongelijkheid tussen coöperatieleden en niet-coöperatieleden op proef (er moet minimaal 1 jaar extern worden gewerkt voordat men het aanbod krijgt om lid te worden van de mijnbouwcoöperatie) . Als je volgens dit “leerling”-systeem werkt, krijg je het nationale minimumloon voor 8 uur werk, maar je krijgt geen toeslag voor overwerk of voor werken op zon- of feestdagen, en het is niet mogelijk na te gaan of de ziektekostenverzekering door de coöperatie wordt betaald.

Positief aan dit leerling-systeem is dat de werktijden van de proefarbeiders worden gecontroleerd en gereguleerd, terwijl de coöperatieleden werken in een systeem van zelfuitbuiting. Anderzijds is het wel mogelijk dat er overtredingen zijn met de leercontracten en dat er een onofficieel systeem van arbeidsintimidatie bestaat door de leden van de coöperatie tijdens het proefjaar.

Het inkomen van de mijnwerkers hangt volledig van geluk af: of ze vinden genoeg metaalrijke ertsen of ze vinden er geen.*

De lonen voor deze arbeiders worden dagelijks berekend. Ze kunnen vaster worden na een eerste proeftijd, maar dit hangt af van de bereidwilligheid van de persoon die de leiding heeft over die nieuwe arbeider. Mijnwerkers worden betaald op basis van de hoeveelheid mineraal die ze vinden, dus het inkomen van de mijnwerkers hangt volledig af van geluk: of ze vinden genoeg metaalrijke ertsen of ze vinden er geen*. Ook het inkomstenniveau is zeer ondoorzichtig: vaak ligt het rond 1% van de brutowaarde van de productie op de internationale markt, wat zeer laag is.

Onzekerheid van betaling en overwerk

Er is geen transparant systeem dat een gelijke beloning onder de coöperatieve arbeiders garandeert, vooral wanneer de productie aan de concentratie-installatie wordt geleverd namens de leider van een mijnwerkersploeg. Deze leider wordt verondersteld de waarde gelijk te verdelen onder zijn/haar ploeg, maar er is geen bewijs dat dit zonder discriminatie gebeurt. Het “crew” systeem heeft nog een ander nadeel: omdat de crew zichzelf managed, worden de mechanismen voor conflictbeslechting binnen de crew afgehandeld. Alleen als de zaken ernstig zijn (wat ook subjectief is), gaan ze naar de directie of toezichtsraad, één van de twee officiële hogere organen in de coöperaties, samen met de Raad van Bestuur.

De werktijden zijn extreem lang voor (potentiële) aangeslotenen en er bestaat een risico van onvrijwillig overwerk voor iedereen: omdat er geen controle is op de werkroosters, bestaat het gevaar van overwerk en overuren.

Ze werken meestal 6 dagen per week. Volgens de enquête zegt 91% wel eens 7 dagen per week te hebben gewerkt … 33% zegt 10 uur te werken en 16% zegt 12 uur per dag te werken. Aangezien niemand controleert of de werknemers boven hun limiet werken, zouden de werkuren zelfs langer dan 16 uur kunnen duren.

Sommigen van hen beweren dat zij, gezien de hoge prijs van mineralen, soms 16 en 24 uur onafgebroken hebben gewerkt, uit “hun eigen wil”. Maar aangezien deze “wil” gekoppeld is aan het genereren van meer inkomsten, zou je kunnen stellen dat het niet noodzakelijk “hun eigen wil” is, maar eerder “gedwongen” uit noodzaak. In de enquête zei 1 persoon dat hij niet vrijwillig werkt, maar dat de noodzaak hem ertoe dwingt.

Blijkbaar is er ook een recente verplichting om minstens 15 dagen/maand te werken (deze verplichting is gekoppeld aan het quotum van de overeenkomst die zij hebben met de plaatselijke handelsmaatschappij die hun erts afneemt), en als ze dit niet doen, krijgen ze een sanctie opgelegd.

Naast deze inconsistenties is er een grote ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers. Vrouwen worden veel minder betaald. 50% van de respondenten geeft aan dat vrouwen en mannen niet gelijk worden behandeld op de werkplek. Vrouwen krijgen meestal werk buiten de mijngangen, omdat wordt geloofd dat het ongeluk brengt als vrouwen de mijnen betreden.

De vrouwen die betrokken zijn bij de coöperatieve mijnbouwactiviteiten in Oruro zijn meestal oudere weduwen die hun man verloren hebben in de mijnen of bij aanverwante activiteiten, ofwel jonge meisjes of alleenstaande moeders met kinderen. Hun actieve deelname is beperkt, omdat van oudsher wordt geloofd dat hun aanwezigheid in de mijn ongeluk brengt. Daarom werken zij voornamelijk buiten, waar zij afgedankte ertsblokken uit elkaar halen op zoek naar minerale resten. Of ze werken op andere terreinen met minder mogelijkheden om in hun levensonderhoud te voorzien. Bij de verkoop zijn het vooral de vrouwen die worden bedrogen en een oneerlijke prijs krijgen. Veel vrouwen werken op informele basis, zelfs buiten het kader van de coöperatie, zodat zij geen ziektekostenverzekering of pensioenfonds hebben. Bovendien zorgen zij over het algemeen voor het gezin en dragen daardoor bijna altijd een dubbele last.*

CISEP_Concentrated mineral leaching into waters without environmental measures
CISEP_Concentrated mineral leaching into waters without environmental measures
CISEP_Acidic waters and tailings dam without safety borders
CISEP_Acidic waters and tailings dam without safety borders

Arbeidsomstandigheden: Gezondheid en veiligheid

Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat de mijnwerkers soms zonder persoonlijke bescherming werken, zelfs wanneer zij onder 70 meter diepte werken, aangezien dat laagste niveau door de coöperatie als geheel wordt geëxploiteerd. Het maakt deel uit van de collectieve bijdrage voor de coöperatie, los van hun traditionele mijnwerkerssysteem. Zij moeten bijdragen aan de gemeenschappelijke kosten van de coöperatie door hun eigen werk ten minste 3 dagen per maand in deze nieuwe diepe galerij te verrichten. Het is dus niet alleen onveilig en ongezond om daar te werken, maar zij voelen zich ook gedwongen door het management van de coöperatie om daar extra te werken.

Die diepte is kritiek omdat er minder O2 is en er een hoger risico is op onder meer longziekten en silicose. Zoals gezegd moeten ze daar minimaal 3 keer per maand werken: als ze 2 keer missen worden ze gestraft en als ze een 3e keer missen verliezen ze hun aansluitingsdocument (het bewijs van bijdrage aan de coöperatie) en moeten ze de coöperatie verlaten. Dit niveau is enkel toegankelijk via een lift zonder nooduitgang.

De ondervraagden wijzen erop dat er geen veiligheidsplan is en dat er bijna geen preventiesystemen voor veiligheid en gezondheid op het werk bestaan, waarschijnlijk door een gebrek aan middelen van het management. Er zijn wel veiligheids- en gezondheidsfunctionarissen, maar hun functies houden verband met het beheer van ongevallen en latere gebeurtenissen, niet met het voorkomen daarvan.

Bij een fysieke controle blijkt dat de concentratie constructies meer dan 50 jaar oud zijn en dat er geen behoorlijke bewegwijzering en ventilatie is. In het algemeen zijn er bijna geen risico- en gevaarsignalisatie in de mijn, of ze zijn in voortdurende staat van verval en er is geen plan voor de vervanging van deze signalisatie.

Het werk in de mijn is buitengewoon koud en vochtig. Er is geen toegang tot drinkwater op de werkplek. Elke arbeider neemt zijn eigen water mee voor het dagelijkse werk. Meer dan 75% van de ondervraagden zegt dat zij voortdurend moeten staan, soms wel 6 of zelfs 12 uur. 3/4 merken ook op dat zij worden blootgesteld aan sterke trillingen als gevolg van het boren en drillen in rotsen en dat zij zware machines moeten gebruiken.

Het boren van rotsen in de mijn wordt niet gecontroleerd: het zou met water moeten gebeuren om de vorming van opvliegend mineraal stof te voorkomen, maar er is geen watersysteem dat alle locaties bereikt, waarschijnlijk ook wegens de daarmee gepaard gaande investeringskosten. 74% beweert te zijn blootgesteld aan gassen en stof afkomstig van het opblazen van rotsen.

CISEP_Entrance to galleries in wells without ergonomic conditions or emergency exits.
CISEP_Entrance to galleries in wells without ergonomic conditions or emergency exits.
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)

Als gevolg van deze omstandigheden hebben sommige mijnwerkers silicose (een vorm van longziekte die wordt veroorzaakt door het inademen van stof** als gevolg van het gebrek aan water bij het boren in de mijn), reuma (als gevolg van een te hoge vochtigheidsgraad in de mijn) en hoofdtumoren (als gevolg van schuivende rotsen in de mijn, door een gebrek aan versterking van de galerij-infrastructuur) gekregen.

91% zegt dat er niet goed wordt omgegaan met chemische stoffen en meer dan 83% beweert dat er een voortdurende blootstelling is aan onbeschermde giftige stoffen zoals xanthaat en arseen en dat zij zijn blootgesteld aan dampen uit de ondergrond, bijvoorbeeld die welke worden geproduceerd door de diesel mijnwagens. Het gebrek aan ventilatiesystemen genereert veel verbrandingsrook die, volgens een van de ondervraagden, vooral de “oudere” mijnwerkers treft.

66% van de mijnwerkers klaagt over problemen met de veiligheid op het werk. Aangezien iedereen zijn eigen persoonlijke beschermingsmiddelen koopt, is er geen sprake van industriële veiligheid en is deze niet gewaarborgd. In de beschrijving van de persoonlijke beschermingsmiddelen beschrijven allen het gebruik van gehoorbeschermers, ademhalingsapparatuur (maar zonder voortdurende vervanging van de filters en beperkt tot het boren van het gesteente) en hoofd- en voetbescherming, maar niemand heeft het over het gebruik van rugbeschermers. Dit is vooral belangrijk omdat de mijnkarretjes alleen in de hoofdgangen aanwezig zijn en zij vanuit de onderaardse gangen het erts op hun rug moeten verplaatsen in (rug)zakken met een gewicht van ongeveer 40 kilo. Er zijn bewijzen dat zij tot 30 minuten moeten lopen met dit gewicht op hun rug.

In de mijnen zijn er geen toiletten of systemen om uitwerpselen te verwijderen, daarom is het niet toegestaan zich in de mijn te ontlasten, daarvoor moeten zij wachten tot de ploegenwisseling (7-13, 14-19).

Daar komt nog bij dat de mijnwerkers geen duidelijke en zichtbare informatie hebben over hun rechten binnen de coöperatie: zij krijgen geen introductie, zij ontberen informatie over hun ziektekostenverzekering en zij worden slecht behandeld door het openbare gezondheidsstelsel, zij worden niet opgeleid in het hanteren van gereedschappen noch krijgen zij houdingsonderwijs, zij worden niet geleerd persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken, enzovoort.

Binnenkort deel II van onze miniserie

Dit is DEEL I van onze miniserie over het toezicht op de toeleveringsketen van tin. Wat gebeurt er als het tin eenmaal gewonnen is? Hou ons in de gaten en lees binnenkort meer over de bevindingen in de Boliviaanse smelterijen en onder welke omstandigheden tin in de EU wordt ingevoerd en later, hoe en wanneer het in de elektronicasector terechtkomt.

Referenties:

Catapa jaarverslag 2020

Jaarverslag 2020

Jaarverslag 2020

Iets later dan gepland, maar hier is het dan eindelijk: het Catapa jaarverslag van 2020! Ondanks Corona hebben we toch heel wat kunnen verwezenlijken in 2020.

Met onder andere talloze boeiende (online – damn you Covid) evenementen, maar ook de erkenning als socio-culturele organisatie (hoera!), de verschillende meerjarenprojecten (MIF, FIF en Nemo), de 11.11.11 Changemakers campagne en de vele inspanningen in ons educatief luik en op vlak van sensibilisering. Logischerwijze zaten de beweging en onze duurzame partners ook niet stil!

Duik samen met ons in het verslag van 2020 en ga op ontdekkingsreis doorheen 366 dagen vol Catapa-energie. Dat belooft voor 2021!

Jaarverslag 2019

Jaarverslag 2019

Benieuwd naar wat we vorig jaar allemaal uitgespookt hebben? Hier kan je CATAPA’s jaarverslag van 2019 downloaden, met onder andere een overzicht van onze activiteiten en projecten in Vlaanderen en Latijns-Amerika en onze vernieuwde missie- en visietekst!

Hoe kan de ICT-toeleveringsketen eerlijker?

Hoe kan de ICT-toeleveringsketen eerlijker?

Onderzoeksmissie in Oruro (Bolivia) voor het project ‘Make ICT Fair’ (‘Maak de ICT-sector eerlijk’)

Samenvattend rapport ook beschikbaar in het Engels, Spaans en Frans.

Samenvatting rapport 

Er is heel weinig literatuur voorhanden over de toeleveringsketens die schuilgaan achter de metaalhandel en daarom wil CATAPA met het onderzoek naar de mijnbouw van polymetaal erts in Bolivia nagaan wat precies de sub-nationale, nationale en transnationale actoren en processen zijn die bij de mijnbouwactiviteiten betrokken zijn. In het Boliviaanse departement Oruro werd daartoe een veldonderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeksmissie verschaft ons elementen om de lokale implicaties van de mondiale ICT-industrie bloot te leggen. Zo krijgt de term Make ICT Fair in elke schakel van de toeleveringsketen zijn specifieke betekenis doordat er een kader wordt aangereikt om te bepalen hoe de situatie er in elk deel van de keten uitziet op het vlak van arbeid, gemeenschap, milieu en juridische kwesties in de beoogde context.

In het Boliviaanse Oruro is bij de toeleveringsketen voor tin, zilver, lood en zink – enkele van de metalen die nodig zijn voor de productie van elektronische apparaten – een veelheid van actoren betrokken. Voorafgaand aan de export worden hier de mineralen ontgonnen door mijnbouwcoöperatieven (naast staatsmijnen en groot- en kleinschalige private mijnen) en dan verkocht aan lokale handelaars, die daardoor dus de eerste toeleveranciers zijn binnen de internationale toeleveringsketen voor deze metalen.

Tin wordt gesmolten door twee industriële smelterijen in Oruro en daarna geëxporteerd, vooral naar de VS en Nederland. Zilver-, lood- en zinkconcentraten worden rechtstreeks geëxporteerd naar metallurgische fabrieken in Azië (Zuid-Korea, China en Japan) en Europa (België, Nederland en Spanje).

Er werd onderzoek uitgevoerd vanaf de ontginning, de ertsverwerking en het smelten tot aan de export. Via case studies hebben we concrete voorbeelden van zes mijnbouwcoöperatieven, een aantal lokale toeleveraars, de staatssmelterij en de belangrijkste internationale handelaars die in het gebied opereren. Dit onderzoek heeft aan het licht gebracht wat de gevolgen zijn van het gebrek aan verplichte sociale en milieu gerelateerde kwaliteitsnormen die op de toepasselijke niveaus zouden kunnen worden opgelegd aan de bedrijven die deze metalen opkopen. Ook bleek dat er geen traceerbaarheidscriteria waren die een verbinding tot stand zouden kunnen brengen tussen de verschillende actoren en waardoor een mogelijke ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’ zou ontstaan van kopers ten opzichte van de lokale actoren.

Mural painting on the walls of a former tin smelter in Oruro (Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

De implicaties van mijnbouw in Oruro

Het onderzoek richtte zich op het vergaren van gegevens over de impact van de mijnbouw in de verschillende schakels van de toeleveringsketen.

 

Gebrekkige voorzieningen op het gebied van gezondheid en veiligheid

Dat de situatie in Oruro zo specifiek is, heeft te maken met de belangrijke rol die kleinschalige coöperatieven spelen in de Boliviaanse lokale mijnbouweconomie. Dit type mijnen stelt namelijk een groot aantal arbeiders uit de regio te werk. De coöperatieven zijn eigenlijk een systeem van ‘zelfexploitatie’ aangezien zij hun eigen werkgever zijn, maar machteloos staan ten opzichte van de bedrijven die hun ertsen kopen. Het coöperatief kader mag dan een zekere vrijheid impliceren voor de arbeiders (die lid moeten zijn van de coöperaties), het heeft ook tot gevolg dat de werkmethodes nog zeer traditioneel zijn, d.w.z. vaak nog afhankelijk van manuele arbeid, ook al is er de laatste decennia al meer mechanisering.

In de ontginningsfase hebben de arbeiders te maken met onverantwoorde veiligheids- en gezondheidssituaties, waarvan de belangrijkste de gebrekkige bescherming door stofmaskers is. Dat leidt tot een aantal gevallen van silicose (ook bekend als de mijnwerkersziekte, die veroorzaakt wordt door siliciumstof in de longen).

De mijnwerkers van de coöperatie die tewerkgesteld zijn in het concentratieproces van de ertsen worden blootgesteld aan ongecontroleerd en nonchalant gebruik van toxische stoffen zoals xanthaat, cyanide en kerosine, die onmiddellijk oogirritatie veroorzaken, maar op lange termijn ook het zenuwstelsel en de interne organen aantasten. Gezondheidsproblemen en huidkwalen ontstaan door rechtstreeks contact met zuren en zware metalen en ook door veel te lang in de zon en het stof te werken.

Een ernstig probleem is ook het gebrek aan langetermijnplanning, zodat mijngangen niet geïnspecteerd worden, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan zoals het exploreren van zones die eerder al als no-gozones werden beschouwd.

Mining bin for load next to Morococala's mine entrance (Oruro, Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

Voedselsoevereiniteit en biodiverse ecosystemen lopen gevaar

Ook al heeft Bolivia wetten voor de bescherming van ‘Moeder Aarde’ en ondanks de vereiste dat er in de meeste gevallen een milieulicentie moet worden verstrekt voordat er tot ontginning mag worden overgegaan, gaan alle mijnbouwactiviteiten gepaard met ernstige milieuschade. De belangrijkste effecten zijn dat de mijn zuur water oplevert, dat mijnafval in de open lucht wordt gedumpt en dat de chemicaliën voor het concentratieproces gewoon geloosd worden (een pH-waarde van minder dan 3 is courant voor de waterlopen rond de mijngebieden).

Mijnexploitatie heeft ernstige gevolgen voor de landbouw in de directe omgeving en in stroomafwaarts gelegen gebied. De gevolgen voor het milieu zijn vaak zo groot dat landbouwers zich gedwongen zien om mijnwerker te worden omdat hun land al te zeer aangetast is. Het is moeilijk om van de vele mijnbouwsites de kost van alle effecten op de ecosystemen te berekenen en sanering is haast onbegonnen werk.

De hachelijke situatie van vrouwen

De vrouwen betrokken in de coöperatieve mijnactiviteiten van Oruro zijn doorgaans oudere weduwen die hun echtgenoot verloren in de mijnen of bij aanverwante activiteiten, ofwel jonge meisjes of alleenstaande moeders met kinderen. Actieve deelname is voor hun beperkt, omdat er traditioneel wordt aangenomen dat hun aanwezigheid binnen in de mijn ongeluk brengt. En daarom werken ze hoofdzakelijk buiten, waar ze afgedankte steenblokken stukslaan, of op andere terreinen werken met minder kansen om leefbaar inkomen te verdienen.

Het inkomen van de mijnwerkers hangt volledig af van geluk: ofwel vinden ze voldoende metaalrijke ertsen ofwel niet. In het verkoopproces worden vooral de vrouwen bedot en krijgen ze een oneerlijke prijs. Heel wat vrouwen werken op informele basis, zelfs buiten het kader van de coöperatie. Ze hebben geen ziekteverzekering of een pensioenfonds. Over het algemeen dragen zij bovendien de zorg voor het gezin en daardoor dragen zij bijna altijd de dubbele last van productief werk en reproductie.

Woman leaching tin from waste rock in Machacamarca (Oruro, Bolivia) © Isabella Szukits / Südwind

De gevolgen voor de komende generaties

De milieuschade door de mijnbouw heeft een invloed op de landbouwactiviteiten en maakt het in sommige streken onmogelijk om er nog iets te telen, aan veeteelt te doen of te vissen. Dit heeft een migratie op gang gebracht van boerengemeenschappen naar mijnbouwsites en naar de steden.

Het beperkte kapitaal binnen dit coöperatief model maakt het moeilijk om de mijnbouwactiviteiten duurzaam te beheren. Het korte-termijnperspectief zorgt voor onzekerheid als het gaat over het inkomen van de mijnwerkers, vooral als de prijzen laag staan en ook door de eindige beschikbaarheid van het erts dat ze ontginnen.

Door de lage prijzen voor metaal hebben coöperatieven het soms moeilijk om te investeren in verbeterde productiviteit met behulp van machines, ingenieurs en de exploratie van nieuw te ontginnen ertsaders. De internationale handelsbedrijven halen voordeel uit hun oligarchische positie door hun strategie van onrechtvaardige prijsverlaging voor de mineralen bij het punt van herkomst, wat de coöperaties – de zwakste schakel in de internationale handel – rechtstreeks treft, met verliezen als gevolg.

Main street of Japo (Oruro, Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

ICT eerlijk maken in Oruro : een meervoudig kader

 

Bolivia staat voor een complexe situatie om de betrokken mensenrechten te respecteren

Het onderzoek in Oruro heeft aangetoond dat er globaal een bewustzijn moet worden gecreëerd wat betreft de schending van mensenrechten in de mijnbouwgebieden. Dan pas kan de situatie verbeteren. Dit is nodig zodat er middelen en inspectiepersoneel worden ingezet waarmee het naleven van de wetten ter bescherming van Moeder Aarde en van de verschillende milieurichtlijnen wordt afgedwongen, maar ook om te zien of de sociale, arbeids- en veiligheidsnormen worden opgevolgd.

Bolivia heeft verschillende internationale instrumenten voor de mensenrechten geratificeerd, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die de staten ertoe verplicht te zorgen voor ‘rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden’ (Art. 23) en die ook bepaalt dat ‘Eenieder recht heeft op een levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin (…), alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil’ (Art. 25 §1).

Het Internationaal Convenant inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESR) van de Internationale Arbeidsorganisatie ILO verplicht sedert 1976 de staten om ‘veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden’ (Art. 7 ii b) te garanderen evenals ‘een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid’ (Art. 12 i).

De Amerikaans Verdrag van de Mensenrechten (ook Verdrag van San José) voorziet de bescherming van Boliviaanse mijnwerkers, waarin het recht op rechtvaardige, billijke en bevredigende werkomstandigheden (Art. 7) en het recht op gezondheid (Art. 10) zijn opgenomen.

Acid water outlet on surface from Japo's galleries (Oruro, Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

Need for monitored fair and responsible criteria in the international trade:

De internationale verhandeling van Oruro’s zink-, zilver- en loodconcentraten wordt gedomineerd door een kleine groep internationale bedrijven die deze mineralen importeren en doorverkopen of smelten, nl. Korea Zinc, Trafigura en Glencore. Ook al zijn deze bedrijven niet juridisch gebonden door de mensenrechtenverdragen die hierboven werden opgesomd, zij zijn wel de voornaamste stakeholders binnen de keten en dragen verantwoordelijkheid voor die rechten via een gecontroleerde naleving van de Guiding Principles on Business and Human Rights (De VN-Richtlijnen voor het Bedrijfsleven en de Mensenrechten) en de OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains (de Ketenverantwoordelijkheid in de Richtlijnen van de OESO).

Door de toeleveringsketen te traceren kan een meer verantwoordelijk kader worden vormgegeven voor de relaties tussen de mondiale bedrijven en hun verschillende toeleveraars, als onderdeel van een stijgende roep om maatschappelijk verantwoord ondernemen bij de transnationale bedrijven. Dit zou er in de ICT-toeleveringsketen op neerkomen dat ontgonnen mineralen die niet beantwoorden aan de minimale sociale en milieunormen niet meer ingezet mogen worden op de internationale markt.

De OESO-Richtlijn betreffende de ketenverantwoordelijkheid voor mineralen uit conflictgebieden en hoogrisicogebieden definieert ketenverantwoordelijkheid specifiek als een ‘permanent, proactief en reactief proces, waardoor bedrijven kunnen garanderen dat ze de mensenrechten respecteren en niet bijdragen aan een conflict ; het helpt ze ook om de internationale wetgeving na te leven’.

‘Risico’s’ worden gedefinieerd in verband met de eventueel negatieve effecten van bedrijfsoperaties die het resultaat zijn van de eigen activiteit van het bedrijf of van zijn relaties met derden, waaronder toeleveranciers en andere entiteiten in de keten. Deze verreikende definitie betekent dat internationale handelsbedrijven gehouden zijn de verplichting tot ketenverantwoordelijkheid te respecteren ten opzichte van alle betrokkenen in de keten, inclusief de coöperatieve mijnen.

Tin smelter Empresa Metalúrgica Vinto (Oruro, Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

Oproep voor internationale actie

ICT eerlijk maken impliceert dat de internationale handelsbedrijven die bij de ontginningen in Oruro betrokken zijn de verschillende stappen van ketenverantwoordelijkheid, zoals vereist in de Richtlijn, gaan volgen:

  • Ga de precieze omstandigheden na van de ontginning, het transport, verhandelen, verwerken, smelten, raffineren en bewerken van de metalen en de fabricage van de producten.
  • Identificeer alle feitelijke of potentiële risico’s door de precieze omstandigheden te beoordelen aan de hand van de normen die in de toeleveringsketen van het bedrijf zijn vastgelegd.
  • Voorkom of reduceer de geïdentificeerde risico’s door een risicomanagementplan op te stellen en uit te voeren, wat kan uitmonden in het besluit om de handel verder te zetten tijdens doorgedreven pogingen tot risicovermindering, of de handel tijdelijk op te schorten terwijl er wordt gestreefd naar permanente risicovermindering, of zich niet meer te engageren met een bepaalde toeleverancier nadat pogingen tot risicoreductie zijn mislukt of het bedrijf reductie niet haalbaar acht.

Om voor de lokale actoren bevredigende resultaten te halen, moeten de verschillende stakeholders in de toeleveringsketen partners worden binnen een nieuw gecontroleerd kader, waarbij openbare instellingen een rol opnemen om de verschillende initiatieven een duw te geven en er ook op toe te zien.

De beoordeelde coöperatieven evenals lokale toeleveraars hebben duidelijk interesse getoond voor een controlerend systeem dat de manier waarop de toeleveringsketen wordt beheerd kan verbeteren, en dit is een aanzet om optimistisch te zijn over het ontwikkelen van een eerlijke en verantwoordelijke ICT-sector, waarbij het volgende nodig zal zijn:

  • een eerlijke prijsbepaling voor de metalen, die gebaseerd is op een eerlijk basisloon voor de mijnwerkers en niet op de productiekosten van de ertssmelterijen,
  • naleving van de nationale wetten en de internationale normen voor milieubeheer om verdere verontreiniging met zware metalen in de bodem te vermijden en om toekomstige sanering mogelijk te maken,
  • investeringen in lokale multi-stakeholderstructuren om lokale alternatieven voor mijnbouw te steunen en zodoende de getroffen lokale economieën nieuw leven in te blazen en te diversifiëren.

Vertaald door Magda Brijssinck

 

Lees het complete rapport hieronder.

Covid-19 in the Peruvian Amazon: Challenges for the most vulnerable communities of Loreto

Covid-19 in the Peruvian Amazon: Challenges for the most vulnerable communities of Loreto

Author: Mirna Fernández

 

If there is one thing which the Covid-19-outbreak has brought to the surface in a very clear way, it is the existing global inequalities. To which extent communities are able to withstand the crisis, depends a lot of their access to healthcare, sanitation and food systems.

The reality in the region of Loreto, located in the Peruvian Amazon, shows that this pandemic and its socioeconomic implications will pose severe threats to some of its most vulnerable communities.

An already collapsed Health Care System

When the first positive cases of the coronavirus were confirmed in Loreto, the hospitals were already close to collapsing. The Peruvian Health Minister, Victor Zamora, announced that Loreto was facing two “big problems” at the same time: Coronavirus and Dengue.

Before the arrival of Covid-19 the region of Loreto was victim of one of the worst episodes of a dengue epidemic in the history of the region. According to the National Center for Epidemiology, Prevention and Control of Diseases (CNE), only in the first 3 months of 2020, the number of cases of dengue in Peru reached 8 times the amount of cases compared to the same period last year. Loreto has reported the biggest number of cases, with 3,925 in total, which is 31 times higher than the same period last year. This was already a heavy burden for the weak regional health care system. In the hospitals, few beds were available for the many patients that needed to be covered by mosquito nets to prevent the spread of the disease to other patients in the hospitals.   

Patients with dengue with mosquito nets to avoid the spread of the disease. Photo: DIRESA Loreto

The Covid-19 outbreak disrupted Loreto, as the region doesn’t have enough beds ready to use in Intensive Care Units (ICU). The Regional Hospital of Loreto – the biggest and most equipped hospital of Loreto – has only 12 ICU beds for Covid-19 patients, of which 10 are already in use. The other hospitals in the region all together have only 9 extra ICU beds and all of them are in use already by non Covid-19 patients. This should cover a population of 884 000 inhabitants. Belgium, in comparison, has a population of 11.46 million inhabitants and 1864 ICU beds, of which 785 remain free for future patients needing Intensive Care. The fact that only 2 ICU beds remain free for the whole region of Loreto is a hard reality check.

While the pandemic is spreading in the region, everyday we hear reports from health personnel dropping out due to a lack of protective equipment. A hospital called ESSALUD had to close temporarily when 4 health workers were tested positive, and improvised health centres had to be put in place to continue the medical attention for its patients. The president of the Medical Federation of Loreto, María Huilca Chambi, pointed out the lack of biosecurity for the personnel taking the samples for Covid-19 testing. “We are putting our lives at risk”, she said.

Loreto is currently the region with the fourth highest amount of most positive cases in Peru, with 619 to date. This is the result of 2876 tests performed in the region since the beginning of the outbreak, according to the official government data. There is an obvious lack of tests, labs and equipment for the personnel’s health, which did not improve much since the beginning of the outbreak. This raises questions about the credibility and transparency of the local authorities.  

Increasing food prices

Loreto does not have a diversified agricultural production, due to the hard conditions that the Amazon ecosystem poses on peasants. With mainly poor, infertile soil where crops are often suffering from erosion due to heavy rains and from different plagues, only a limited variety of crops can survive. Therefore, the region needs to import massive amounts of food, especially vegetables, from other regions of Peru.

The transportation of imported food is especially complicated for Loreto. Its main city, Iquitos, which has about one million inhabitants, is the only major city in Peru that is not accessible by road. The imported food from other regions needs to arrive either by air or by ground transportation until Yurimaguas, and from there by boat for more than 3 days. The regional food supplies reach Iquitos by boat, coming from local communities settled on the river sides.  

Family agriculture produces 70% of the food supplies that are consumed in Peru. In many cases, this means that the surplus food production of small families is sent to other regions by means of passengers’ transport, which is now prohibited by the State of Emergency. The cargo transport of food supplies is allowed, and people working in the food supply sector are officially allowed to pass by regularly. However, to obtain the necessary permits with the National Police, you would need to provide certain certifications that many small producers don’t have.

Therefore, if prices of basic food in the region have increased, it is directly linked with the State of Emergency declared by the government of Peru and its transport restrictions. Basic fresh food items like eggs, potatoes, tomatoes, bananas and onions have doubled in price since the beginning of the lockdown.

Speculation is another cause of increasing food prices. There was a wave of panic among the inhabitants of the country, especially during the first days of the lockdown, so the markets and stores were wiped out of some products. The resulting demand in turn increases the prices. While the Peruvian government is trying to send positive messages to the population ensuring that there will not be a shortage of food supplies, the outcome is nonetheless that the prices of some products might take a while to stabilize after the panic-buying.

There are also very strict and inconvenient rules put in place during the State of Emergency regarding groceries shopping. In Iquitos, markets start business around 5 am and the police force the vendors to start closing by 9:30 am. The result is a major assembly of people trying to buy their food in the very early hours of the morning, which absolutely poses more risks for mass contagion.

Belen market early in the morning during the state of emergency. Photo: Luis Rodriguez

Threats to Indigenous Peoples and Native Communities

There is no national action plan for Covid-19 focused on Indigenous Peoples, despite the demands from the largest national indigenous organization, Aidesep, and the regional organization of indigenous federations, Orpio. They demand the participation of indigenous peoples’ representatives in the planning and implementation of measures to avoid scenarios of mass contagion in the indigenous communities.

Indigenous peoples’ organizations from Loreto such as Fediquep, Feconacor, Opikafpe and Acodecospat have proposed sanitation protocols to be urgently implemented, but they are still waiting for a response from the government. Loreto compasses more than 24% of the Amazon indigenous population in Peru according to the latest national census. It is the region with the most indigenous communities in the country, which count about 1200. But in most of these communities, health posts have a shortage of supplies, even more so during this sanitary crisis.

There is only one lab in the region that can process the Covid-19 molecular tests: it is located in Iquitos. The Regional Health Director, Percy Minaya León, mentioned that his main concern is the population in remote areas and close to international borders, which includes indigenous and native communities. In these areas, the health care personnel that takes samples for example in Santa Rosa o Caballococha (near the borders with Colombia and Brasil), must travel by boat on the Amazon river for more than 12 hours and then go back to the lab in Iquitos with the samples for testing. There are not enough tests, nor enough personnel to cover these areas appropriately in terms of Covid-19 testing.

Out of fear of getting infected by the virus, several native communities took the decision to block all entrances to their territories in order to isolate themselves. They prefer not to receive any donation rather than exposing themselves to possible infection. However, not everybody is respecting their decision. There are unscrupulous merchants, hostile public officials, rapporteurs, illegal loggers and miners, uninformed military and police, and other outsiders who do not understand that their decision falls within their right to self-determination and is valid and well-founded. 

Communities block the access to their territories. Photo: Agencia Andina

There are many basic needs which lack coverage for indigenous peoples in the Peruvian Amazon, now representing major obstacles for their wellbeing during this health crisis. According to the census for native communities conducted in 2017, only 9,8% of the indigenous population in the Amazon has access to the Internet, where they could consult the most recent prevention and protection measures. Moreover, only 25,8% of these communities have access to a public drinking water system, complicating washing hands to prevent infections.

To overcome this crisis, the national and regional governments have a huge amount of work to do, especially in these remote areas, to avoid the worst-case scenarios, in which the most vulnerable communities become infected on large scale. After the crisis it will be necessary to evaluate to which extent the government failed to meet the needs of the indigenous population during this pandemic.

You can also read more about the COVID-19 situation in Peru in our other blog post Caning, arrests and social issues: Ten days of quarantine in Peru.

Mijnbouw in Azuay: een David vs. Goliath verhaal

Mijnbouw in Azuay: een David vs. Goliath verhaal 

Azuay, een provincie in het Zuiden van Ecuador met Cuenca als historische en culturele provinciehoofdstad, groeide de laatste maanden snel uit tot een emblematische regio in de strijd tegen mijnbouw. 

In het canton Girón, in de provincie Azuay, werd op 24 maart 2019 een volksraadpleging (Consulta Popular) georganiseerd over het grootschalige mijnbouwproject Loma Larga. Een historische gebeurtenis, want het was meteen het eerste lokale referendum in Ecuador over een mijnbouwactiviteit. 

Tijdens de Consulta Popular in Girón, werd aan de inwoners gevraagd of zij al dan niet akkoord gingen met de ontginning van goud in de Páramo Kimsacocha, gelegen in het nationaal park Cajas. De páramo is een kwetsbaar ecosysteem in het hooggebergte van de Andes dat van vitaal belang is voor de watervoorziening in de regio en in het land. 

Het resultaat van de volksraadpleging was overtuigend! 87% van de gemeenschap verkoos water boven goud en zei “si a la vida, no a la minería”. Een belangrijk precedent in Ecuador, want na deze overwinning probeerden andere provincies dit voorbeeld te volgen. Imbabura en Carchi, twee provincies in het noorden van Ecuador, dienden recent een aanvraag in tot Consulta Popular maar helaas werd dit door het Ecuadoriaanse Grondwettelijk Hof afgekeurd. 

Ook op vlak van politiek leiderschap, is het belang van de provincie Azuay niet te onderschatten. In mei 2019 verkozen de inwoners Yaku Pérez Guartambel als nieuwe prefect. Hij leidt sindsdien de autonome regering van de provincie Azuay. 

Yaku Pérez staat bekend om zijn sterke uitspraken tegen de mijnbouwsector en zijn ambitie om via legale weg – met name door het organiseren van volksraadplegingen – de provincie Azuay vrij te maken van metalen mijnbouw. Zo werd Yaku Pérez al snel een symboolfiguur in het land.

Yaku Pérez at the demonstration in Quito, 16 September 2019 © Iván Castaneira

Een constitutioneel probleem 

Na de overwinning van het referendum in het canton Girón, riep Yaku Pérez op tot een algemene volksraadpleging over mijnbouwactiviteiten in de provincie Azuay. Deze vraag werd voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof, maar keurde het verzoek, na een hoorzitting op 17 september 2019, af. 

Pérez liet duidelijk zijn ongenoegen blijken over de aard van de zitting. Volgens hem moet de voorzitter van het Hof een openbare hoorzitting houden alvorens een beslissing te nemen, zoals gebruikelijk is voor grondwettelijke kwesties. “We willen een publieke hoorzitting om de rechters in de ogen te kunnen kijken en te spreken vanuit het hart. Om op een feitelijke en juridische manier de noodzaak van een volksraadpleging aan te tonen.” aldus Pérez.

Demonstration in front of Constitutional Court in Quito, 17 September 2019 © Iván Castaneira

Bovendien zou er binnen het Hof sprake zijn van belangenvermenging. Eén van de grondwettelijke rechters, Dr. Ramiro Avila Santamaria, werd gewraakt en mocht niet deelnemen aan de zitting wegens eerdere uitspraken tegen extractivisme. Andere rechters, die duidelijk banden hebben met de mijnbouwsector, mochten dan weer wel deelnemen. Zo is rechter Carmen Corral advocate bij Solines Asociados, een advocatenkantoor dat advies en steun verleent aan mijnbouwbedrijven. Een andere rechter, Hilda Nugues, maakt deel uit van de bemiddelingscommissie van de Kamer van Koophandel van Guayaquil, die zich uitspreekt tegen het referendum. 

Er wordt duidelijk enorme druk uitgeoefend door de nationale overheid en de grote multinationals. Er heerst grote ongerustheid over wat er in Girón is gebeurd en men vreest de uitkomst van dergelijke volksraadplegingen op provinciaal en nationaal niveau.

'SOMOS AGUA', demonstrators from Azuay in Quito, 16 September 2019 © Iván Castaneira

Campagne tegen Yaku Pérez 

Niet geheel toevallig verspreidde de pro-mijnbouwsector op dezelfde dag als de hoorzitting, een campagne op Twitter waarin ze Yaku Pérez door het slijk haalden. 

Er werd beweerd dat Pérez in de periode 1999-2000 mijnbouwconcessies zou hebben gehad omdat zijn naam werd teruggevonden in het mijnbouw register. 

Dit werd door Yaku Pérez al snel weerlegd. Hij zou indertijd als advocaat documenten ondertekend hebben voor de ontginning van zand en stenen voor constructiewerken in de provincie. Dit type ontginning komt ook voor in het register, maar het gaat hierbij niet over metalen mijnbouw. 

De strijd gaat verder 

Na de negatieve uitspraak van het Grondwettelijk Hof, kondigde Pérez aan het verzet op te drijven en een bredere deur te openen door een volksraadpleging te organiseren op nationaal niveau. 

Hij dringt erop aan om een Nationale Constitutionele Vergadering bijeen te roepen om het wetgevende schaakbord in Ecuador te herzien. De Ecuadoriaanse Grondwet erkent de Consulta Popular als een legaal burgerinitiatief. De mijnbouwsector en de Ecuadoriaanse overheid stellen echter dat lokaal overleg over mijnbouw niet kan, omdat de natuurlijke hulpbronnen in de ondergrond een zaak van nationaal belang zijn.

'SOMOS AGUA', demonstrators from Azuay in Quito, 16 September 2019 © Iván Castaneira

Bovendien stelt de grondwet dat de bevoegdheden van verschillende beleidsorganen niet exclusief, maar competitief zijn. “U mag dan wel eigenaar zijn van wat in de ondergrond zit, maar u dient wel over de bodem te passeren,” stelt advocate Verónica Potes, experte milieurecht en mensenrechten. 

“Het is een strijd van David vs. Goliath”, zegt Yaku Pérez, “We zijn met weinig, maar we hebben de waarheid, de rede en de legitimiteit in ons voordeel. We gaan door en stellen deze kwestie desnoods aan de kaak voor de internationale gerechtshoven.”

iPhone 11 Illegally Produced in China: Apple allows supplier factory Foxconn to violate labor laws

iPhone 11 Illegally Produced in China
Apple allows supplier factory Foxconn to violate labor laws

“Over the years, China Labor Watch has monitored the working conditions at several Foxconn facilities and investigations have revealed a string of labor rights violations. In this year’s report, several investigators were employed at the Zhengzhou Foxconn factory, and one of the investigators worked there for over four years. Because of the long investigation period, this report reveals many details about the working and living conditions at the Foxconn factory.”

Among others, some of the labor rights violations registered at Zhengzhou Foxconn by NGO China Labor Watch are the following:

  • New workers have a probationary period of three months and if they wish to resign during this time, they must apply three days in advance.
  • During peak season, regular workers’ resignations won’t be approved.
  • After completing resignation procedures, factories will pay workers in around two weeks with no pay stub provided that month.
  • Some dispatch workers failed to receive their promised bonuses from the dispatch company.
  • The factory does not pay social insurance for the dispatched workers.
  • In 2018, dispatch workers made up 55% of the workforce. Chinese labor law stipulates that dispatch workers must not exceed 10% of the workforce. In August 2019, around 50% of the workforce were dispatch workers.
  • During peak production season, student workers must work overtime. However, according to regulations on student internships, students are not to work overtime or night shifts.
  • Chinese labor law mandates that workers must not work more than 36 overtime hours a month. However, during the peak production seasons, workers at Zhengzhou Foxconn put in at least 100 overtime hours a month. There have been periods where workers have one rest day for every 13 days worked or even have only one rest day for a month.
  • Workers have to receive approval not to work overtime. If workers do not receive approval and choose not to work overtime anyway, they will be admonished by the line manager and will not be working overtime in the future.
  • If work is not completed by the time the shift ends, workers must work overtime and workers are not paid for this. If there are abnormalities at work, they must work overtime until the issue has been addressed, and work done during this time is also unpaid.
  • Workers sometimes have to stay back for night meetings at work, and this time is unpaid.
  • The factory does not provide workers with adequate personal protective equipment and workers do not receive any occupational health and safety training.
  • The factory does not provide a single training class on fire safety and other relevant knowledge.
  • The chairman of the labor union is always appointed by the factory, not elected by the workers, and the chairman is always the department leader or manager.
  • The factory does not report work injuries.
  • Verbal abuse is common at the factory.
  • The factory recruits student workers through dispatch companies, as student workers sent by schools are subject to many restrictions.
  • The factory violates the “The Administrative Provisions on the Internships of Vocational School Students” which stipulates that student workers cannot be recruited by agencies or dispatch companies but only schools.

Read the full report here: Zhengzhou Foxconn

Living under risk – Copper, ICT and Human Rights in Chile

Living under risk

Copper, Information and Communication Technologies (ICT) and Human Rights in Chile

Catapa heeft dit rapport (in het Engels) samen met War on Want gepubliceerd. U kunt het hier lezen.

CHILE, COPPER & ICT

Chile is currently the largest copper producer in the world, holding 29% of the world reserves of the red metal. Copper represents a crucial portion of the Chilean economy and the copper industry -as will be shown in this report- is highly influential in national politics.

But the extent and intensity of copper extraction across Chile’s territory has precipitated negative impacts in the environment and on communities that resist extractivism.

Through the analysis of a case study, this report unveils the adverse socio-environmental impacts of copper extraction and discusses the role of the company, the national government and international actors in addressing the consequences brought by the copper mining industry.

Within this last group, this report highlights the role that ICTs –which represent 24% of the usage of copper (Comisión Chilena del Cobre, 2016a) – could play in the improvement of social, environmental and labour conditions at the local level.

 

The case study

Caimanes is a small agrarian town situated in northern Chile that has been at the centre of opposition to the Los Pelambres (hereinafter MLP or the Company) mining project, the fifth largest copper mine in the world. The community does not have political relations with national or local elites, and therefore, as will be seen, its opportunities for mobilisation have been mostly limited.

Yet, the local community reacted against the construction of El Mauro tailings dam –the largest in Latin America- identifying various negative socio-environmental impacts on issues of water, health and security. As will be detailed in this report, the capacity of the community to mobilise resources has varied across the 20 years of struggle. Through its history of resistance, the community has gone through different phases of mobilisation: from a period of direct action to a process of formalising its demands in a judicial lawsuit, which has marked the last 10 years of mobilisation.

This case also reveals a process of countermobilisation to the protest. Given the significant scale of the project, and its high
levels of associated investment, the mining project has been assiduously defended by the state and the Company, restricting the possibilities for social contention. As will be seen throughout the report, both the Company and the state have deployed direct techniques of repression such as forced displacement, the criminalisation of local leaders, and use of police forces to suppress protests. Additionally, the corporate-state nexus, has also used more sophisticated forms of counter-mobilisation such as using company-community interactions to divide the inhabitants of Caimanes, and diminishing their capacity to decide in formal spaces of community engagement.

By analysing the mechanisms that explain the rise of the Caimanes mobilisation and its main shifts, this report explores the
emergence of micro-dynamics of contention in territories that lack political opportunities and resources. Its insights allow us to understand episodes of protest in an unfavourable context for social contention; and how, despite this restrictive context, the community has been able to create opportunities, resources and solidarities at different stages of the conflict.

The report begins with a contextualisation of the political economy of copper in Chile, highlighting how it relates to consumption at a global scale, with a specific emphasis placed on the consumption of ICTs. It then generates a process-tracing analysis of the episodes of contention marked by two significant stages of protest: (i) a period during which the community aimed to, and were successful in receiving compensation from the company and (ii) a period during which the community sought to legally demonstrate the negative impacts of the project. This part of the report includes a discussion about the interlinked relationship of the community with a growing labour movement that has not yet been able to coordinate their demands with the socioenvironmental movement. The concluding section summarises these two periods of
protest highlighting the most important elements that have generated conflict in the last 20 years. It also shows how the global consumption of copper (especially from ICTs), the closed political opportunities at the national level, the process of countermobilisation by the Company and lack of networks have ended up dividing and isolating the community, diminishing its capacity to self-organise.