In Oruro heeft de Pachamama een stem: Madre Tierra

Via een permanent informatiekanaal wil de werkgroep “ecologische rechtvaardigheid” van CEPA en CORIDUP (beide partnerorganisaties van CATAPA, gevestigd in Oruro) haar strijd voor de verdediging van het leven en de natuur in de door mijnbouw bedreigde rivieren en meren in de regio extra kracht bijzetten. Sinds mei 2009 laat dit milieuplatform alle up-dates over haar verwezenlijken en aanverwante nieuwsfeiten circuleren via het bulletin Madre Tierra. Een kort overzicht van de laatste maanden geeft meteen de belangrijkste gezamenlijke uitdagingen en activiteiten voor CEPA, CORIDUP en CATAPA aan.

Decreto Supremo Nº 0335 de Emergencia Ambiental
In 2009 werd de jarenlange inzet en strijd ter bescherming en herstel van de getroffen gemeenschappen rond het Uru Uru en het Poopó meer beloond door de wettelijke erkenning van de eeuwenlang vervuilde mijnregio als ecologische noodzone (zie “Bemoedigend nieuws uit Bolivia”, 28-10-2009, http://www.catapa.be/nl/nieuws/563). Aansluitend werd een opvolgend comité opgericht, maar het decreet bevindt zich na 9 maanden nog steeds in de coördinerende fase terwijl de mijnbedrijven hun afval rechtstreeks blijven lozen in de rivieren en meren. Via verschillende lobby- en sensibiliseringsacties wordt door CORIDUP en CEPA constant druk uitgeoefend op de nationale en departementale autoriteiten om het decreet, waar een hele resem maatregelen aan gekoppeld zijn, uit te voeren.

Auditoría ambiental – milieucontrole van de mijnsite Kori Kollo
Ten noord-westen van Oruro ligt de verlaten mijnsite Kori Kollo. Deze werd sinds 1982 geëxploiteerd door de Empresa Minera Inti Raymi SA dat voor 88% in handen was van het Amerikaanse Newmont Mining.  In oktober 2003 begon men aan een sluitings- en rehabilitatieproces, het eerste in zijn soort sinds de invoering van de milieuwetgeving in 1994. Vorig jaar verkocht Newmont zijn belangen en vertrok; schijnbaar werd hiermee de verstoring van de lokale ecosystemen en volksgezondheid door de jarenlange mijnactiviteit opgelost. Vorig jaar werd een consortium van wetenschappers gevormd en aangesteld als auditeur met de taak de graad van milieuvervuiling in de regio na te gaan. Daarnaast werd de universiteit van La Paz (UMSA) aangesteld als inspecteur (fiscal ambiental). Deze audit is van cruciaal belang ter responsabilisering van Newmont Mining en ter verhindering van een ongewenst precedent voor toekomstige sluitingsprocedures in andere Boliviaanse mijnen, en wordt bijgevolg nauw opgevolgd door alle betrokken/getroffen partijen, in de eerste plaats de organisatie CORIDUP waarbinnen 80 gemeenschappen uit de regio zich verenigd hebben.

Op 14 mei 2010 werd de planningsfase afgesloten, waarna het eerste rapport werd opengesteld voor verdere informatie, opmerkingen of eisen vanuit het middenveld en het mijnbedrijf. CORIDUP werd door verschillende partners, waaronder CEPA, CATAPA en de UTO, ondersteund in het formuleren van haar commentaar.

Opvolgen van de implementatie van de nationale en departementale mijn- en milieuwetgeving
In juni werd protest aangetekend tegen de geplande samenvoeging van de departementale secretariaten voor mijnbouw en metallurgie enerzijds met dat voor natuurlijke hulpbronnen en milieu anderzijds. In een open brief aan de gouverneur van het departement Oruro stelt het milieuplatform dat de bestaande wetten een vereniging van deze twee secretariaten onaanvaardbaar maakt. Immers, “indien men deze fusioneert, hoe kunnen we de wet doen naleven?”, dit lijkt bovendien ecologische belangen te negeren en ondergeschikt te maken aan extractieve belangen.  Deze argumentatie lijkt gevolg te hebben gevonden in de oprichting van een departementaal secretariaat voor de Rechten van Moeder Aarde opgericht begin juli. Het secretariaat heeft als eerste taak de implementatie van het decreet ter herstel en bescherming van de ecologische noodzone in Huanuni, Machacamarca, El Choro en Poopó te stimuleren; dit omvat ook de coördinatie van de financiering (met een input van 14 miljoen dollar uit de EU). Daarnaast zal ze ook de transparantie en vorderingen van de milieu-audit op de mijnactiviteiten van Inti Raymi opvolgen. Verder dringt CORIDUP aan op een zo nauw mogelijke aftoetsen van de beloftes, verantwoordelijkheden tegenover, en de vragen en noden vanuit, de getroffen gemeenschappen, zowel binnen als buiten de wettelijke milieunoodzone.

Auteur: Hanne Cottyn

Kippen, kaalheid en Coca-Cola

Kippen, kaalheid en Coca-Cola

Terwijl de ‘Westerse’ media volop bezig waren hun cameralenzen af te stoffen, ontrolde de Boliviaanse president Evo Morales in Cochabamba de eerste blauwdrukken van het antwoord der volkeren op de mislukking van Kopenhagen. Gedurende drie dagen, van 20 tot en met 22 april, wisselden meer dan 35 000 mensen uit 142 landen ideeën en ervaringen uit over alternatieve oplossingen om klimaatsverandering tegen te gaan en Moeder Aarde te respecteren. Deze driedaagse culmineerde op de Internationale Dag van Moeder Aarde met een waar volksfestijn in het sportstadium van Cochabamba. Onder het toeziend oog van Evo Morales, Hugo Chávez en enkele andere eminenties uit socialistisch Latijns-Amerika werd het ‘Akkoord der Volkeren’ voorgelezen. Dit akkoord moet dienen als basis voor een meer georganiseerde hervormingsbeweging om de mensheid te behoeden voor haar eigen ondergang en die van haar gastvrouw, Moeder Aarde.

Eerder dan jullie dit Akkoord der Volkeren voor te kauwen in hapklare brokjes (lees het zelf eens na in het Engels of Spaans), wil ik enkele kritische bedenkingen maken bij het hele gebeuren en haar afloop. Begrijp me niet verkeerd: er is een tegenreactie nodig als antwoord op het langdurig falen van de internationale gemeenschap (bij monde van haar staatsvertegenwoordigers) om een meer duurzame manier van samenleven op deze planeet te onderschrijven. Cochabamba leerde me echter dat er nog heel wat werk aan de winkel is om meer realistische en haalbare alternatieven voor te stellen.

Eerst en vooral was het organisatorische concept van deze conferentie nogal contradictorisch. Bedoeld als tegenreactie op het falen van staatsinstanties op de top in Kopenhagen, als forum voor de stem van de (al dan niet inheemse) volkeren, werd het evenement georganiseerd door Evo Morales. Hierdoor was het gemakkelijk voor hem om dit forum te ‘misbruiken’ voor politieke doeleinden, als een platform voor zijn socialistische politieke programma [lees: door Castro en Chávez ingefluisterd]. Het was dan ook niet verwonderlijk dat op de afscheidsceremonie de volkeren slechts één uur aan het woord waren om hun Akkoord voor te stellen, in tegenstelling tot de schare socialistische leiders uit Latijns-Amerika die meer dan drie uur het publiek bespeelden met oratorische kunstjes om hun politieke programma’s te propageren.

De grote boosdoener was – niet onvoorspelbaar – het imperialistisch kapitalisme dat als een wervelwind alle natuurlijke rijkdommen uit de grond haalt, zonder om te kijken naar de ecologische, culturele of spirituele waarde die de bewoners van die gronden hechten aan hun leefomgeving. Het is echter te gemakkelijk om de schuld in de schoenen van een ‘systeem’ te schuiven; het zijn altijd wijzelf, mensen van vlees en bloed, dignitarissen en Jan met de pet, die handelingen stellen (of toelaten); en het zijn de gevolgen van die handelingen die nu overal ter wereld zichtbaarder worden (en vaak het meest bij de minst weerbaren).

Er schort uiteraard vanalles aan het kapitalistische samenlevingsmodel, maar we mogen niet uit het oog verliezen dat we heel wat vanzelfsprekendheden uit ons dagdagelijkse leven te danken hebben aan de vruchten van dit model – denk maar even aan geneesmiddelen om ziektes zoals cholera of melaatsheid te behandelen (die vroeger een dodelijke afloop kenden), de communicatiemiddelen waarover afgelegen of rurale gemeenschappen nu beschikken en waarmee ze hun economische toestand kunnen verbeteren, of de wegen, scholen en ziekenhuizen die multinationale bedrijven laten bouwen in de gebieden waar ze actief zijn (ook al zou dit eigenlijk door de staat moeten gebeuren).

Eén van de problemen van het kapitalisme is de commodificatie van natuurlijke grondstoffen: terwijl enkele decennia geleden voor het merendeel van de wereldbevolking water, grond, medicinale planten en dergelijke meer gratis en vanzelfsprekend waren, moet men tegenwoordig voor bijna alles een prijs betalen om er gebruik van te mogen maken. Elke stem die tegen deze marktdynamiek ingaat wordt gemarginaliseerd, ten koste van duurzamere visies. De conferentie was daarom een uitstekend platform om dit nog eens in de verf te zetten: er bestaan andere manieren om met de natuurlijke rijkdommen rondom ons om te gaan, wat men ‘Buen Vivir’ noemt; het feit dat de ‘ontwikkelde’ landen dit niet doen, hoeft niet te betekenen dat gemeenschappen en volkeren belet mogen worden dit wel te doen. [Overigens was het heel teleurstellend dat er in het Akkoord sprake is van ‘ontwikkelde’ en ‘ontwikkelingslanden’ – terminologie die veronderstelt dat het ontwikkelingsmodel van de ontwikkelde landen het meest duurzame en dus na te streven model is, quod non.]

Anderzijds moeten we realistisch blijven: je kan globalisering niet ongedaan maken. Het plastic heeft zijn intrede gemaakt over de hele wereld en afgelegen gemeenschappen verwelkomen bezoekers met een Coca-Cola gesponsord bord. Dit ontkennen schaadt zelfs de natuur meer dan het haar baat. Als de overheid geen effectief afvalbeleid kan handhaven, blijft al dit in Congo ontgonnen, in China gefabriceerd, in Korea afgewerkt, door Griekse reders getransporteerd, door Amerikanen gepromoot, door Chilenen verhandeld en door Bolivianen gebruikt afval gewoon op straat liggen. Het was schrijnend vast te moeten stellen dat je geen 5 seconden (!) door een busraam kan kijken zonder langs de weg in het midden van een verlaten hoogvlakte plastic papiertjes, flesjes of andere overblijfselen tegen te komen van de door weggebruikers aangekochte consumptieartikelen, die ze (blijkbaar) zonder gène door hun raampjes weggooien. Niet één werksessie op de conferentie, niet één woord in het Akkoord dat dit ter sprake brengt.

Dit realisme ontbreekt (voorlopig toch) in twee van de meer opzienbarende conclusies van het Akkoord. Het is meer dan begrijpelijk dat de deelnemers zich verongelijkt voelen door het klimatologisch onrecht dat hen aangedaan wordt door het vervuilende ‘Noorden’ (of ‘Westen’, zo je wil). De vraag is echter of een Internationaal Klimaat- en Milieustrafhof wel soelaas kan bieden aan deze verzuchtingen. Kijk maar eens naar het Internationaal Strafhof in den Haag. Hoe nobel haar statuten ook mogen zijn, de praktijk leert ons dat het heel moeilijk, duur en inspannend is om individuen voor dit tribunaal te dagvaarden in slopende en langdurige processen. Het zijn ook enkel de grote vissen die voor het Hof verschijnen – de kleine visjes zijn al dit geld en zweet niet waard; maar het zijn nu net die kleine visjes wiens handelingen het meest waarneembaar zijn en waarvoor de mensen gerechtigheid vragen. Een gelijkaardig Milieustrafhof – waar ook nog eens staten en bedrijven terecht zouden kunnen staan – zal ongetwijfeld dezelfde problemen en frustraties met zich mee brengen en niet noodzakelijk de verhoopte impact bereiken.

Dan is er nog het Wereldwijde Referendum, waarbij men alle volkeren van de wereld wil bevragen over het zonet vermelde Milieustrafhof, de rol die het huidige kapitalistische model nog kan spelen in onze wereld (hoe gaat men dat formuleren in een ja/nee vraag?), de mate waarin ontwikkelde landen hun reductiedoelstellingen moeten bijstellen, de noodzaak van een Internationaal Verdrag over de Rechten van Moeder Aarde enzovoort. Dit wordt een gigantische logistieke uitdaging om dergelijk referendum te verwezenlijken, naast de praktische obstakels, zoals het bepalen van een quorum dat het referendum geldigheid zou geven en het feit dat referenda een democratisch bestel veronderstellen. Vergeten we niet dat één op vijf bewoners van onze planeet in een niet zo democratisch land leeft, naast de vele andere regimes die op deze aardbol de plak zwaaien maar niet zo tuk zijn op inspraak van hun bevolking.

Door het enthousiasme van de deelnemers voor dit referendum kan men ook gemakkelijk uit het oog verliezen dat niet de hele wereld vertegenwoordigd was op deze bijeenkomst in Cochabamba. Bijgevolg kan het wel eens heel wat lastiger blijken dan verwacht om werkelijk voldoende stemmen bij elkaar te sprokkelen om al deze voorstellen goed te keuren. Hoewel meer dan 142 landen aanwezig waren op de conferentie, was meer dan 70% van de deelnemers afkomstig uit Bolivië. Voeg daar dan nog de hele schare Latijns-Amerikanen aan toe, voor wie het heel wat gemakkelijker en goedkoper was om naar Cochabamba af te zakken voor enkele dagen, en dan merk je dat er slechts een minieme vertegenwoordiging was van de andere vier continenten. Wil deze tegenbeweging dus slagen in haar opzet, moet het zichzelf meer legitimiteit en draagkracht geven door eenzelfde aantal steunbetuigingen de verzamelen in de rest van de wereld.

Om af te sluiten – er is nog veel werk aan de winkel om onze samenleving op globale schaal een meer duurzame draai te geven. Niet voor niets stelt de logica van de oude Grieken dat op de thesis en de anti-thesis de syn-thesis volgt. Kyoto/Kopenhagen was de thesis, Cochabamba de antithesis. Nu is het tijd om het beste uit deze twee werelden samen te brengen in een synthesis. Laat ons het goede uit de traditionele culturen van inheemse volkeren halen en vermengen met het goede dat uit het kapitalisme voortgekomen is, zonder tegengestelde visies te marginaliseren of structureel onrecht te bestendigen. Maar laat ons vooral niet wachten op de synthesis om ons eigen steentje bij te dragen in de strijd tegen klimaatsverandering.

door Tom Van den Steen

Bemoedigend nieuws uit Bolivia

Een bericht (26-10-2009) uit de Andeskrabbels, de blog van Gilberto Pauwels, directeur van CEPA (partnerorganisatie van CATAPA in Oruro, Bolivia)

DECRETO SUPREMO 0335: Voor Moeder Aarde.

Er kwamen tranen van vreugde bij te pas, toen de goedkeuring van het decreet werd bekendgemaakt. Enkele honderden mensen hadden zich reeds opgesteld om van El Alto naar het centrum van La Paz af te dalen. Ze dachten dat men hen eens te meer bedrogen had. Ze waren van Oruro gekomen om hun eis kracht bij te zetten dat het gebied tussen de tinmijn van Huanuni en het Poopó-meer tot milieu-noodgebied zou uitgeroepen worden. Toen ze wilden vertrekken, kwam de minister van milieu, Pablo Ramos, dan toch in een taxi aangereden. Hij kwam vertellen dat, op uitdrukkelijk bevel met president Evo Morales, het voltallige kabinet zopas het decreet ondertekend had.

1. De vraag om het waterbekken van Huanuni tot ecologisch noodgebied uit te roepen is reeds een paar jaar oud. CORIDUP het coordinatie-orgaan van tachtig rurale gemeenschappen die zich door de vervuiling van de mijnbouw benadeeld weten, hield het proces aan de gang via een geduldige dialoog met de verantwoordelijken van de mijn en de regionale en nationale gezagsdragers. In mei beschreven we de grootscheepse inspectie door vertegenwoordigers van verscheidene viceministeries. Een paar weken geleden hadden we het nog over de ontgoocheling wegens het uitblijven van maatregelen en de aankondiging van acties. Een mars op La Paz heeft het beoogde resultaat opgeleverd. Waarom is het dan toch gelukt, vragen velen zich af.

2. De tegenstand kwam de mijnwerkersorganisaties die vrezen dat de afkondiging tot noodgebied tot het sluiten van mijnen zal leiden. Er waren ook (vice)ministers die tegen het decreet in verzet kwamen omdat ze vinden dat de saneringsonkosten van het gebied voor de staat veel te hoog zullen oplopen, vooral gezien dit geval als antecedent kan dienen voor gelijkaardige situaties elders in het land.

3. Maar de omstandigheden waren gunstig. Vorige week kwam de president van Ecuador op bezoek in Huanuni en hij maakte een opmerking over de toch wel verregaande vervuiling door de mijnontginning. En president Evo Morales werd onlangs op wereldvlak tot verdediging van Moeder Aarde uitgeroepen. Felix Laime, president van CORIDUP, speelde daar handig op in. Hij eiste dat de woorden in het buitenland in daden voor eigen volk zouden omgezet worden. De mars werd voorgesteld, niet als een protest tegen de regering, maar als een oproep om het aangekondigde veranderingsproces ook effectief door te voeren. Niet tegen Evo, maar vóór hem, tegen groepen en personen die zijn plannen dwarsbomen. En het lukte. Dat de verkiezingsstrijd intussen is losgebarsten, zal ook wel meegespeeld hebben. De oppositiepers gaf veel ruchtbaarheid aan de protestacties, in de overtuiging dat het op een sisser zou uitlopen en het imago van de president zou aantasten. En dat lukte niet.

4. Het decreet voorziet helemaal niet het sluiten van bedrijven en beperkt zich tot de vier gemeentes in het gebied tussen de mijn en de meren: Huanuni zelf, Machacamarca, El Choro (met Challacollo) en Poopó. De voorziene maatregelen zijn indrukwekkend: het verhinderen van verdere vervuiling door de bouw van dammen, door controle van vroegere mijnafval en waterbeheer; recuperatie van gronden met steun aan landbouw en veeteelt; drinkwater en afvalverwerking voor mijncentra en dorpen; milieu-opvoeding in bedrijven en educatieve centra; gezondheidszorg; onmiddellijke noodhulpverlening; sociale controle op de uitvoering, o.a. door CORIDUP. Zeven ministeries, de prefectuur, de vier gemeentebesturen en het staatsbedrijf COMIBOL zijn bij de uitvoering betrokken. Het betreft een tienjarenplan.

5. De mensen van CORIDUP zijn dolgelukkig en zijn CEPA heel dankbaar, want de brieven, petities, documenten, inspecties, tientallen vergaderingen in Oruro en La Paz, conscientisatie in de dorpen, analyses van gronden en waters, persberichten, artikels, mobilisaties,… waren alleen mogelijk mede dank zij het ononderbroken werk van Limbert, Clemente, Jaime, Jhonny, Norma, Alicia, Eveline,… van CEPA. Wijzelf denken vooral aan die meestal al wat oudere mensen die opstapten naar La Paz, om hun enig bestaansmiddel te redden: de grond en de waters van hun voorouders, Moeder Aarde. En aan de organisaties, groepen en families in het Noorden die CEPA hebben mogelijk gemaakt.

6. Onwillekeurig moet ik denken aan het bijbelse verhaal van de broodvermenigvuldiging. Enkele mensen uit het volk van het Noorden hebben iets aangeboden: zoiets als wat brood en een paar vissen, laat ons zeggen. Daarmee heeft CORIDUP, een volksorganisatie uit het Zuiden een grootscheepse actie voor sociale en milieu-gerechtigheid op gang gebracht voor een ganse streek.

Maar de verantwoordelijkheid waar we nu voor staan is ontzettend groot: zorgen dat dit decreet, een dertig bladzijden tellend document dat we mee hebben opgesteld, geen dode letter blijft. Dat zal eens te meer veel geduld vragen, doorzettingsvermogen, drukkingsmiddelen, desnoods mobilisaties. Maar als we daarmee kunnen bekomen dat de nationale, regionale en lokale besturen aan de noden van een arme en verontrechte bevolking tegemoet komen en hen een betere toekomst mogelijk maken, dan hebben we ons doel bereikt.

Gilberto Pauwels

Auteur: Hanne Cottyn

Nieuwsberichten uit de Boliviaanse mijnbouwwereld

Met dit artikel krijg je een zicht op het nieuws in de Boliviaanse mijnwereld, op basis van de elektronische nieuwsbrieven van Minería de Bolivia (http://boliviaminera.blogspot.com/). Hier volgt een beknopte schets (in het Nederlands) van de topics die het nieuws de laatste maanden domineerden; voor verdere informatie verwijzen we naar de oorspronkelijke artikels (in het Spaans).

 

Mijnbouw in Bolivia
– Eerder dan de sites die al langere tijd in exploitatie zijn, zoals de zilver- en tinmijnen in Potosí en de tinmijn in Huanuni, zijn het vooral de zogenaamde “megaprojecten van de Boliviaanse mijnbouw” die de aandacht opeisen in de recentste nieuwsberichten. De hoop op economisch beterschap in tijden van economische crisis rust vooral op deze lange termijnprojecten waarmee grote investeringen gemoeid gaan. “Er zijn verschillende projecten in ontwikkeling wat betreft de mijnbouw, allen van belang, van lange duur maar met grote verwachtingen, wat opnieuw toont dat de Voorzienigheid de realisatie van het ontzaglijke gebruik van de natuurlijke hulpbronnen in het voordeel van de Boliviaanse gemeenschap op zich neemt”, klinkt het vanuit de sector. Het gaat om de ijzerexploitatie in Mutún, het koper van Coro Coro, de lithiumvoorraden in de zoutwoestijnen en de vooruitzichten inzake uranium.
– In de Serranía Mutún, gelegen in het departement Santa Crúz, bevindt zich de grootste ijzerertsvoorraad ter wereld. De site wordt geëxploiteerd door het Indische staalbedrijf Jindal Steel die een joint venture is aangegaan met de Boliviaanse staat, vertegenwoordigd door het staatsbedrijf Empresa Siderúrgica Mutún (ESM). De productie van staal is pas tegen 2013 gepland, maar de onderneming kent nu al problemen: onder druk van burgerprotesten in Puerto Suarez diende de voorzitter van staalbedrijf Mutún (ESM) begin augustus zijn ontslag in bij president Morales. De protesten gaan onder andere over het nepotistisch bedrijfsbeleid dat haar werkkrachten aanwerft onder mensen uit het westen van het land en over de gronden die het bedrijf inneemt. Bovendien blijkt de onderneming er een elektriciteitsverbruik op na te houden om ú tegen te zeggen: voor de productie van staal zou een maximum van 3000 Mw vereist zijn, terwijl het land amper 1000 Mw kan genereren. Vanuit Uruguay klinkt interesse om Bolivia toegang tot externe markten te bieden door in het transport tot de Atlantische oceaan te voorzien via de rivieren Paraguay en Paraná.
– In het departement La Paz blijft het voorlopig wachten op de activering van de kopermijn Coro Coro. Het zogenaamde “proyecto andino del cobre” wordt gezien als de inzet van de westerse departementen in de mijncompetitie tegen el Mutún in het oosten. De exploratie, ontginning en industrialisatie van Coro Coro gebeurt via een joint venture tussen de Boliviaanse staat en het Zuid-Koreaanse Kores. Het noodzakelijke ingrediënt voor het van start gaan van de eerste productiecyclus van de mijn is zwavelzuur. Het bedrijf “Eucaliptus” staat in voor de verwerking van de ontgonnen zwavel tot zwavelzuur en zal functioneren als de zwavelbevoorrader van Coro Coro. In een eerste fase wordt echter nog zwavelzuur ingevoerd vanuit Chili. De officiële opening van zowel de hydrometallurgische installatie als de zwavelzuurproductie moest voor onbepaalde tijd worden uitgesteld, officieel omwille van de drukke agenda van de president, maar eigenlijk vooral wegens technische achterstand (onvoltooide machines, onuitgevoerde vacuumtests en geen garantie van voldoende zwavelzuurbevoorrading door Eucaliptus) en er worden problemen gemaakt over het feit dat er Peruanen zouden worden aangeworven. Het project moet de regio nieuw leven inblazen door banen te scheppen en het gebruik van spitstechnologie.
– Op dit moment zijn de voorbereidingen voor de lithiumexploitatie in de Salar de Uyuni in volle gang. De zoutwoestijn bevat de grootste onontgonnen voorraad ter wereld van dit strategisch metaal (en ook voorraden kalium, boor en magnesium). De verwachtingen qua opbrengsten voor het land zijn hooggespannen mits grote investeringen. Verschillende bedrijven bieden zich aan als geïnteresseerde investeerders (het Franse Bolloré, het Japanse Sumitomo en Mitsubishi, het Zuid-Koreaanse LG en Kores, …), waarmee de onderhandelingen nog lopende zijn. De Boliviaanse staat wil namelijk de verwerking van het lithium tot batterijen e.d. in eigen land garanderen. Externe of privé-partners zouden daarom pas mogen tussenkomen in de productiecyclus na de aanmaak van lithiumcarbonaat (deze eerste fase zou de Boliviaanse staat op zich nemen). Bolivia wil er op deze manier voor zorgen dat de voorraden en haar exploitatie niet in privé-handen terecht komen. Sommigen zijn nogal sceptisch over dit voornemen en pleiten voor strategische allianties met een buitenlandse partner in combinatie met staatscontrole over het hele proces. Er loopt al een tijdje een pilootproject en begin augustus gingen de eerste proefboringen van start om de stratificatie van de ondergrond van de zoutwoestijn na te gaan. Later in augustus werd een kantoor geopend in Uyuni ter coordinatie van directe controle over en administratie van de lithiumproductie en werden boringen gedaan om de doordringbaarheid/poreusheid en pompcapaciteit te testen. De potentiële investeerders wachten de resultaten af om hun voorstellen te concretiseren. Ook moet blijken welke technologie precies nodig is; indien hierin niet kan worden voorzien, zou de pilootinstallatie als een zoveelste witte olifant kunnen opdoemen. Eveneens werd een onderzoeksstation opgericht in de zoutwoestijn van Coipasa (hier werd verkennend onderzoek gedaan door de universiteit van Luik), hoewel de aandacht toch vooral naar Uyuni blijft gaan. Naast alle speculaties binnen economische en wetenschappelijke kringen, is men ook in politieke kringen niet blind voor het potentieel van de zoutwoestijn-ondergrond. Zo neemt bijvoorbeeld ex-president Quiroga het lithium-thema als uitgangspunt voor zijn electorale campagne. Hij stelt de Bolivianen voor de keuze tussen Bolivia als een chavistische sateliet of “wereldhoofdstad van lithiumbatterijen ter versterking van de nationale economie”, een omsingeld land zonder markten of het groene en propere energiehart van Zuid-Amerika.
Dat Bolivia over uraniumvoorraden beschikt, staat vast, maar over huidige exploitatiemogelijkheden en –doeleinden is minder duidelijkheid. Er is een verkenningsprogramma in ontwikkeling dat de aanwezigheid van uranium (in de eerste plaats in de mijn Cotaje in Potosí) en de mogelijkheid tot ontginning (vanaf 2010) wil nagaan. Dat dergelijke ontginning enorme gevaren en vervuiling met zich meebrengt, staat vast (Lidema (Liga del Medio Ambiente) publiceerde vorige maand een studie over de risico’s van de verkenning en ontginning van uranium in Potosí en Oruro), maar voorlopig is er meer gehoor voor de strategische mogelijkheden voor Bolivia.
Grootse projecten rond ijzer, koper, lithium en uranium
Minerosambientalistas en originarios samen op zoek naar een moderne en milieubewuste mijnbouw.
Ahora la sin voz es la madre tierra y debemos hablar a nombre de ella” (Gilberto Pauwels, CEPA, 6/07)
Doorheen de berichten over economische ontwikkelingen en verwachtingen klinkt steeds de optimistische vooruitgangsidee. De mijnsector blijft haar projecten in de eerste plaats als een sociale oplossing zien. Er zijn weliswaar problemen, maar daarvoor zouden actuele methodes, technologieën, materialen en de nieuwe milieuwet volstaan als uitweg. “La preocupación es normal y correcta, si se trata de cuidar el medio ambiente, pero el asunto no puede ser considerado con tanta dureza si en la actualidad ya existen métodos, tecnología y materiales especiales para evitar las formas tradicionales de la contaminación minera, además de una ley vigente de Medio Ambiente … Si hay algo que muestra un futuro de grandes perspectivas indudablemente es la minería, pese a una serie de contingencias que se presentaron en reciente pasado y que aún amenazan en el presente, la esperanza nacional está bajo una clara dependencia de la actividad minera”. Toch blijkt het milieu dankzij de inzet van milieuorganisaties – de zogenaamde “ambientalistas” – en de wetenschap op weg een gevestigde waarde te worden binnen de Boliviaanse mijnbouw(actualiteit). Alle mijnmaatschappijen in Oruro werden in augustus opgeroepen hun activiteiten te herzien en herformuleren in het licht van de richtlijnen over milieubescherming. Daarnaast geeft Comibol een nieuw bulletin uit met als doelstelling haar engagement inzake de bescherming van het milieu kenbaar te maken. “De Boliviaanse staat neemt via Comibol de taak op zich de negatieve effecten te verminderen”. Toch blijft er heel wat scepticisme bestaan: “existen varias presiones sobre la actividad minera, no faltan por ejemplo los ‘ambientalistas’ que de tiempo en tiempo formulan sus críticas al sector productivo más importante de la región y del país, pero sin ofrecer soluciones que de manera alternativa reemplace a las mineras por tanto se trata sólo de posiciones que no hacen otra cosa que justificar los movimientos de Ong’s que obtienen recursos provenientes de entidades internacionales bajo el pretexto de defender el medio ambiente, pero sin tomar en cuenta todas las formas de contaminación, inclusive algunas que nada tienen que ver con la minería y otras que siendo evidentemente mineras están bajo responsabilidad del Estado fuera del alcance de los ambientalistas”. Terwijl de milieuwetgeving en de wetenschappelijke bewijsgrond er op vooruitgaan, blijft het dus enorme inspanningen vergen het milieubewustzijn algemeen (en vooral binnen de mijnsector) te laten inburgeren en ernaar te handelen zonder dat daarbij conflicten uitbreken.
Het op elkaar afstemmen van de verschillende belangen van enerzijds de mijnsector en anderzijds de zogenaamde “ambientalistas” blijft een delicate taak, zo bleek ook in juli. Het standpunt van CEPA (Centro de Ecología y Pueblos Andinos), Coridup (Coordinadora en Defensa de la Cuenca del Río Desaguadero, Lagos Uru Uru y Poopó) en Lidema (Liga de Defensa del Medioambiente) werd na hun samenkomst met het vice-ministerie voor milieu over milieuherstel door de mineros geïnterpreteerd als onverenigbaar met het openblijven van de mijnen in het departement Oruro. Daarop werden de genoemde organisaties non grata verklaard en werd een mars tegen hen georganiseerd, die uiteindelijk afgeblazen werd na intense inspanningen van de milieuorganisaties (CEPA, Coridup, Lidema en Fobomade Oruro) om iedereen tot inzicht te brengen dat het hen te doen is om het zoeken naar een dialoog. Gilberto Pauwels, directeur van CEPA wil duidelijk maken dat mijnbouw en milieu niet contradictoir zijn, maar beiden onderdeel vormen van een moderne mijnbouw: productief, jobgenererend, milieubewust en waarbij wordt samengewerkt. Na een samenkomst in Oruro richten beide sectoren zich nu gezamelijk tot de regering met de vraag naar het uittekenen en toepassen van een mijn- en milieubeleid ter recuperatie en verzachting van vervuilde zones ten gevolge van mijnactiviteiten.
Ook de inheemse gemeenschappen slagen erin hun eisen te laten gelden. De botsingen tussen mineros en campesinos beperken zich niet tot de vervuiling van grond en water, maar keren terug tot het bezit van en recht op die grond en dat water. Sinds de nieuwe grondwet van kracht is, zijn investeerders verplicht hun plannen aan een raadgeving te onderwerpen, zowel van de autoriteiten van de mijnsector als – en vooral – van die van de gemeenschappen die in het betreffende territorium wonen. De mijnsector vreest dat de verschillende interpretaties van de wet de economische vooruitgang van het land in het gedrang brengt. Ook op dit vlak vergt het enorme inspanningen om frustraties in te tomen en tot een positieve verstandhouding te komen. Enkele plattelandsgemeenschappen gaan zich tot communitaire rechtspraak wenden om mijnactiviteiten in hun grondgebied tegen te houden. Daarop klinkt het vanuit de mijnsector dat “alsof het gebrek aan een adequaat mijnbeleid niet voldoende is […], blijkt een ander enorm ingewikkeld ‘sociaal-politiek’ fenomeen op te duiken wanneer zich een ‘valse’ interpretatie over het bezit van de grond voordoet bij de goedkeuring van een nieuwe grondwet”, waarna het bezetten, onderwerpen en verwoesten van mijnen, het onteigenen van de mineros hun werk en verstoren van de mijnproductiecyclus door originario boeren wordt aangekaart. Eén van de vele gevallen waar mijnwerkers en plaatselijke bewoners met elkaar in conflict komen, is de Himalaya mijn (een kleine concessie in het kanton Cohoni aan de voet van de Illimani, in het departement La Paz waar wolfram en tin wordt ontgonnen), die al 22 maanden ingenomen wordt door comunarios. Aangezien de comunarios het normaal functioneren van de mijn verhinderen, wordt de mijn vandaag op rustieke en weinig duurzame manier ontgonnen door de “bezetters”, waarna de opbrengsten illegaal verhandeld worden zonder dat de staat (milieu-, tax-…) heffingen kan innen.  De technisch werkloos en bijgevolg niet-uitbetaalde mijnwerkers zijn overgegaan tot geweldloos protest in La Paz met de eis dat hen hun werk teruggegeven wordt. De mijnwerkers van de Himalaya mijn weigeren zich om te turnen van bezoldigde werknemers tot “cooperativistas” en/of elders te gaan werken. De belanghebbenden in de mijn (het bedrijf, de werknemers en de staat) pleiten terecht dat het conflict tussen boeren en coöperatieve mijnwerkers een verlies betekent. Anderzijds lijkt het niet dat er aan een echte lange termijn oplossing wordt gewerkt waarin ook de motivatie van de protesterende comuneros wordt geïncorporeerd. De regering heeft nog geen oplossing uit haar mouw weten te schudden, maar zou aan een wetsvoorstel werken om dergelijke innames te verhinderen.
Organisaties zoals CEPA nemen een bemiddelende rol op door de autoriteiten van vervuilde gemeenschappen te gidsen bij de verdediging van hun rechten, het doen nakomen van de wetten en de mijnsector bewust te maken van het milieu.
Auteur:

Waterverbruik Inti Raymi

CEPA, het Centrum voor Andesvolkeren en Ecologie, reageert in een nieuwsbericht fel tegen het bedrijf Inti Raymi, grotendeels in handen van het Amerikaanse Newmont Mining. De informatie over het gebruik van oppervlakte- en drinkwater in de stedelijke regio voor hun zilver- en goudwinning spreekt elkaar tegen en is niet transparant.

Zoet water is schaars in de hoogvlakte, droogte brengt verzilting mee en degradatie van de landbouwgronden. In het milieu effecten rapport stelt het bedrijf dat ze per maand 72 miljoen liter water verbruikt. De milieuverantwoordelijke anderzijds spreekt over ‘slechts’ 1 miljoen liter…

CATAPA heeft de vorige jaren ook het milieu effecten rapport bestudeerd. Ook wij stootten op veel vragen, wetenschappelijke incorrectheden en tegenspraken. Inmiddels hebben we als CATAPA al drie thesistudenten van de UGent en de KUL naar de streek gestuurd voor objectief wetenschappelijk onderzoek. De resultaten volgen hopelijk in mei…