Yanacocha mine, Cajamarca, Peru (© Maxime Degroote - CATAPA)

Het Vlaamse klimaatplan zal de planeet niet vooruithelpen.

Het Vlaamse klimaatplan zal de planeet niet vooruithelpen.

Gisteren kwam de Vlaamse regering met nieuwe klimaatmaatregelen op de proppen. Hierin ligt de focus op twee zaken: Vlamingen zullen aangemoedigd worden om hun woningen te isoleren en ze zullen binnenkort enkel nog maar nieuwe elektrische wagens kunnen kopen. Los van het feit dat het plan voornamelijk focust op de consument (en niet op de vervuilende industrieën) is er nog iets wat ons zorgen baart: waar gaan we de materialen vandaan halen om al die elektrische wagens te produceren? Welke impact hebben ze op onze planeet?

Yanacocha mine, Cajamarca, Peru (© Maxime Degroote - CATAPA)
Yanacocha mine, Cajamarca, Peru (© Maxime Degroote - CATAPA)

Om batterijen te ontwikkelen voor elektrische wagens zijn er heel wat (kritieke) metalen nodig (o.a. kobalt en lithium). Deze metalen worden voornamelijk ontgonnen in het globale Zuiden, in grootschalige mijnbouwprojecten. Voor zij die ooit al beelden gezien hebben van een ‘open pit-mijn’, het soort mijnbouw dat veelal gebruikt wordt om die metalen te delven, is het moeilijk om zich voor te stellen dat nog meer van dit soort activiteiten kan bijdragen tot een groenere planeet.

Mijnbouw is een belangrijke oorzaak van grootschalige vervuiling en bijbehorende ellende voor de naburige bevolking. De toegang tot water en land wordt in gevaar gebracht voor de gemeenschappen die in de nabijheid van een mijn wonen. De projecten gaan daarenboven vaak gepaard met conflict en criminalisering van sociale leiders en milieubeschermers. Onze ‘groene’ wagens zorgen voor milieuproblemen bij gemeenschappen waar ze in eerste instantie niet eens de mogelijkheid  hebben om diezelfde wagens aan te kopen.

Ook op globaal niveau, zijn de effecten niet te onderschatten. Volgens het rapport van het International Resource Panel uit 2019 zijn tussen 2000 en 2015 de effecten van de winning en productie van metalen op de klimaatverandering en de gezondheid ongeveer verdubbeld. Mijnbouw en metallurgie zijn nu al goed voor 20% van alle gezondheidseffecten van luchtverontreiniging en meer dan een kwart van de mondiale koolstofemissies.

Onze jacht naar kostbare metalen is verantwoordelijk voor het vernielen van hele ecosystemen, waar wij als mens van afhankelijk zijn. Zolang de strijd tegen de klimaatverandering in het teken staat van het op peil houden van de huidige (Westerse) consumptie, kan die onmogelijk groen zijn. De nieuwe klimaatmaatregelen van de Vlaamse regering liggen helaas helemaal in lijn met het naïeve (neo)liberale gedachtegoed dat onze economieën moeten blijven groeien. We moeten ons consumptieniveau op peil houden, wagens en andere goederen blijven aankopen. En als het kan, ieder jaar liefst nog een beetje meer. Dit consumptiegerichte groeidenken gaat echter gepaard met sociale en ecologische catastrofes. Streven naar economische groei op een eindige planeet is absurd. 

In Vlaanderen zullen we met deze maatregelen inderdaad minder CO2 uitstoten, maar we vergeten de uitstoot en ecologische impact in de landen waar de metalen ontgonnen moeten worden. We vergeten dat anderen de dupe zullen zijn van onze ‘groene’ wagens, terwijl wij kunnen doorgaan met onze levens zoals ervoor en in de file zullen blijven staan. 

De switch van benzinewagens naar elektrische wagens is niet voldoende om toekomstige generaties van natuurrampen te besparen. We moeten streven naar systematische verandering en op zoek gaan naar manieren waarop we met z’n allen minder consumeren. Hoe kunnen we er als mens voor zorgen dat we in balans leven met de aarde? Dat moet de basis zijn van elke stap die we in de toekomst zetten. Investeringen in het openbaar vervoer en in deelsystemen zijn hier een belangrijk onderdeel van. Inzetten op het circulair gebruik van goederen en betere recyclage van metalen: ook daar in nog veel marge tot verbetering.

Het is goed dat de Vlaamse regering stappen zet om de klimaatverandering te stoppen. Maar daarvoor is een radicale verandering in denken en reductie van consumptie- en productiepatronen nodig. Daar schieten de Vlaamse voorstellen ruimschoots tekort. Het Vlaamse klimaatplan is dus niet zo ambitieus als het lijkt. ‘We can not mine our way out of the climate crisis’, dixit Hal Rhoades. Dan maken we onze eigen put enkel dieper. 

Meer weten? Het recente “Mineralen voor Energietransitie“ rapport van 11.11.11 o.a. in samenwerking met CATAPA, toont overtuigend aan dat we een nieuwe grondstoffenrush, in het licht van een ‘groene’ energietransitie, ten allen tijde moeten vermijden.

Grote ongerustheid over plannen om het Perol meer te ledigen in Conga.

Op vraag van verschillende verzetsorganisaties uit de provincies Cajamarca, Hualgayoc en Celendín vindt vandaag een onderhoud plaats met de nieuwe directeur van het regionaal agentschap voor wateradministratie (AAA). Afgelopen week werd een wissel doorgevoerd in de directies van de regionale agentschappen van Noord-Peru nadat de directeur in Cajamarca zou geweigerd hebben een studie van de lokale waterautoriteit (ALA) goed te keuren, wat groen licht zou geven aan het leegmaken van het Perol meer, die door het mijnbouwbedrijf Yanacocha uitverkoren werd tot goudwinningsgebied. Kort daarna circuleerden er berichten dat het AAA –onder een nieuwe directie- een resolutie die deze studie ratificeert had uitgebracht. Het gebrek aan transparantie over de al dan niet genomen beslissing (dit type resoluties is overigens niet onderhevig aan verplichte publicatie in het staatsblad) veroorzaakte grote paniek. Het zou niet toevallig zijn dat een beslissing met dergelijke impact in de schaduw van het pre-electorale drukte zou genomen worden.

De resolutie in kwestie raakt een fundamenteel punt in het verzet tegen het Conga project. Het betekent het startsignaal voor het overpompen van het water van het Perol meer naar een reservoir. Dit impliceert het definitieve einde voor één van de vier meren die volgens het milieueffectenrapport van Conga zouden vervangen worden door artificiële meren. In de geplande uitbreiding van Latijns-Amerika’s grootste goudmijn doet het Perol meer dienst als één van de twee putten waaruit goud en andere materialen worden geëxtraheerd, met een breedte van 1,7 km en een diepte van 1 km. De kritiek op de onomkeerbare schade aan het hele ecosysteem wordt gesust door het bedrijf met de garantie dat er reservoirs worden geïnstalleerd ter compensatie. Dit argument houdt echter weinig steek aangezien artificiële meren nooit dezelfde functies kunnen vervullen als natuurlijke meren. Bovendien zullen de reservoirs –ongeacht hun watercapaciteit- in de eerste plaats de noden van de mijn vervullen, en zetten de lokale bevolking die al eeuwenlang van deze waterbronnen afhankelijk is buiten spel.

Het AAA liet mondeling weten dat er geen sprake was van het tekenen van dergelijke resolutie. De sociale actoren hopen nu deze belofte met meer garanties bevestigd te zien. Ondertussen houden de “guardianes del agua” (de beschermers van het water) de bewegingen van het bedrijf rond de meren in de hooglanden nauwgezet in de gaten. De dag dat deze resolutie van kracht zou gaan,mogen de regionale en nationale autoriteiten zich in elk geval aan radicalere acties verwachten.

Auteur: Hanne Cottyn

Costa Rica en El Salvador verkiezen natuurlijke rijkdommen boven allesvernielende mijnbouw

Sinds 2008 geeft de Salvadoraanse regering geen concessies meer uit voor de exploitatie van open-pit mijnen. Costa Rica gaat nog verder en keurde in 2010 een wet goed die open-pit mijnbouw volledig verbiedt. Beiden zijn ervan overtuigd dat natuurlijke rijkdommen op lange termijn meer opbrengen voor hun land, dan de korte-termijnwinsten voortkomend uit de vervuilende open-pitmijnbouw.

Costa Rica en El Salvador zijn twee Centraal-Amerikaanse landen die op het eerste gezicht niet veel gemeen hebben met elkaar. Costa Rica herbergt een overweldigende schat aan natuurlijke rijkdommen en in de loop van zijn geschiedenis heeft het in de regio de status van democratisch gidsland verworven. El Salvador is daarentegen een van de meest geürbaniseerde en armste landen in de regio en wordt vaak gelinkt met corruptie en geweld. Toch ontmoeten deze twee verschillende landen elkaar in hun strijd tegen de mijnbouwindustrie. Maar waarom nemen nu net deze twee Centraal-Amerikaanse landen het voortouw in deze vaak oneerlijke strijd?

Zowel in Costa Rica als in El Salvador zijn bij de verkiezingen van 2014 twee linkse presidenten verkozen, respectievelijk Luis Guillermo Solís van de Burgerlijke Actiepartij (PAC) en Salvador Sánchez Cerén van het Bevrijdingsfront Farabundo Marti (FMLN). Beide heren hebben zich al meerdere malen openlijk uitgesproken tegen de mijnbouw in hun land, en het ziet er zo naar uit dat hun unieke mijnbouwbeleid in de regio niet zal wijzigen.

De Salvadoraanse regering besliste al in 2008 om geen concessies meer uit te reiken voor open-pit mijnbouw. Ook de huidige president, Sánchez Cerén, heeft zich in zijn verkiezingscampagne van 2014 meerdere malen verzet tegen de mijnbouw en kort na zijn aanstelling als nieuwe president verklaarde hij dat “mijnbouw niet langer leefbaar is in het land”. Het is nu aan de nieuw verkozen president om te bewijzen dat hij wel degelijk de mijnbouw aan banden wil leggen. Voor een volledig verbod komt hij echter stemmen tekort in het Salvadoraanse parlement waar hij met zijn partij slechts 33 van de 84 zetels bekleedt, 10 tekort om een algemeen moratorium op open-pit mijnbouw goed te keuren.

Costa Rica is er wel al in geslaagd om een wet goed te keuren die open-pit mijnbouw verbiedt. In november 2010 stemde het Costa Ricaanse parlement van de toenmalige presidente Laura Chinchilla definitief voor het verbod op open-pit mijnbouw in het land. Deze wet had echter geen terugwerkende kracht, waardoor de reeds operationele open-pit mijnen niet hoefden te sluiten. Kort na deze beslissing besliste de rechtbank dan toch om ook de grootste Costa Ricaanse mijn Las Crucitas te sluiten, vanwege het gevaar voor de mens en natuur in de regio.

Met dit algemene verbod zorgde de toenmalige presidente Laura Chinchilla voor een mijlpaal in de geschiedenis van het Amerikaanse continent door als eerste land een wet goed te keuren die ingaat tegen de macht van multinationals, en resoluut te kiezen voor de bescherming van zijn natuurlijke rijkdommen en het welzijn van zijn burgers.

Bijna in de hele Centraal-Amerikaanse regio kunnen mijnbouwbedrijven genieten van een ongereguleerde grondstoffenmarkt. De wereldwijde crisis heeft er hard toegeslagen, en bijgevolg geven de nationale overheden maar wat graag concessies uit voor de exploratie en exploitatie van nieuwe mijnsites. In de periode tussen 1995 en 2010 is de globale prijs van goud maar liefst vervijfvoudigd waardoor mijnbouwbedrijven in centraal-Amerika letterlijk en figuurlijk op een berg goud zitten. De buitenlandse investeringen zouden zogezegd de ontwikkeling van deze landen moeten bespoedigen, maar in het overgrote deel van de gevallen leveren ze enkel meer kosten, menselijk leed en extreme vervuiling op.

Waterschaarste in El Salvador

El Salvador is nog maar zo’n twintig jaar geleden het toneel geweest van een brutale burgeroorlog. De naweeën hiervan zijn tot op de dag van vandaag voelbaar. Armoede, corruptie en geweld zijn maar enkele van de gangbare kenmerken van de Salvadoraanse samenleving. Toch kan men stellen dat het land sinds enkele jaren een andere koers probeert te varen. Een van de voorbeelden hiervan is het sociaal en ecologisch verantwoord mijnbouwbeleid dat de huidige regeringspartij nu al sinds 2008 probeert uit te voeren.

Maar waarom zou een land waarvan het gemiddelde inkomen minder dan 2 dollar per dag bedraagt, de zogezegde inkomsten en werkgelegenheid van mijnbouwbedrijven tegenhouden?

In geen enkel ander land van het Amerikaanse continent, buiten Haïti, is de schade aan de natuur zo groot dan in El Salvador. Naast de problematische boskap kampt het land met zware grond-, water-, en luchtverontreiniging. Meer dan 95% van het woud is al gekapt en de bodemverontreiniging zorgt ondertussen voor een afname van de landbouwproductie. Recente studies tonen ook aan dat watervervuiling en luchtverontreiniging jaarlijks meer dan 28.000 doden maakt bij kinderen jonger dan 5 jaar.

Open-pit mijnbouw zou deze precaire situatie natuurlijk nog verergeren. Het gebruik van het hoogst vervuilende cyanide en van gigantische hoeveelheden water zijn belangrijke elementen bij mijnbouwactiviteiten. Daarbij komt nog dat in de eerste fase van de exploitatie alle bomen in de omgeving worden gekapt.Door onder meer bodemvervuiling zullen ook omliggende bossen worden vervuild.

Een van de mijnen die in El Salvador geen exploitatieconcessie krijgt is de goud –en zilvermijn El Dorado van het Canadese bedrijf Pacific Rim, gelegen in de Cabañas provincie. De voornaamste reden waarom deze mijn geen vergunning krijgt, s de gigantische hoeveelheid water die de mijn zal verbruiken. Pacific Rim heeft al laten weten dat het maar liefst 900.000 liter water per dag zou gebruiken, wat overeenkomt met wat een Salvadoraanse familie nodig heeft gedurende twintig jaar. Cabañas is een provincie waar de watervoorraad al bijna tot een minimum is geslonken. In de provinciehoofdstad Sensuntepeque, op zo’n 10 kilometer van de mijn, stroomt er zelfs maar een keer per week drinkbaar water door de leidingen. Een activatie van de El Dorado mijn zou de regio helemaal droogleggen.

Net zoals bijna alle andere mijnbouwsites in El Salvador, bevindt de El Doradomijn zich in de buurt van ‘s lands grootste en belangrijkste rivier, de Lempa. Deze zorgt voor 50% van de nationale watervoorraad en is een van de enige niet vervuilde rivieren van het land. Geschat wordt dat de El Doradomijn jaarlijks zo’n 720 ton cyanide zou gebruiken waardoor de waterkwaliteit van de Lempa groot gevaar zou lopen. De mijnbouw heeft ook al voor heel wat sociale conflicten gezorgd in het land. Zo bedreigde Pacific Rim vele mensen met de dood en probeerde het in heel wat gemeenschappen onrust te stoken. In 2009 werden zelfs 4 anti-mijnbouwactivisten vermoord.

Costa Rica en zijn groene Revolutie

Costa Rica beschikt sinds decennia over een goed functionerende rechtsstaat en een stabiel democratisch systeem waarbij milieu en klimaat deel uitmaken van het publieke debat en het beleid van de regering.

Ook al bedraagt het werkloosheidscijfer van dit ontwikkelingsland 9%, toch kan Costa Rica enkele mooie adelbrieven voorleggen: 97% van de bevolking kan lezen en schrijven, de levensverwachting van de gemiddelde Costa Ricaan bedraagt 79,9 jaar en de bewoners kunnen rekenen op een stabiele sociale zekerheid en een goed functionerend rechtsapparaat. Op de meest recente lijst van menselijke ontwikkeling van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) neemt Costa Rica een schitterende 43ste plaats in; in Latijns-Amerika scoren alleen Argentinië, Chili en Uruguay nog beter.

Ook op milieuvlak wordt Costa Rica erkend als een van de meest progressieve landen van de regio. Maar liefst 24% van het land is natuurreservaat, en het voerde als enige ontwikkelingsland ter wereld een CO2-belasting in. Daarnaast heeft de Costa Ricaanse regering ook verklaart dat het tegen 2021 klimaatneutraal wil zijn.

Maar ook in dit democratisch gidsland vormt een van de grootste uitdagingen de strijd tegen multinationals die enkel uit zijn op de natuurlijke rijkdommen. Net zoals in El Salvador draagt de mijnbouw maar in heel beperkte mate bij tot het bbp van het land. Volgens de regering zijn de ecologische opofferingen te groot, en bijgevolg verbood de regering in 2010 open-pit mijnbouw in het land. Hiermee besloot ze om volop de kaart te trekken van het ecotoerisme dat toen al een veel groter aandeel had in het bbp van het land dan de mijnbouw.

Het Centraal Amerikaans vrijhandelsakkoord

Zowel El Salvador als Costa Rica hebben het TLC ondertekend, ofwel het vrijhandelsakkoord tussen de Verenigde Staten, Centraal Amerika en de Dominicaanse Republiek. Het akkoord omvat ook landen als Guatemala, Honduras, Nicaragua. In de hele centrale regio zijn er hevige protesten geweest tegen dit akkoord en zijn verregaande economische neoliberale gevolgen. Zo ook in Costa Rica en El Salvador.

Op 17 december 2004 keurde het parlement van El Salvador, als eerste Centraal-Amerikaanse land, het vrijhandelsakkoord goed met de steun van alle grote politieke partijen. De enige politieke tegenstander van het verdrag was de partij Bevrijdingsfront Farabundo Marti (FMLN). Interessante kanttekening: het FMLN is nu de regerende partij van president Salvador Sánchez Cerén wiens regering, zoals eerder al aangehaald, geen concessies meer uitreikt voor het exploiteren van nieuwe mijnbouwgebieden.

Drie jaar later werd het verdrag ook geratificeerd in Costa Rica, het enige land dat een referendum heeft gehouden over de goedkeuring van het verdrag. Ondanks hevige protesten uit verschillende sectoren verloor het neen-kamp uiteindelijk met 48,38% van het ja-kamp (51,62%). Die laatste werd wel gesteund door een campagne die miljoenen heeft gekost. In het verliezende kamp bevond zich Ottón Sollis, toenmalig voorzitter van de Burgerlijke Actiepartij (PAC) en partijgenoot van de huidige Costa Ricaanse president. Hij zei destijds het volgende over de goedkeuring van het verdrag:

“Volgens de Verenigde Staten brengt het vrijhandelsakkoord CAFTA-DR meer democratie. Maar deze supranationale handelsmechanismen zullen onze democratische juridische instanties enkel verzwakken. Deze mechanismen geven Amerikaanse bedrijven de kans om buiten ons rechtssysteem te opereren. Zodra hun winsten worden belemmerd door nationale reguleringen kunnen ze onze autoriteiten vervolgen.”

Het lijkt wel alsof Ottón Sollís destijds in een glazen bol keek, want deze quote vat de actuele situatie omtrent de mijnbouwproblematiek in El Salvador en Costa Rica goed samen. In beide landen klagen mijnbouwbedrijven de nationale overheden aan omdat ze hun investeringen bedreigd zien.

Zo is er bijvoorbeeld het eerder vermelde Canadese mijnbouwbedrijf Pacific Rim dat maar liefst 315 miljoen dollar eiste van de Salvadoraanse staat. De regering had eerder beslist om geen concessie uit te reiken voor een verdere exploitatie van de Santa Rita mijnsite en de eerder vermelde El Doradomijn. Een ander voorbeeld is het Amerikaanse mijnbouwbedrijf Commerce Group dat 100 miljoen dollar eiste van El Salvador omdat het de firma niet toeliet zijn mijnbouwactiviteiten verder te zetten in de reeds zwaar vervuilde regio van de rivier San Sebastián.

Wie de Salvadoraanse staat geen kans gaf in deze strijd tegen deze bedrijven die telkens beroep doen op een batterij aan advocaten, heeft het mis. In 2011 verklaarde het CIADI, het Internationaal Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen, de schadeclaim van 315 miljoen dollar van Pacific Rim onontvankelijk voor de El Doradomijn. Ook in het geval van de San Sebastiánmijn heeft de rechter in het voordeel van de Salvadoraanse staat beslist. Ondertussen eist ook het Canadese Infinito Gold maar liefst 1 miljard dollar van Costa Rica voor de weigering van een verdere exploitatie van de Las Crucitasmijn, maar het land is vast besloten deze zaak te winnen.

Dat Costa Rica zijn natuur en het welzijn van zijn mensen serieus neemt, blijkt wel uit het algemene verbod op open-pit mijnbouw. Ook El Salvador gaat volop de strijd aan met de multinationals door geen exploitatieconcessies meer uit te geven. Maar toch, aangezien het nog steeds geen algemeen verbod heeft uitgevaardigd, kan de regering alsnog beslissen om de open-pit mijnbouwactiviteiten te reactiveren. Zolang er geen verbod is, hangt een mogelijke heropstart van de open-pit mijnen als een zwaard boven het hoofd van elke Salvadoraan.

Auteur: Bart Carlier

Bronnen:

http://www.earthworksaction.org/files/publications/FS_bellavista.pdf

http://minerals.usgs.gov/minerals/pubs/country/2005/myb3-2005-bh-cs-es-gt-ho-nu-pm.pdf

http://revista.drclas.harvard.edu/publications/revistaonline/winter-2014/resistance-mining-el-salvador

Miningwatch.ca, 2013

http://www.centralamericadata.com/es/article/home/Minera_demanda_a_El_Salvador_por_315_millones

http://www.catapa.be/nl/nieuws/1553 – Costa Rica heeft mijnbouw niet nodig!

http://www.catapa.be/nl/nieuws/808 – Costa Rica: nieuwe president tekent moratorium op open-pit mijnbouw vlak na inhuldiging

http://guardianlv.com/2013/12/gold-mining-banned-in-costa-rica/

http://globalnews.ca/news/883756/calgary-based-mining-company-suing-costa-rica-for-more-than-1-billion/

http://you.leadnow.ca/petitions/costa-rica-said-no-to-this-canadian-mining-company-3-times-let-s-make-sure-it-listens-this-time

De López, Dina Larios, Herbert Guzmán, and Edgardo Mira. “Riesgos y posibles impactos de la minería metálica en El Salvador.” ECA: Estudios centroamericanos 711 (2008): 77-91.

Silvia Nolasco CEICOM, OCMAL y Broederlijk Delen. (2011) Impactos de la Minería Metálica en Centroamérica.

Wordt duurzaamheid de nieuwe trend in elektronica?

De slechte arbeidsomstandigheden, het gebruik van conflictmineralen en de torenhoge ecologische voetafdruk van productie en end-of-life processen zijn enkele niet-duurzame aspecten van de levenscyclus van elektronica. Enter “Fairphone”, de eerste smartphone met een groen en eerlijk imago. Traditionele elektronicamerken vermelden echter steeds vaker op hun websites dat ook zij inspanningen leveren om duurzamer te worden.

GROTE VERSCHILLEN

In een recent rapport van Rank a Brand en Milieudefensie, initiatiefnemer van de Wat Schuilt Er Achter Je Scherm campagne, lees je wie serieuze stappen zet in de richting van duurzaamheid en wie de “greenwashers” zijn. Het volledige rapport kan je hier downloaden. We vatten hieronder de belangrijkste resultaten samen.

GROTE VERSCHILLEN

Rank a Brand onderzocht de inspanningen van 20 elektronicamerken op vlak van klimaat, milieu en arbeidsomstandigheden. Uit het onderzoek blijkt dat de scores van de merken erg uiteenlopen: Fairphone neemt als nieuwkomer meteen de koppositie in met 22 van de 37 mogelijke punten en scoort daarmee een B-label (‘Goed op weg’). Sommige gevestigde namen zoals HTCen Huawei scoren bijzonder laag: een E-label. Elektronicagiganten Apple (15 punten) en Nokia (14 punten) doen het daarentegen redelijk en behalen een C-label.

WAT GAAT GOED?

Een opvallend positief resultaat uit het rapport is dat elk van de 20 merken een beleid heeft om de uitstoot van CO2 te verminderen. Ook hebben bijna alle merken (19) een gedragscode voor toeleveranciers die een garantie moet bieden op een veilige en hygiënische werkplaats zonder gedwongen arbeid, kinderarbeid of discriminatie. Meerdere merken zijn bovendien aangesloten bij initiatieven die trachten de handel in conflictmineralen tegen te gaan, zoals Solutions for Hope en het Conflict-Free Tin Initiative (CFTI). Zeventien merken werken samen met tenminste één van dergelijke initiatieven en zeven merken met ten minste vier. BlackBerry loopt hierbij op kop en werkt samen met vijf verschillende initiatieven.

WAT MOET BETER?

Hoewel alle merken een beleid hebben om hun CO2-uitstoot te verminderen, laten weinig merken daadwerkelijk resultaten zien op dit gebied. Minder dan de helft van de merken (9) publiceren data over de eigen CO2-uitstoot en laten een daling optekenen van minstens 10% in de afgelopen vijf jaar. Slechts vijf merken hebben een scherp doel gesteld om hun eigen CO2-uitstoot in de komende jaren te beperken. Verder hebben slechts drie merken (Nokia, HP en Lenovo) doelstellingen geformuleerd om CO2-uitstoot te verminderen in de meest vervuilende productiestromen, zoals fabricage, die zich typisch buiten de eigen bedrijfsvoering bevinden. Dit resultaat is teleurstellend gegeven de hoogdringendheid van CO2-limiterende maatregelen in de context van de klimaatopwarming. Apple geeft het goede voorbeeld door sterk in te zetten op groene energie.

MILIEU-ONVRIENDELIJKE ELEKTRONICA-INDUSTRIE

De meeste elektronicamerken scoren bijzonder slecht op vlak van milieuvriendelijkheid. Slechts twee merken (Fairphone enSamsung) gebruiken tenminste 10% gerecycled plastic in hun producten. Slechts drie merken (Fairphone,Toshiba en ASUS) zamelen tenminste 5% van de verkochte producten in voor recyclage. Belangrijk voor zowel consument als milieu is dat slechts twee merken (Fairphone en Lenovo) maatregelen treffen om de levensduur van hun producten te verlengen, bijvoorbeeld door reserve-onderdelen en eenvoudige reparatiehandleidingen aan te bieden. Dit soort van ingrepen kunnen de milieu-impact van een product drastisch reduceren. De meeste merken blijven vasthouden aan het concept van geplande veroudering (planned obsolescence) waarbij een telefoon als een soort van wegwerpproduct wordt beschouwd. Opmerkelijk is dat geen enkel merk standaard een garantie biedt van ten minste drie jaar.

EERLIJKE MINERALEN EN METALEN

Bij de winning van grondstoffen voor elektronica komen allerlei problemen naar voor. Tropische eilanden worden vernield enkleinschalige mijnwerkers leven vaak onder de armoedegrens. Verder worden opbrengsten in sommige landen, zoals in Congo, gebruikt om burgeroorlogen te financieren. Inmiddels hebben de meeste merken een beleid om de aanschaf van zogenaamde conflictmineralen aan te pakken. Verschillende smelters in de productieketen zijn geïdentificeerd en een klein deel heeft inmiddels de ‘conflictvrije’ status. Ook mijnen worden meer en meer conflictvrij gemaakt. Ondanks het engagement van verschillende merken evolueert dit proces echter te traag. Alleen Fairphone en Apple kunnen aantonen aan dat ze conflictvrij tin gebruiken. Fairphone gebruikt verder ook eerlijk tantalum.

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN IN FABRIEKEN MOETEN BETER

De arbeidsomstandigheden in de elektronicafabrieken is een harde noot die nog dient gekraakt te worden. Slechts twee merken (Fairphone en HP) rapporteren over de resultaten van hun beleid voor arbeidsomstandigheden en geven aan dat tenminste 95% van de toeleveranciers gecontroleerd wordt. Geen enkel merk toont echter aan dat de arbeidsomstandigheden een aanvaardbaar niveau bereiken. Apple zet een stap in de goede richting via een samenwerking met de Fair Labor Association, maar ook voor Apple blijkt er nog een lange weg te gaan. Behalve Fairphone gebruikt geen van de onderzochte merken een gedragscode waarin het recht op een leefbaar loon wordt erkend.

CONCLUSIES

Uit de resultaten blijkt een duidelijke tendens naar duurzaamheid bij een deel van de elektronicamerken (Fairphone, maar ook Apple en Nokia, zij het in mindere mate). De meeste merken hebben echter nog een lange weg af te leggen. Verschillende grote merken, zoals HTC, Windows, LG, Asus, Nintendo, en Huawei, hebben zelfs een bijzonder slechte score behaald. Wie meer duurzame elektronica wil, kan zich laten horen via Rank a Brand: Por een merk!

Meer info

Foto-essay: Meer problemen voor Colombia, de intrede van grootschalige mijnbouwprojecten

Colombia begeeft zich dit jaar al 50 jaar in een intern conflict en er blijven maar problemen bijkomen. Colombia staat te koop, de afgelopen 12 jaar is er voor meer dan 1,5 miljoen hectare aan grond verkocht aan buitenlandse multinationals. Uiteindelijk zal hier maar een klein deel van gebruikt worden voor mijnbouw, de dreiging is echter overal te voelen. De bevolking vreest dat de multinationals die hun grondgebieden intreden weinig rekening zullen houden met lokale ecosystemen en gemeenschappen zullen ontwrichten.

Door Bram Ebus

Grote milieuconflicten verspreid over heel Latijns-Amerika zijn meestal veroorzaakt door de extractieve industrie. De situatie in het gehele continent geeft het Colombiaanse middenveld weinig vertrouwen voor een andere situatie in Colombia. Op dit moment zijn de meeste projecten nog in ontwikkeling, maar is er reeds veel verzet tegen de door de overheid benoemde ‘energie en mijnbouw locomotief’ die de Colombiaanse economie moet gaan trekken. Nu al zijn er talloze slachtoffers gerelateerd aan de intrede van de transnationale mijnbouwindustrie. Onder meer verdwenen activisten, vermoorde vakbondsmannen, bedreigde gemeenschapsleiders en het grote milieurisico zorgden voor een groot aantal nationale protesten, wegblokkades en wijdverspreide acties tegen de komst en de start van grootschalige mijnbouwprojecten in de nabije toekomst.

In de provinciehoofdstad van Tolima, Ibagué, kwamen op 5 juni 2013 duizenden mensen bijeen om te demonsteren tegen het extractieve overheidsdiscours en het megaproject La Colosa van goudmijnbouwreus AngloGold Ashanti. La Colosa zal volgens de Brits- Zuid-Afrikaanse multinational zelf de grootste goudmijn van Latijns Amerika zou moeten worden.

Een inwoner van Cajamarca-Tolima kijkt uit over de heuveltoppen waar het La Colosa project zal worden uitgevoerd, de geplande ‘open-pit’ mijn zal niet alleen een enorme krater in het landschap achterlaten.. Zijn regio die ook wel de ‘landbouw provisiekast’ van Colombia wordt genoemd, verzorgt onder meer het grootste gedeelte van de voedsel- en watervoorziening van hoofdstad Bogota waar meer dan 10 miljoen mensen leefzaam zijn. Tolima als landbouwprovincie zal bedreigd worden door AngloGold Ashanti, daarbij is goudmijnbouw een van de meest waterintensieve industriëen en brengt een groot risico op vervuiling met zich mee. De concessie van AngloGold Ashanti bevindt zich met 50 hectaren in een beschermde paramo (nevelwoud) en nabij de vulkaan Machin..

Ook in de afro-Colombiaanse traditionele mijnbouwersgemeenschappen Suárez-La Toma in het noorden van de provincie Cauca, probeerde AngloGold Ashanti binnen te komen. Uiteindelijk verliet AngloGold Ashanti de regio omdat de goudreserves in Tolima interessanter zouden zijn. Het vermoeden is echter dat AngloGold Ashanti is gezwicht onder internationale druk toen zij in deze regio sterk werden gelinkt aan de Aguilas Negras (Zwarte Adelaars), een para-militaire groepering die de tegenstanders van grootschalige-mijnbouwprojecten als ‘militair-doelwit’ hadden aangestipt. Daarnaast waren zij simpelweg niet welkom. Volgens de International Labour Organization moeten inheemse (en in Colombia afro-) gemeenschappen geconsulteerd worden. Dit gebeurde niet terwijl de gemeenschap zich vrijwel unaniem tegen de komst van het bedrijf opstelde.

Para-militairen en guerilla groeperingen blijven dominant aanwezig in de Cauca provincie. Op 30 september 2013 werd een milieu-activiste voor de ogen van haar eigen kinderen vermoord in Cauca. Zij sprak zich openbaar uit tegen AngloGold Ashanti, dat mijnbouwconcessies kocht voor het gehele oppervlak van haar gemeente.

Terwijl het bedrijf probeert de lokale bevolking in te palmen met beloftes over werkgelegenheid, infrastructurele voorzieningen en economische vooruitgang, stuit dit veelal op ongeloof. De negatieve gevolgen van de megaprojecten lijkt de (lokale bevolking) meer ongerust te maken dan dat er in een positieve ontwikkeling wordt geloofd.

In Doima-Tolima verzetten de lokale inwoners zich tegen de komst van AngloGold Ashanti dat in de buurt een militair bataljon tot haar beschikking heeft. In totaal wordt 30% van het budget van het Colombiaanse Ministerie van Defensie besteed aan het beschermen van buitenlandse multinationals en haar projecten.

Doima is een dorp gelegen in de gemeente Piedras, hier werd op 28 juli 2013 de eerste consulta popular (volksreferendum) ooit in Colombia gehouden. Een stemming voor of tegen de komst van een project van AngloGold Ashanti. Met een hogere opkomst dan bij de nationale verkiezingen, stemde 98% van de inwoners tegen het project.

De uitbundig gevierde overwinning was echter niet meer dan een klap in het sociale gezicht van de multinational. AngloGold Ashanti liet weten de beslissing te accepteren, maar door te gaan met het ‘socialiseren’ van hun project, omdat de lokale bevolking volgens het bedrijf niet zou weten welke lokale vooruitgang zij anders zouden mislopen. De nationale overheid juichde de consulta toe, maar meldde dat het geen bindend referendum was, mijnbouw is namelijk van overtreffend nationaal belang.

Tijdens de consulta popular, ging de nationale staking van de kleinschalige mijnbouwsector de 12de dag in. De ‘goudberg’ met het dorp Marmato op de top, liep langzaam leeg toen traditionele mijnbouwers een lagergelegen doorgangsroute blokkeerden. Hun belangrijkste claim is dat hun levensvoorziening wordt bedreigd door het Canadese goudmijnbouwbedrijf, Gran Colombia Gold.

De mijnbouwers organiseerden zich om hun traditionele vorm van mijnbouw te beschermen, in Marmato-Caldas wordt al sinds de invasie van de Spanjaarden goud ontgonnen. Door de komst van het Canadese Gran Colombia Gold, vrezen de meeste mijnbouwers hun werk te verliezen.



Hevige clashes tussen de goed voorbereide traditionele mijnbouwers en de om het gebruik van buitenproportioneel geweld bekend staande ESMAD (mobiele anti-rel politie) zorgden tijdens de nationale protesten alleen maar voor meer criminalisering  en onderdrukking voor de reeds zwaar onder vuur liggende sector.


Ook in Aguachica-Cesar, kwamen de kleinschalige mijnbouwers (voornamelijk uit Sur de Bolívar) bij elkaar. Een groep van bijna vierduizend, kampeerde een maand langs een van de belangrijkste doorgangsroutes tussen Bogota en de Noordkust.


Verschillende onderhandelingsrondes met de staat, leverde geen vruchtbare akkoorden af. De mijnbouwers die veelal slachtoffers zijn van het interne conflict, zijn meestal al verschillende keren op de vlucht geweest en vrezen opnieuw slachtoffer van onteigening te worden.


Met name AngloGold Ashanti kocht veel concessies in de mijnbouwregio Sur de Bolívar, vele mijnbouwers vrezen opnieuw van hun terreinen gedreven te worden. Mede dankzij de toegenomen aanwezigheid van het leger in de regio.

De vakbond van kleinschalige mijnbouwers in Sur de Bolívar ligt continue onder vuur. Door de hoge guerrilla-aanwezigheid in de streek, worden de kleinschalige mijnbouwers vaak gedwongen een deel van hun inkomsten af te staan. Het nabij gelegen legerbataljon zet de mijnbouwers sinds de interesse van multinationals in de regio hevig onder druk. Volgens een ooggetuige heeft het leger zich hier onder meer schuldig gemaakt aan moord op een vakbondsman, terwijl ook  bekend is dat zij de interesses van AngloGold Ashanti beschermen.


De traditionele mijnbouwers beschikken niet altijd over de benodigde legale papieren. De mijnbouwcode van 2001, ingefluisterd door de Canadese mijnbouwlobby, maakt het hun onmogelijk om verplichte formaliseringen door te voeren. De kosten liggen veelal te hoog, daar zij geen steun van de eigen overheid krijgen. Bovendien zijn ze vaak niet geinformeerd over de benodigde stappen tot formalisering.

De kleinschalige mijnbouwers in Sur de Bolívar maken vaak lange dagen in zuurstofarme tunnels. Lokale mijnbouwers vertellen dat zij gevlucht zijn tijdens perioden van geweld elders in Colombia. Het zware werk in de mijnschachten, biedt echter een uitkomst om te overleven en voor hun families te kunnen zorgen.

De overheid blijkt geen intenties te hebben om de status van de talloze kleinschalige mijnbouwers te formaliseren en hun te helpen in betere omstandigheden te werken. De mijnbouwlocomotief is immers op gang gekomen. De kolengiganten in het Noorden van Colombia lappen de Colombiaanse milieu-wetgeving al structureel aan hun laars, AngloGold Ashanti heeft ook al vele milieu-wetten overtreden zonder reeds 1 gram goud te ontginnen. Het leger als zowel para-militaire groepen maken dankbaar gebruikt van het groot kapitaal dat Colombia binnenkomt en hun bescherming nodig heeft. Het overheidsorgaan de  Contraloría gaf reeds in een onderzoek aan dat Colombia op lange termijn vrijwel alleen  negatieve economische effecten zal ondervinden aan grootschalige mijnbouwprojecten.

Terwijl de mijnbouwlocomotief door stoomt, werd in 2013 duidelijk dat de Colombiaanse bevolking er alles aan zal doen deze een halt toe te roepen.

Winsten met bloed aan

De rol van financiële instituties en mijnbouwbedrijven in de schendingen van mensenrechten en milieunormen. Fairfin, Urgewald en Facing Finance, een campagne gesteund door de Europese Unie, roept beleggers op om niet langer te investeren in bedrijven die profiteren van mensenrechtenschendingen, milieuvervuiling, corruptie of controversiële wapenproductie.

Deze wanpraktijken, veelal zorgvuldig verborgen gehouden voor de buitenwereld, zijn schering en inslag in de dagelijkse werking van tal van multinationale bedrijven. Veel van deze bedrijven halen hun fondsen van internationale banken en andere financiële instellingen (via aandelen en obligaties), die op deze manier (al dan niet onrechtstreeks) deze ecologische en sociale wanpraktijken in de hand werken. In December 2012 bracht Facing Finance het rapport Dirty Profits uit, waarin het verschillende multinationals en internationale banken met de neus op de feiten drukt. Dit artikel focust op de mensenrechtenschendingen, milieuvervuiling en corruptie die in het Dirty Profits rapport aangekaart worden, specifiek met betrekking tot mijnbouwbedrijven.

Het stijgende belang van financiële instituties

 De recente financiële crisis heeft er toe geleid dat financiële instellingen en andere private investeerders meer dan voorheen hun prioriteiten richten op de extractie-industrie. Immers, geïndustrialiseerde landen zijn de dag van vandaag zeer afhankelijk van een brede aanvoer van ruwe materialen. Grote winsten voor de bedrijven leiden ook tot grote winsten voor de investeerders. Op deze manier is het dus niet meer mogelijk om enkel en alleen met de vinger te wijzen naar de multinationals als schuldige van talrijke mensenrechten – en milieuschendingen. Speculatieve investeringen, komende van financiële instellingen zoals internationale banken, zijn minstens even bedreigend voor dergelijke wanpraktijken.

De financiële instituties die het meeste investeren en dus profiteren van dergelijke, vervuilende mijnbouwactiviteiten zijn de Franse bank BNP Paribas, de Deutsche Bank uit Duitsland, de Nederlandse bank ING en de UniCreditbank uit Italië. De financiële transacties – in de vorm van leningen, aandelen en obligaties – tussen deze banken en multinationale bedrijven zijn sinds 2010 samen al goed voor ongeveer 40 miljard dollar.

Mensenrechten – & milieunormen in de mijnbouwsector

 Ondanks het feit dat deze sector tot de top van meest vervuilende industrieën hoort, bloeit de mijnbouwindustrie de laatste jaren sterker dan ooit tevoren. Mijnbouwbedrijven hebben stuk voor stuk tal van mensenrechtenschendingen en milieuvervuiling op hun palmares staan.

BHP Billiton Ltd. is een Anglo-Australisch mijnbouw-& petroleumbedrijf. Hoewel het met zijn 10 330 miljoen euro aan investeringen van financiële instellingen het meest gefinancierde bedrijf in het Dirty Profits rapport vertegenwoordigt, toch is BHP Billion Ltd. ook een van de meest controversiële mijnbouwbedrijven ter wereld. Beschuldigingen inzake onomkeerbare milieuschade, gedwongen verplaatsing van bevolkingsgroepen uit hun leefomgeving, mensenrechtenschendingen en de vernietiging van culturen en levensonderhoud gaan stuk voor stuk lijnrecht in tegen de standaarden die zijn opgesteld in het social en environmental management plan van het bedrijf zelf. Bovendien heeft het bedrijf reeds veelvuldig de nationale en internationale wetten met betrekking tot werkomstandigheden, milieu en mensenrechten geschonden. Het bedrijf werd onlangs tot 4e meest controversiële bedrijf ter wereld uitgeroepen, en toch blijft het massaal gefinancierd worden door financiële instituties als BNP Paribas, ING, Deutsche Bank en vele anderen…

Glencore International Plc. komt met 6 292 miljoen euro aan investeringen door internationale, financiële instituties op de tweede plaats na BHP Billiton. Dit Zwitserse extractie-, productie- en handelsbedrijf is actief in meer dan 40 landen en houdt zich voornamelijk bezig met metalen, energie en gewassen. Door extreme luchtvervuiling afkomstig van Glencores extractiemethoden lijdt in Cesar (Colombia) meer dan 50% van de bevolking aan ademhalingsproblemen en huid-& oogziekten. In Zambia hebben schadelijke zuren in het extractieproces van koper reeds tot de vervuiling en besmetting van het grondwater geleid. Ook in Congo werd het bedrijf reeds aangeklaagd voor vervuilende praktijken en inhumane werkomstandigheden. Kinderarbeid is er dagelijkse kost en de gezondheidsproblemen blijven er toenemen. Bovendien wordt Glencore International Plc. door verschillende NGO’s het meest controversiële bedrijf op vlak van belastingstransparantie genoemd. De Europese Investment Bank heeft reeds alle investeringen in het bedrijf bevroren. Toch blijft Glencore International Plc. torenhoge leningen ontvangen van banken als BNP Paribas, ING & Deutsche Bank.

Ook Rio Tinto behoort tot de top 5 van meest gefinancierde bedrijven in het dirty profits rapport. Dit metaal – & mijnbouwbedrijf behoort daarenboven ook tot een van de 4 grootste mijnbouwbedrijven ter wereld. Actief wereldwijd en gespecialiseerd in de extractie van aluminium, koper, diamanten, mineralen, energie en ijzerertsen heeft ook dit bedrijf reeds verschillende beschuldigingen op zijn palmares staan. Net als de andere mijnbouwbedrijven schendt het op grote schaal mensen- & milieurechten, waarvan de destructie van fragiele ecosystemen en de bedreiging van het levensonderhoud van nomadische herders in Mongolia slechts één voorbeeld zijn. Ook in Australië en Afrika werd het bedrijf reeds meermaals aangeklaagd. BNP Paribas, Deutsche Bank en Allianz zijn de drie grootste investeerders in het bedrijf en dragen elk meer dan 500 miljoen euro aan leningen, obligaties of aandelen bij.

Barrick Gold Corporation tenslotte, is een Canadees mijnbouwbedrijf. Met 27 werkzame goudmijnen is het de grootste leverancier van goud in de wereld. Ook dit bedrijf maakte zich reeds schuldig aan tal van sociale en ecologische schendingen. In Tanzania werden in 2011 zeven mensen vermoord, na protesten tegen de onmenselijke arbeidsomstandigheden en de gedwongen verplaatsing van lokale bevolkingen uit hun eigen leefgebied. Daarnaast werd het bedrijf reeds aangeklaagd omwille van veelvoudige verkrachtingen, arbitraire opsluitingen en corrupte belastingontduiking. Op de grens van Chili & Argentinië, in de Pascua Lama regio, wordt Barrick Gold Corporation beschuldigd van het vernietigen van de gletsjers door het vervuilen van water, de grond en de lucht. Hoewel het Norwegian Government Pension Fund zijn investeringen in het bedrijf omwille van bovenstaande redenen heeft ingetrokken, zijn Allianz, ING en Deutsche Bank nog steeds grote aandeelhouders van Barrick Gold Corporation.

Dit is slechts een fractie uit de greep van bedrijven die zich schuldig maken aan mensenrechten-en milieuschendingen. Andere grote bedrijfsnamen in de mijnbouwsector met bloed aan hun handen zijn ENI, Anglo American Plc., Vale etc…

 Windowdressing

De mijnbouwbedrijven zijn talrijk, de investeringen in deze bedrijven zijn immens en de feiten van wantoestanden in de sector zijn ontelbaar. Hoe komt het dan dat vele van deze bovenstaande sociale en ecologische schendingen onopgemerkt blijven voor het grote publiek? Het antwoord is te vinden in het zogenaamde windowdressing fenomeen. Bedrijven promoten hun ethische gedrag en verantwoordelijkheid via programma’s geïnspireerd door het idee van verantwoord maatschappelijk ondernemen. Dit project, voorgesteld door het OECD, spoort bedrijven aan om sociale programma’s te ondernemen om zo bij te dragen aan een maatschappelijk verantwoorde, wereldwijde economie. Bedrijven schuldig aan tal van sociale en ecologische schendingen grijpen dergelijke programma’s maar al te graag aan om hun imago op te krikken. Het bovengenoemde social and environmental management plan van BHP Billion Ltd. is slechts één voorbeeld. Veel bedrijven in de mijnbouwsector pakken op hun websites maar al te graag uit met hun ‘sociale programma’s’. Vaak wordt daarbij een kleinschalig project (vb. de bouw van een school) in de buurt van de mijn opgezet en gefinancierd door het bedrijf, om op deze manier de veel crucialere mensenrechtenschendingen te verdoezelen.

Ook de financiële instellingen weigeren vaak de enorme, sociale en economische impact van hun investeringen onder ogen te zien. Tijdens de actie van Catapa (www.catapa.be) op de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering in Frankfurt van de Deutsche Bank eind mei 2013 werd aan de Deutsche Bank gevraagd om te stoppen met investeren in onverantwoorde mijnbouwprojecten (vooral in Newmont Mining, het bedrijf verantwoordelijk voor de mijn Conga in Peru – zie infra -). Het antwoord van Deutsche bank was vooral ontwijkend: ”Costumer relationships are thoroughly checked, especially with regards to the environment and social risks. Monitoring systems are already in place. We make sure to comply with international standards. However we cannot go into details with regards to Newmont and/or funding provided to Newmont as this concerns an individual client and we are not allowed to discuss those.” De Deutsche Bank weigerde dus in detail te treden over hun investeringen en beweerde niets fout te doen door in Newmont te investeren. Als we hen moeten geloven, wordt er voldaan aan de internationale standaarden. Ook financiële instellingen doen dus aan imagobuilding.

Conga-case

Die Conga-mijn, een samenwerking tussen mijnbouwgigant Newmont Mining, het Peruaanse kleinere Buenaventura en de Wereldbank, wordt niet enkel door Deutsche Bank gefinancierd. Ook ING en BNP Paribas, stuk voor stuk grote, internationale banken, financieren dit project met torenhoge bedragen. Vandaag de dag is er echter veel ophef rond de Conga-case. Lokale bevolkingen worden de essentiële elementen van hun levensonderhoud, zoals de toegang tot water, ontnomen. De mijn vervuilt immers zowel de rivieren als het grondwater, nodig voor de landbouw en het drinkwater van de lokale bevolking. Op dit moment zijn grote protesten van de lokale bevolking aan de gang tegen de vernietiging van het belangrijke Perol-meer, in functie van de nieuwe mijn. De leuze luidt: Conga no va! De internationale, financiële instellingen sluiten hun ogen voor deze menselijke oproep. Meer nog, ze ontkennen zelfs de aanwezigheid van dergelijke mensenrechten-& milieuschendingen.

 Nood aan bindende regulaties

Hoewel de mijnbouwbedrijven als de financiële instituties dus beweren dat ze zich houden aan internationale standaarden en op hun websites uitpakken met hun verantwoord maatschappelijk ondernemen-programma’s , toch worden aan de lopende band sociale en ecologische normen geschonden. Een duidelijk voorbeeld hiervan is opnieuw te vinden bij Deutsche Bank. Hoewel deze bank zich officieel bindt aan tal van vrijwillige initiatieven zoals UN Global Compact, Global Reporting Initiative, Carbon Disclosure Project en dergelijke, toch blijft het bedrijven die zich schuldig maken aan tal van schendingen financieren.

Wat nodig is om dergelijke praktijken te voorkomen zijn bindende regulaties. Niet alweer een nieuwe niet-bindende, inefficiënte, vrijwillige verbintenis met een nieuwe standaard, maar wel een duurzame benadering om controversiële kwesties te verhelpen. Hard law in plaats van soft law, zal pas echt verandering brengen voor de lijdende lokale bevolking. Duurzame sociale en ecologische principes moeten benoemd worden en dienovereenkomstig moet een nieuw, duidelijk en sterk beleid geïmplementeerd worden. Bovendien moeten alle financiële instituties een duidelijke analyse maken van hun investeringen en consequent daaraan al hun zakelijke relaties met bedrijven betrokken bij mensen-en milieurechtenschendingen stopzetten. Enkel zo kunnen sociale en ecologische wanpraktijken stap voor stap de wereld uit geholpen worden.

Auteur: Lien Vermeersch

Bron: Facing finance (2012). Dirty Profits. Report on companies and financial institutions benefiting from violations of human rights.

EU-akkoord over transparantie in grondstoffenhandel zal corruptie helpen tegengaan.

Vijftien jaar lang hebben organisaties als Publish What You Pay en Global Witness campagne gevoerd voor verhoogde transparantie op het gebied van betalingen rond grondstoffenextractie. Op 9 april 2013 was het dan zover: de Europese Unie kwam overeen om nieuwe regels te gaan stellen aan bedrijven die bezig zijn met mijnbouw en/of extractie van olie, gas of hout. Deze nieuwe regels zullen inhouden dat dit soort bedrijven vanaf nu details moeten publiceren over betalingen die zij maken aan de overheden van de landen waar extractie plaatsvindt. Op deze manier wordt gegarandeerd dat iedereen toegang kan hebben tot deze gegevens: het is daarmee en sterk wapen tegen corruptie, een bekend probleem in de internationale grondstoffenhandel.

Waarom?

Jaarlijks betalen grote multinationals vele miljarden euro’s aan overheden in ruil voor de mogelijkheid om grondstoffen uit het land te extraheren. De lokale bevolking ziet hier vaak weinig tot niets van terug: het geld dat naar de regio waar de extractie plaatsvindt zou moeten stromen, blijft vaak steken op hogere niveaus, door corruptie of wanbeheer.

Een voorbeeld hiervan zien we in Peru. In de regio Cajamarca ligt de op een na grootste goudmijn ter wereld: de Yanacocha mijn. Cajamarca is echter de op een na armste regio van Peru, en heeft in de bijna twintig jaar dat de Yanacocha mijn bestaat nauwelijks ontwikkeling gekend. We zien hier ook heel duidelijk dat van de belasting die de eigenaren van Yanacocha (Newmont Mining, Buenaventura en de Wereldbank) aan de Peruaanse staat moeten betalen niet terugvloeien naar Cajamarca, maar op hogere niveaus blijft hangen. Op deze manier ziet de regio dus geen enkele voordelen van de mijnbouw. Het gebruik van giftige stoffen als cyanide en kwik in de mijnbouw maakt het grond- en rivierwater ondrinkbaar, en onbruikbaar voor landbouw. Vissen verdwijnen uit de rivieren, en veel mensen zijn hun land kwijtgeraakt. Ondenkbaar voor een gemeenschap die leeft van landbouw en visserij, en voor hun levensbehoeften sterk afhankelijk is van schoon rivierwater.

Het nieuwe akkoord van de Europese Unie gaat onder andere plaatselijke bevolking helpen om meer druk uit te kunnen oefenen op de overheid: met de hulp van de documentatie over transacties zullen ze nu kunnen aantonen waar ze recht op hebben. Bedrijven en overheden kunnen ter verantwoording geroepen worden als duidelijk wordt dat er niet genoeg geld terugvloeit naar de lokale bevolking. Op dit moment worden mensen in gebieden waar grondstoffenextractie plaatsvindt vaak alleen opgezadeld met de nadelen, zonder enige voordelen van de grondstoffenextractie in hun regio te ondervinden. Het nieuwe akkoord zal hen meer macht geven over hun eigen omstandigheden en de situatie in hun leefomgeving.

Voor de consument in het Noorden biedt de verhoogde transparantie een mogelijkheid om bewuster te gaan investeren. Er kan nu immers veel makkelijker en duidelijker nagetrokken worden in wat voor praktijken grote bedrijven precies investeren.

De mogelijkheid om meer voordelen van extractie te krijgen, zoals meer geld dat naar de regio zal vloeien, is een eerste stap naar verhoogde erkenning van de rechten van de plaatselijke bevolking. Het biedt echter nog geen oplossingen voor de grote sociale en ecologische gevolgen die industrieën zoals mijnbouw vaak met zich meebrengen echter niet weg.

Wat houdt het in?

Het nieuwe akkoord zal gelden voor alle grote, private mijn-, olie-, gas- en bosbouwfirma’s die in de EU geregistreerd staan. Het Europese Parlement en de Europese Raad zijn overeengekomen dat deze verplicht zullen worden hun transacties met overheden boven 100.000 euro te publiceren. Dit geldt voor alle belastingen die het bedrijf betaalt aan de overheid: belastingen over het inkomen, de productie, winst, royalty’s en licentiekosten. Belangrijk aan deze wet is dat het per investering en per natuurlijke hulpbron gaat: zo kan de plaatselijke bevolking dus heel specifiek natrekken wat er speelt rond de extracties in hun eigen gebied.

Hoe precies vermeden gaat worden dat bedrijven bijvoorbeeld twee transacties van 50.000 euro gaan maken, of verschillende van 99.999 euro is nog niet geheel duidelijk: hier wordt in feite niet over gerept. Het is mogelijk dat omdat het vooral over geheven belastingen zal gaan hier niet zo mee te sjoemelen valt: de hoeveelheid te betalen belasting wordt ten slotte vastgesteld op basis van procenten en dergelijke.

Enkele bedrijven riepen om de mogelijkheid om transacties in bepaalde landen uit te sluiten van het nieuwe akkoord, op de grond dat het in sommige landen verboden is om betalingen aan de overheid internationaal bloot te leggen. De EU heeft dit voorstel echter afgewezen, omdat de bewijzen hiervoor niet overtuigend genoeg werden bevonden. Dit laat zien dat de EU met dit akkoord een serieuze stap tegen corruptie wil nemen, en de nood aan verhoogde transparantie van grote multinationals ernstig neemt.

Hoe gaat het verder?

Het akkoord komt overeen met de Dodd Frank act die in 2010 inging in de Verenigde Staten, die van alle in de VS geregistreerde olie-, gas- en mijnbouwbedrijven eist dat ze hun betalingen boven 100.000 Amerikaanse dollar aan alle landen en voor ieder project officieel registreren. De Dodd Frank act komt echter ook nog wel eens onder vuur te liggen. De Act houdt namelijk ook in dat ingevoerde grondstoffen niet meer uit conflictgebieden mogen komen. Het is echter nog niet mogelijk om de grondstoffen te traceren en er bestaat ook nog geen mechanisme om aan te tonen dat ze uit een conflictvrij gebied komen.

Desalnietemin heeft Britse premier Cameron heeft aangekondigd dat het verspreiden van dergelijke wetten buiten de EU en de VS een van de belangrijkste onderwerpen wordt op de G8 top dit jaar. Publish What You Pay spreekt de hoop uit dat hiermee ook Canada en Australië, alsmede de opkomende “BRIC” landen, zullen gaan overwegen om dergelijke wetten te implementeren.

Het akkoord moet nog officieel goedgekeurd worden door alle EU lidstaten en het Europese parlement. Dit wordt naar verwachting afgerond in juni dit jaar.

11.11.11, koepel van de Vlaamse Noord-Zuid beweging, noemt de wet “een belangrijke eerste stap naar transparantie.” Bij GOUD:EERLIJK? sluiten we ons graag bij dit standpunt aan!

Bronnen:

Global Witness: EU agrees landmark anti-corruption law for global resource companies

Hall, Marc: EU seals deal to boost transparency of oil, gas and logging firms

Publish What You Pay: European Union reaches deal on historic oil and mining transparency law

11.11.11: Europees akkoord over transparantie 

Milieurapport Kori Kollo goudmijn (Oruro, Bolivia): Prangende vragen en teleurstellende antwoorden

De stad Oruro (Bolivia) is al een mijnbouwstad sinds haar ontstaan in 1606. Dat laat zijn sporen na. Aan het begin van de 21ste eeuw zijn de recentste sporen afkomstig van de Amerikaanse multinational Newmont Mining die er tot 2009 aandeelhouder was van 2 open pit mijnen. In één van die mijnen, de Kori Kollo mijn, op 45km van de stad Oruro, werd goud ontgonnen tussen 1982 en 2003. Als respons op de jarenlange druk van de lokale plattelandsgemeenschappen, werd in 2009 een milieu-audit aangevat. Een primeur in Bolivia! Het gaat om de eerste audit op een mijn in sluitingsfase en dus een cruciaal precedent voor alle mijnen die in de toekomst gesloten zouden worden. Ook in het kader van het huidige proces om de mijnbouwwetgeving te herschrijven kan deze audit een belangrijke rol spelen.

Na heel wat vertragingen en tussentijdse kritische doorlichtingen door de lokale partners van CATAPA (CEPA en CORIDUP), werd begin september van dit jaar het onderzoek naar de graad, de oorzaken en ecologische (water, bodem, flora en fauna), medische, socio-economische en culturele gevolgen van vervuiling in de regio rond de mijn eindelijk afgerond. De hoop te worden beloond voor het lange wachten bleek ijdel. De vragen die zich al die jaren hebben opgestapeld blijven onbeantwoord; de resultaten van het eindrapport roepen zelfs nog meer vragen op.

Het eindrapport werd onder de loep genomen door CEPA en CORIDUP en hun internationale partners, waaronder Catapa, alsook door de lokale stads- en plattelandsbevolking en ingenieurs van de universiteit van Oruro. Al snel bleek dat de kwaliteit van het rapport ondermaats was, de analyse oppervlakkig en de conclusies teleurstellend, want grotendeels onbruikbaar. “Een zwakke thesis” zoals een ingenieur van de universiteit van Oruro het verwoordde; “onaanvaardbaar” zoals de meeste plattelandsbewoners het stellen. Om te vermijden dat alle ettelijke dollars die dit onderzoek heeft gekost tot niets hebben gediend en de getroffen gemeenschappen in de kou zouden blijven staan, gaat CORIDUP over tot het mobiliseren van haar mensen. In eerste plaats eisen ze een antwoord van de regering, die tot nu toe de lippen opvallend stijf op elkaar houdt. Daarnaast is het -eindelijk- tijd geworden dat de gemeenschappen in de regio van Kori Kollo -overigens een internationaal beschermd gebied voor watervogels- hun recht op compensatie kunnen laten gelden. Door de exploitatie van de mijn (waar o.a. uiterst giftige cyanide aan te pas komt) zagen zij hun uitzichten op “vooruitgang” allesbehalve zagen stijgen. Integendeel, ze kregen vooral extra zorgen door de vergiftiging van hun vee en de vervuiling van de omgeving en van het water in het bijzonder.

Samen met CEPA, CORIDUP en hun lokale, nationale en internationale partners schraagt CATAPA zich achter de getroffen bevolking en ondersteunt hun eis op een officiële verklaring vanuit de betrokken ministeries en president Morales en op een uitgewerkt en duurzaam regionaal programma dat effectief bijdraagt tot het remediëren  van de ecologische en socio-economische impact van jarenlange grootschalige mijnbouw en het aanreiken van alternatieven voor een duurzame toekomst.

Meer Spaanstalige verslaggeving over de milieu-audit en de resultaten van het eindrapport vind je terug in de Chiwanku, het nieuwsbuletin van CEPA:

CHIWANKU – No. 766: “EL SILENCIO TAMBIEN ES COMPLICIDAD” (06-11-12)

http://www.cepaoruro.org/index.php?option=com_content&view=article&id=97…

CHIWANKU – No. 765: “Manifiesto VI Congreso de líderes ambientales” (28-10-2012)

http://www.cepaoruro.org/index.php?option=com_content&view=article&id=97…

CHIWANKU – No. 758: Desilusión y decepción de las comunidades después de conocer los resultados de la  Auditoría Ambiental al proyecto “Kori Kollo””

http://www.cepaoruro.org/index.php?option=com_content&view=article&id=95…

Engelstalige verslaggeving vind je terug op:

OOKSA NEWS, Bolivian Environmentalists Warn of Double Water Loss From Mining” (24-10-2012)

http://www.ooskanews.com/daily-water-briefing/bolivian-environmentalists…

Een engelse vertaling van de Chiwanku no. 766 kan je hieronder lezen (vertaald door Chenoa Stock, UMAVIDA, U.S.A.):

SILENCE IS ALSO COMPLICITY 

On September 7th, 2012, the Auditing Company, PCA Auditing Engineers, presented the ‘report’ of the environmental audit’s third phase, carried out on the Mining Company, Inti Raymi, and its Kori Kollo mining operation, belonging to the transnational company, Newmont.

It is without doubt, the first experience of an Environmental Audit of a mining project whose open pit mining operation was carried out for approximately 25 years, principally exploiting gold and other minerals which are inherent, in a gold mining deposit. The technology used in this mining operation was that with a base of cyanide leaching, a highly toxic (poisonous) chemical component. We are speaking of one of the biggest mining operations that Oruro has had in the  last 50 years and whose investment, if we can consider it an investment, would have been approximately $350 million.

However, the communities affected by the mining united through CORIDUP, saying that they would like to leave aside, for the moment, the supposed benefits that were granted for work sources to a determined contingent that was not precisely for workers from Oruro. We also would like to set aside the issue of royalties for Oruro. We do not know how many benefits were received from this mining operation for Oruro and the country. (Who knows how much gold they took from Oruro?) It does not exist in our knowledge an institution and/or a grassroot organization who knows with certainty how many benefits the above mentioned Oruro mining project received. The certain thing is that when the mining company arrived our communities there were POOR; now that it has gone, the communities remain there, and remain poor. We live in a determined state, which has instances and responsible authorities who should have explained and clarified to Oruro these issues and those of other mining operations.

Nevertheless, that which does interest us is that for these past 20-25 years our lands do not produce as before (the salinity consumes us) and our waters are no longer fresh or apt for animal, or worse, human consumption. So the fight, which we undertook 10 years ago, to have an Environmental Audit is aimed to clarify and know that which has happened with the nature that surrounds us, that which has happened with our lands, or the habítat, which involves the integral life of all the basin of the Uru-Uru and Poopó Lakes.

Here we have to say if the issue does or does not have importance for Oruro. One fact that is not in discussion is that of the affected communities. It is a question of life or death – of life or migration.

As we said in the beginning, the report was sent September 7th, 2012. That is to say, it is sufficient time for our parlimentarians to say “This is my mouth” (Spanish phrase, meaning “I should use my voice”.) That is, to confront the Environmental Audit problems with total responsibility by making it technically comprehensible and also making the affected communities and the entirety of Oruro understand that if that which was carried out by the auditing company was or was not an Environmental Audit. It should be clearly established that the principal duty of a parlimentarian is to oversee and investigate.

Since the date of the report, CORIDUP has been supporting that the Environmental Audit was not the audit for which we had hoped. NOBODY IS TELLING US WHAT HAS HAPPENED WITH THE USE OF THOUSANDS AND THOUSANDS OF TONS OF CYANIDE in the Kori Kollo mining operation in the many years of its mining exploitation. Except for some, the involved municipalities are quiet despite the fact that Law 2028 establishes their responsibilities and despite the fact that they had the above mentioned report in their power the following day of its presentation.

On one hand, only the Environmental Commission of the Oruro State Legislative Assembly had demonstrated at least some will to clarify this issue. It was not done sufficiently, but at least they understood that the problem should be debated by all Oruro sectors. Where will the silence lead us?

Certainly the issue is eminently technical. So we turned to the Technical University of Oruro (UTO), who also received the above mentioned report with the hope that they could guide the institutionality of Oruro on these issues so excruciating and urgent.

Our Palimentarian has had in his power the “Environmental Audit Report” for a lot of time now and has only kept silent. The University, a dedicated entity to science, having the best opportunity to scientifically demonstrate if there was contamination or not, has also kept silent. Many ‘environmentalists’ of Oruro, who know that on September 7th the ‘report’ was sent, have also kept silent. And like this, in Oruro, it seems that silence is like complicity.

Clemente Paco Huanca
Departamental Coordinator – LIDEMA – CEPA

Auteur: Hanne Cottyn

Nieuwe onderhandelingen tussen de Peruaanse regering en de lokale burgemeesters over Majaz-case.

De volksraadpleging van 16 september (waarbij 95% van de deelnemers tegen de ontwikkeling van mijnbouwactiviteiten in hun regio stemden) mocht dan niet wettelijk bindend zijn, ze bracht wel een nieuwe dialoog op gang in Noord-Peru. Een eerste overleg eind september mislukte wel nog omdat de Peruaanse regering niet alle burgemeesters van de getroffen regio had uitgenodigd, maar eind oktober slaagde men er wel in om alle betrokkenen rond de tafel te krijgen. Niettemin verliepen deze onderhandelingen nogal chaotisch. Dit lag voornamelijk aan de verdeel-en-heers-politiek van de regering, die enerzijds opnieuw niet alle burgemeesters van de drie betrokken regio’s uitnodigde, en anderzijds een delegatie burgemeesters van de kust liet komen, die wel een goed oog hebben in het mijnbouwproject.

Toch werd op een aantal punten een akkoord bereikt. Ten eerste werd afgesproken dat er een onafhankelijke bemiddelaar zal worden aangesteld. Het Ministerie van Energie en Mijnbouw verklaarde dan op haar beurt dat ze geen klacht zal indienen tegen de gemeentelijke autoriteiten die hadden opgeroepen tot de volksraadpleging. Ook werd het idee besproken om een Ministerie van Milieu op te richten. Tenslotte verbonden alle partijen zich ertoe de dialoog verder goed te laten verlopen. De voortzetting van de onderhandelingen werd daarom al gepland op 12 december. Het blijft afwachten of er dan effectief sprake zal zijn van een vruchtbare dialoog die een vreedzame oplossing voor het conflict zal kunnen bespoedigen. Overduidelijk is wel dat met de organisatie van het volksreferendum en door de massale nationale en internationale media-belangstelling, de Majaz-case is uitgegroeid tot een emblematische case die toekomstbepalend zal zijn voor zowel de regio in Noord-Peru als voor het Peruaanse nationale beleid inzake natuurlijke rijkdommen.

Door: johanvdw

Inleiding tot de Majaz Case

De Andes, die van Venezuela tot Vuurland over het Zuidamerikaanse continent waakt, kent ter hoogte van Huancabamba een depressie, waarbij haar dak tot op zo´n 3500 meter hoogte zakt. Deze grensregio tussen Peru en Ecuador kenmerkt zich door een uniek ecosysteem en een enorme biodiversiteit. Hier, bij het samenkomen van de Atlantische en Pacifische luchtstromen, tussen de nevelwouden en de páramos, wordt de watercyclus als het ware gesloten, en geeft de Pacha Mama – Moeder Aarde – geboorte aan de belangrijkste rivieren van de door droogte geplaagde Peruaanse kust. Aan de andere kant van haar heuvelrug ontspringen de bergriviertjes die honderden kilometers verder de Amazone vormen. Río Blanco, gelegen tussen twee natuurreservaten, is er één van.

Aan de oevers van de Río Blanco voert Minera Majaz SA, dochteronderneming van het Engelse Monterrico Metals plc, sedert 2003 exploratiewerken uit met het oog op de constructie van een gigantische open kopermijn. Het zou, volgens het bedrijf, gaan om één van de grootste niet ontgonnen koperreserves ter wereld.

Sociale rust
Het Río Blanco-mijnbouwproject heeft de regio grondig beroerd. Gevreesd wordt dat de koperontginning enorme milieuschade zal teweeg brengen. De lokale ecosystemen, en verschillende met uitsterven bedreigde diersoorten als de brilbeer en de andestapir, zouden in gevaar komen. Daarnaast betekent de koperontginning een bedreiging voor de subsistentielandbouw en –veeteelt in de regio, alsook voor de certificatie van de ecologische koffie- en fruitteelt voor export.

Sinds Minera Majaz enkele jaren terug de boerengemeenschappen Yanta (Ayabaca) en Segunda y Cajas (Huancabamba), waarbinnen de mijnconcessie zich bevindt, benaderde, en daarbij frauduleus poogde de wettelijk vereiste toestemming voor exploratie te bemachtigen, zijn de reacties niet uitgebleven. Tweemaal, in 2004 en 2005, marcheerden de gemeenschappen dagenlang naar het mijnbouwkamp in protest. Bij repressie zijn inmiddels twee dodelijke slachtoffers gevallen. Tientallen boeren werden verwond en bij hun arrestatie gefolterd. Door het bedrijf ingehuurde onruststokers hebben informatiebijeenkomsten over de mogelijke impact van de kopermijn brutaal verstoord. Verschillende milieu-activisten werden met de dood bedreigd of waren slachtoffers van een aanslag op hun leven. Río Blanco heeft de sociale rust niet bevorderd.

Na de bloedige protesten van juli 2005 verenigden de lokale sociale organisaties en enkele gemeentelijke overheden zich in het Front voor de Duurzame Ontwikkeling van de Noordgrens van Peru. De dialoog met het Ministerie voor Energie en Mijnbouw die ze opzetten was echter bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Het gebrek aan transparentie en de medepichtigheid van de centrale overheid laten weinig aan de verbeelding over: Río Blanco moet er komen. Toledo, voormalig president van Peru, verklaarde het mijnproject ‘van nationaal belang’, om aldus het grondwettelijk verbod op dergelijke buitenlandse investeringen in grensgebied te omzeilen.

Consultatie
Moegetergd besloten de boerengemeenschappen zelf initiatief te nemen. Via hun gemeentes riep men de bevolking van Ayabaca, Carmen de la Frontera en Pacaipampa op tot een consulta – volksraadpleging – over de wenselijkheid van de constructie – een eufemisme in deze industrie – van de mijn. ‘

Hoewel dergelijke consultas niet bindend zijn, kunnen ze voldoende sociale druk genereren om het mijnbouwproject af te blazen. Zulks was het geval in Tambogrande enkele jaren geleden, waar ruim 98 procent van de uitgebrachte stemmen tegen de geplande mijnbouw in het stadscentrum was. De overheid moest toen een administratieve onregelmatigheid inroepen om zonder gezichtsverlies het Canadese Manhattan Minerals naar huis te kunnen sturen. Op een dergelijk effect hoopt de organisatie van dit nieuw referendum.

De Peruaanse regering, eveneens een les rijker na Tambogrande, zette alle middelen in om de consulta een halt toe te roepen. Daarbij werd maar al te graag verwarring gecreëerd tussen het niet bindend karakter ervan, en de vermeende illegaliteit. Men startte een ware media-oorlog tegen de consulta.

Opvallend genoeg riep de regering, enkele dagen voor de consulta, zelf op tot dialoog, uitsluitend gericht op het uitschakelen van elk verzet tegen de mijnbouwplannen in de regio, zoals de premier zelfs openlijk toegaf. Zijn partij, APRA, steunde vijf jaar terug nog de consulta van Tambogrande. Toen zat APRA echter in de oppositie… Van APRA’s beloften om een extra belasting te heffen op de woekerwinsten van de mijnbedrijven is ook niets gekomen. ‘Campagne voeren is één ding Eén, iets helemaal anders is regering zijn,’ aldus president García onlangs over zijn valse beloften. Daarmee is alles gezegd.

Democratisch deficit
Het sociaal conflict rond de Río Blanco is typerend voor de mijnbouw in Peru, dat over een enorme voorraad en diversiteit aan natuurlijke rijkdommen beschikt. De eenzijdige afhankelijkheid van extractieve industrieën – inclusief petroleum en gas – voor buitenlandse deviezen, gekoppeld aan de voorliefde voor macroeconomische indicatoren, waarbij economische groei zonder meer met ‘ontwikkeling’ en armoedebestrijding wordt verbonden, en de neoliberale wetgeving gebaseerd op de grondwet van ex-dictator Fujimori, hebben een nationale dynamiek gecreëerd waarbij het aantrekken van buitenlands kapitaal centraal staat.

Een verwaarloosbare milieuwetgeving, die geen enkele controle garandeert wegens het ontbreken van een autonome milieu-autoriteit, heeft voor ecologische rampen als Cerro de Pasco, Ilo en La Oroya gezorgd. Nog nooit werd een mijnbouwproject afgekeurd op basis van de verplichte milieu-impactstudie. Het Ministerie voor Energie en Mijnbouw promoot tegelijkertijd investeringen in mijnbouw, is verantwoordelijk voor het goedkeuren van mijnprojecten, controleert de bestaande projecten én bepaalt de spelregels tussen de bedrijven en de door de mijnbouw aangetaste gemeenschappen. La Oroya heeft de eer tot de tien meest vervuilde steden ter wereld te behoren.

De technische haalbaarheid van de mijnbouw geldt als enig criterium, waarbij de sociale aanvaarding door de boerengemeenschappen niet telt. De vervuiling als gevolg van de mijnbouw wordt daarentegen wel grotendeels door die arme Andesbevolking gedragen, die hiermee hun landbouw en veeteelt, voornaamste bron van inkomen, bedreigd zien. Daarenboven heeft de kapitalistische logica geen oog voor het cultureel belang van hun territorium. De relatie met deze gemeenschappen illustreert perfect het democratisch deficit van de Peruaanse Staat, sedert haar ontstaan gedomineerd door de blanke (en creoolse) elite en doorheen haar geschiedenis het plurinationaal karakter van haar bevolking miskennend.

Ondanks het officiële discours rond descentralisering blijft Peru grotendeels de belangen van de economische elite in Lima vertegenwoordigen. In dit spanningsveld tussen centralisme en lokale autonomie situeert zich het conflict rond Río Blanco. Lokale belangen moeten wijken voor nationale (en transnationale) prioriteiten die slechts een minderheid vertegenwoordigen. Democratie wordt herleid tot vijfjaarlijks stemgedrag met een hoge populistische factor, waarbij de politiek zich beperkt tot vulgair cliëntelisme en geen essentiële thema’s aankaart zoals de ontwikkelingsstrategieën van het land.

Precies daar wringt nu de schoen. De definiëring van de ontwikkelingsmodellen wordt niet als politiek beschouwd. Geheel in de lijn van Fukuyama wordt een neoliberale politiek – want we hebben het wel degelijk over politiek, zoniet over beschavingsmodellen – als enig model omarmd. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de enorme culturele, geografische, economische, klimatologische, biologische en ecologische diversiteit van Peru. Het mag niet verbazen dat de inheemse Andesvolkeren deze staat als de continuïteit van het kolonialisme beschouwen…

Kaarten
Op 16 september sprak de bevolking van Ayabaca, Carmen de la Frontera en Pacaipampa zich uit over ‘Río Blanco’. Ruim 57 procent van de bevolking nam deel aan de consulta, ondanks de lastercampagne van de regering, de mijnbouwsector en de boulevardpers. Ruim 98 procent van de uitgebrachte stemmen was tegen de mijnbouw.

Met deze resultaten gewapend hernemen de gemeenschappen het onderhandelingsproces. De regering blijft wanhopig de consulta bagatelliseren, en bereikt daarmee net het omgekeerde: niemand zal nog ontkennen dat de kaarten nu anders liggen. Blijft echter het risico dat het mijnbouwproject, met of zonder populaire steun, gewoon doorgaat. Internationale druk op de Peruaanse regering zal daarom van essentieel belang zijn.

bron: https://indymedia.be/nl/node/24191

Auteur: Lieven Pype