Peru: te vroeg victorie gekraaid met de wet op raadpleging?

19 mei was een glorieuze dag voor de inheemse bevolking in Peru. Eindelijjk had het Congres een wet op raadpleging gestemd en goedgekeurd. Eindelijk, want sinds 1995 was Conventie 169 van de Internatonale Arbeidsorganisatie (ILO), die het recht op raadpleging van inheemse volkeren garandeert bij administratieve of wettelijke maatregelen die een impact hebben op de levenswijze of het territorium van deze volkeren, van kracht in Peru. Het gebrek aan nationale wetgeving die dit recht zou garanderen, was slechts een goedkoop (en, juridisch gesproken, fout) excuus om de inheemse volkeren niet te raadplegen. De kopzorgen zijn echter nog niet voorbij: maandag 21 juni is de laatste dag voor president García om deze wet te ondertekenen, opdat deze ook werkelijk in voege kan treden. Hebben de inheemse volkeren te vroeg victorie gekraaid?

Vanuit de privé-sector is er heel wat tegenwind gekomen tegen de wet op raadpleging. Investeerders zijn er van overtuigd dat deze wet de inheemse volkeren effectief een recht op veto geeft, waardoor ze heel wat winsten aan hun neus voorbij zien gaan. Ze hebben daarom ook, onder meer via het Ministerie van Energie en Mijnbouw en het Ministerie van Economie, druk uitgeoefend op de president om de wet niet te ondertekenen, waardoor ze ongestoord verder zouden kunnen investeren in Peru.

Er is echter geen reden voor paniek, verklaart het Grondwettelijk Hof. In een uitspraak eerder deze week, argumenteert het Hof dat deze wet enkel de internationale verplichting om inheemse volkeren te consulteren in de Peruviaanse wetgeving vastlegt, zonder hierbij vetorecht aan de volkeren te geven. Men moet er geen doekjes om winden, aldus het Hof, de Peruviaanse staat heeft de verplichting om tot een onderhandeld akkoord te komen over maatregelen die de inheemse volkeren betreffen – en is daar in de voorbije 15 jaar schromelijk in tekort geschoten.

Bovenop deze uitspraak van het Hof kwamen er nog een hele reeks verklaringen van andere toonaangevende persoonlijkheden die het belang van de promulgatie van de wet op raadpleging benadrukten. Robert Zoellick, voorzitter van de Wereldbank, verklaarde dat “het scheppen van wetgevend kader uitermate belangrijk is om raadpleging in Peru te bevorderen.” Elizabeth Leon, de voorzitster van de parlementaire commissie van inheemse volkeren, benadrukte dat de wet met een ruime meerderheid was goedgekeurd, na zes maanden intensieve dialoog met alle stakeholders – vertegenwoordigers van de uitvoerende macht incluis. Daarnaast brachten de Internationale Federatie van Mensenrechten (FIDH) en APRODEH in herinnering dat de slachtoffers van Bagua nog steeds aan het wachten zijn op een proces van de verantwoordelijken voor de bloedige afloop van het vreedzame protest.

Het is nu afwachten wat maandag 21 juni brengt. De promulgatie van de wet zou alleszins het eerste agendapunt zijn op de agenda van president García – hopelijk stapt hij met het juiste been uit bed.

Auteur: Tom Van den Steen

Peru de eerste (na 16 jaar) met wet op raadpleging van inheemse volkeren!

Het heeft 16 jaar en veel bloed, zweet en tranen gekost, maar uiteindelijk heeft het Peruaanse Congres op woensdag 19 mei 2010 een wet goedgekeurd die het recht op raadpleging garandeert van inheemse of oorspronkelijke volkeren overeenkomstig Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).  Peru had deze conventie reeds in 1994 geratificeerd, maar het heeft dus tot 2010 geduurd vooraleer het deze in een wet heeft gegoten, opdat het recht op raadpleging van de inheemse volkeren ook effectief nageleefd kan worden, in een land waar conflicten tussen overheid, (multinationale) bedrijven en inheemse volkeren schering en inslag zijn. De wet, die nog door president Alan García bekrachtigd moet worden, werd met veel enthusiasme onthaald, zowel bij de Ombudsman, het middenveld als de organisaties die de inheemse volkeren vertegenwoordigen. Eens bekrachtigd, zal Peru het eerste land in Latijns-Amerika zijn met een dergelijke wet.

Wat staat er nu eigenlijk in deze wet? Vooreerst bepaalt het dat de inheemse of oorspronkelijke volkeren het recht hebben om op voorhand geraadpleegd te worden over wetgevende of administratieve maatregelen die een rechtstreekse impact hebben op hun collectieve rechten, ongeacht of het gaat om hun fysiek bestaan, culturele identiteit, levenskwaliteit of ontwikkeling. Ook dient de Peruaanse overheid een dergelijke raadpleging te houden inzake nationale of regionale ontwikkelingsplannen, -programma’s of -projecten die deze rechten rechtstreeks beïnvloeden. Deze raadpleging heeft tot doel een akkoord of goedkeuring te bereiken tussen de staat en de inheemse of oorspronkelijke volkeren, middels een interculturele dialoog die garandeert dat deze volkeren betrokken zijn bij de beslissingsmechanismen van de overheid en dat hun collectieve rechten gerespecteerd worden.

Concreet omvat dit recht op raadpleging de volgende principes:

  • de kans om geraadpleegd te worden over wetgevende of administratieve maatregelen vooraleer deze van kracht zijn;
  • erkenning, respect voor en aanpassing aan culturele verschillen, op een manier die bijdraagt tot de waardering van deze verschillende culturen;
  • een klimaat van vertrouwen, samenwerking en wederzijds respect, zonder partijpolitieke standpunten of anti-democratisch gedrag te verspreiden of aan te wakkeren;
  • flexibiliteit inzake de manier waarop dit proces van raadpleging georganiseerd wordt, naargelang het type maatregel die ter raadpleging voorligt en de betrokken inheemse of oorspronkelijke volkeren;
  • redelijkheid inzake de termijn waarbinnen deze raadpleging plaatsvindt, opdat men genoeg tijd heeft om kennis te nemen van de maatregel in kwestie, deze te bestuderen en voorstellen te maken;
  • afwezigheid van dwang of voorwaardelijkheid;
  • volledigheid van informatie, zodat de inheemse of oorspronkelijke volkeren een geïnformeerde beslissing kunnen nemen.

Wie zijn nu eigenlijk die inheemse of oorspronkelijke volkeren? De wet stelt dat er verschillende objectieve en subjectieve criteria zijn die bepalen wie van het recht op raadpleging kan genieten. Onder de objectieve criteria valt (i) de directe aftamming van oorspronkelijke volkeren die het grondgebied bewoonden; (ii) levensstijlen, spirituele en historische banden met het grondgebied dat men van oudsher gebruikt of bewoont; (iii) sociale instellingen en eigen gebruiken; en (iv) culturele patronen en levensstijlen die verschillen van andere geledingen van de Peruaanse bevolking. Subjectief spreekt men van inheemse of oorspronkelijke volkeren wanneer hun collectief bewustzijn zich als dusdanig beschouwt.

Overeenkomstig de wet, zal het proces van raadpleging als volgt gaan. De respectievelijk instanties erkennen welke wetgevende of administratieve maatregelen onder het bereik van deze wet vallen, gevolgd door welke volkeren geraadpleegd dienen te worden. Daarna worden deze maatregelen verspreid onder de betrokken volkeren en wordt er meer informatie verstrekt omtrent die maatregelen. Hierop krijgen de organisaties van inheemse of oorspronkelijke volkeren de tijd om de maatregelen intern te bespreken en te evalueren, waarna ze in dialoog treden met overheidsvertegenwoordigers. Op het einde van dit proces neemt de betrokken overheidsinstantie een gemotiveerde beslissing over de uiteindelijke aard van de voorgestelde maatregel. Indien men niet tot een akkoord is kunnen komen, dient de maatregel alleszins de collectieve rechten van de inheemse of oorspronkelijke volkeren te waarborgen.

Op het eerste zicht lijkt deze wet dus tegemoet te komen aan vele verzuchtingen van de inheemse volkeren en de bepalingen van Conventie 169. De toekomst zal echter uitwijzen in welke mate deze wet ook in de praktijk zal worden toegepast en of het effectief een antwoord biedt aan de steeds toenemende conflictiviteit in de ontwikkelingsvisies van de Peruaanse staat en die van haar inheemse bevolking.

Auteur: Tom Van den Steen

Internationale Arbeidsorganisatie vraagt stopzetting mijnbouwprojecten Guatemala

De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) heeft de Guatemalteekse regering gevraagd om twee mijnbouwprojecten stop te zetten, tot er geen zekerheid is over de mogelijke milieu-impact. Ook eist de IAO dat de staat de inheemse volkeren raadpleegt. De regering heeft 30 dagen de tijd om te beslissen. CATAPA creëert internationale druk door mee te doen aan een briefschrijfactie.

De IAO eist dat inheemse volkeren geraadpleegd worden door de staat, om “de sociale, spirituele, culturele en ecologische impact van mijnbouwprojecten te evalueren”. Bovendien klinkt het in Genève dat “de belangen van inheemse volkeren op het spel worden gezet” door mijnbouwactiviteiten in het land.

Het rapport dat de IAO presenteerde, vraagt meer specifiek de stopzetting van de cementontginning in San Juan Sacatepéquez en de goudontginning in Sipacapa en San Miguel Ixtahuacán- de Marlin-mijn, uitgebaat door het Canadese Goldcorp.

Volgens de CUC (Comité de Unidad Campesina), een van de belangrijkste boerenbewegingen van het land, is de uitspraak “de vrucht van het verzet dat de getroffen gemeenschappen zo lang hebben aangehouden”.

De Guatemalteekse president, Álvaro Colom, heeft nu volgens de grondwet een maand tijd om al dan niet in te gaan op de vraag van de IAO. In februari van dit jaar besliste het Grondwettelijk Hof al dat Conventie 169 van de IAO een wet als alle andere is in het land, en dat bijgevolg de raadpleging van inheemse volkeren verplicht is.

Conventie 169 erkent de territoriale rechten van inheemse volkeren en stelt dat deze volkeren moeten geraadpleegd worden alvorens een project op hun gronden kan goedgekeurd worden.

CATAPA roept op om de president van Guatemala een email te sturen met de vraag om te luisteren naar de OIT.

(Bronnen: Pulsar, OCMAL)

Auteur: Wies Willems

Vrouwen getuigen over mijnbouw

Vrouwen getuigen over mijnbouw

Ze heten Carmen Francis Mejía (Guatemala), Maria Estefana Sian (Guatemala), Lina Solano (Ecuador), Elizabeth Cunya Novillo (Peru) en Martha García (Guatemala). Donderdagavond brachten deze vijf vrouwen moedige en soms heel intieme getuigenissen over hun ervaringen met de mijnbouwprojecten van grote multinationals in hun landen. “Indrukwekkend hier in Brussel, die mooie, grote gebouwen. Maar al het moois waarmee bedrijven pronken in jullie straten, heeft een minder fraaie kant in onze landen.”

Ze waren moe, hadden al de hele dag van hier naar ginder gewandeld en nog niet eens de tijd gevonden voor een avondmaal. Daar was echter niets van te merken eenmaal Carmen, Maria, Lina, Elizabeth en Martha het woord namen. “Ik zag hier vandaag mensen rondlopen met dezelfde warme truien die bij ons in de maquilas voor een hongerloon worden gemaakt”, merkte Maria op.

Lina, moeder van de Ecuadoraanse milieu- en vrouwenorganisatie Frente de Mujeres Defensoras de la Pachamama, had heel wat kritiek op haar president Correa. Die weet volgens Lina zijn links revolutionair project goed te verkopen in het buitenland, maar voert in de praktijk een beleid dat haaks staat op het discours over een “herstichting van Ecuador”, op basis van rechtvaardigheid, multiculturaliteit en duurzaamheid. Zo wil Correa de mijnbouwactiviteit in het land aanmoedigen- als “alternatief” voor de petroleumextractie. Onlangs viel er nog een dode onder inheemsen die zich in het zuiden van het land verzetten tegen een omstreden waterwet, toen het leger hun wegblokkades probeerde te beëindigen.

De jonge Peruaanse juriste Elizabeth bracht het meest intieme verhaal. De criminalisering van het verzet tegen het Majaz-mijnbouwdistrict in het noorden van Peru had ze aan den lijve ondervonden, toen ze tijdens de grote protestacties in 2005 aangehouden was en nadien samen met een vijftigjarige vrouw op verschillende manieren gefolterd en zelfs seksueel mishandeld werd. “Toen een afgevaardigde van het gerecht ons bezocht terwijl ze ons vasthielden bij de politie, hoopten we dat die zou zeggen dat ze ons moesten vrijlaten. Het tegendeel bleek waar: hij zei dat we blij mochten zijn dat we nog leefden, privé-eigendom was nu eenmaal privé-eigendom en daar hoorden we weg te blijven”.

De Guatemalteekse inheemse vrouwen Carmen en Maria begroetten ons beiden in hun eigen taal, het Mam en het Cakchiquel. Carmen is actief in ADISMI, een basisbeweging van de berggemeente San Miguel Ixtahuacán, waar het Canadese Goldcorp een goudmijn uitbaat die onder andere grote watervervuiling met zich meebrengt. “Onze gemeente is heel verdeeld”, vertelde Carmen. “Maar we zijn met velen die ons verzetten tegen de mijn. De regering en het bedrijf hebben immers nooit een volksraadpleging georganiseerd over het project, wat nochtans verplicht is volgens bijvoorbeeld Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie en de Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren van de VN. Voor ons is het een strijd, een lange strijd, die draait om het respect voor onze rechten. Wij willen proper water, gezonde kinderen”.

Maria, die in de buurt van de cementgroeve van San Juan Sacatapequéz woont, weet heel goed dat de grootschalige ontginningsprojecten in Guatemala voor nog meer ontbossing en mislukte oogsten zullen gaan leiden. Ze sprak met bezorgdheid over de aarde, die elk jaar droger wordt. De droogte leidt in het oosten van het land al tot hongersnood. “Al leven we met weinig, we zijn gelukkig met wat we hebben. Maar de mijnbouw zorgt ervoor dat er zelfs voor kleine landbouw geen plaats meer is.”

“Al meer dan een half miljoen Guatemalteken hebben zich in volksraadplegingen uitgesproken tegen mijnbouw. Wij willen niet onderhandelen. Wij zeggen ronduit ‘nee’ tegen mijnbouw zolang de mensenrechten grofweg aan de kant worden geschoven en de regering niet luistert naar de boerengemeenschappen die het hart van Guatemala vormen”, bevestigde ook Martha van de NGO Rights Action.

Ook al zat er veel pijn en soms machteloosheid in, de verhalen van deze vijf moedige dames straalden veel hoop en kracht uit. “Noord en Zuid moeten samenwerken. En vrijwilligerswerk is daarin zó belangrijk”, benadrukten ze nog, alvorens ze meer dan verdiend uitgenodigd werden in een eethuisje in het hart van Brussel.

De avond was een gezamenlijk initiatief van CATAPA en de Engelse organisatie LAMMP.

Auteur: Wies Willems