(OPINIE) CATAPA roept op tot internationale waakzaamheid voor mijnbouwconflict in Peru

(OPINIE) CATAPA roept op tot internationale waakzaamheid voor mijnbouwconflict in Peru

CATAPA veroordeelt het geweld in Cajamarca en betuigt haar medeleven met de families van de slachtoffers. Op vraag van haar partnerorganisaties in Peru, roept CATAPA op tot een grondig onderzoek naar de omstandigheden waarin de vijf slachtoffers om het leven kwamen. De zestien gedetineerden moeten bovendien de nodige garanties krijgen op een eerlijk proces. CATAPA vraagt een vreedzame oplossing voor het Conga-conflict en een einde aan de repressie en criminalisering van het sociale protest in Peru.

Conflict escaleert

Bij protesten tegen het mijnbouwproject Minas Conga in het noorden van Peru zijn dinsdag drie burgers om het leven gekomen. Eén van de slachtoffers is een minderjarige jongen. Er vielen ook minstens 21 gewonden en 16 mensen werden aangehouden. De regering heeft de noodtoestand afgekondigd in drie provincies. Woensdag werd Marco Arana, leider van het vreedzame protest in Cajamarca, zonder enige aanleiding brutaal opgepakt door de politie (bekijk de video). Ondertussen is hij weer vrijgelaten. Woensdag en donderdag vielen nog een vierde en een vijfde slachtoffer.

De spanning in Cajamarca is al wekenlang te snijden. De regio is sinds 34 dagen in regionale staking tegen  een uitbreiding van de goudmijn Yanacocha, de grootste van Latijns-Amerika. De nieuwe mijn zal volgens experts de watervoorziening in de streek ernstig aantasten. Al jaren veroorzaakt de Yanacocha-mijn conflicten met de lokale bevolking. Een groot deel van die bevolking is afhankelijk van landbouw en veeteelt voor haar levensonderhoud. Cajamarca is één van de armste regio’s van het land, en na bijna twintig jaar mijnbouw is de armoede alleen maar toegenomen.

Repressie en criminalisering door staat

Op 23 juni verklaarde president Ollanta Humala eens te meer in een bericht aan de natie dat de mijn er hoe dan ook zal komen. Het Conga-project is nodig om de sterke economische groei van Peru te handhaven, klinkt het in Lima. Voorbije zaterdag bleek tot de verrassing van velen dat de werken al gestart waren, hoewel er van een sociale licentie geen sprake is. De frustratie en machteloosheid bij de bevolking is groot.

Buitensporig geweld en de noodtoestand lijken steeds meer het standaardantwoord van de regering-Humala op sociaal protest. Zoals Conga zijn er verschillende conflicten, over het hele land. Eind mei nog schoot de Peruaanse politie twee manifestanten dood, bij protesten tegen de Tintaya-mijn van het Zwitserse bedrijf Xstrata, in de zuidelijke provincie Espinar. In de 11 maanden dat Humala aan de macht is, vielen al 15 doden als gevolg van politieoptreden tegen sociaal protest.

Bijzonder verontrustend is ook de aanhoudende criminalisering van het sociaal protest. Er lopen strafrechtelijke onderzoeken tegen meer dan 100 personen omwille van hun vermeende betrokkenheid bij het protest tegen het Conga-project. Het gaat om uiteenlopende aanklachten, met strafmaten van minder dan 1 tot 20 jaar cel. Ook nu stellen regeringswoordvoerders dat sociale leiders, zoals Marco Arana, Milton Sánchez en Edy Benavides, zullen verantwoordelijk gehouden worden voor de gebeurtenissen in Celendín. Die criminalisering fnuikt het recht op vreedzaam protest, brengt een oplossing geen stap dichterbij en moet dus stoppen.

Rol van Europa

Ook de Europese Unie mag haar verantwoordelijkheid niet ontlopen. Peru is een partnerland van de Europese ontwikkelingssamenwerking (én van de Belgische). Vorige maand was de Peruaanse president bovendien nog in Brussel, in het kader van de onderhandelingen over een Vrijhandelsakkoord tussen de EU en Peru. Het akkoord werd op 26 juni door Handelscommissaris De Gucht ondertekend, en moet de economieën van de twee partijen een stevige duw in de rug geven – onder andere door investeringen in de grondstoffensectoren. Ngo’s en vakbonden leverden al felle kritiek op het akkoord, vanwege de mensenrechtensituatie in Peru en de talrijke conflicten met buitenlandse bedrijven.

Na zijn ontmoeting met de Peruaanse president op 12 juni, stelde Europees president Van Rompuy: “ik heb vastgesteld dat Humala bereid is om de sociale en ecologische bezorgdheden over mijnbouw aan te pakken, in samenwerking met de lokale bevolking”. Vooralsnog valt van die bereidheid weinig te merken in Lima. De EU zélf kan dan weer niet slaan en zalven tegelijk. Ze moet een consequent internationaal samenwerkingsbeleid voeren. Actief bijdragen aan duurzame ontwikkeling, inclusief de bescherming van de rechten van alle Peruanen, moet daarbij primeren op handelsbelangen. Hopelijk klinkt deze bezordheid luid genoeg wanneer het Vrijhandelsakkoord dit najaar ter stemming voorligt in het Europees Parlement.

door Wies Willems

Conga-conflict zet Peruaanse regering onder druk

Conga-conflict zet Peruaanse regering onder druk

Sinds donderdag 24 november heerst in de Peruaanse regio Cajamarca een staking van onbepaalde duur uit protest tegen het mijnbouwproject Minas Conga. De tegenstanders zeggen dat het project onleefbaar is, omdat het onherstelbare schade zal toebrengen aan de waterhuishouding in de streek. Het Conga-project is het eerste grote milieuconflict waarmee de regering van Humala wordt geconfronteerd. Haar optreden zal een belangrijke invloed hebben op de verdere ontwikkeling van honderden andere lopende milieuconflicten in het land.

Megaproject

Conga is een uitbreiding van Yanacocha, de grootste goudmijn van Zuid-Amerika, in handen van Minas Buenaventura (Peru), Newmont Mining (VS) en de Wereldbank. De concessies beslaan een gebied van ongeveer 3000 ha, gelegen op een hoogte van 3500-4300 meter. In de invloedssfeer van het project bevinden zich 5 riviertjes, 6 bergmeren, 38 gehuchten, 682 bronnen, 100 ha veenland en 18 irrigatiekanalen. Met 4.800 miljoen dollar is Conga de belangrijkste mijnbouwinvestering in Peru. “Peru heeft Conga nodig”, klinkt het in regeringskringen.

Bergmeren versus waterbekkens

In Cajamarca denken ze daar anders over. 78% van de bevolking is er afhankelijk van de landbouw en de veeteelt. Water is voor hen van het grootste belang. De vernietiging van vier bergmeren in het kader van het Conga-project, staat dan ook centraal in het conflict. Twee ervan liggen pal boven de goud- en kopervoorraden en moeten plaats ruimen voor de mijnkraters. De twee andere worden drooggelegd om te dienen als stortplaats voor mijnafval. Minas Conga wil het systeem van andiene bergmeren, zo’n 1,3 miljoen liter water, vervangen door vier kunstmatige bekkens met een capaciteit die drie keer hoger ligt. De voorstanders argumenteren dat de bevolking zich geen zorgen hoeft te maken: dankzij Conga zal er juist meer water voor de landbouw zijn. Maar volgens tegenstanders gaat die simpele kosten-batenanalyse niet op en bedreigt het project het recht op toegang tot water. Ze wijzen erop dat de bergmeren watervoerende grondlagen voeden. Die zorgen op hun beurt voor een basisstroom in de beddingen van rivieren en -beken. De sloop van de vier meren zou op onvoorspelbare wijze de stroomgebieden in de invloedssfeer van het project kunnen beïnvloeden.

Machtsstrijd

In oktober 2010 keurde het Ministerie van Energie en Mijnbouw (MEM) de milieu-impact analyse (EIA) van het project goed. Die goedkeuring ligt onder vuur, want het MEM is tegelijk belast met de promotie van mijnbouwinvesteringen in Peru. Zelfs de premier van Peru heeft intussen toegegeven dat het MEM tegelijk rechter en partij is. Naar aanleiding van de protesten begin november, besliste de regering alvast ad-hoc dat het Ministerie van Milieu (MINAM) de EIA van Conga zou herevalueren. Het resultaat was een nota met opmerkingen die de bezorgdheden van de tegenstanders grotendeels bevestigden. Maar ook een interne machtsstrijd binnen de regering. Het voorlopige resultaat daarvan is dat de beoordeling van toekomstige EIAs niet wordt toevertrouwd aan het MINAM, zoals aanvankelijk aangekondigd, maar wel aan een soort dubbelministerie van milieu onder controle van de Ministerraad. Viceminister van Milieubeheer José De Echave, ex-directeur van onze partnerorganisatie CooperAcción, nam uit onvrede met de gang van zaken ontslag.

Nieuwe grenzen

Tijdens de verkiezingscampagne leek Humala de bezorgdheden van de bevolking van Cajamarca te delen. “Wat is meer waard? Water of goud?”, vroeg hij retorisch in verkiezingstoespraken. Sinds hij aan de macht is, lijkt zijn voornaamste bezorgdheid het geruststellen van buitenlandse investeerders. In zijn jongste verklaringen heeft de president het over “water en goud” en laat hij weinig ruimte voor twijfel: de ambitie van een sociaal beleid zal gerealiseerd worden op basis van de inkomsten uit grote investeringsprojecten zoals Conga. Toch blijft ook de belofte van een trendbreuk in het mijnbouwbeleid aanwezig in het discours. Dat doet vermoeden dat de regering nog steeds bereid is nieuwe grenzen te trekken. De vraag waar is de achterliggende inzet van het conflict rond Conga. De uitkomst ervan zal bepalend zijn voor de toekomst van andere megaprojecten, zoals de cases Río Blanco en Río Tabaconas waar Catapa de voorbije jaren rond heeft gewerkt.

door Jonas Hulsens

Ons echte ‘Dorado’ is water: lokale gemeenschappen versterken verzet tegen mijnbouw in Colombia

Ons echte ‘Dorado’ is water: lokale gemeenschappen versterken verzet tegen mijnbouw in Colombia

Terwijl de overheid, finaciële pers, economische analysten het lof uitroepen over Colombia als de ideale plaats voor nieuwe mijnbouwinvesteringen, versterken lokale organisaties en gemeenschappen hun verzet tegen grootschalige mijnbouwprojecten.

Mijnbouw in Colombia: een ‘nieuw’ investeringsklimaat?

Sinds het aan de slag ging in augustus van vorig jaar, heeft de regering van Colombiaanse president Juan M. Santos, mijnbouw uitgeroepen als één van z’n voornaamste ‘motoren voor ontwikkeling’.

Hoewel Colombia reeds jaren z’n natuurlijke rijkdommen uitbuit, via oliewinning in verschillende regios en de grootschalige koolmijn ‘el Cerejon’ in de regio van ‘La Guajira’, heeft het land tot hiertoe nog geen grootschalige, actieve mijnbouwprojecten waar men aan metaalontginning doet. Aangezien de prijzen van verschillende metalen, en goud in het bijzonder de laatste jaren in de hoogte geschoten zijn, tonen internationale mijnbouwbedrijven een hernieuwde interesse voor de ontginning van deze grondstoffen in Colombia.

Terzelfdertijd roepen finaciële pers en economische analysten het lof uit over Colombia als de ideale plaats voor mijnbouwinvesteringen, waarbij ze volledig de mantra van de regering overnemen die beweert dat het decenia-oude interne conflict nu volledig onder controle is en de veiligheidssituatie zo verbeterd is, dat het zorgt voor een ideaal klimaat voor buitenlandse investeringen. Locale organizaties en internationale mensenrechten organisaties betwijfelen dit en beweren dat de onwapening van paramilitaire groepen tussen 2003 en 2005 niet geheel sucessvol was en hieruit zelfs nieuwe gewapende groepen ontstonden, die nu stilaan meer terrein winnen. Ondertussen blijven mensenrechten in Colombia een grote zorg: de Inter-Amerikaanse Commissie voor Mensenrechten behield het land op z’n zwarte lijst voor 2010, en vermeldde in z’n rapport een aantal specifieke gevallen waar ‘staats actoren’ medeplichtig bevonden werden aan buitengerechtelijke executies. Het Colombiaanse conflict vormt nog steeds een complexe en gevaarlijke context voor buitenlandse mijnbouw bedrijven, zeker gezien het feit dat sommige multinationals zich durven laten verleiden tot afspraken met gewapende groepen om zo hun belangen te verzekeren.

Mijnbouwbedrijven en mensenrechtenschending: nu ook in Colombia?

Desondanks hebben internationale mijnbouw bedrijven hun zinnen gezet op Colombia’s goud, in zoverre zelfs dat het doet herinneren aan het ongrijpbare ‘El Dorado’, een mythe die ook de Spaanse ‘conquistadores’ in de ban had toen ze voor het eerst op het continent aankwamen.
Canadees mijnbouwbedrijf Goldcorp, dat zichzelf de ‘ snelst groeiende, laagste-prijs goud producent’ noemt, liet recentelijk weten dat dat het op zoek was naar goud mijnprojecten in Colombia die het zou kunnen ontwikkelen. Dergelijke uitspraken kunnen zorgwekkend zijn voor lokale gemeenschappen gezien de reputatie die het bedrijf heeft in andere Latijns Amerikaanse landen zoals Guatemala, waar de Inter-Amerikaanse Commissie voor Mensenrechten moest tussenkomen ter bescherming van bewoners die hun protest uitten tegen het Marlin goudmijn project van Goldcorp.
Anglo Gold Ashanti, het derde grootste goud mijnbedrijf in de wereld, heeft reeds jaren aanwezigheid in Colombia met z’n ‘La Colosa’ goudmijnproject in de regio van Tolima, wat voorlopig nog steeds in exploratie-fase is. Lokale gemeenschappen bedreigd door een mogelijke volgende exploitatie-fase, hebben een sterk verzet uitgebouwd rond het argument dat het gebruik van cyanide voor het de ontginning van goud hun traditionele landbouw in de regio in gevaar zou brengen, ook wel de ‘brood mand’ van Colombia genoemd. Onlangs stelden ze voor om een lokaal referendum te houden in oktober, zodat de bewoners zelf konden beslissen of het project naar een exploitatie fase zou mogen overgaan of niet. Hun bezorgdheid over de mogelijke milieu impact van het ‘La Colosa’  project is meer dan gerechtvaardigd, aangezien Anglo Gold Ashanti recentelijk de Public Eye ‘prijs’ werd toegekend aan het meest onverantwoordelijk bedrijf voor z’n milieuvervuilend goudmijn project in Ghana.

Groeiende golf van protest

Lokale groepen over heel het land, ongerust over de nakende komst van grootschalige mijnbouw bedrijven, hebben zich in verschillende regios van het land georganiseerd. In Marmato, de regio Caldas, weigeren klein schalige mijnbouwers het mijnbouw bedrijf Medoro toegang, uit vrees dat deze hen hun traditionele levensvoorziening zal ontnemen. Om hun stem kracht bij te zetten plannen ze een betoging in Bogotá in de komende weken.

Dergelijke groeperingen en organisaties, van diverse aard en oorsprong kwamen begin april samen in Bogotá, allen deel uitmakend van het ‘Colombiaanse netwerk tegen grootschalige transnationale mijnbouw’’ (RECLAME). Tijdens de twee-daagse bijeenkomst, analyzeerden zij de huidige nationale context ivm grootschalige mijnbouw, bekeken hun eerste jaar samenwerking als netwerk, en maakten plannen voor toekomstige acties. De hoogdringendheid tot actie was overduidelijk en verschillende voorstellen kwamen naar boven, waaronder een nationale campagne voor de verdediging van hun territorium, water bronnen en voedsel soevereiniteit.
In hun eindverklaring noemde RECLAME als voornaamste objectieven het versterken van regionale, nationale en internationale coördinatie, en het plannen van een derde nationale bijeenkomst in de loop van ditzelfde jaar, gezien de ernst van de bedreigingen die lokale gemeenschappen confronteren.

‘Ons echte ‘Dorado’ is Water’

Verschillende aanwezigen vonden moed en inspiratie in een kleine, maar belangrijke overwinning die afgelopen maart in het departement Santander werd behaald. Daar zag het Canadese ‘junior’ mijnbedrijf Greystar Resources zich genoodzaakt om z’n aanvraag tot milieu vergunning in te trekken, nadat een massieve protest beweging duizende mensen op straat bracht tegen het ‘Angostura’ goudmijn project, voorzien in de bergregio genaamd  ‘Santurbán’. Hoewel het later terugkwam op z’n initiële uitspraak en zei een aangepaste aanvraag te zullen indienen, hadden de publieke opinie en verschillende overheidsfunctionarissen reeds duidelijk gemaakt dat dergelijk mijnbouw project niet vatbaar was in het hooggebergte, genaamd ‘páramos’. Een belangrijke argument dat de tegenstanders aanhielden was de mogelijke vervuiling van hun watervoorziening, terwijl ze zuiver water meer waard achtten dan al goud dat de mijn zou ontginnen, hetgeen werd verwoord in een eenvoudige slogan:’ Ons echte ‘Dorado’ is Water’.
Met dergelijke precedent als voorbeeld van sucessvol verzet tegen groot-schalige mijnbouw, kunnen andere mijnbouw bedrijven die hun oog hebben laten vallen op het zogenaamde ‘Dorado’ van Colombia maar beter de bezorgdheid van lokale gemeenschappen in acht nemen, om te voorkomen dat ze in dezelfde, niet benijdenswaardige situatie terecht zouden komen als Greystar.

door Gert Steenssens / EsperanzaProxima.net

Wet op raadpleging van de Peruaanse inheemse bevolking in zicht?

Wet op raadpleging van de Peruaanse inheemse bevolking in zicht?

Het was een drukke week op het front van de raadpleging der inheemse bevolking in Peru. Het Red Muqui organiseerde samen met nog enkele organisaties een tweedaags internationaal forum over de status van het wetgevend kader rond deze raadpleging in Latijns-Amerika, gevolgd door een werkvergadering van het middenveld om vorm te geven aan een actie-agenda voor de komende weken en maanden.

In Peru, net zoals in de meeste Latijns-Amerikaanse landen, is er een aanzienlijke aanwezigheid van extractieve industrieën, meer niet dan wel met de goedkeuring van de lokale boeren- en inheemse bevolking. Hoewel deze landen de Conventie 169 van de Internationale ArbeidsOrganisatie (IAO, beter bekend onder haar Engelstalig acroniem ILO), Over Inheemse Volkeren en Stammen in Onafhankelijke Staten, ondertekend en geratificeerd hebben, is daar weinig van te merken in de praktijk. Bovendien maken de IAO en haar Commissie van Experten regelmatig aanmerkingen en aanbevelingen die staten met verbazingwekkend gemak naast zich neer leggen.

De tragische gebeurtenissen van ‘el Baguazo‘, de wegblokkade nabij Bagua van 5 juni vorig jaar waarbij 33 politieagenten en inheemse protestanten het leven lieten, waren een noodkreet van de getroffen gemeenschappen om duidelijk te maken dat Peru niet langer concessies kon uitdelen zonder de inheemse en boerenbevolking te raadplegen. Het feit dat Peru ‘inheemse volkeren’ (pueblos indígenasan sich niet erkent (maar wel pueblos nativos en pueblos campesinos) maakt het er ook niet makkelijker op. Dankzij de aanwezigheid van onder meer catapistas Marijke en Thomas was het echter niet mogelijk om Bagua in de doofpot te stoppen en erkende men de noodzaak om eindelijk, 17 jaar na datum, werk te maken van een wet op raadpleging van de inheemse bevolking.

Hoewel niet iedereen even opgezet is met dit wetgevend proces (of met de verjaardag van el Baguazo), houdt Elizabeth Leon, voorzitster van de parlementaire commissie Pueblos Andinos, Amazónicos, Afroperuanos, Ambiente y Ecología, vol dat er tegen 5 juni een wet op raadpleging van inheemse volkeren goedgekeurd moet zijn. Haar commissie, net zoals de commissie Constitución y Reglamento, hebben deze week beide een dictamen (wetsvoorstel) goedgekeurd dat nu voor de leeuwen van de plenaire zitting geworpen zal worden.

Het voorstel van Leons commissie leunt het dichtst aan tegen het voorstel van een consortium van basisbewegingen die de bewuste volkeren vertegenwoordigen (AIDESEP, CONAP, CCP, CENAP en CONACAMI), maar heeft toch nog enkele tekortkomingen. Zo wordt de raadpleging niet als ‘proces’ beschouwd (waarbij de bevolking op regelmatige tijdstippen geïnformeerd en geraadpleegd wordt), maar eerder als een éénmalige gebeurtenis, vóór er een concessie uitgegeven wordt. Ook INDEPA, dat in het wetsvoorstel wordt voorgesteld als onafhankelijk controle-orgaan, kan op weinig bijstand rekenen van de inheemse bevolking, die hun vertrouwen in INDEPA volledig verloren hebben in de voorbije jaren.

Hoe gaat het nu verder? Op een werkvergadering heeft het middenveld samengezeten om haar strategie voor de komende weken en maanden uit te tekenen en de verschillende uitkomsten van dit wetgevende proces in overweging te nemen: (a) het wetsvoorstel van de commissie Pueblos Andinos, … wordt goedgekeurd; (b) het andere wetsvoorstel wordt goedgekeurd, of een wetsvoorstel met heel wat wijzigingen; (c) er wordt helemaal geen wetsvoorstel goedgekeurd.

Op 15 juni (10 dagen na Baguas verjaardag), de einddatum van het wetgevend proces, weten we meer. Vast staat dat er heel wat hindernissen op het parcours liggen (zo geniet het voorstel van de commissie Constitución y Reglamento voorrang op dat van de commissie Pueblos Andinos, … , kunnen er nog verschillende amendementen ingediend worden door parlementairen en kan de president ook zelf een wetsvoorstel indienen dat dan voorrang krijgt op alle andere voorstellen. Vast staat evenzeer dat het middenveld van zich zal laten horen. Ik houd jullie alleszins op de hoogte!

Voor meer informatie over de raadpleging van inheemse volkeren, de wetsvoorstellen en Conventie 169 van het IAO, Servindi heeft een lijst opgesteld met verschillende documenten (in het Spaans).

 

door Tom Van Den Steen

Kippen, kaalheid en Coca-Cola

Kippen, kaalheid en Coca-Cola

Terwijl de ‘Westerse’ media volop bezig waren hun cameralenzen af te stoffen, ontrolde de Boliviaanse president Evo Morales in Cochabamba de eerste blauwdrukken van het antwoord der volkeren op de mislukking van Kopenhagen. Gedurende drie dagen, van 20 tot en met 22 april, wisselden meer dan 35 000 mensen uit 142 landen ideeën en ervaringen uit over alternatieve oplossingen om klimaatsverandering tegen te gaan en Moeder Aarde te respecteren. Deze driedaagse culmineerde op de Internationale Dag van Moeder Aarde met een waar volksfestijn in het sportstadium van Cochabamba. Onder het toeziend oog van Evo Morales, Hugo Chávez en enkele andere eminenties uit socialistisch Latijns-Amerika werd het ‘Akkoord der Volkeren’ voorgelezen. Dit akkoord moet dienen als basis voor een meer georganiseerde hervormingsbeweging om de mensheid te behoeden voor haar eigen ondergang en die van haar gastvrouw, Moeder Aarde.

Eerder dan jullie dit Akkoord der Volkeren voor te kauwen in hapklare brokjes (lees het zelf eens na in het Engels of Spaans), wil ik enkele kritische bedenkingen maken bij het hele gebeuren en haar afloop. Begrijp me niet verkeerd: er is een tegenreactie nodig als antwoord op het langdurig falen van de internationale gemeenschap (bij monde van haar staatsvertegenwoordigers) om een meer duurzame manier van samenleven op deze planeet te onderschrijven. Cochabamba leerde me echter dat er nog heel wat werk aan de winkel is om meer realistische en haalbare alternatieven voor te stellen.

Eerst en vooral was het organisatorische concept van deze conferentie nogal contradictorisch. Bedoeld als tegenreactie op het falen van staatsinstanties op de top in Kopenhagen, als forum voor de stem van de (al dan niet inheemse) volkeren, werd het evenement georganiseerd door Evo Morales. Hierdoor was het gemakkelijk voor hem om dit forum te ‘misbruiken’ voor politieke doeleinden, als een platform voor zijn socialistische politieke programma [lees: door Castro en Chávez ingefluisterd]. Het was dan ook niet verwonderlijk dat op de afscheidsceremonie de volkeren slechts één uur aan het woord waren om hun Akkoord voor te stellen, in tegenstelling tot de schare socialistische leiders uit Latijns-Amerika die meer dan drie uur het publiek bespeelden met oratorische kunstjes om hun politieke programma’s te propageren.

De grote boosdoener was – niet onvoorspelbaar – het imperialistisch kapitalisme dat als een wervelwind alle natuurlijke rijkdommen uit de grond haalt, zonder om te kijken naar de ecologische, culturele of spirituele waarde die de bewoners van die gronden hechten aan hun leefomgeving. Het is echter te gemakkelijk om de schuld in de schoenen van een ‘systeem’ te schuiven; het zijn altijd wijzelf, mensen van vlees en bloed, dignitarissen en Jan met de pet, die handelingen stellen (of toelaten); en het zijn de gevolgen van die handelingen die nu overal ter wereld zichtbaarder worden (en vaak het meest bij de minst weerbaren).

Er schort uiteraard vanalles aan het kapitalistische samenlevingsmodel, maar we mogen niet uit het oog verliezen dat we heel wat vanzelfsprekendheden uit ons dagdagelijkse leven te danken hebben aan de vruchten van dit model – denk maar even aan geneesmiddelen om ziektes zoals cholera of melaatsheid te behandelen (die vroeger een dodelijke afloop kenden), de communicatiemiddelen waarover afgelegen of rurale gemeenschappen nu beschikken en waarmee ze hun economische toestand kunnen verbeteren, of de wegen, scholen en ziekenhuizen die multinationale bedrijven laten bouwen in de gebieden waar ze actief zijn (ook al zou dit eigenlijk door de staat moeten gebeuren).

Eén van de problemen van het kapitalisme is de commodificatie van natuurlijke grondstoffen: terwijl enkele decennia geleden voor het merendeel van de wereldbevolking water, grond, medicinale planten en dergelijke meer gratis en vanzelfsprekend waren, moet men tegenwoordig voor bijna alles een prijs betalen om er gebruik van te mogen maken. Elke stem die tegen deze marktdynamiek ingaat wordt gemarginaliseerd, ten koste van duurzamere visies. De conferentie was daarom een uitstekend platform om dit nog eens in de verf te zetten: er bestaan andere manieren om met de natuurlijke rijkdommen rondom ons om te gaan, wat men ‘Buen Vivir’ noemt; het feit dat de ‘ontwikkelde’ landen dit niet doen, hoeft niet te betekenen dat gemeenschappen en volkeren belet mogen worden dit wel te doen. [Overigens was het heel teleurstellend dat er in het Akkoord sprake is van ‘ontwikkelde’ en ‘ontwikkelingslanden’ – terminologie die veronderstelt dat het ontwikkelingsmodel van de ontwikkelde landen het meest duurzame en dus na te streven model is, quod non.]

Anderzijds moeten we realistisch blijven: je kan globalisering niet ongedaan maken. Het plastic heeft zijn intrede gemaakt over de hele wereld en afgelegen gemeenschappen verwelkomen bezoekers met een Coca-Cola gesponsord bord. Dit ontkennen schaadt zelfs de natuur meer dan het haar baat. Als de overheid geen effectief afvalbeleid kan handhaven, blijft al dit in Congo ontgonnen, in China gefabriceerd, in Korea afgewerkt, door Griekse reders getransporteerd, door Amerikanen gepromoot, door Chilenen verhandeld en door Bolivianen gebruikt afval gewoon op straat liggen. Het was schrijnend vast te moeten stellen dat je geen 5 seconden (!) door een busraam kan kijken zonder langs de weg in het midden van een verlaten hoogvlakte plastic papiertjes, flesjes of andere overblijfselen tegen te komen van de door weggebruikers aangekochte consumptieartikelen, die ze (blijkbaar) zonder gène door hun raampjes weggooien. Niet één werksessie op de conferentie, niet één woord in het Akkoord dat dit ter sprake brengt.

Dit realisme ontbreekt (voorlopig toch) in twee van de meer opzienbarende conclusies van het Akkoord. Het is meer dan begrijpelijk dat de deelnemers zich verongelijkt voelen door het klimatologisch onrecht dat hen aangedaan wordt door het vervuilende ‘Noorden’ (of ‘Westen’, zo je wil). De vraag is echter of een Internationaal Klimaat- en Milieustrafhof wel soelaas kan bieden aan deze verzuchtingen. Kijk maar eens naar het Internationaal Strafhof in den Haag. Hoe nobel haar statuten ook mogen zijn, de praktijk leert ons dat het heel moeilijk, duur en inspannend is om individuen voor dit tribunaal te dagvaarden in slopende en langdurige processen. Het zijn ook enkel de grote vissen die voor het Hof verschijnen – de kleine visjes zijn al dit geld en zweet niet waard; maar het zijn nu net die kleine visjes wiens handelingen het meest waarneembaar zijn en waarvoor de mensen gerechtigheid vragen. Een gelijkaardig Milieustrafhof – waar ook nog eens staten en bedrijven terecht zouden kunnen staan – zal ongetwijfeld dezelfde problemen en frustraties met zich mee brengen en niet noodzakelijk de verhoopte impact bereiken.

Dan is er nog het Wereldwijde Referendum, waarbij men alle volkeren van de wereld wil bevragen over het zonet vermelde Milieustrafhof, de rol die het huidige kapitalistische model nog kan spelen in onze wereld (hoe gaat men dat formuleren in een ja/nee vraag?), de mate waarin ontwikkelde landen hun reductiedoelstellingen moeten bijstellen, de noodzaak van een Internationaal Verdrag over de Rechten van Moeder Aarde enzovoort. Dit wordt een gigantische logistieke uitdaging om dergelijk referendum te verwezenlijken, naast de praktische obstakels, zoals het bepalen van een quorum dat het referendum geldigheid zou geven en het feit dat referenda een democratisch bestel veronderstellen. Vergeten we niet dat één op vijf bewoners van onze planeet in een niet zo democratisch land leeft, naast de vele andere regimes die op deze aardbol de plak zwaaien maar niet zo tuk zijn op inspraak van hun bevolking.

Door het enthousiasme van de deelnemers voor dit referendum kan men ook gemakkelijk uit het oog verliezen dat niet de hele wereld vertegenwoordigd was op deze bijeenkomst in Cochabamba. Bijgevolg kan het wel eens heel wat lastiger blijken dan verwacht om werkelijk voldoende stemmen bij elkaar te sprokkelen om al deze voorstellen goed te keuren. Hoewel meer dan 142 landen aanwezig waren op de conferentie, was meer dan 70% van de deelnemers afkomstig uit Bolivië. Voeg daar dan nog de hele schare Latijns-Amerikanen aan toe, voor wie het heel wat gemakkelijker en goedkoper was om naar Cochabamba af te zakken voor enkele dagen, en dan merk je dat er slechts een minieme vertegenwoordiging was van de andere vier continenten. Wil deze tegenbeweging dus slagen in haar opzet, moet het zichzelf meer legitimiteit en draagkracht geven door eenzelfde aantal steunbetuigingen de verzamelen in de rest van de wereld.

Om af te sluiten – er is nog veel werk aan de winkel om onze samenleving op globale schaal een meer duurzame draai te geven. Niet voor niets stelt de logica van de oude Grieken dat op de thesis en de anti-thesis de syn-thesis volgt. Kyoto/Kopenhagen was de thesis, Cochabamba de antithesis. Nu is het tijd om het beste uit deze twee werelden samen te brengen in een synthesis. Laat ons het goede uit de traditionele culturen van inheemse volkeren halen en vermengen met het goede dat uit het kapitalisme voortgekomen is, zonder tegengestelde visies te marginaliseren of structureel onrecht te bestendigen. Maar laat ons vooral niet wachten op de synthesis om ons eigen steentje bij te dragen in de strijd tegen klimaatsverandering.

door Tom Van den Steen

La Mina 2 – In het hol van de leeuw

La Mina 2 – In het hol van de leeuw

Dinsdag 28 juli. 4u40.

Daan komt ons wekken. Vandaag mogen 14 deelnemers van SIED II de Marlin-mijn van Montana in San Miguel Ixtahuacán en Sipakapa bezoeken. Door de Noche belga gisteren hebben we slechts 4 uur geslapen, maar door de adrenaline spring ik uit mijn bed.

We rijden met de microbus van don Ebelio door de bergen van San Marcos, staan een kwartiertje stil door wegenwerken en komen tegen 8 uur aan bij de mijn. De spanning stijgt. Het grote bord bij de ingang trekt direct onze aandacht. Het geeft aan hoeveel quetzales Montana (dochterbedrijf van het Canadese GoldCorp) investeert in de maatschappij. Ik word aangespoord om foto’s te trekken van dit sterk staaltje misleidende bedrijfscommunicatie – hoeveel hun winst bedraagt, komen we immers niet te weten – en haal direct ook mijn videocamera boven. Misschien zijn het wel de enige beelden die ik kan maken.

Na een oppervlakkige controle – ze vragen niet eens identiteitskaarten – rijden we het hol van de leeuw binnen. Dat ze geen identiteitscontrole vragen, toont aan dat ze goed weten wie we zijn. Later op de dag komen we nog te weten dat onze gids Alan Ovalle het radiodebat waaraan we enkele dagen eerder in San Miguel Ixtahuacan hebben deelgenomen, volledig heeft gehoord. En Jorge (Bolivië), Pedro (Honduras), Juan (Guatemala) en Idelso (Peru) spraken zich tijdens het radiodebat heel scherp uit tegen mijnbouw. Alan Ovalle ontvangt ons in het kantoor van het Departamento Desarrollo Sostenible (Afdeling Duurzame Ontwikkeling). ‘Hier bedenken ze dus zulke borden’, denk ik bij mezelf.

In het zaaltje waar Alan ons ontvangt, zet ik snel nog Wies’ bandopnemertje aan, voor in het geval we niet mogen filmen. Het is ons nog altijd niet duidelijk of ze het gaan toelaten, onderweg naar het kantoor van Desarrollo Sostenible heb ik dus al volop gefilmd. Als Alan binnenkomt, vraag ik hem of ik mag filmen en foto’s nemen. In de stijl van mevrouw Protput (Het Eiland) zegt hij ‘laten we dat niet doen’. ‘Ha’, dacht ik, ‘die heb ik mooi liggen’. Drie presentaties (‘constructieve dialoog met de lokale gemeenschap’, ‘relaties met de gemeenschap’ en ‘veiligheid’) later merk ik dat ik de foute knop heb ingedrukt, geen opname dus. Als ik naar buiten ga, merk ik een tekening op die op het prikbord hangt (zie foto met mijnwerkershelm – ‘Bedankt, papa, omdat je mijnwerker bent. Omdat jij de steun van de familie bent. Omdat jij ons begeleidt op onze wegen. We zien je graag, papa’). Zou die echt zijn?

Enkele uitspraken van don Alan:
– “De communicatie met de bevolking loopt niet altijd vlot, want ze geloven nog dat de mijn schedels van kinderen gebruikt om goud in de ondergrondse mijn te zoeken” Conclusie: de lokale bevolking is enkel tegen de mijn omdat ze nog in mythes geloven?
– “Onder de aandeelhouders van GoldCorp zitten pensioenfondsen van de VS en Canada”. Conclusie: GoldCorp is een sociale organisatie en als we hen aanpakken, pakken we het pensioen af van de werkende bevolking in Canada en de VS?
– De Marlinmijn is voorzien om tot 2013 operatief te zijn. Daarna zal de lokale economie vooral bestaan uit “landbouw en diensten en …(stilte)”. Vraag is of de omgeving niet te sterk zal vervuild zijn om nog aan landbouw te doen. Anders blijft er voor de lokale bevolking niet veel meer over. Tenzij Montana de 42 licenties die ze nu in het land heeft, verder exploiteert, maar dan zullen er nog minder vruchtbare gronden zijn voor landbouw later. En het zijn er, volgens Alan, al niet veel in San Marcos. Waarmee hij wou zeggen dat het eigenlijk geen landbouwstreek is, en dat mijnbouw een schoon alternatief is voor de ‘ontwikkeling’ van de streek.

Terug buiten poseren we even voor de foto (jammer genoeg heeft Elar zijn fototoestel in het busje van de mijn laten liggen en is die foto dus kwijt) voor we het mijnbusje in stappen voor onze rondrit. Eerste stop: de open pit.

Een gigantische put. In breedte of lengte zal het niet meer toenemen, enkel nog in diepte (nog 100 meter dieper dan het nu al is). Te diep mogen ze ook niet gaan, want juist onder deze grote put bevindt zich nog een ondergrondse mijn. Het grijs op de foto’s zijn sulfidehoudende gesteenten, en in contact met water zorgt dit voor de zure drainage (acid mine drainage), het grootste ecologische gevaar bij mijnbouw. Een ingenieur legt ons uit hoe ze te werk gaan: eerst putje boren om stalen op te halen die nadien naar het labo gaan om te testen op goud en zilver. Nadien, indien de test positief is, steekt men een explosief goedje in de put die het geheel opblaast. De grote stukken rots waarin niets zit, worden gescheiden van de stukken waarin wel goud of zilver worden gevonden. Deze laatste gaan naar de verwerkingsinstallatie.

Bij de ondergrondse mijn krijgen we uitleg van een ingeniero Javier Castilla die ons in zijn kantoortje de kaart toont van de ondergrondse mijn en het ons zelfs laat fotograferen en filmen (tot Alan binnenkomt en zegt dat het niet de afspraak was). We stoppen de camera’s weg (Spijtig had enkel Elar foto’s getrokken). Ze halen in de ondergrondse mijn 6 à 10 gr goud of zilver per ton rots boven. Bij de open pit is dat 2,5 tot 4 gram, maar het zou zelfs nog aan 0,2 gram rendabel zijn. De bovenste gangen zijn al leeggehaald en worden nu opnieuw opgevuld met rots die ze eruit hebben gehaald, vermengd met cement.

Bij de verwerkingsinstallatie legt de ingenieur van dienst het hele proces uit, van 7 tanken en 72 uur om het goud met de cyanide te laten reageren. Ik wil weten hoeveel water ze gebruiken, ingeniero Pedro Lorenzo antwoordt dat ze vooral regenwater gebruiken en dat het water gerecycleerd wordt. Volgens hun eigen milieueffectenrapport verbruiken ze 250.000 liter water per uur, niet gespecifieerd hoeveel daarvan regenwater of grondwater is. 250.000 liter zou overeenkomen met het volledige waterverbruik van een familie gedurende 21 jaar. Maar don Pedro antwoordt enkel dat 85% regenwater is. Hoeveel die 15% grondwater bedraagt, krijg ik dus nog niet te horen. Op de foto’s zie je het mechanische proces waar molens de rotsen tot fijn stof malen en vermengen met water (de twee middenste foto’s) en het chemische proces (de eerstvolgende foto) waar door middel van cyanide het goud en zilver uit het water wordt gehaald. Het vervuilde water gaat naar de dique de colas (bassin waar het vervuilde water wordt opgevangen), het goud en zilver worden elders verwerkt tot dore bars (soort blokken van goud en zilver) die naar smelterijen gaan. Ook hier poseren we even voor de enorme kraan (de laatste van de volgende foto’s).

Hier krijg ik wel te horen hoeveel de 15% grondwater bedraagt: 22.000 tot 24.000 m3 water per maand. Omgerekend is dat 22.000.000 liter/maand of min of meer 30.555 liter grondwater per uur. Bij de waterzuiveringsinstallatie en de dique de colas wacht de heer Peter Hughes ons op. Een Hondurees ondanks zijn naam en uiterlijk. De zware metalen die in het water zitten zinken naar de bodem, het water zelf wordt voor een deel opnieuw gebruikt en een deel verdampt. Op het einde van de dique de colas staat er ook de nieuwste en enige zuiveringsinstallatie van heel Centraal-Amerika die het water oppompt en met een systeem van verschillende tanken nog een deel van de metalen uit het water haalt. En Peter is niet een beetje fier. Op zich is het niet rendabel (het goud of zilver dat ze er nog in vinden brengt minder op dan de onderhoudskosten van de installatie). Het zou dus puur uit bezorgdheid voor het milieu zijn. Maar waarom sturen ze het water dan niet direct door deze installatie? Nu zinken immers al een groot deel van de metalen naar de bodem alvorens ze door de installatie worden gestuud. En de dique de colas bevat zelfs geen beschermfolie, infiltratie van zware metalen in de ondergrond is dus niet uitgesloten. Als de mijn stopt en het water verdampt is, dan leggen ze er een kleilaag over waarop dan gras kan gezaaid worden om vee te laten grazen. Bomen zijn hier uitgesloten want die zouden de kleilaag kunnen perforeren.

Het water is eigenlijk niet zo sterk vervuild, want Peter Hughes zou zelfs liever dit water drinken dan dat van de nabijgelegen rivier. Op ons verzoek om ervan te drinken ging hij liever niet in, blijkbaar moet dat riviertje ook niet echt proper zijn. En sowieso is het water van de dique de colas niet drinkbaar. Een bewoner stierf nog enkele maanden geleden toen hij in het water zijn bal achterna sprong (zie Sams blog op deze site). Maar dat voorval ontkenden Alan en Peter.

Daan stelt nog de vraag of ze geïnteresseerd zijn om een onafhankelijk onderzoek toe te laten in het bedrijf voor een mileueffectenstudie. Als het een onafhankelijke universiteit is, zijn ze wel geïnteresseerd om daarover te spreken. Want ‘het is tijd om voor eens en voor altijd duidelijkheid te brengen over de aanwezigheid van de mijn. Het is vermoeiend om altijd te moeten strijden’, zei Alan. Dat dachten wij ook.

Na een gratis middagmaal in de kantine keren we om 15 uur terug richting San Pedro Sacatepéquez. Slingerend tussen de bergen, geniet ik van het prachtige groene landschap…

 

door Thomas DM

Verenigd protest in Ciudad de Guatemala

Verenigd protest in Ciudad Guatemala

Het volk verenigde zich, dinsdag in Ciudad Guatemala. Een mix van vakbonden en boerenbewegingen,  in totaal naar schatting 3000 manifestanten, kwam samen in de straten van de hoofdstad.

Dinsdag 14 juli, Ciudad Guatemala. Daan, Marijke en ik nemen een taxi van de luchthaven naar de Zona 2, waar we een drietal nachten onderdak zullen krijgen in het huis van de Amerikaans-Guatemalteekse NGO Sister Parrish.

Roetzwarte uitlaatgassen, kleurrijke straathoekkraampjes, zwaar gewapende bewakers aan winkels en banken,  “memoria, verdad y justicia” op de muren geschilderd- door de autoraampjes dringen de eerste indrukken binnen. Het decor bestaat uit bergen, een vulkaan, groepjes cirkelende gieren.

De 9-to-5-werkdag zit erop en onze chauffeur steekt zijn ergernis over de files niet onder stoelen of banken- “je verspilt dan zoveel benzine”. En er is nog een andere reden voor de files, zo blijkt uit zijn gezucht: “manifestaciones”. Een drietal keren dommelt hij bijna in en moet ik hem voorzichtig weer het verkeer in porren.

Wanneer we het Parque Central voorbij rijden, het centrale grote plein waar het presidentiële paleis staat, merken we inderdaad dat er iets -in de vorm van sociaal protest- aan de gang is vandaag. De krachtige stem van een vrouw, we zien haar niet, weerklinkt over het plein: dat het genoeg is geweest met de bedrijfspolitiek van de regering Colom, dat de Guatemalteekse politici nu maar eens aan de meerderheid van hun volk moeten denken.

Her en der zitten kleine groepjes inheemse vrouwen zij aan zij aandachtig te luisteren. In vele kleurrijke chicken buses zijn manifestanten van hun gemeenschappen hogerop in de hoofdstedelijke provincie en vanuit de westelijke Hooglanden naar de hoofdstad afgezakt. Anderen kwamen gewoon te voet, lezen we later.

De bewoners van de gemeenschappen van San Juan Sacatepéquez, waar het leger eerder protest al in de kiem probeerde te smoren, willen de verwijdering van een cementfabriek op hun gronden. Ze kregen na onderhandeling de belofte op een milieu-impactstudie.

Een delegatie van San Mateo Ixtatán overhandigde aan het Ministerie van Energie en Mijnbouw de resultaten van een volksraadpleging waarin buurtbewoners zich uitspraken tegen mijnbouwactiviteiten op hun woongebied. Over het hele land blokkeerden boeren verschillende hoofdwegen. De eisen: de opschorting van de nieuwe mijnbouwwet en de 50 licenties die momenteel in het Westen van het land van kracht zijn. Het antwoord van Colom is dat er geen mijnactiviteit zonder volksraadpleging zal zijn.

Ook werknemers van Justitie zouden deelgenomen hebben aan de betogingen- met een kreet om een hoger loon en een betere functionering van het rechtssysteem.

Is er gecoördineerd protest op gang aan het komen in Guatemala? Vorige week kwamen in de hoofdstad naar verluidt al om en bij de 15 000 mensen samen in een nationale anti-mijnbouwbetoging. In een land getekend door fragmentatie, grote machtsverschillen en wantrouwen, niet alleen tussen bevolkingsklassen, maar ook onderling tussen verschillende basisbewegingen en NGOs, is dat opmerkelijk.

 

Wies Willems

Het protest van de Amazone bevolking!

Het protest van de Amazone bevolking!

Sinds 9 april is hier in Peru een protestactie bezig van de Amazone bevolking tegen het beleid van Alan Garcia. De inheemse bevolking eist dat enkele recent gestemde wetten worden ingetrokken. Deze wetten maken het nog makkelijker om natuurlijke hulpbronnen zoals hout, mineralen en petroleum te ontginnen. De ‘Indianen’ verwijten Garcia het land en zijn rijkdommen weg te geven aan multinationale bedrijven en uiten een noodkreet voor het behoud van de Amazone.

Toen Nicanor ons een weekje geleden vertelde dat hij op het punt stond naar een vergadering te vertrekken waar de Rondas Campesinas hun steun gingen betuigen aan de protestacties van de inheemse bevolking was onze reactie onmiddelijk: “Mogen we mee?” Zijn antwoord zoals altijd: “Natuurlijk, maar ik vertrek wel binnen een half uurtje.” Hals over kop onze dingen afhandelen, onze helmen gaan halen, even gaan tanken -want we gingen met de moto – en weg… Een plotse beslissing die de rest van onze week grondig zou beïnvloeden.

Onze ontvangst was niet erg hartelijk. De inheemse bevolking staat zeer skeptisch tegen de intrede van buitenlanders. Voor hen staan buitenlanders gelijk aan buitenlandse bedrijven en de roofbouw op de Amazone. Na ons te hebben voorgesteld werden we aanvaard. De sfeer bleef gespannen want per slot van rekening was er een strijd gaande. Op enkele honderden meters zaten een 500 tal ‘Indianen’ bijeen in het colloseum van bagua, ongeduldig te wachten op verdere instructies voor de strijd. In de vergadering vielen soms harde woorden omdat de Rondas graag wilden helpen, maar tijd nodig hadden om zich te organiseren. De inheemse bevolking daarentegen wil actie. Zij zitten hier samen reeds twee weken protestmarsen te doen door de ‘stad’, maar slagen er niet in de aandacht van de overheid te trekken. Ze hebben nood aan een meer radicale actie – het plan is een brug te bezetten die de verbindingsweg is tussen de kust en het regenwoud – maar ze hebben meer volk nodig om de verzamelde militairen, voor de brug, te verschalken. Ze zullen nog even moeten wachten. Nicanor als afgevaardigde van de Rondas hield voet bij stuk. “We hebben minstens 3 weken nodig om iedereen te mobiliseren.” Een emotionele diplomatische speech van mijn allerliefste wist de gemoederen te bedaren en de harten van de Amazone bevolking te winnen. Een warme uitnodiging volgde om de volgende dag het colloseum te bezoeken, foto´s te trekken en interviews af te nemen.

Het bezoek toonde de moeilijke omstandigheden waarin deze mensen nu al twee weken leven. Slechte hygiëne, geen drinkbaar water en te weinig potten om een deftige maaltijd te voorzien voor al de mensen. Deze protestanten geven het weinige geld dat ze hebben uit aan transport, reizen soms dagen, laten vrouw en kinderen achter om hier met hun speer in de hand (symbool van de inheemse bevolking), ver van hun vertrouwde jungle, hun stem te laten horen. Ondanks de erbarmelijke omstandigheden is de sfeer strijdlustig. Met veel kabaal trekken ze elke dag opnieuw door de straten om hun ongenoegen te laten horen. “La vida es un tesoro y vale mas que el oro!” (Het leven is een schat en is veel meer waard dan goud!) – “La selva no se vende, la selva se defiende!” (Het regenwoud verkoopt zich niet, het regenwoud verdedigd zich!) – “Urgent, urgente, neuvo presidente!” (Dringend, dringend, een nieuwe president!) …

Enkele dagen later, na een bezoek van de inheemse bevolking aan Jaén voor de verdere coördinatie met de Rondas Campesinas, werd nog eens gestipuleerd hoe belangrijk de communicatie met de media was. De conclusie was overduidelijk: “Hieraan moest gewerkt worden.” We (als verantwoordelijken voor de internationale communicatie) werden dan ook uitgenodigd om samen met Radio Marañon het Estacion 6 van Petroperú – bezet door de inheemse bevolking – te gaan bezoeken. Het zou een lange dag worden.

Om 8u op de moto want de afspraak was 9u in Bagua. Radio Marañon liet op zich wachten en gaf uiteindelijk verstek. Om 11.30u eindelijk in het busje met twee inheemse leiders voor een rit van 4 uur recht het regenwoud in. Het was lang geleden dat we nog eens in de jungle waren geweest en de pracht van dit “ongerepte” stukje natuur overviel ons weer. Drie keer werden we tegengehouden aan een wegblokkade. Niemand mocht door, het volledige verkeer langs deze weg lag lam als gevolg van het protest. Elke keer doken een honderd tal mensen op met hun speren in de hand om hun ongenoegen te uitten. Elke keer gaven de leiders die ons vergezelden een emotionele speech in hun onverstaanbaar taaltje (Awajun) en werden we warm onthaald. Al bij de eerste blokkade werden we officieel handlangers in hun strijd door de rode strepen die op ons gezicht werden aangebracht. Wij mochten door!

Eindelijk aangekomen aan het station 6 van Petroperú werden we opgewacht door een kleine duizend betogers. Allen verzameld in een dorpje van 10 huizen groot met als enige doel het lamleggen van de installaties, het stoppen van het pompen van ruwe aardolie in hun jungle en het opvoeren van de druk op de overheid. Rondom ons heen enkele huizen, plastieken zeiltjes waaronder mensen kampeerden, het station 6 en bos, bos en nog eens bos. Een optocht werd opgezet en een half uurtje later stonden plots 1000 mensen aan de poorten van Petroperú, gewapend met speren en protestborden. Aan de andere kant een dozijn zwaar bewapende agenten die nerveus aan hun grote mitrailetten begonnen prutsen. Rondom ons regenwoud de dichtst bijgelegen ‘stad’ 4 uur hobbelen van ons verwijderd. Onderhandelingen werden gevraagd. De radicalisering van de strijd vroeg om verandering. De inheemse bevolking was niet meer tevreden met het stoppen met pompen. Station 6 diende nu ook zijn elektriciteit af te zetten en militairen werden niet meer geduld binnen de poorten van het bedrijf.

De inheemse leiders werden onder luid gejoel binnen gelaten, kreten laaiden op – “Ningun paso atras!” (We gaan geen stap achteruit!) – het wachten begon. Rustige momenten werden afgewisseld met hevige emoties. De regen zorgde voor het uitdunnen van de gelederen maar bij de aflossing van de wacht was op 2 minuten iedereen terug paraat. De verse soldaten mochten niet binnen voor de anderen buiten waren. De spanning was te snijden. Aan beide zijden bereiden de troepen zich voor. Zenuwachtig werden blikken gewisseld en naarmate de tijd vorderde nam de spanning toe.

In de tussentijd werden we benaderd door verschillende mensen. Een veiligheidsagent die vast zat achter de wegblokkades met de vraag of we hem niet konden meesmokkelen in ons busje. Ook waren er enkele protestanten. Zij waren vrijwillig aangekomen maar wilden niet langer leven in deze omstandigheden. Ze waren hier nu 2 weken en sliepen op een modderige ondergrond onder een zeiltje. De wet van de solidariteit onder de inheemse bevolking laat echter niet toe dat ze het protest verlaten. Het is een radicaal protest en met tientallen mensen die op verschillende plaatsen de weg versperren is er geen doorkomen aan. Dit bleek ook later toen we doorgingen en onze bus grondig werd onderzocht op vluchtelingen.

Ondertussen doken ook twee zusters op. Zij bleken vast te zitten aan de wegblokkade met 10 kinderen die op weg waren naar Chiclayo en Lima voor chirurgische ingrepen. Ook zij werden de doorgang geweigerd. Radeloos kwamen ze ons hulp vragen. Ik besloot één van de leiders aan te spreken die me garandeerde dat gezondheidsredenen voorang kregen aan het protest.

Retorisch vroeg ik hem ook hoe lang het nog zou duren voor de onderhandelingen zouden zijn afgelopen. Toen hij mij vertelde dat de inheemse leiders binnen 20 minuten buiten gingen komen wist ik niet anders dan te vragen hoe hij dit wist. Kordaat diende hij mij van antwoord: “Ik heb Ajawaska genomen, ik weet dit!” (Ajawaska is een hallucinogeen middel dat gebruikt wordt door de medicijnmannen). 20 minuten later kwamen de leiders naar buiten met het nieuws dat Petroperú ging voldoen aan al hun eisen. De duisternis daalde neer over het gehele dorp. Een overwinning die de strijd ten goede kwam, maar niet alleen Petroperú maar ook het dorpje zonder elektriciteit achter liet.

Ondertussen was nog steeds geen doorgang verleend aan de kinderen en de zusters. In een slotvergadering met alle leiders, ontsprong een heftige discussie over dit onderwerp. De meerderheid was voor de doorgang maar een enkeling duldde geen uitzonderingen. 2 weken leven in moeilijke omstandigheden radicaliseerd de geest. Een emotioneel discours van Marij maakte de zaal even stil. Ze mochten door. Toen we de zuster met gevorderde leeftijd nog even begeleiden naar haar busje bleek dat de protestanten aldaar niet op de hoogte waren. Na weer een discours en de inspectie van de zieke, slapende en hongerige kinderen moest toch nog het jawoord van één van de leiders gekregen worden.

Joel en Zebelio (de twee inheemse leiders die ons vergezelden) begonnen ondertussen een beetje zenuwachtig te worden. Het was nu 23u en we hadden nog een lange weg voor de boeg. Ze konden ons niet helpen want de hiërarchie moet hier gerespecteerd worden. Ze zouden het gezag van de plaatselijke leiders ondermijnen mochten ze boven hun hoofden spreken. We lieten de zusters en kinderen dan ook achter met de belofte dat we elke volgende blokkade van hun komst op de hoogte zouden brengen.

Het regende toen we de terugtocht aanvingen en de hobbelige aarden weg was een zompige slijkboel geworden. Ons busje kreunde piepte en kraakte toen we op een slakkengangetje door de modder ploegden. Het overpeinzen van deze bewogen dag wisselde zich af met gedachten over onze veiligheid op deze strook modder, we dommelden in en schrokken weer wakker. Het was 2u ’s nachts en ik keek op om te kijken waarom we niet meer bewogen. De hoge toon van een wiel dat tevergeefs grip probeert te krijgen in een modderige ondergrond gaf me het antwoord. Het was midden in de nacht, pikdonker, het goot en we zaten vast. Het onprettige vooruitzicht de nacht door te brengen op de veel te smalle bankjes van de camionet midden in het regenwoud stuwde ons naar buiten. Een half dozijn strategieën en een half uur duwen en trekken en we konden weer verder. Zoals het altijd gaat met een chauffeur, één foutje en het vertrouwen is weg. De aanwijzingen vlogen in het rond. Meer gas geven, je moet hier sneller door. Tot die extra duw op de pedaal zorgde voor algehele paniek. We waren op een stukje weg beland dat aan twee kanten was ingestort. 10 cm scheidde ons aan beide zijden met het einde van onze tocht. Verstand op nul en gas geven.

Nu geheel het idee opgegeven nog een oog dicht te doen zetten we onze weg verder. Een eerste landverschuiving konden we nog net passeren maar de volgende versperde de weg met een muur van twee meter slijk. Met een stijve rug werden we enkele uren later gewekt door de wegenwerkers: “of we hen geen lift konden geven naar hun machines want zij stonden aan de andere kant van de landverschuiving.” Geen probleem. Een dik uur later waren we in Bagua waar onze moto ons opwachte om ons naar huis te brengen.

Weet dat op dit moment het hele Amazonewoud in protest is. De Peruviaanse overheid probeert het af te schilderen als een klein protest, de peruviaanse media bericht er weinig over en de internationale pers neemt dit niet op. Maar we zijn er geweest, we hebben het gezien,… Dit is geen klein protest, het is een noodkreet vanuit het hele Amazone gebied!

Wordt vervolgd…

Thomas en Marij

P.S.: De zusters en kinderen kwamen de volgende dag om 12u aan in Bagua waar ze de bus namen naar Chiclayo.