Glencore ondermijnt mensenrechten, met steun van banken in België

Mijnbouwbedrijf Glencore en haar financierders zijn verantwoordelijk voor milieu- en mensenrechtenschendingen in Peru en Colombia. Dat blijkt uit een nieuw rapport van Oxfam, Fair Finance International, Cinep, Censat en Cooperacción. Om activisten uit Peru en Colombia te ondersteunen bij gesprekken met BNP Paribas Fortis organiseerden we samen met FairFin en Extinction Rebellion Gent een actie.

Als gevolg van de mijnbouw van Glencore zijn duizenden inheemse bewoners van hun land verdreven. Zij die wel nog in de nabijheid van de mijnen wonen, kampen met een groot aantal gezondheidsproblemen als gevolg van de giftige stoffen in de lucht, de bodem en het water. Het gaat meer bepaald om een steenkoolmijn in Colombia (Cerrejón) en een kopermijn in Peru (Antapaccay-Tintaya).

In theorie doet Glencore zich voor als een ‘verantwoord bedrijf’ en ondertekent het internationale verdragen die mensenrechten zouden moeten beschermen. Maar in de praktijk zien we dat de mijnbouwreus onvoldoende actie onderneemt om ervoor te zorgen dat haar dochterondernemingen de mensenrechten daadwerkelijk respecteren.

Ook Europese banken en investeerders ontlopen hun verantwoordelijkheid, door onvoorwaardelijk in Glencore te investeren. Ze strijken de winsten op, maar roepen het bedrijf niet ter verantwoording wanneer het mensenrechten schendt of het milieu onomkeerbaar schaadt. Bijna de helft van alle leningen aan Glencore wordt door Europese banken en investeerders verstrekt. Het is aan deze investeerders om voorwaarden op te leggen aan hun financiële steun, zodat zowel het milieu als de lokale gemeenschappen worden beschermd, of het bedrijf niet langer financieel te steunen.

Ook banken actief in België zijn betrokken. Zo had BNP Paribas in juni 2023 maar liefst 6,3 miljoen euro aan aandelen in handen. Tussen 2016 en 2023 heeft de bank leningen en underwritings (het helpen uitschrijven van obligaties) gegeven aan Glencore ter waarde van meer dan 2 miljard euro.

Daarom ondersteunden we de vertegenwoordigers uit Peru en Colombia. FairFin, Broederlijk Delen en Oxfam Novib gingen in gesprek met BNP in Brussel, al is dat relatief: last minute verkoos de bank een video call. In solidariteit met de delegatieleden versterkten CATAPA, FairFin, Grootouders voor het Klimaat en Extinction Rebellion Gent ook hun stem ook met een symbolische actie aan de deur van het kantoorgebouw. Samen roepen we de bank op om haar verantwoordelijkheid te nemen en de schade die zij mee gefinancierd heeft te erkennen, en om de schadelijke activiteiten van Glencore niet langer te steunen.

De actie ontstond uit de #bankswithoutmining vrijwilligers werkgroep van CATAPA, in nauwe samenwerking met FairFin en de creatievelingen van Extinction Rebellion Gent. Vele vrijwilligers werkten de laatste maanden mee in de werkgroep. Catapistas (in de breedste zin van het woord, inclusief FairFin en XR) doken in de divestment matier, bedachten een actieconcept en werkten het samen uit tot deze actie.

Tenslotte willen we, net als de delegatieleden deden tijdens de actie, benadrukken dat dit om meer gaat dan enkel BNP Paribas Fortis en Glencore: we moeten er naar streven om de financiering van destructieve mijnbouw onmogelijk te maken.

Wat kan je zelf doen?

Glencore heeft de Colombiaanse staat al meermaals aangeklaagd wanneer ze niet akkoord gaan met beslissingen die Colombianse gemeenschappen beschermen tegen hun mijnbouwpraktijken. Dit deden ze vorige maand opnieuw, eis met ons dat ze hun klacht laten vallen. Lees meer en teken de petitie

Deze actie was onder andere het resultaat van de inzet van heel wat vrijwilligers, onze Catapistas. Wil je jouw energie ook op onze divestment werkgroep loslaten? Word vrijwilliger en sluit je aan bij #bankswithoutmining in onze Slack omgeving.

Meer media van de actie – foto’s: FairFin

tin supply chain part I

De Supply Chain van Tin – Miniserie, Part I

Het monitoren van de tinmijnen in Bolivia

Since autumn 2020, CATAPA vzw has been partnering up with Electronics Watch – an independent monitoring organisation with experts in human rights and global supply chains – and CISEP – Centro de Investigación y Servico Popular, a local Bolivian non-profit organization – to start monitoring tin mining cooperatives in the department of Oruro, Bolivia. This project was funded by Bread for All (BfA). This work is part of a bigger project organised by CATAPA’s Bolivia Working Group: investigating the tin supply chain, from raw material to end product.

Today we are presenting the first part of this research focussed on important findings related to working conditions and human rights (violations) in the Bolivian tin mines. Later on we will also present the findings related to the Bolivian smelters, the import of tin into the EU and the presence of tin in the electronics sector.

Belangrijkste bevindingen

Infographic tin monitoring project Landscape Banner (3)

Uit de interviews met de mijnwerkers van de coöperaties blijkt dat:

  • Mijnwerkers moeten soms onder 70m diepte werken (gerelateerde problemen: minder zuurstof, longziekten, silicose) zonder persoonlijke bescherming
  • De lonen worden dagelijks berekend, maar kunnen na verloop van tijd vaster worden (afhankelijk van de goodwill van de chef)
  • Coöperatieve mijnwerkers worden betaald op basis van de gewonnen hoeveelheid mineraal, de lonen zijn zeer ontransparant (vaak slechts 1% van de brutowaarde van de productie, wat zeer laag is)
  • De mijnwerkers werken lange uren, meestal 6 dagen per week. Sommigen werken 12 tot 16 uur per dag
  • Er is een grote ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers: vrouwen worden veel minder betaald omdat zij meestal werk krijgen buiten de mijngangen (omdat wordt geloofd dat het ongeluk brengt als vrouwen de mijnen betreden). Daar zoeken ze naar waarde tussen het weggegooide erts
  • Preventiesystemen voor veiligheid en gezondheid op het werk zijn bijna onbestaand
  • Er is geen toegang tot drinkwater op de werkplek

Meer details over de resultaten en de achtergrond van het monitoringproject vindt u verderop op deze pagina. 

CISEP_Mineral extraction galleries
CISEP_Mineral extraction galleries
CISEP_Heavy machinery, in operation and without adequate protection, lack of physical spacers
CISEP_Heavy machinery, in operation and without adequate protection, lack of physical spacers

Conclusies en toekomstige stappen

Juridisch gezien lijkt het erop dat de Boliviaanse nationale wetten niet worden overtreden, maar eerder worden omzeild, aangezien de werknemers van de coöperatie juridisch gezien zelf hun eigen werkgevers zijn. CISEP en Electronics Watch zijn van plan aan dit project te blijven werken, uiteindelijk met het doel bij te dragen tot betere lonen en gezondheids- en veiligheidsomstandigheden voor de arbeiders. In de volgende stappen zullen de mijnwerkers van de coöperatie onder meer worden opgeleid in het belang van preventie en het gebruik van beschermende uitrusting.

Dit is DEEL I van onze miniserie over het monitoringsproject van de toeleveringsketen van tin. Wat gebeurt er met het tinerts als het eenmaal gewonnen is? Hou ons in de gaten voor deel II en III: de bevindingen over de Boliviaanse smelterijen en onder welke omstandigheden tin in de EU wordt ingevoerd en later, hoe en wanneer het in de elektronicasector terechtkomt.

CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)

Meer details en achtergrond bij het monitoringproject in de tinmijnen

Tussen mei en september 2021 werden 20 enquêtes en 13 interviews afgenomen. Het merendeel van de ondervraagde werknemers van de coöperatieve mijnen waren mannelijk, jonger dan 28 jaar en van Quechua-afkomst. Dit profiel is ook het meest voorkomende, hoewel er ook vrouwen werken, een aantal van hen werd ook geïnterviewd. De enquêtes en interviews vonden plaats op de werkplek of op het terrein en duurden ongeveer 30 minuten tot 1 of 2 uur. Er werd vooral gevraagd naar de volgende onderwerpen: vorm van inkomen, verloning, gezondheid en veiligheid, mogelijke vormen van intimidatie op het werk (ook wat betreft geslacht), productie en werktijden.

Ook belangrijk om weten: het grootste deel van de monitoring vond plaats tijdens de Coronapandemie, waardoor een meer constante en ononderbroken monitoring onmogelijk was omdat mensen buiten de exploitatie minder welkom waren in het mijnkamp om wille van de COVID19 maatregelen. Het onderzoek kan ook beperkt zijn door de angst van sommige van de ondervraagden om bepaalde onderwerpen aan te snijden, zoals bijvoorbeeld milieukwesties.

De meeste arbeiders zijn zelfstandigen. Dit betekent dat de mijnwerkers niet beschikken over beschermende en technische uitrusting, noch over gezondheids- en veiligheidsvoorzieningen op het werk, wat hun werk gevaarlijk en ongezond maakt.

De mijnbouwcoöperaties

Het coöperatieve systeem is in Bolivia in de praktijk een systeem van  arbeids”flexibiliteit”, waardoor de arbeidskosten binnen de interne toeleveringsketen worden verlaagd. Hoewel de coöperatiewet bepaalt dat men verplicht is de sociale wetten (zoals de algemene arbeidswet) na te leven, geldt dit eigenlijk alleen wanneer er sprake is van een werknemer/werkgever-relatie.

In werkelijkheid is dit meestal niet het geval: de coöperatieve structuur beperkt zich tot het zijn van een collectieve beheersorganisatie voor de aan- en verkoop van mineralen, het beheer van de sociale zekerheid en de toegang tot metaalrijke terreinen die eigendom zijn van de staat. In feite zijn de meeste werknemers in het coöperatieve mijngebied dus zelfstandige leden van de coöperatie (werkgever-werknemer).

De gevolgen van dit zelfstandig ondernemerschap zijn dat de mijnwerkers geen beschermende en technische uitrusting krijgen, noch veiligheid en gezondheid op het werk, wat, samen met het gebrek aan beschermingssystemen op de werkplek, hun werk gevaarlijk en ongezond maakt. De ploegen van mijnwerkers moeten zelf voor hun persoonlijke beschermingsmiddelen zorgen: zij kopen hun werkgereedschap, zij betalen voor het gebruik van de concentratie-installatie en de machines, zij betalen voor de basisdiensten en voor de administratieve diensten die door het bestuur van de coöperatie worden verleend.

Ook investeringen in nieuwe technologie zijn zeer beperkt en onderhoudsdiensten zijn praktisch onbestaande, hoewel er een mechanische werkplaats is om onderdelen van essentiële apparatuur te vervangen. Daar komt nog bij dat door dit beheersmodel van het mijnbouwcoöperatiesysteem in Bolivia een gelijke verloning van alle leden niet is gegarandeerd.

Arbeidsovereenkomsten voor Leerlingen

De mensen die in de concentratiefabriek werken (in plaats van die in de mijngangen) krijgen een nationaal basissalaris uitbetaald: ongeveer 300 US-dollar, hoewel het niet zeker is of dit overeenkomt met het minimum dat nodig is om van te leven, aangezien volgens de ondervraagden de kosten van levensonderhoud ongeveer 430 US-dollar bedragen. Desondanks past de coöperatie de berekening van een minimumloon niet eens toe op al haar werknemers, maar alleen op coöperatieleden die niet in de mijn kunnen werken vanwege hun tijdelijke verplichting in specifieke functies (directeuren of commissarissen) en de mogelijke toekomstige geassocieerde werknemers die op proef werken.

Enerzijds is er geen enkele garantie dat het ontvangen loon de minimumbehoeften dekt, noch is er enige controle dat het aantal uren per week minder dan 48 uur bedraagt, aangezien de coöperatie niet optreedt als werkgever, maar veeleer als administratief beheerder van de zelfstandige arbeid van haar leden.

Er is ook een grote ongelijkheid tussen coöperatieleden en niet-coöperatieleden op proef (er moet minimaal 1 jaar extern worden gewerkt voordat men het aanbod krijgt om lid te worden van de mijnbouwcoöperatie) . Als je volgens dit “leerling”-systeem werkt, krijg je het nationale minimumloon voor 8 uur werk, maar je krijgt geen toeslag voor overwerk of voor werken op zon- of feestdagen, en het is niet mogelijk na te gaan of de ziektekostenverzekering door de coöperatie wordt betaald.

Positief aan dit leerling-systeem is dat de werktijden van de proefarbeiders worden gecontroleerd en gereguleerd, terwijl de coöperatieleden werken in een systeem van zelfuitbuiting. Anderzijds is het wel mogelijk dat er overtredingen zijn met de leercontracten en dat er een onofficieel systeem van arbeidsintimidatie bestaat door de leden van de coöperatie tijdens het proefjaar.

Het inkomen van de mijnwerkers hangt volledig van geluk af: of ze vinden genoeg metaalrijke ertsen of ze vinden er geen.*

De lonen voor deze arbeiders worden dagelijks berekend. Ze kunnen vaster worden na een eerste proeftijd, maar dit hangt af van de bereidwilligheid van de persoon die de leiding heeft over die nieuwe arbeider. Mijnwerkers worden betaald op basis van de hoeveelheid mineraal die ze vinden, dus het inkomen van de mijnwerkers hangt volledig af van geluk: of ze vinden genoeg metaalrijke ertsen of ze vinden er geen*. Ook het inkomstenniveau is zeer ondoorzichtig: vaak ligt het rond 1% van de brutowaarde van de productie op de internationale markt, wat zeer laag is.

Onzekerheid van betaling en overwerk

Er is geen transparant systeem dat een gelijke beloning onder de coöperatieve arbeiders garandeert, vooral wanneer de productie aan de concentratie-installatie wordt geleverd namens de leider van een mijnwerkersploeg. Deze leider wordt verondersteld de waarde gelijk te verdelen onder zijn/haar ploeg, maar er is geen bewijs dat dit zonder discriminatie gebeurt. Het “crew” systeem heeft nog een ander nadeel: omdat de crew zichzelf managed, worden de mechanismen voor conflictbeslechting binnen de crew afgehandeld. Alleen als de zaken ernstig zijn (wat ook subjectief is), gaan ze naar de directie of toezichtsraad, één van de twee officiële hogere organen in de coöperaties, samen met de Raad van Bestuur.

De werktijden zijn extreem lang voor (potentiële) aangeslotenen en er bestaat een risico van onvrijwillig overwerk voor iedereen: omdat er geen controle is op de werkroosters, bestaat het gevaar van overwerk en overuren.

Ze werken meestal 6 dagen per week. Volgens de enquête zegt 91% wel eens 7 dagen per week te hebben gewerkt … 33% zegt 10 uur te werken en 16% zegt 12 uur per dag te werken. Aangezien niemand controleert of de werknemers boven hun limiet werken, zouden de werkuren zelfs langer dan 16 uur kunnen duren.

Sommigen van hen beweren dat zij, gezien de hoge prijs van mineralen, soms 16 en 24 uur onafgebroken hebben gewerkt, uit “hun eigen wil”. Maar aangezien deze “wil” gekoppeld is aan het genereren van meer inkomsten, zou je kunnen stellen dat het niet noodzakelijk “hun eigen wil” is, maar eerder “gedwongen” uit noodzaak. In de enquête zei 1 persoon dat hij niet vrijwillig werkt, maar dat de noodzaak hem ertoe dwingt.

Blijkbaar is er ook een recente verplichting om minstens 15 dagen/maand te werken (deze verplichting is gekoppeld aan het quotum van de overeenkomst die zij hebben met de plaatselijke handelsmaatschappij die hun erts afneemt), en als ze dit niet doen, krijgen ze een sanctie opgelegd.

Naast deze inconsistenties is er een grote ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers. Vrouwen worden veel minder betaald. 50% van de respondenten geeft aan dat vrouwen en mannen niet gelijk worden behandeld op de werkplek. Vrouwen krijgen meestal werk buiten de mijngangen, omdat wordt geloofd dat het ongeluk brengt als vrouwen de mijnen betreden.

De vrouwen die betrokken zijn bij de coöperatieve mijnbouwactiviteiten in Oruro zijn meestal oudere weduwen die hun man verloren hebben in de mijnen of bij aanverwante activiteiten, ofwel jonge meisjes of alleenstaande moeders met kinderen. Hun actieve deelname is beperkt, omdat van oudsher wordt geloofd dat hun aanwezigheid in de mijn ongeluk brengt. Daarom werken zij voornamelijk buiten, waar zij afgedankte ertsblokken uit elkaar halen op zoek naar minerale resten. Of ze werken op andere terreinen met minder mogelijkheden om in hun levensonderhoud te voorzien. Bij de verkoop zijn het vooral de vrouwen die worden bedrogen en een oneerlijke prijs krijgen. Veel vrouwen werken op informele basis, zelfs buiten het kader van de coöperatie, zodat zij geen ziektekostenverzekering of pensioenfonds hebben. Bovendien zorgen zij over het algemeen voor het gezin en dragen daardoor bijna altijd een dubbele last.*

CISEP_Concentrated mineral leaching into waters without environmental measures
CISEP_Concentrated mineral leaching into waters without environmental measures
CISEP_Acidic waters and tailings dam without safety borders
CISEP_Acidic waters and tailings dam without safety borders

Arbeidsomstandigheden: Gezondheid en veiligheid

Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat de mijnwerkers soms zonder persoonlijke bescherming werken, zelfs wanneer zij onder 70 meter diepte werken, aangezien dat laagste niveau door de coöperatie als geheel wordt geëxploiteerd. Het maakt deel uit van de collectieve bijdrage voor de coöperatie, los van hun traditionele mijnwerkerssysteem. Zij moeten bijdragen aan de gemeenschappelijke kosten van de coöperatie door hun eigen werk ten minste 3 dagen per maand in deze nieuwe diepe galerij te verrichten. Het is dus niet alleen onveilig en ongezond om daar te werken, maar zij voelen zich ook gedwongen door het management van de coöperatie om daar extra te werken.

Die diepte is kritiek omdat er minder O2 is en er een hoger risico is op onder meer longziekten en silicose. Zoals gezegd moeten ze daar minimaal 3 keer per maand werken: als ze 2 keer missen worden ze gestraft en als ze een 3e keer missen verliezen ze hun aansluitingsdocument (het bewijs van bijdrage aan de coöperatie) en moeten ze de coöperatie verlaten. Dit niveau is enkel toegankelijk via een lift zonder nooduitgang.

De ondervraagden wijzen erop dat er geen veiligheidsplan is en dat er bijna geen preventiesystemen voor veiligheid en gezondheid op het werk bestaan, waarschijnlijk door een gebrek aan middelen van het management. Er zijn wel veiligheids- en gezondheidsfunctionarissen, maar hun functies houden verband met het beheer van ongevallen en latere gebeurtenissen, niet met het voorkomen daarvan.

Bij een fysieke controle blijkt dat de concentratie constructies meer dan 50 jaar oud zijn en dat er geen behoorlijke bewegwijzering en ventilatie is. In het algemeen zijn er bijna geen risico- en gevaarsignalisatie in de mijn, of ze zijn in voortdurende staat van verval en er is geen plan voor de vervanging van deze signalisatie.

Het werk in de mijn is buitengewoon koud en vochtig. Er is geen toegang tot drinkwater op de werkplek. Elke arbeider neemt zijn eigen water mee voor het dagelijkse werk. Meer dan 75% van de ondervraagden zegt dat zij voortdurend moeten staan, soms wel 6 of zelfs 12 uur. 3/4 merken ook op dat zij worden blootgesteld aan sterke trillingen als gevolg van het boren en drillen in rotsen en dat zij zware machines moeten gebruiken.

Het boren van rotsen in de mijn wordt niet gecontroleerd: het zou met water moeten gebeuren om de vorming van opvliegend mineraal stof te voorkomen, maar er is geen watersysteem dat alle locaties bereikt, waarschijnlijk ook wegens de daarmee gepaard gaande investeringskosten. 74% beweert te zijn blootgesteld aan gassen en stof afkomstig van het opblazen van rotsen.

CISEP_Entrance to galleries in wells without ergonomic conditions or emergency exits.
CISEP_Entrance to galleries in wells without ergonomic conditions or emergency exits.
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)
CISEP_Wood reinforcement yielding to the weight of drilling malpractice (2)

Als gevolg van deze omstandigheden hebben sommige mijnwerkers silicose (een vorm van longziekte die wordt veroorzaakt door het inademen van stof** als gevolg van het gebrek aan water bij het boren in de mijn), reuma (als gevolg van een te hoge vochtigheidsgraad in de mijn) en hoofdtumoren (als gevolg van schuivende rotsen in de mijn, door een gebrek aan versterking van de galerij-infrastructuur) gekregen.

91% zegt dat er niet goed wordt omgegaan met chemische stoffen en meer dan 83% beweert dat er een voortdurende blootstelling is aan onbeschermde giftige stoffen zoals xanthaat en arseen en dat zij zijn blootgesteld aan dampen uit de ondergrond, bijvoorbeeld die welke worden geproduceerd door de diesel mijnwagens. Het gebrek aan ventilatiesystemen genereert veel verbrandingsrook die, volgens een van de ondervraagden, vooral de “oudere” mijnwerkers treft.

66% van de mijnwerkers klaagt over problemen met de veiligheid op het werk. Aangezien iedereen zijn eigen persoonlijke beschermingsmiddelen koopt, is er geen sprake van industriële veiligheid en is deze niet gewaarborgd. In de beschrijving van de persoonlijke beschermingsmiddelen beschrijven allen het gebruik van gehoorbeschermers, ademhalingsapparatuur (maar zonder voortdurende vervanging van de filters en beperkt tot het boren van het gesteente) en hoofd- en voetbescherming, maar niemand heeft het over het gebruik van rugbeschermers. Dit is vooral belangrijk omdat de mijnkarretjes alleen in de hoofdgangen aanwezig zijn en zij vanuit de onderaardse gangen het erts op hun rug moeten verplaatsen in (rug)zakken met een gewicht van ongeveer 40 kilo. Er zijn bewijzen dat zij tot 30 minuten moeten lopen met dit gewicht op hun rug.

In de mijnen zijn er geen toiletten of systemen om uitwerpselen te verwijderen, daarom is het niet toegestaan zich in de mijn te ontlasten, daarvoor moeten zij wachten tot de ploegenwisseling (7-13, 14-19).

Daar komt nog bij dat de mijnwerkers geen duidelijke en zichtbare informatie hebben over hun rechten binnen de coöperatie: zij krijgen geen introductie, zij ontberen informatie over hun ziektekostenverzekering en zij worden slecht behandeld door het openbare gezondheidsstelsel, zij worden niet opgeleid in het hanteren van gereedschappen noch krijgen zij houdingsonderwijs, zij worden niet geleerd persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken, enzovoort.

Binnenkort deel II van onze miniserie

Dit is DEEL I van onze miniserie over het toezicht op de toeleveringsketen van tin. Wat gebeurt er als het tin eenmaal gewonnen is? Hou ons in de gaten en lees binnenkort meer over de bevindingen in de Boliviaanse smelterijen en onder welke omstandigheden tin in de EU wordt ingevoerd en later, hoe en wanneer het in de elektronicasector terechtkomt.

Referenties:

‘Greenwashing’ van de mijnindustrie

‘Greenwashing’ van de mijnindustrie

Een warm nest, een eigen auto en de nieuwste smartphone; velen onder ons zijn een luxeleventje gewoon. Om in al die behoeftes te blijven voorzien, moeten we een energietransitie doorvoeren. De veelgeprezen ‘green deal’ zet de deuren open voor groene alternatieven zoals elektrische wagens en zonnepanelen. Maar zijn die alternatieven echt zo groen en onze behoeften echt zo onontbeerlijk?  

Volgens de actiegroep YLNM (Yes to Life, no to Mining) alvast niet. Ze brachten onlangs een persbericht “On the frontlines of lithium extraction” uit waarin ze aan de alarmbel trekken. Ze hekelen vooral de drastische uitbreiding van de mijnbouw in naam van groene energie. Mijnbouw staat gelijk aan de schending van mensenrechten en de vernietiging van cruciale ecosystemen. Allesbehalve groen dus.

“De EU moet wakker worden en een hoofddoel stellen om het materiaalgebruik met twee derde te verminderen, zodat de Europese Green Deal niet de zoveelste voetnoot wordt in de geschiedenis van de vernietiging van de planeet.”, zegt Meadhbh Bolger van Friends of the Earth Europe.

Europa 

De EU moet de winning van natuurlijke hulpbronnen met 65% verminderen. Dat hebben Friends of the Earth Europe en het European Environmental Bureau (EEB) in een recente studie “‘Green mining’ is a myth” gepubliceerd. Europa gebruikt momenteel al een buitenproportioneel groot deel van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen. De materiële voetafdruk van de EU bedraagt momenteel zelfs 14,5 ton per hoofd, ongeveer het dubbele van wat als een duurzame en rechtvaardige grens wordt beschouwd, en veel meer dan het mondiale gemiddelde. 

Ondanks die hallucinante cijfers, gaat de Europese Green Deal alleen nog maar verder in de ontginning van mijnbouw. Het gebruik van individuele elektrische auto’s is absoluut geen oplossing. Zo zal de vraag naar lithium in de EU door batterijen, voor elektrische auto’s bijvoorbeeld, naar verwachting met bijna 6000% stijgen tegen 2050.

Ze komen en vernietigen alles. Ze zeggen dat ze werk hebben en eten brengen. Maar dat is enkel vandaag. Morgen hebben we weer honger.

Loze beloftes 

De mijnindustrie is vaak in handen van multinationals die zich te weinig bekommeren om de rechten van de lokale bevolking. Een inheemse vrouw verklaart in de video van de YLNM persconferentie: “Ze komen en vernietigen alles. Ze zeggen dat ze werk hebben en eten brengen. Maar dat is enkel vandaag. Morgen hebben we weer honger.

Inheemse volkeren geven vaak het voorbeeld van een duurzame levensstijl. Toch worden net die gemeenschappen en omgevingen opgegeven, en nog wel in naam van de groene energie. In veel gevallen worden lithium projecten namelijk opgedrongen aan de lokale gemeenschappen. Er is geen sprake van transparantie of democratische beslissing. De mijnindustrie is verweven met de lokale politiek en krijgt vaak de steun van lokale politici. Bovendien krijgen ze soms de steun van internationale ontwikkelingsorganisaties om ‘groene mijnbouw’ te promoten.  Maar ‘groene mijnbouw’ bestaat niet.

Water is meer waard dan lithium 

Naast het schenden van mensenrechten, vernietigt de mijnbouw ook ecosystemen.  De winning en verwerking van Lithium brengen permanente en onherroepelijke schade toe aan watersystemen. De mijnen tasten niet alleen de waterlopen en de waterkwaliteit aan, ze versnipperen ook het landschap waardoor duurzamere vormen van levensonderhoud zoals landbouw en toerisme bijna geen kans meer krijgen. Zo is de Atacama-woestijn in Chili geleidelijk haar laatste watervoorraden aan het verliezen door de gevolgen van lithiumwinning. Chili beschikt over de helft van de lithiumreserves ter wereld en bijna de hele export wordt momenteel gewonnen uit de Atacama-woestijn, de droogste plaats ter wereld.

Nood aan gedragsverandering 

Dat zijn schrijnende vaststellingen. Toch stellen de actiegroepen een aantal concrete alternatieven voor om de mijnbouw zoveel mogelijk in te perken en de toekomstige schade te beperken. 

Een drastische verandering in onze gewoontes en onze consumptie is daarbij cruciaal. De vraag naar energie en materiaal moet fors dalen. Dat kan door maximaal in te zetten op openbaar vervoer, alternatieven te voorzien voor persoonlijke wagens en meer aandacht te besteden aan de herstelling, het hergebruik en het recycleren van batterijen en andere producten. 

Daarnaast is het belangrijk om de lokale gemeenschappen objectief te informeren over de gevolgen van mijnbouw. Het spreekt voor zich dat de bevolking dan ook het recht moet hebben om nee te zeggen als ze niet akkoord gaat met het project.  

Klimaatverandering zou aangepakt moeten worden vanuit een holistisch en milieurechtvaardig perspectief. Mijnbouw is destructief, niet alleen op ecologisch vlak, maar ook op menselijk vlak. Die elementen moeten erkend worden en het beleid moet die op een zinvolle manier aanpakken. 

Tenslotte moet er een einde komen aan de straffeloosheid van de bedrijven. Bindende verdragen moeten het bedrijfsleven en de mensenrechten verbeteren. Wanneer ze niet nageleefd worden, moeten er sancties volgen. Om dat te garanderen is een zinvolle regelgeving voor milieu en sociale bescherming nodig. 

We moeten er ons dus van bewust zijn dat die ‘groene’ benaderingen van de Europese Green Deal vaak worden voorgesteld als innovaties, maar in werkelijkheid vertegenwoordigen zij destructieve modellen die een onrechtvaardige en ongelijke transitie in de hand werken. Zo ver mogen we het niet laten komen!  

Artikel geschreven door Catapista Helena Spriet

Foto’s door Sebastian Pichler via Unsplash

Catapa jaarverslag 2020

Jaarverslag 2020

Jaarverslag 2020

Iets later dan gepland, maar hier is het dan eindelijk: het Catapa jaarverslag van 2020! Ondanks Corona hebben we toch heel wat kunnen verwezenlijken in 2020.

Met onder andere talloze boeiende (online – damn you Covid) evenementen, maar ook de erkenning als socio-culturele organisatie (hoera!), de verschillende meerjarenprojecten (MIF, FIF en Nemo), de 11.11.11 Changemakers campagne en de vele inspanningen in ons educatief luik en op vlak van sensibilisering. Logischerwijze zaten de beweging en onze duurzame partners ook niet stil!

Duik samen met ons in het verslag van 2020 en ga op ontdekkingsreis doorheen 366 dagen vol Catapa-energie. Dat belooft voor 2021!

Mineralen voor de energietransitie: naar een koolstofarme samenleving zonder verliezers

Nieuw onderzoek toont limieten van ontginning voor de energietransitie

De Europese Commissie kondigde aan dat de Europese Green Deal het kompas zal zijn voor het economisch herstel na de COVID19-crisis, een belangrijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen. Maar de toepassingen voor hernieuwbare energie en elektrische vervoer die daarvoor nodig zijn, vragen grondstoffen en de ontginning daarvan zet in verschillende delen van de wereld – vaak in ontwikkelingslanden – druk op onder meer lokale gemeenschappen, watervoorraden en de biodiversiteit. Ontwikkelings- en milieuorganisaties 11.11.11, Broederlijk Delen, Bond Beter Leefmilieu, CATAPA, FairFin en Justice et Paix kaarten op basis van nieuw onderzoek aan dat de transitie naar een koolstofarme samenleving ook grondstofarm en met respect voor mensenrechten moet verlopen.

De organisaties lieten door de onafhankelijke onderzoeksbureaus VITO en Profundo berekenen wat de transitie naar 100% hernieuwbare energie en een mobiliteitsshift in België volgens verschillende scenario’s betekent voor de vraag naar grondstoffen. De vaststelling is dat er in alle scenario’s sprake is van een toename van de vraag naar cruciale energiemineralen, maar dat politieke en technologische keuzes een groot verschil kunnen maken om die vraag en dus de negatieve impact van ontginning te beperken. Het gevoerde beleid moet de samenleving in de richting sturen van een lager energie- en materiaalgebruik door maximaal in te zetten op circulaire strategieën, zoals een langere levensduur, deeleconomie, circulair ontwerp, meer hergebruik en recyclage.

Hoe dan ook zal er op korte termijn nog ontginning van grondstoffen als lithium en kobalt nodig zijn. Die ontginning leidt nu vaak tot schendingen van mensenrechten en milieuvervuiling, zoals het nieuwe dossier ook toont. Een eerlijk antwoord op de klimaatcrisis vraagt daarom ook regulering die garandeert dat ontginning gebeurt met respect voor mensenrechten en milieu en met toestemming van lokale gemeenschappen. De aankondiging van Europees Commissaris Reynders op 29 april dat hij volgend jaar bindende wetgeving inzake zorgplicht voor bedrijven zal invoeren, is dus een goede zaak. Een nieuwe verordening zou bedrijven verplichten om na te gaan dat hun activiteiten geen negatieve gevolgen hebben voor de mensenrechten en het milieu, en dat in de hele toeleveringsketen.

Lees het volledige rapport hieronder.

Spookstad Choropampa: Twintig Jaar na de Ramp

Author: Maxime Degroote

 

Spookstad Choropampa:

Twintig Jaar na de Ramp

 

Op 2 juni 2000 verloor een vrachtwagen met vracht van de mijn Yanacocha zo´n 150 kilo kwik in de kleine gemeenschap Choropampa in de provincie Cajamarca, in het noorden van Peru. Twintig jaar later is het dorp verlaten en vergeten, terwijl de inwoners bij bosjes sterven aan de gevolgen van de ramp.

Het is 2 juni 2000, rond een uur of vijf in de middag. Er klinken luide stemmen op straat, geroep. “Alles wat voor mijn winkel ligt is voor mij”, roept Julia Angelica. Een sparkelend, helder, zilverkleurig goedje glibbert als een soort gelei over de weg die dwars door het dorp loopt. “Mama, mama, kijk”, klinkt het elders, “er vloeit iets glanzends en sparkelends over de straat en iedereen is het aan het verzamelen. Ik ga ook!”

Kinderen ploffen middenin het mysterische spulletje, verzamelen grote lege cola- en fantaflessen en vullen ze met het glanzende spulletje. Ze spelen ermee, gooien het in de lucht, lopen er onderdoor, wrijven zich er mee in, krijgen het binnen. Is het goud? Hoeveel zou het waard zijn? De verwarring heerst, maar het moét iets waard zijn. Rijkdom voor Choropampa.

Flauwvallende kinderen

Niks blijkt minder waar. Twintig jaar later staan we op diezelfde plek op datzelfde asfalt. De lange weg die de belangrijke mijnstad Cajamarca met Lima verbindt, de hoofdstad van Peru. De weg waar vrachtwagens van de mijn Yanacocha dagelijks overheen denderen. De weg waar zo´n zelfde vrachtwagen van transportbedrijf Ransa vandaag precies twintig jaar geleden 151 kilo kwik verloor. Geen goud, maar 151 kilo glanzend, sparkelend, maar oh-zo giftig kwik, verspreid over 27 kilometer weg van San Juan tot Magdalena, dwars door het dorpje Choropampa. En rechtstreeks of onrechtstreeks zijn alle drieduizend inwoners van Choropampa met het kwik in contact gekomen.

Het kwik verwoestte de hele gemeenschap. Het drong de grond in, het water in, de planten in, de lucht in. Watermetingen wijzen uit dat er met de tijd steeds meer kwik in het water zit. De oogst levert steeds minder op en niemand wil nog landbouwproducten uit de streek van Choropampa kopen.

Personen die niet fysiek met het kwik in aanraking waren gekomen, ademden het in. En ademen het nog steeds in. Bij warm weer verdampt en stijgt het kwik dat nog altijd in de grond verscholen zit. En inademing blijkt nog erger dan aanrakingen.

Het breekt het beschermingsmembraan van de hersenen en zorgt voornamelijk voor problemen met het zenuwstelsel. Salomón Saavedra uit Choropampa bevestigt dat. “Als het warm is, zie je dikwijls kinderen flauwvallen op straat, onderweg van school naar huis. Vraag maar rond. Ze vallen flauw door al het kwik dat ze inademen. Ze worden naar de gezondheidspost gebracht, ze recupereren een beetje, maar ze blijven ziek. Ze blijven diezelfde symptomen hebben. Zoals wij allemaal, en dat voor de rest van ons leven.”

Ook kinderen geboren na de ramp hebben ernstige gezondheidsproblemen. ©Maxime Degroote

Collectief geheugenverlies

Uren na de ramp stroomde de gezondheidspost in Choropampa vol met mensen met dezelfde soort klachten. Neusbloedingen, hoofdpijn, maagpijn, netelroos over het hele lichaam. De lijst met symptomen groeide met de tijd. Gezichtsverlies, pijn in de botten, gewrichtspijnen, vervelling over het hele lichaam, bloed in de urine, menstruatie die uitblijft, onvruchtbaarheid, buitenbaarmoederlijke zwangerschappen, kinderen die misvormd geboren worden, en ga zo maar door.

We zitten in de krappe woonkamer van Juana Martínez. Op de vraag of ze kan vertellen wat er de dag van de ramp gebeurd is, kijkt ze ons radeloos aan. “Ik weet het niet meer… Echt niet. We verliezen ons geheugen door het kwik.”

Vergeten. Niet alleen door de overheid en de authoriteiten, maar ook hun eigen geheugen laat hen langzaam in de steek.

Een tiental dorpelingen hebben zich in het kleine kamertje verzameld om hun verhaal te doen. Anderen haalden het niet om de paar blokken te lopen, en bezoeken we in hun eigen huizen. De verhalen zijn gelijkaardig.

Mooi vergif

“Het zag er zo mooi uit,” herrinnert María Clementina Hoyo Zabreda zich, “zo mooi hoe het de straat versierde. Maar het bleek vergif. Kijk naar mijn lichaam.” Ze trekt haar rokken omhoog en laat haar opgezwollen benen zien. Verschillende vrouwen volgen haar voorbeeld. Handen, voeten, overal plekjes en vel dat verdwijnt.

Ook gezichtsverlies is een ernstig gevolg van de ramp. “Het hele dorp moet een bril dragen. En elk jaar moet die opnieuw versterkt”, klinkt het.

Melisa Castrejón Hoyos was niet in Choropampa op het moment van de ramp. Zes dagen later kwam zij pas terug thuis, om te horen te krijgen dat er vergif in het dorp was aangekomen. Vergif dat in een glazen fles in haar huis stond. “Ik was zo bang. Ik durfde niet in de buurt te komen. Daar stond ik dan, met mijn baby van amper twee maanden oud… Nu is mijn zoon praktisch blind. Hij kan niet lezen. Hij studeert, maar ik denk dat hij zoals de meeste jongeren in het dorp zijn studies niet zal kunnen afmaken”, vertelt ze.

Wachten

Santos Mirando herinnert zich de dag van het ongeluk nog wel heel goed. Hij rende naar buiten om het kwik met zijn handen op te rapen. “Ik heb een verschrikkelijke hoofdpijn. Constant. En ze schrijven me alleen paracetamol voor. Mijn echtgenote rilt zo hard dat ze vaak borden laat vallen terwijl ze kookt. En mijn dochter van amper zeven wordt gek van de pijn in haar botten en kan niet meer zien. Ze was nog niet eens geboren toen het gebeurde. En we zijn arm. We kunnen niks. Niks, alleen wachten.” Santos veegt de tranen van zijn wangen. “We moeten gewoon door de pijn heen bijten.”

Wachten. Dat is het enige wat iedereen in Choropampa nog rest. En langzaamaan sterven de inwoners van Choropampa. “Mijn nichtje stierf aan lupus,” vertelt Helena Portilla, “en vlak daarna stierf mijn zoon. Hij was pas 23. Ze gaven hem drie maanden in het ziekenhuis. Niet veel later stierf ook mijn schoondochter. Om een uur of één voelde ze zich slecht, om zeven uur was ze er niet meer.”

Verschillende dorpelingen ontvluchtten de gemeenschap en trokken naar andere steden op zoek naar een gezonder bestaan. Maar niemand ontvlucht de dood van Choropampa. Zelfs kinderen en jongeren geboren na de ramp hebben hoge kwikwaarden in hun lichaam en ernstige gezondheidsproblemen.

Judith Guerrero Martín kreeg een miskraam. “Ik kan niet zwanger worden. En veel vrouwen lopen risico´s bij zwangerschappen. Er zijn vrouwen die hun kind verliezen na drie, vier maanden zwangerschap. Of de kinderen worden misvormd geboren. Toen ik mijn kind verloor, zei de dokter dat het beter was zo. Dat het een buitenbaarmoederlijke zwangerschap was, zoals veel vrouwen hier meemaken. Een vriendin van mij stierf tijdens haar zwangerschap.”

Vastgeketend

De burgemeester brengt ons naar een huis iets verderop. Een nieuw gezicht dat ons smekend aankijkt. Ze praat zacht en haar woorden zijn amper te verstaan. Hoofdpijn, rugpijn, pijn aan de armen. Drie jaar zit ze al zo vastgeketend aan haar stoel. Drie jaar waarin ze niks heeft kunnen doen. Haar handen kan ze niet plooien, haar armen niet strekken. Ze kan zich niet wassen, haar haar niet kammen. Niks lukt nog.

“Mijn leven is zo triest”, zucht Modesta Pretel. “Ik kan niks meer. Ik kan niet op het veld werken. Ik kan niet koken. Ik kan niet breien. Wat de dokters er van zeggen? Geen idee. Ik weet het niet meer. Ik vergeet alles, zoals wij allemaal. Zelfs mijn dochter, die geboren is na de ramp, lijdt aan geheugenverlies.”

Op een steenworp van waar het ongeval plaatsvond, treffen we Imelda Guarniz Ruiz. Ook zij lijdt onder de impact van het kwik in het dorp. “Ik was een sterke vrouw, en nu? Nu kan ik niet meer lopen. Mijn nieren doen pijn. En er is geen enkele oplossing. Als medicatie geven ze me ibuprofen en paracetamol. Wat heb ik daaraan? De mensen van de mijnbouwbedrijven lachen met ons. En ik kan niks meer. Voor ik ergens ga zitten, moet ik eerst goed kijken of er wel iemand is die me kan helpen opstaan”, vertelt ze. Ze zet haar woorden kracht bij door haar zoon te roepen om haar te helpen opstaan van de trappen waar ze op zit.

Imelda Guarniz Ruiz heeft pijn in haar hele lijf als gevolg van het kwik dat ze binnenkreeg. ©Maxime Degroote

Vier doden per maand

De klachten zijn niet nieuw, maar worden met de jaren wel steeds ernstiger. Rond de tijd van de ramp vielen er ongeveer 100 doden. “Dokters van Duitsland en de Verenigde Staten gaven ons aan dat alles na vijf, tien, vijftien jaar nog veel ernstiger zou zijn”, zegt Juana Martínez. En kijk nu. “Vroeger stierf er één iemand per drie, vier jaar. Nu sterven er drie tot vier personen per maand.” De impact van de ramp is nu, twintig jaar later, duidelijker zichtbaar dan ooit.

Het heeft lang geduurd voor de inwoners van het dorp te horen kregen hoe giftig het kwik was. Twee dagen na het ongeluk kwamen er werknemers van Yanacocha naar Choropampa. Dik ingepakt in speciale pakken met beschermingsbrillen, herinneren de inwoners zich. Het rees vragen op, maar nog altijd had niemand de lokale bevolking ingelicht van de risico´s van het kwik. En ook nu werd het niet gezegd. De werknemers meldden alleen dat ze het kwik kwamen terug kopen, en boden de inwoners van het dorp geld in ruil voor het verzameld kwik.

Kinderen renden opnieuw de straten op, op zoek naar de laatste restjes. Vijf tot tien soles kregen ze, afhankelijk van hoeveel kwik ze konden inleveren. “Er was net circus in het dorp”, vertelt burgemeester Ronald Mendoza Guarniz, “en met vijf soles konden de kinderen heel wat. Voor een kilo kon je zelfs tot 100 soles krijgen. Ze renden met handenvol vloeistof heen en weer.”

Slechts een derde van het verloren kwik werd door Yanacocha gerecupereerd. De rest bleef achter in Choropampa, in de velden, in de huizen, in de slaapkamers.

De data op de kruisjes op het kerkhof volgen elkaar steeds sneller en sneller op. ©Maxime Degroote

Zwijggeld

De schade was aangericht en al snel werden de onomkeerbare gevolgen van de ramp duidelijk. Choropampa werd ziek. En Choropampa protesteerde. Ze wilden analyses, weten wat er mis met hen was. Vijftien dagen na de ramp werd het niveau van vervuiling in de dorpelingen gemeten.

De analyse wees uit dat de dorpelingen effectief hoge kwikwaarden in hun bloed en urine hadden. Maar de resultaten van de analyse verdwenen. En twintig jaar later zijn ze nog steeds nergens terug te vinden.

Terwijl verschillende dorpelingen met dezelfde klachten in het ziekenhuis belandden, keerde Yanacocha terug naar de gemeenschap, advocaten aan de arm.

Yanacocha bood geld aan de inwoners van Choropampa. Willekeurige bedragen. 2500 soles (ongeveer 650 euro) voor een persoon, 5000 (1300 euro) voor een ander. Waar de persoon in kwestie maar akkoord mee ging, als zwijggeld.

Om het geld te ontvangen, moest er immers een document ondertekend worden. Een uitgebreid document met verschillende clausules, waarin duidelijk stond dat Yanacocha geen schuld heeft aan het gebeurde, dat Yanacocha alleen betaalt om een einde te stellen aan de controverses rond de ramp. En door te tekenen, namen de dorpelingen afstand van hun rechten om Yanacocha in de toekomst nog aan te klagen om wat er gebeurd was.

Vingerafdrukken

Bijna heel het dorp tekende. De overgrote meerderheid door zijn of haar vingerafdruk te zetten. In die tijd was 85 procent van de inwoners van Choropampa analfabeet, en kon noch het document lezen, noch zijn of haar handtekening zetten.

Het geld werd onmiddellijk ingezet voor medische kosten. En het geld was onmiddellijk op, nog voor de ware impact van de gezondheidskwesties tot de bevolking doordrong. Het ging niet om een paar tijdelijke klachten. Het ging om levenslange klachten, die alsmaar erger zouden worden. Maar welke keuze hadden ze? De toenmalige minister van de Vrouw en Menselijke Ontwikkeling is toen zelfs vanuit Lima naar Choropampa afgereisd om het dorp af te raden advocaten aan te nemen.

Choropampa werd het zwijgen opgelegd. Niemand mocht praten. Jarenlang hebben de inwoners van Choropampa gezwegen, onder het gewicht van de documenten. Maar twintig jaar later, terwijl het aantal sterfgevallen aan de gevolgen van de ramp plots razendsnel stijgt, geven ze hun zwijgplicht op. Als we toch doodgaan, kunnen we even goed onze mond opendoen, lijkt het motto.

Geen medicatie

Naast het geld, kregen de inwoners van Choropampa ook een ziekteverzekering voor vijf jaar van Yanacocha. Een ziekteverzekering waar ze echter amper iets aan hebben in Choropampa.

Vlak naast de plek waar twintig jaar geleden het kwik de levens van drieduizend Cajamarquinos verstoorde, ligt de gezondheidspost van het dorp. Over die post is iedereen het eens. “We hebben de hoop op hulp of medicatie opgegeven. Het enige wat we nu nog vragen, zijn kalmerende middelen, pijnstillers. Genezen worden kunnen we toch niet meer.”

We kloppen op de deur van de post, maar worden niet binnengelaten. Beter komen we over een dag of twee terug, klinkt het. Dan kunnen ze ons de post laten zien.

De burgemeester kijkt ons met een veelzeggende blik aan. “Er is niks om te laten zien. Niks. De post is leeg. Dat is het probleem dat we inmiddels al jaren hebben. Er is geen medicatie in de gezondheidspost, geen hulp. Ze nemen alleen je hartslag op en geven je een kalmeermiddel. Maar ik weet zeker dat als Yanacocha weet dat jullie hier zijn, ze met een wagen vol medicatie komen. Daarom hebben ze twee dagen tijd nodig om jullie binnen te laten.”

Een dag later ontvangen we van een anonieme bron plotseling een filmpje van in de gezondheidspost, van diezelfde dag. De rekken zijn leeg. Er is geen medicatie in Choropampa.

“We gaan dood”, zegt Helena Portilla. “Dit is geen leven voor ons. Wij zijn vergeten. We vragen gerechtigheid van Yanacocha, maar er gebeurt niks. Ze kwamen, vergiftigden ons, en verlieten ons.”

Ook in andere steden lijkt de bevolking van Choropampa geen hulp te kunnen vinden. “We liegen. We zeggen dat we uit Magdalena of Cajamarca komen. Mensen uit Choropampa helpen de dokters niet. Wij zijn niemand”, klinkt het.

De plaats waar precies twintig jaar geleden een vrachtwagen van Yanacocha 151 kilo kwik verloor. ©Maxime Degroote

Volle begraafplaats

De begraafplaats van Choropampa vult zich razendsnel. De sterfdata op de kruisjes volgen elkaar sneller en sneller op. Twee per maand, drie per maand, vier…

Burgemeester Guarniz kijkt ons wanhopig aan. Hij is nog jong, was nog een kind toen het kwik in Choropampa verspreid werd. Net als zijn vrouw. Zeven dagen na het ongeluk belandde zij voor het eerst met klachten in het ziekenhuis. Vijf jaar later keerde ze terug met dezelfde symptomen. Twee jaar later opnieuw. “En nu? Breng ik haar binnen een jaar? En daarna elke maand?”

De vorige burgemeester was 28 toen hij stierf. Ze brachten hem razendsnel naar Chiclayo, waar hij vrijwel onmiddellijk het leven liet. “Zulke snelle doden zijn eerder regel dan uitzondering”, klinkt het. “Vandaag voelen we ons goed, morgen voelen we ons misschien slecht, en poef, meteen naar het kerkhof. Waar wachten wij nog op? We zijn volledig aan ons lot overgelaten.”

Slechts tachtig inwoners van Choropampa tekenden het document van Yanacocha niet, twintig jaar geleden. Enkel zij kunnen nog gerechtelijke stappen nemen tegen het bedrijf, al werden de meeste rechtszaken snel gearchiveerd. Slechts drie ervan werden opnieuw geopend.

In twintig jaar tijd heeft Choropampa de hoop op hulp verloren. “We zijn al zoveel bedrogen,” zegt Julia Angelica Guarniz Luis, “er is twintig jaar voorbij gegaan en er gebeurt nog altijd niks. We gaan dood. Straks is het afgelopen met Choropampa. Er rest ons alleen nog te wachten tot God zegt dat het genoeg is geweest.”

Er is twintig jaar voorbij gegaan en nog altijd is er geen oplossing voor Choropampa, het dorp waar de inwoners blijven sterven en bij elke ademhaling meer en meer vergiftigd worden. Het is tijd dat Choropampa gerechtigheid krijgt.

Bekijk de documentaire “Choropampa, Tierra de Nadie” hier:

Jaarverslag 2019

Jaarverslag 2019

Benieuwd naar wat we vorig jaar allemaal uitgespookt hebben? Hier kan je CATAPA’s jaarverslag van 2019 downloaden, met onder andere een overzicht van onze activiteiten en projecten in Vlaanderen en Latijns-Amerika en onze vernieuwde missie- en visietekst!

Hoe kan de ICT-toeleveringsketen eerlijker?

Hoe kan de ICT-toeleveringsketen eerlijker?

Onderzoeksmissie in Oruro (Bolivia) voor het project ‘Make ICT Fair’ (‘Maak de ICT-sector eerlijk’)

Samenvattend rapport ook beschikbaar in het Engels, Spaans en Frans.

Samenvatting rapport 

Er is heel weinig literatuur voorhanden over de toeleveringsketens die schuilgaan achter de metaalhandel en daarom wil CATAPA met het onderzoek naar de mijnbouw van polymetaal erts in Bolivia nagaan wat precies de sub-nationale, nationale en transnationale actoren en processen zijn die bij de mijnbouwactiviteiten betrokken zijn. In het Boliviaanse departement Oruro werd daartoe een veldonderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeksmissie verschaft ons elementen om de lokale implicaties van de mondiale ICT-industrie bloot te leggen. Zo krijgt de term Make ICT Fair in elke schakel van de toeleveringsketen zijn specifieke betekenis doordat er een kader wordt aangereikt om te bepalen hoe de situatie er in elk deel van de keten uitziet op het vlak van arbeid, gemeenschap, milieu en juridische kwesties in de beoogde context.

In het Boliviaanse Oruro is bij de toeleveringsketen voor tin, zilver, lood en zink – enkele van de metalen die nodig zijn voor de productie van elektronische apparaten – een veelheid van actoren betrokken. Voorafgaand aan de export worden hier de mineralen ontgonnen door mijnbouwcoöperatieven (naast staatsmijnen en groot- en kleinschalige private mijnen) en dan verkocht aan lokale handelaars, die daardoor dus de eerste toeleveranciers zijn binnen de internationale toeleveringsketen voor deze metalen.

Tin wordt gesmolten door twee industriële smelterijen in Oruro en daarna geëxporteerd, vooral naar de VS en Nederland. Zilver-, lood- en zinkconcentraten worden rechtstreeks geëxporteerd naar metallurgische fabrieken in Azië (Zuid-Korea, China en Japan) en Europa (België, Nederland en Spanje).

Er werd onderzoek uitgevoerd vanaf de ontginning, de ertsverwerking en het smelten tot aan de export. Via case studies hebben we concrete voorbeelden van zes mijnbouwcoöperatieven, een aantal lokale toeleveraars, de staatssmelterij en de belangrijkste internationale handelaars die in het gebied opereren. Dit onderzoek heeft aan het licht gebracht wat de gevolgen zijn van het gebrek aan verplichte sociale en milieu gerelateerde kwaliteitsnormen die op de toepasselijke niveaus zouden kunnen worden opgelegd aan de bedrijven die deze metalen opkopen. Ook bleek dat er geen traceerbaarheidscriteria waren die een verbinding tot stand zouden kunnen brengen tussen de verschillende actoren en waardoor een mogelijke ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’ zou ontstaan van kopers ten opzichte van de lokale actoren.

Mural painting on the walls of a former tin smelter in Oruro (Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

De implicaties van mijnbouw in Oruro

Het onderzoek richtte zich op het vergaren van gegevens over de impact van de mijnbouw in de verschillende schakels van de toeleveringsketen.

 

Gebrekkige voorzieningen op het gebied van gezondheid en veiligheid

Dat de situatie in Oruro zo specifiek is, heeft te maken met de belangrijke rol die kleinschalige coöperatieven spelen in de Boliviaanse lokale mijnbouweconomie. Dit type mijnen stelt namelijk een groot aantal arbeiders uit de regio te werk. De coöperatieven zijn eigenlijk een systeem van ‘zelfexploitatie’ aangezien zij hun eigen werkgever zijn, maar machteloos staan ten opzichte van de bedrijven die hun ertsen kopen. Het coöperatief kader mag dan een zekere vrijheid impliceren voor de arbeiders (die lid moeten zijn van de coöperaties), het heeft ook tot gevolg dat de werkmethodes nog zeer traditioneel zijn, d.w.z. vaak nog afhankelijk van manuele arbeid, ook al is er de laatste decennia al meer mechanisering.

In de ontginningsfase hebben de arbeiders te maken met onverantwoorde veiligheids- en gezondheidssituaties, waarvan de belangrijkste de gebrekkige bescherming door stofmaskers is. Dat leidt tot een aantal gevallen van silicose (ook bekend als de mijnwerkersziekte, die veroorzaakt wordt door siliciumstof in de longen).

De mijnwerkers van de coöperatie die tewerkgesteld zijn in het concentratieproces van de ertsen worden blootgesteld aan ongecontroleerd en nonchalant gebruik van toxische stoffen zoals xanthaat, cyanide en kerosine, die onmiddellijk oogirritatie veroorzaken, maar op lange termijn ook het zenuwstelsel en de interne organen aantasten. Gezondheidsproblemen en huidkwalen ontstaan door rechtstreeks contact met zuren en zware metalen en ook door veel te lang in de zon en het stof te werken.

Een ernstig probleem is ook het gebrek aan langetermijnplanning, zodat mijngangen niet geïnspecteerd worden, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan zoals het exploreren van zones die eerder al als no-gozones werden beschouwd.

Mining bin for load next to Morococala's mine entrance (Oruro, Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

Voedselsoevereiniteit en biodiverse ecosystemen lopen gevaar

Ook al heeft Bolivia wetten voor de bescherming van ‘Moeder Aarde’ en ondanks de vereiste dat er in de meeste gevallen een milieulicentie moet worden verstrekt voordat er tot ontginning mag worden overgegaan, gaan alle mijnbouwactiviteiten gepaard met ernstige milieuschade. De belangrijkste effecten zijn dat de mijn zuur water oplevert, dat mijnafval in de open lucht wordt gedumpt en dat de chemicaliën voor het concentratieproces gewoon geloosd worden (een pH-waarde van minder dan 3 is courant voor de waterlopen rond de mijngebieden).

Mijnexploitatie heeft ernstige gevolgen voor de landbouw in de directe omgeving en in stroomafwaarts gelegen gebied. De gevolgen voor het milieu zijn vaak zo groot dat landbouwers zich gedwongen zien om mijnwerker te worden omdat hun land al te zeer aangetast is. Het is moeilijk om van de vele mijnbouwsites de kost van alle effecten op de ecosystemen te berekenen en sanering is haast onbegonnen werk.

De hachelijke situatie van vrouwen

De vrouwen betrokken in de coöperatieve mijnactiviteiten van Oruro zijn doorgaans oudere weduwen die hun echtgenoot verloren in de mijnen of bij aanverwante activiteiten, ofwel jonge meisjes of alleenstaande moeders met kinderen. Actieve deelname is voor hun beperkt, omdat er traditioneel wordt aangenomen dat hun aanwezigheid binnen in de mijn ongeluk brengt. En daarom werken ze hoofdzakelijk buiten, waar ze afgedankte steenblokken stukslaan, of op andere terreinen werken met minder kansen om leefbaar inkomen te verdienen.

Het inkomen van de mijnwerkers hangt volledig af van geluk: ofwel vinden ze voldoende metaalrijke ertsen ofwel niet. In het verkoopproces worden vooral de vrouwen bedot en krijgen ze een oneerlijke prijs. Heel wat vrouwen werken op informele basis, zelfs buiten het kader van de coöperatie. Ze hebben geen ziekteverzekering of een pensioenfonds. Over het algemeen dragen zij bovendien de zorg voor het gezin en daardoor dragen zij bijna altijd de dubbele last van productief werk en reproductie.

Woman leaching tin from waste rock in Machacamarca (Oruro, Bolivia) © Isabella Szukits / Südwind

De gevolgen voor de komende generaties

De milieuschade door de mijnbouw heeft een invloed op de landbouwactiviteiten en maakt het in sommige streken onmogelijk om er nog iets te telen, aan veeteelt te doen of te vissen. Dit heeft een migratie op gang gebracht van boerengemeenschappen naar mijnbouwsites en naar de steden.

Het beperkte kapitaal binnen dit coöperatief model maakt het moeilijk om de mijnbouwactiviteiten duurzaam te beheren. Het korte-termijnperspectief zorgt voor onzekerheid als het gaat over het inkomen van de mijnwerkers, vooral als de prijzen laag staan en ook door de eindige beschikbaarheid van het erts dat ze ontginnen.

Door de lage prijzen voor metaal hebben coöperatieven het soms moeilijk om te investeren in verbeterde productiviteit met behulp van machines, ingenieurs en de exploratie van nieuw te ontginnen ertsaders. De internationale handelsbedrijven halen voordeel uit hun oligarchische positie door hun strategie van onrechtvaardige prijsverlaging voor de mineralen bij het punt van herkomst, wat de coöperaties – de zwakste schakel in de internationale handel – rechtstreeks treft, met verliezen als gevolg.

Main street of Japo (Oruro, Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

ICT eerlijk maken in Oruro : een meervoudig kader

 

Bolivia staat voor een complexe situatie om de betrokken mensenrechten te respecteren

Het onderzoek in Oruro heeft aangetoond dat er globaal een bewustzijn moet worden gecreëerd wat betreft de schending van mensenrechten in de mijnbouwgebieden. Dan pas kan de situatie verbeteren. Dit is nodig zodat er middelen en inspectiepersoneel worden ingezet waarmee het naleven van de wetten ter bescherming van Moeder Aarde en van de verschillende milieurichtlijnen wordt afgedwongen, maar ook om te zien of de sociale, arbeids- en veiligheidsnormen worden opgevolgd.

Bolivia heeft verschillende internationale instrumenten voor de mensenrechten geratificeerd, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die de staten ertoe verplicht te zorgen voor ‘rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden’ (Art. 23) en die ook bepaalt dat ‘Eenieder recht heeft op een levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin (…), alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil’ (Art. 25 §1).

Het Internationaal Convenant inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESR) van de Internationale Arbeidsorganisatie ILO verplicht sedert 1976 de staten om ‘veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden’ (Art. 7 ii b) te garanderen evenals ‘een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid’ (Art. 12 i).

De Amerikaans Verdrag van de Mensenrechten (ook Verdrag van San José) voorziet de bescherming van Boliviaanse mijnwerkers, waarin het recht op rechtvaardige, billijke en bevredigende werkomstandigheden (Art. 7) en het recht op gezondheid (Art. 10) zijn opgenomen.

Acid water outlet on surface from Japo's galleries (Oruro, Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

Need for monitored fair and responsible criteria in the international trade:

De internationale verhandeling van Oruro’s zink-, zilver- en loodconcentraten wordt gedomineerd door een kleine groep internationale bedrijven die deze mineralen importeren en doorverkopen of smelten, nl. Korea Zinc, Trafigura en Glencore. Ook al zijn deze bedrijven niet juridisch gebonden door de mensenrechtenverdragen die hierboven werden opgesomd, zij zijn wel de voornaamste stakeholders binnen de keten en dragen verantwoordelijkheid voor die rechten via een gecontroleerde naleving van de Guiding Principles on Business and Human Rights (De VN-Richtlijnen voor het Bedrijfsleven en de Mensenrechten) en de OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains (de Ketenverantwoordelijkheid in de Richtlijnen van de OESO).

Door de toeleveringsketen te traceren kan een meer verantwoordelijk kader worden vormgegeven voor de relaties tussen de mondiale bedrijven en hun verschillende toeleveraars, als onderdeel van een stijgende roep om maatschappelijk verantwoord ondernemen bij de transnationale bedrijven. Dit zou er in de ICT-toeleveringsketen op neerkomen dat ontgonnen mineralen die niet beantwoorden aan de minimale sociale en milieunormen niet meer ingezet mogen worden op de internationale markt.

De OESO-Richtlijn betreffende de ketenverantwoordelijkheid voor mineralen uit conflictgebieden en hoogrisicogebieden definieert ketenverantwoordelijkheid specifiek als een ‘permanent, proactief en reactief proces, waardoor bedrijven kunnen garanderen dat ze de mensenrechten respecteren en niet bijdragen aan een conflict ; het helpt ze ook om de internationale wetgeving na te leven’.

‘Risico’s’ worden gedefinieerd in verband met de eventueel negatieve effecten van bedrijfsoperaties die het resultaat zijn van de eigen activiteit van het bedrijf of van zijn relaties met derden, waaronder toeleveranciers en andere entiteiten in de keten. Deze verreikende definitie betekent dat internationale handelsbedrijven gehouden zijn de verplichting tot ketenverantwoordelijkheid te respecteren ten opzichte van alle betrokkenen in de keten, inclusief de coöperatieve mijnen.

Tin smelter Empresa Metalúrgica Vinto (Oruro, Bolivia) © Silke Ronsse / CATAPA

Oproep voor internationale actie

ICT eerlijk maken impliceert dat de internationale handelsbedrijven die bij de ontginningen in Oruro betrokken zijn de verschillende stappen van ketenverantwoordelijkheid, zoals vereist in de Richtlijn, gaan volgen:

  • Ga de precieze omstandigheden na van de ontginning, het transport, verhandelen, verwerken, smelten, raffineren en bewerken van de metalen en de fabricage van de producten.
  • Identificeer alle feitelijke of potentiële risico’s door de precieze omstandigheden te beoordelen aan de hand van de normen die in de toeleveringsketen van het bedrijf zijn vastgelegd.
  • Voorkom of reduceer de geïdentificeerde risico’s door een risicomanagementplan op te stellen en uit te voeren, wat kan uitmonden in het besluit om de handel verder te zetten tijdens doorgedreven pogingen tot risicovermindering, of de handel tijdelijk op te schorten terwijl er wordt gestreefd naar permanente risicovermindering, of zich niet meer te engageren met een bepaalde toeleverancier nadat pogingen tot risicoreductie zijn mislukt of het bedrijf reductie niet haalbaar acht.

Om voor de lokale actoren bevredigende resultaten te halen, moeten de verschillende stakeholders in de toeleveringsketen partners worden binnen een nieuw gecontroleerd kader, waarbij openbare instellingen een rol opnemen om de verschillende initiatieven een duw te geven en er ook op toe te zien.

De beoordeelde coöperatieven evenals lokale toeleveraars hebben duidelijk interesse getoond voor een controlerend systeem dat de manier waarop de toeleveringsketen wordt beheerd kan verbeteren, en dit is een aanzet om optimistisch te zijn over het ontwikkelen van een eerlijke en verantwoordelijke ICT-sector, waarbij het volgende nodig zal zijn:

  • een eerlijke prijsbepaling voor de metalen, die gebaseerd is op een eerlijk basisloon voor de mijnwerkers en niet op de productiekosten van de ertssmelterijen,
  • naleving van de nationale wetten en de internationale normen voor milieubeheer om verdere verontreiniging met zware metalen in de bodem te vermijden en om toekomstige sanering mogelijk te maken,
  • investeringen in lokale multi-stakeholderstructuren om lokale alternatieven voor mijnbouw te steunen en zodoende de getroffen lokale economieën nieuw leven in te blazen en te diversifiëren.

Vertaald door Magda Brijssinck

 

Lees het complete rapport hieronder.

Covid-19 in the Peruvian Amazon: Challenges for the most vulnerable communities of Loreto

Covid-19 in the Peruvian Amazon: Challenges for the most vulnerable communities of Loreto

Author: Mirna Fernández

 

If there is one thing which the Covid-19-outbreak has brought to the surface in a very clear way, it is the existing global inequalities. To which extent communities are able to withstand the crisis, depends a lot of their access to healthcare, sanitation and food systems.

The reality in the region of Loreto, located in the Peruvian Amazon, shows that this pandemic and its socioeconomic implications will pose severe threats to some of its most vulnerable communities.

An already collapsed Health Care System

When the first positive cases of the coronavirus were confirmed in Loreto, the hospitals were already close to collapsing. The Peruvian Health Minister, Victor Zamora, announced that Loreto was facing two “big problems” at the same time: Coronavirus and Dengue.

Before the arrival of Covid-19 the region of Loreto was victim of one of the worst episodes of a dengue epidemic in the history of the region. According to the National Center for Epidemiology, Prevention and Control of Diseases (CNE), only in the first 3 months of 2020, the number of cases of dengue in Peru reached 8 times the amount of cases compared to the same period last year. Loreto has reported the biggest number of cases, with 3,925 in total, which is 31 times higher than the same period last year. This was already a heavy burden for the weak regional health care system. In the hospitals, few beds were available for the many patients that needed to be covered by mosquito nets to prevent the spread of the disease to other patients in the hospitals.   

Patients with dengue with mosquito nets to avoid the spread of the disease. Photo: DIRESA Loreto

The Covid-19 outbreak disrupted Loreto, as the region doesn’t have enough beds ready to use in Intensive Care Units (ICU). The Regional Hospital of Loreto – the biggest and most equipped hospital of Loreto – has only 12 ICU beds for Covid-19 patients, of which 10 are already in use. The other hospitals in the region all together have only 9 extra ICU beds and all of them are in use already by non Covid-19 patients. This should cover a population of 884 000 inhabitants. Belgium, in comparison, has a population of 11.46 million inhabitants and 1864 ICU beds, of which 785 remain free for future patients needing Intensive Care. The fact that only 2 ICU beds remain free for the whole region of Loreto is a hard reality check.

While the pandemic is spreading in the region, everyday we hear reports from health personnel dropping out due to a lack of protective equipment. A hospital called ESSALUD had to close temporarily when 4 health workers were tested positive, and improvised health centres had to be put in place to continue the medical attention for its patients. The president of the Medical Federation of Loreto, María Huilca Chambi, pointed out the lack of biosecurity for the personnel taking the samples for Covid-19 testing. “We are putting our lives at risk”, she said.

Loreto is currently the region with the fourth highest amount of most positive cases in Peru, with 619 to date. This is the result of 2876 tests performed in the region since the beginning of the outbreak, according to the official government data. There is an obvious lack of tests, labs and equipment for the personnel’s health, which did not improve much since the beginning of the outbreak. This raises questions about the credibility and transparency of the local authorities.  

Increasing food prices

Loreto does not have a diversified agricultural production, due to the hard conditions that the Amazon ecosystem poses on peasants. With mainly poor, infertile soil where crops are often suffering from erosion due to heavy rains and from different plagues, only a limited variety of crops can survive. Therefore, the region needs to import massive amounts of food, especially vegetables, from other regions of Peru.

The transportation of imported food is especially complicated for Loreto. Its main city, Iquitos, which has about one million inhabitants, is the only major city in Peru that is not accessible by road. The imported food from other regions needs to arrive either by air or by ground transportation until Yurimaguas, and from there by boat for more than 3 days. The regional food supplies reach Iquitos by boat, coming from local communities settled on the river sides.  

Family agriculture produces 70% of the food supplies that are consumed in Peru. In many cases, this means that the surplus food production of small families is sent to other regions by means of passengers’ transport, which is now prohibited by the State of Emergency. The cargo transport of food supplies is allowed, and people working in the food supply sector are officially allowed to pass by regularly. However, to obtain the necessary permits with the National Police, you would need to provide certain certifications that many small producers don’t have.

Therefore, if prices of basic food in the region have increased, it is directly linked with the State of Emergency declared by the government of Peru and its transport restrictions. Basic fresh food items like eggs, potatoes, tomatoes, bananas and onions have doubled in price since the beginning of the lockdown.

Speculation is another cause of increasing food prices. There was a wave of panic among the inhabitants of the country, especially during the first days of the lockdown, so the markets and stores were wiped out of some products. The resulting demand in turn increases the prices. While the Peruvian government is trying to send positive messages to the population ensuring that there will not be a shortage of food supplies, the outcome is nonetheless that the prices of some products might take a while to stabilize after the panic-buying.

There are also very strict and inconvenient rules put in place during the State of Emergency regarding groceries shopping. In Iquitos, markets start business around 5 am and the police force the vendors to start closing by 9:30 am. The result is a major assembly of people trying to buy their food in the very early hours of the morning, which absolutely poses more risks for mass contagion.

Belen market early in the morning during the state of emergency. Photo: Luis Rodriguez

Threats to Indigenous Peoples and Native Communities

There is no national action plan for Covid-19 focused on Indigenous Peoples, despite the demands from the largest national indigenous organization, Aidesep, and the regional organization of indigenous federations, Orpio. They demand the participation of indigenous peoples’ representatives in the planning and implementation of measures to avoid scenarios of mass contagion in the indigenous communities.

Indigenous peoples’ organizations from Loreto such as Fediquep, Feconacor, Opikafpe and Acodecospat have proposed sanitation protocols to be urgently implemented, but they are still waiting for a response from the government. Loreto compasses more than 24% of the Amazon indigenous population in Peru according to the latest national census. It is the region with the most indigenous communities in the country, which count about 1200. But in most of these communities, health posts have a shortage of supplies, even more so during this sanitary crisis.

There is only one lab in the region that can process the Covid-19 molecular tests: it is located in Iquitos. The Regional Health Director, Percy Minaya León, mentioned that his main concern is the population in remote areas and close to international borders, which includes indigenous and native communities. In these areas, the health care personnel that takes samples for example in Santa Rosa o Caballococha (near the borders with Colombia and Brasil), must travel by boat on the Amazon river for more than 12 hours and then go back to the lab in Iquitos with the samples for testing. There are not enough tests, nor enough personnel to cover these areas appropriately in terms of Covid-19 testing.

Out of fear of getting infected by the virus, several native communities took the decision to block all entrances to their territories in order to isolate themselves. They prefer not to receive any donation rather than exposing themselves to possible infection. However, not everybody is respecting their decision. There are unscrupulous merchants, hostile public officials, rapporteurs, illegal loggers and miners, uninformed military and police, and other outsiders who do not understand that their decision falls within their right to self-determination and is valid and well-founded. 

Communities block the access to their territories. Photo: Agencia Andina

There are many basic needs which lack coverage for indigenous peoples in the Peruvian Amazon, now representing major obstacles for their wellbeing during this health crisis. According to the census for native communities conducted in 2017, only 9,8% of the indigenous population in the Amazon has access to the Internet, where they could consult the most recent prevention and protection measures. Moreover, only 25,8% of these communities have access to a public drinking water system, complicating washing hands to prevent infections.

To overcome this crisis, the national and regional governments have a huge amount of work to do, especially in these remote areas, to avoid the worst-case scenarios, in which the most vulnerable communities become infected on large scale. After the crisis it will be necessary to evaluate to which extent the government failed to meet the needs of the indigenous population during this pandemic.

You can also read more about the COVID-19 situation in Peru in our other blog post Caning, arrests and social issues: Ten days of quarantine in Peru.