Mijnbouw leeft in Oruro. En dat heeft het altijd gedaan sinds de kolonisatie. Maar mijnbouw vervuilt ook, en sinds de introductie van cyanide en andere chemicaliën in het ontginningsproces van mineralen meer dan ooit. Waar voor de jaren ’80 mijnbouw en agricultuur perfect naast mekaar bestonden, klinken in de laatste decennia steeds meer verontwaardigde stemmen over mislukte oogsten, een verminderde visvangst en een tekort aan –proper- water in de rivieren. Mijnbouw, zeggen de getroffen gemeenschappen (en CEPA); klimaatsverandering, klinkt het vooral in politieke kringen.
Sinds de ecologische ramp in november 2014, waarbij duizenden vissen en honderden vogels dood aanspoelden op de oevers van het Poopó-meer, klinken de protesten dat er ‘iets’ moet gebeuren luider dan ooit. Want voor de vissers blijft er amper – tot geen – vis meer over, en de boeren zien hun toegang en de kwaliteit van water voor hun akkers en vee alsmaar slinken…
CEPA, het Centro de Ecología de Pueblos Andinos in Oruro, verdedigt en ondersteunt al 20 jaar de gemeenschappen in de provincie en doet dat nu dus eens te meer. Op 22 april organiseert CEPA een grote conferentie die hier in Oruro zal plaatsvinden. Tientallen belangrijke nationale en internationale organisaties zijn uitgenodigd, alsook departementale en nationale overheidsinstellingen (zelfs Evo Morales staat op de genodigden-lijst). Het doel is om die dag het Poopó-meer in een nationale wet uit te roepen als patrimonium en bijgevolg de nodige economische en technologische middelen ter beschikking te stellen voor de preservatie van het meer en het ondersteunen van de getroffen gemeenschappen.
In andere woorden: men wil dat de reeds maandenoude beloftes van verschillende instanties eindelijk realiteit worden…
Om tot een dergelijke concrete agenda te komen is uiteraard een grondige voorbereiding nodig. En die is hier volop aan de gang… Niet enkel op het kantoor van CEPA, maar wel samen MET de gemeenschappen, mét nationale en internationale organisaties en binnenkort ook mét overheidsinstanties… Zo werd op 6 maart onder andere de ‘socialización del Programa Cuenca Poopó’ plaats. Een verslagje:
SOCIALIZACIÓN DEL PROGRAMMA CUENCA POOPÓ
Op 6 maart vond de “socialización del Programma Cuenca Poopó” plaats. Het programma, een samenwerking tussen de Boliviaanse staat, de Orureense departementale overheid en de Europese Unie, wil met hun ‘Plan Director de la Cuenca del Lago Poopó’ een betere, gelijke toegang en vooral een meer duurzaam gebruik van water in de provincie Oruro verzekeren. Met een bedrag van bijna 3,5miljoen bolivianos heeft het Plan Director een korte, middellange en lange termijndoelstelling. Tot nu toe zijn enkel nog maar strategische – territoriale en sectorale – richtlijnen uitgewerkt, dus het Plan staat nog in zijn kinderschoenen.
Op 6 maart presenteerde ingenieur Carlos Huayta (die zijn diploma aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde) alvast de eerste resultaten van technische studies in en rond het meer. Het voltallige CEPA bestuur, CORIDUP, vertegenwoordigers uit verschillende geïnteresseerde gemeenschappen en de pers tekenden present. En die resultaten… zijn –zoals min of meer verwacht- zorgwekkend:
Vervuiling troef
Wat iedereen al wel wist, werd eindelijk met harde cijfers bevestigd: de vervuiling in het meer is immens. Per dag stroomt meer dan 2 miljoen 20 duizend kilo aan zware metalen en vervuilende deeltjes via 12 verschillende waterkanalen het Poopó-meer binnen. Goed voor zo’n 200 grote vrachtwagens per dag, zo maakte de ingenieur de vergelijking. De overgrote meerderheid komt via de linker-en rechterarm van Rio Desaguadero het meer binnen – tevens de grootste watertoevoer van het Poopó-meer -, dat op zijn beurt in hogergelegen bekkens ontspringt uit het Titicaca-meer en de Mauri-rivier in Peru. Als onderste waterbekken van een volledig verbonden eco-systeem dat dus al ontspringt in Peru, zijn het Uru-uru-meer en het Poopó-meer er bijgevolg het ergste aan toe. Tot nu toe verliepen de politieke relaties met Peru om vanuit de hogergelegen bekkens al maatregelen te treffen tegen de vervuiling altijd op de klippen.
Maar de vervuiling komt grotendeels uit Bolivia zelf. Vooral de Huanuni-mijn, ten noord-oosten van het meer zorgt voor zorgwekkende hoeveelheden zware metalen, waarbij achtereenvolgens arseen, zink en lood op kop staan.
“We gebruiken ons water verkeerd”
Andere resultaten toonden dan weer aan dat het gebruik van het water in de provincie in extreme mate niet duurzaam is. In tegenstelling tot wat velen dachten slorpt niet de mijnbouw het grootste deel van het water op, maar wel de bevloeiingssystemen van de boeren; met 75 hm³ water/jaar aan water voor agricultuur vs. 24 hm³ water/jaar voor mijnbouw (tegenover 12 hm³ water/jaar aan persoonlijke consumptie, en 5 hm³ water/jaar aan veehouderij).
Cijfers toonden aan dat met deze aantallen er nu reeds een deficit van 161 hm³ water/jaar aanwezig is om het waterniveau in stand te houden. En een sprong in de toekomst toont aan dat, als het watergebruik zo verder gaat, er binnen 20 jaar een verdubbeling van dat deficit aanwezig zal zijn. Algemene boodschap: “we gebruiken ons water verkeerd”. De ingenieur toonde aan dat per 100 liter dat voor landbouw uit het meer wordt onttrokken, er slechts 30 liter efficiënt wordt gebruikt, en er dus 70 liter ‘verloren gaat’.
Tel daarbij ook nog eens de gevolgen van de klimaatsverandering – zijnde minder regen, een verhoogde temperatuur, en dus een algemeen dalende waterspiegel – op, en de toekomst van het meer ziet er allesbehalve rooskleurig uit…
Politiek probleem
Op papier bestaan er nochtans heel wat normen en regulaties die contaminatie zouden moeten tegengaan, en het watergebruik zouden moeten reguleren. Zo werd er in het Titicaca-meer en dam gebouwd van miljoenen dollars in het kader van een duurzamere waterregulatie. Helaas is er van ‘regulatie’ geen sprake door een gebrek aan coördinatie en opvolging, waardoor de dam nooit volledig in werking is kunnen treden… Verloren geld, verloren project… En zo gaat het blijkbaar op alle niveaus. “We zitten met een politiek probleem”, zegt de ingenieur. “Onze politici in Oruro, noch internationale instellingen zoals Ramsar, noch wij zelf trekken ons iets aan van het misbruik van onze waterbronnen, en daar dragen we nu de gevolgen van; zijnde ‘een slechte levenskwaliteit’.”
Korte termijn doelstellingen
Om dit alles aan te pakken heeft het Plan Director op korte termijn (5 jaar) als doel in het departement Oruro een ‘Servicio Departemental de Cuencas’ te institutionaliseren, aangezien dat tot nu toe nog niet bestaat. Taken als het controleren van de kwantiteit en kwaliteit van het water, monitoring van het watergebruik in de regio, en het herzien en goedkeuren van projecten zouden tot deze ‘servicio’ moeten behoren.
Tot diezelfde korte termijndoelstelling hoort ook een hele lijst territoriale (e.g. het verhogen van het volume en het verbeteren van de kwaliteit van het water in beide meren) en sectorale (e.g. het verminderen van de contaminatie door mijnbouwactiviteit; verhoogde basishygiëne door verbeterde toegang tot drinkbaar water; het recupereren van de biodiversiteit in en rond het meer, in samenspraak met Ramsar etc…) richtlijnen.
Voor het uitvoeren van al deze plannen in de komende 5 jaar is een bedrag van 896,928,173 Bolivianos beschikbaar. 77% van dat bedrag moet daarbij naar territoriale richtlijnen gaan, 22% is bestemd voor de sectorale lijst. 1% is voorzien voor de administratie van alles (uitvoering, monitoring, audits & evaluaties). Dé vraag zal zijn of het daadwerkelijk slechts 1% zal zijn dat blijft kleven in de administratieve carousel…
De verleiding van corruptie…
Want corruptie is er, helaas, altijd al geweest. Zo vroeg iemand uit het publiek wat het ‘Programa de Cuenca Poopó’ in de afgelopen 5 jaar heeft gerealiseerd, rekening houdende met het feit dat het werd opgesteld na het ‘decreto supremo’ in 2009, met een bedrag van de EU van maar liefst 14 miljoen euro’s voor het aanpakken van de contaminatie van mijnbouw. De ingenieur gaf daarbij als antwoord dat voor het aanpakken en uitvoeren van een dergelijk groot project veel tijd nodig is, en dat in de afgelopen jaren vooral voorbereidend technisch onderzoek werd uitgevoerd. Echter, om het geld van de EU (de 14 miljoen euro’s) dat in cycli per 3 jaar wordt uitgereikt niet te ‘verliezen’ en toch ook ‘nuttig’ te investeren, werden in tussentijd andere kleinschalige projecten uitgevoerd. Het installeren van ecologische toiletten in bepaalde municipios, of het aanleggen van bevloeiingskanalen zijn slechts twee voorbeelden uit de lijst.
De getroffen gemeenschappen klagen echter aan dat vele van deze projecten niet in gebruik zijn, en – erger – dat dergelijke projecten helemaal niet bijdragen aan de initiele richtlijnen waarvoor het decreto supremo, en dus de centen, bedoeld waren… “Auto’s hebben ze er bovendien ook mee gekocht”, zo klinkt het bij CEPA. “Voor zichzelf, welteverstaan.”
Corruptie… geld dat verdwijnt… het zal de vraag zijn of het ‘Programa de Cuenca Poopó’ met hun Plan Director nu eindelijk wel het voorziene geld bij de juiste mensen (en projecten) zal brengen en de kwaliteit van het leven in en rond het meer zal kunnen verbeteren…
Want hoewel de geplande vooruitzichten en richtlijnen van het Plan Director veelbelovend klinken, was de ingenieur zelf echter weinig hoopgevend: “Het water in het meer is aan het opdrogen. Op satellietfoto’s sinds de jaren ’80 kunnen we dat proces duidelijk zien… Onder andere door de klimaatsveranderingen is ons meer zich beetje bij beetje aan het omvormen tot een grote zoutvlakte, en met een blijvende stijging van de temperatuur en een daling van de regenval, zal dat proces zich blijven verderzetten…”