EU: resolutie EP tegen het gebruik van cyanide

EU: resolutie EP tegen het gebruik van cyanide

Het is al even terug, maar op 5 mei van dit jaar heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd waarin het de Commissie en de EU-lidstaten oproept om het gebruik van cyanide te bannen tegen eind 2011 en naar alternatieven te zoeken voor dit hoog-toxisch goedje dat zo goed als in elk ontginningsproject gebruikt wordt in de mijnbouw.

Bijzonder interessant is artikel 4 van deze resolutie: “Het Europees Parlement verzoekt de Commissie en de lidstaten zolang het algehele verbod nog niet van kracht is, direct noch indirect steun te verlenen voor mijnbouwprojecten in de EU die van de cyanidetechnologie gebruikmaken, en evenmin steun te verlenen voor dergelijke projecten buiten de EU.”

Dit stemt CATAPA hoopvol dat er verbetering op komst is in de regelgeving voor de handel met Latijns-Amerikaanse landen met betrekking op het gebruik van chemische producten zoals cyanide. Handelsbetrekkingen met Peru, bijvoorbeeld, berusten in hoge mate op de ontginningsindustrie: 72.9% van alle export naar Europa komt uit de mijnbouw- en petroleumsector, waarvan 7.9% (of 5.8% van het totaal) voor België bestemd is (gegevens afkomstig van de Peruaanse fiscus; betreft de situatie op december 2009).

Naar aanleiding van deze resolutie is het OCMAL campagne aan het voeren voor een verbod op cyanide in Latijns-Amerika.

Foto: trashology.wordpress.com/

Gemeenschappen uit Peru en Ecuador wisselen strategieën tegen mijnbouw uit

Gemeenschappen uit Peru en Ecuador wisselen strategieën tegen mijnbouw uit

Van 2 tot en met 4 juli waren er een honderdtal Peruanen en Ecuadorianen samengekomen in de Peruaanse stad Piura. Allemaal kwamen ze uit gemeenschappen kwamen die getroffen worden door mijnbouw, en allemaal willen ze een toekomst waar duurzaam met de natuurlijke rijkdommen wordt omgesprongen. De presentaties van ondersteunende organisaties werden afgewisseld met traditionele dans en verbroedering over de landsgrens heen. Het evenement werd afgesloten met een slotverklaring, waarin de gemeenschappen hun wil uitdrukten om te blijven vechten tegen het extractivisme als ontwikkelingsmodel voor hun territoria en om hun krachten te bundelen in een binationale organisatie van gemeenschappen getroffen door de mijnbouw.

Verschillende personen van organisaties die het evenement “Landsgrenzen overwinnen, Volkeren ondersteunen in hun strijd tegen de mijnbouw – 2de Binationale Bijeenkomst van Boeren- en Inheemse Gemeenschappen van Peru en Ecuador die getroffen worden door de Mijnbouw” ondersteunden – o.a. CooperAcciónAcción EcológicaVIMAOCMALFICSHCONACAMI – voedden de bijeenkomst met uiteenzettingen over het beheer van het territorium (via ecologisch-economische zonificatie, waarbij zones ‘mijnbouwvrij’ verklaard kunnen worden), mijnbouw in grensgebieden (waarbij juridische clausules omzeild worden ‘in het belang van de bevolking’), klimaatsverandering, vrijhandelsakkoorden, de wet op raadpleging (en de ILO Conventie 169) en de criminalisering van het protest van de gemeenschappen tegen de mijnbouw.

Op basis van deze inbreng, sleutelden de aanwezigen aan een slotverklaring waarin ze hun onverwoestbare toewijding uitdrukten om hun natuurlijke rijkdom en territorium te verdedigen – met hun eigen leven indien nodig – en om een integratieproces op gang te brengen over de landsgrens heen. Op deze manier kunnen ze ervaringen en gewoonten van hun volkeren uitwisselen om het cultureel, ecologisch en economisch annihilatieproces tegen te gaan dat hen aan het treffen is. Bovendien eisten de gemeenschappen dat de gehele bevolking geraadpleegd wordt inzake de ontwikkelingsmodellen van beide landen – een ontwikkeling gebaseerd op plundering en vernieling – en dat de IIRSA-projecten meteen worden stilgelegd.

Verder poneerden de aanwezigen dat verschillende zones in de gebieden waarin ze wonen – waaronder de provincies Ayabaca, Huancabamba, Jaén en San Ignacio – ‘mijnbouwvrij’ verklaard worden. Deze eis vindt haar weerklank in de campagne van de gemeenschappen uit die vier provincies, bij monde van het Front voor Duurzame Ontwikkeling in de Noordgrens van Peru, om zones in hun provincies mijnbouwvrij te verklaren. CATAPA zal deze vraag dit najaar ondersteunen met de internationale campagne Mining in Paradise?

Peru: te vroeg victorie gekraaid met de wet op raadpleging?

19 mei was een glorieuze dag voor de inheemse bevolking in Peru. Eindelijjk had het Congres een wet op raadpleging gestemd en goedgekeurd. Eindelijk, want sinds 1995 was Conventie 169 van de Internatonale Arbeidsorganisatie (ILO), die het recht op raadpleging van inheemse volkeren garandeert bij administratieve of wettelijke maatregelen die een impact hebben op de levenswijze of het territorium van deze volkeren, van kracht in Peru. Het gebrek aan nationale wetgeving die dit recht zou garanderen, was slechts een goedkoop (en, juridisch gesproken, fout) excuus om de inheemse volkeren niet te raadplegen. De kopzorgen zijn echter nog niet voorbij: maandag 21 juni is de laatste dag voor president García om deze wet te ondertekenen, opdat deze ook werkelijk in voege kan treden. Hebben de inheemse volkeren te vroeg victorie gekraaid?

Vanuit de privé-sector is er heel wat tegenwind gekomen tegen de wet op raadpleging. Investeerders zijn er van overtuigd dat deze wet de inheemse volkeren effectief een recht op veto geeft, waardoor ze heel wat winsten aan hun neus voorbij zien gaan. Ze hebben daarom ook, onder meer via het Ministerie van Energie en Mijnbouw en het Ministerie van Economie, druk uitgeoefend op de president om de wet niet te ondertekenen, waardoor ze ongestoord verder zouden kunnen investeren in Peru.

Er is echter geen reden voor paniek, verklaart het Grondwettelijk Hof. In een uitspraak eerder deze week, argumenteert het Hof dat deze wet enkel de internationale verplichting om inheemse volkeren te consulteren in de Peruviaanse wetgeving vastlegt, zonder hierbij vetorecht aan de volkeren te geven. Men moet er geen doekjes om winden, aldus het Hof, de Peruviaanse staat heeft de verplichting om tot een onderhandeld akkoord te komen over maatregelen die de inheemse volkeren betreffen – en is daar in de voorbije 15 jaar schromelijk in tekort geschoten.

Bovenop deze uitspraak van het Hof kwamen er nog een hele reeks verklaringen van andere toonaangevende persoonlijkheden die het belang van de promulgatie van de wet op raadpleging benadrukten. Robert Zoellick, voorzitter van de Wereldbank, verklaarde dat “het scheppen van wetgevend kader uitermate belangrijk is om raadpleging in Peru te bevorderen.” Elizabeth Leon, de voorzitster van de parlementaire commissie van inheemse volkeren, benadrukte dat de wet met een ruime meerderheid was goedgekeurd, na zes maanden intensieve dialoog met alle stakeholders – vertegenwoordigers van de uitvoerende macht incluis. Daarnaast brachten de Internationale Federatie van Mensenrechten (FIDH) en APRODEH in herinnering dat de slachtoffers van Bagua nog steeds aan het wachten zijn op een proces van de verantwoordelijken voor de bloedige afloop van het vreedzame protest.

Het is nu afwachten wat maandag 21 juni brengt. De promulgatie van de wet zou alleszins het eerste agendapunt zijn op de agenda van president García – hopelijk stapt hij met het juiste been uit bed.

Auteur: Tom Van den Steen

Mijnbouw, Verzet en Wetenschap

Mijnbouw, Verzet en Wetenschap

De Marlin-Mijn mag dan al vijf jaar ongestoord opereren in het Guatemalteekse departement San Marcos, de resistentie blijft springlevend. De laatste weken krijgt het lokale verzet heel wat bijval vanuit internationale en academische kringen.

Vooral de voorbije week was de Marlin Mijn, onderdeel van het Canadese Goldcorp, niet uit de media weg te slaan. In één week tijd werden vier belangwekkende rapporten en veroordelingen bekend gemaakt. We hebben het over het Gezondheidsrapport van Physicians for Human Rights (PHR), het mensenrechtenrapport van On Common Grounds (uitgaande van aandeelhouders van Goldcorp), de veroordeling van het Volkstribunaal in Madrid en de veroordeling van het Interamerikaanse Hof voor Mensenrechten (CIDH).

We zullen het in dit stukje hebben over de eerstgenoemde studie. Wie zijn namelijk Physicians for Human Rights, hoe gingen ze te werk? Dit internationale team van wetenschappers stelt haar expertise en kennis ter beschikking om wereldwijd gecertificeerde studies uit te voeren met als doel de bescherming van de mensenrechten en het aanreiken van betrouwbare informatie in conflict geladen gebieden waar informatieverstrekking deel uitmaakt van het probleem.

De voorbije zomer (2009) kwam een team van wetenschappers de noodkreet vanuit het aartsbisdom van Guatemala tegemoet dat de mijnbouw in San Marcos gezondheidseffecten zou veroorzaken bij de lokale bevolking (lees: inheemse bevolking). Het feit dat het ging om een noodstudie bracht echter de nodige beperkingen met zich mee. Het team was namelijk slechts ter plaatse gedurende één week. Daarnaast slaagden ze er in om amper 23 participanten te betrekken, waaronder geen kinderen, die het meest kwetsbaar zijn voor de inname van zware metalen, maar waarvoor de toestemmingsprocedure te veel tijd in beslag nam om hen te kunnen betrekken. De studie bestond erin stalen uit rivierwater, menselijke urine en bloed te onderleggen aan metaalonderzoek, waarbij de vergelijking werd gemaakt tussen de gegevens dichtbij en ver van de mijn.

Wat is dan het belang van deze studie? Deze wetenschappers beschikken over heel wat wetenschappelijke autoriteit. De gehanteerde onderzoeksmethoden beantwoorden aan alle internationale normen. Deze studie kan je dus niet, zoals zo vaak gebeurt, onder tafel schuiven als zijnde één of ander activistisch pamflet. Omwille van de beperkte mogelijkheden van de studie kunnen de onderzoekers slechts uitspraken doen over een beperkt aantal zaken. In een wetenschappelijke studie is het namelijk zo dat je heel zeker van je zaak moet zijn om verbanden te kunnen leggen. Daarvoor zijn veel meer participanten nodig en dient er een tijdslijn opgemaakt te worden die de evolutie van de gezondheidstoestand weergeeft. Het belang van deze studie is vooral het opmaken van een “baseline” een eerste gegevensbank, waar latere studies zich op kunnen baseren om zo’n evolutielijn op te maken.

Wat hebben de wetenschappers dan wel kunnen opmaken? De meest verontrustende conclusie is dat er in bloed en urine van mensen die dicht bij de mijn wonen wel degelijk hogere concentraties van bepaalde metalen werden in opgemeten, wat ook geldt voor het rivierwater dat dicht bij de mijn stroomt. Op het moment van het onderzoek overschreden niveaus van metalen echter nog niet de internationale gezondheidsstandaarden. Maar in overweging nemende dat de Marlin-mijn relatief recent is (5 jaar) en dat uit de internationale expertise van de onderzoekers blijkt dat eens de introductie van metalen in het ecosysteem heeft plaatsgevonden, deze enkel toeneemt, is de situatie redelijk alarmerend. De nood om meer en grotere studies uit te voeren is dus heel groot.

De wetenschappers benadrukken de verantwoordelijkheid van de Guatemalteekse overheid bij het beschermen van de volksgezondheid. De rol van de overheid in mijnbouw is er sinds de mijnbouwwet van 1996 één geweest van facilitator voor multinationale bedrijven, zowel wat betreft het ontwerp als de uitvoering van de regelgeving.

De reacties van de verantwoordelijke ministers waren wederom weinig verrassend, maar des te beschamend. Zo liet de minister van milieu weten dat hij de wetenschappelijkheid van de studie in twijfel trok en verwees naar een studie waar nooit iemand van gehoord zou hebben als tegenalyse, bovendien vergeleek hij de studie van PHR met een oude studie die niet aan de wetenschappelijke vereisten voldeed. De ene studie heeft echter in de verste verte niets met de nadere te maken. De vertegenwoordigers van het mijnbouwbedrijf moeten natuurlijk niet veel onderdoen. Een verwijzing naar het onderzoek dat uitgaat van Goldcorp zelf zou als tegenanalyse dienen. Maar waarom publiceren ze die onderzoeken niet, vraagt iedereen zich af. Bovendien, laten ze weten, werd de studie van PHR niet bevestigd door de Guatemalteekse overheid. De beperktheid van deze redenering hoeft niet verder toegelicht worden. Het wetenschappelijke, neutrale karakter van de studie maakt de regering en het bedrijf zichtbaar ongemakkelijk. “Kunnen we het niet over iets anders hebben?” hoor je ze denken.

Lees de studie van Physicians for Human Rights: http://physiciansforhumanrights.org/library/news-2010-05-18-english.html

Lees het verslag van Prensa Libre:
http://www.prensalibre.com/noticias/Estudio-contaminacion-metales-toxico…

Lees de reactie van de Minister van Milieu:
http://www.elperiodico.com.gt/es/20100525/pais/1c53337

Lees de reactie van Goldcorp:
http://www.prensalibre.com/opinion/nuevo-dicho-reporte_0_266973312.html

Auteur: Bart van Besien

Peru de eerste (na 16 jaar) met wet op raadpleging van inheemse volkeren!

Het heeft 16 jaar en veel bloed, zweet en tranen gekost, maar uiteindelijk heeft het Peruaanse Congres op woensdag 19 mei 2010 een wet goedgekeurd die het recht op raadpleging garandeert van inheemse of oorspronkelijke volkeren overeenkomstig Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).  Peru had deze conventie reeds in 1994 geratificeerd, maar het heeft dus tot 2010 geduurd vooraleer het deze in een wet heeft gegoten, opdat het recht op raadpleging van de inheemse volkeren ook effectief nageleefd kan worden, in een land waar conflicten tussen overheid, (multinationale) bedrijven en inheemse volkeren schering en inslag zijn. De wet, die nog door president Alan García bekrachtigd moet worden, werd met veel enthusiasme onthaald, zowel bij de Ombudsman, het middenveld als de organisaties die de inheemse volkeren vertegenwoordigen. Eens bekrachtigd, zal Peru het eerste land in Latijns-Amerika zijn met een dergelijke wet.

Wat staat er nu eigenlijk in deze wet? Vooreerst bepaalt het dat de inheemse of oorspronkelijke volkeren het recht hebben om op voorhand geraadpleegd te worden over wetgevende of administratieve maatregelen die een rechtstreekse impact hebben op hun collectieve rechten, ongeacht of het gaat om hun fysiek bestaan, culturele identiteit, levenskwaliteit of ontwikkeling. Ook dient de Peruaanse overheid een dergelijke raadpleging te houden inzake nationale of regionale ontwikkelingsplannen, -programma’s of -projecten die deze rechten rechtstreeks beïnvloeden. Deze raadpleging heeft tot doel een akkoord of goedkeuring te bereiken tussen de staat en de inheemse of oorspronkelijke volkeren, middels een interculturele dialoog die garandeert dat deze volkeren betrokken zijn bij de beslissingsmechanismen van de overheid en dat hun collectieve rechten gerespecteerd worden.

Concreet omvat dit recht op raadpleging de volgende principes:

  • de kans om geraadpleegd te worden over wetgevende of administratieve maatregelen vooraleer deze van kracht zijn;
  • erkenning, respect voor en aanpassing aan culturele verschillen, op een manier die bijdraagt tot de waardering van deze verschillende culturen;
  • een klimaat van vertrouwen, samenwerking en wederzijds respect, zonder partijpolitieke standpunten of anti-democratisch gedrag te verspreiden of aan te wakkeren;
  • flexibiliteit inzake de manier waarop dit proces van raadpleging georganiseerd wordt, naargelang het type maatregel die ter raadpleging voorligt en de betrokken inheemse of oorspronkelijke volkeren;
  • redelijkheid inzake de termijn waarbinnen deze raadpleging plaatsvindt, opdat men genoeg tijd heeft om kennis te nemen van de maatregel in kwestie, deze te bestuderen en voorstellen te maken;
  • afwezigheid van dwang of voorwaardelijkheid;
  • volledigheid van informatie, zodat de inheemse of oorspronkelijke volkeren een geïnformeerde beslissing kunnen nemen.

Wie zijn nu eigenlijk die inheemse of oorspronkelijke volkeren? De wet stelt dat er verschillende objectieve en subjectieve criteria zijn die bepalen wie van het recht op raadpleging kan genieten. Onder de objectieve criteria valt (i) de directe aftamming van oorspronkelijke volkeren die het grondgebied bewoonden; (ii) levensstijlen, spirituele en historische banden met het grondgebied dat men van oudsher gebruikt of bewoont; (iii) sociale instellingen en eigen gebruiken; en (iv) culturele patronen en levensstijlen die verschillen van andere geledingen van de Peruaanse bevolking. Subjectief spreekt men van inheemse of oorspronkelijke volkeren wanneer hun collectief bewustzijn zich als dusdanig beschouwt.

Overeenkomstig de wet, zal het proces van raadpleging als volgt gaan. De respectievelijk instanties erkennen welke wetgevende of administratieve maatregelen onder het bereik van deze wet vallen, gevolgd door welke volkeren geraadpleegd dienen te worden. Daarna worden deze maatregelen verspreid onder de betrokken volkeren en wordt er meer informatie verstrekt omtrent die maatregelen. Hierop krijgen de organisaties van inheemse of oorspronkelijke volkeren de tijd om de maatregelen intern te bespreken en te evalueren, waarna ze in dialoog treden met overheidsvertegenwoordigers. Op het einde van dit proces neemt de betrokken overheidsinstantie een gemotiveerde beslissing over de uiteindelijke aard van de voorgestelde maatregel. Indien men niet tot een akkoord is kunnen komen, dient de maatregel alleszins de collectieve rechten van de inheemse of oorspronkelijke volkeren te waarborgen.

Op het eerste zicht lijkt deze wet dus tegemoet te komen aan vele verzuchtingen van de inheemse volkeren en de bepalingen van Conventie 169. De toekomst zal echter uitwijzen in welke mate deze wet ook in de praktijk zal worden toegepast en of het effectief een antwoord biedt aan de steeds toenemende conflictiviteit in de ontwikkelingsvisies van de Peruaanse staat en die van haar inheemse bevolking.

Auteur: Tom Van den Steen

FTA Peru-China: neoliberale idiotie?

Vorige week, donderdag 6 mei, organiseerde het redGE – het Peruaans netwerk voor een evenwaardige globalisering – i.s.m. CooperAcción en 11.11.11 een publiek forum over het vrijhandelsakkoord tussen Peru en China, dat sinds 1 maart in voege is getreden. Dit was het eerste forum waarop dit akkoord onder de loupe genomen werd en waarbij er dieper werd ingegaan op de opportuniteiten en bedreigingen voor Peru. Tegelijkertijd werd ook het door redGE en CooperAcción ondersteunde boek over dit akkoord voorgesteld, van de hand van Victor Torres C., professor economie aan de Universidad Nacional Mayor de San Marcos.

Het was opvallend dat de eerste drie sprekers zeer op de vlakte bleven wat de impact van dit vrijhandelsakkoord betreft op Peru. Men was veeleer optimistisch over de mogelijkheden die dit akkoord te bieden heeft voor het land, zonder al te diep in te gaan op de cijfers achter de vrijhandelsbepalingen. [Hoe kan men immers bepalen of dergelijke bepalingen gunstig zijn voor een land zonder ze te vergelijken met de handelscijfers voor deze of gene sector en in welke mate die sector van de nieuwe handelsbepalingen profiteert of erdoor bedreigd wordt.]

Dit werd echter al gauw rechtgezet door de drie volgende ponenten, die duidelijk kritischer uit de hoek kwamen en getuigden vanuit de textielsector en de mijnbouwsector, alwaar het gebrek aan milieu- en arbeidsstandaarden zich laat gevoelen onder meer bij de verkassing van Morococha en het jobverlies door het (over)aanbod van goedkopere textielproducten uit China. “Als we klagen over het verlies van onze jobs, dan antwoordt president García dat we ons moeten omscholen en een andere job vinden. Dat hij dan maar zelf ook eens een andere job zoekt!” Hilariteit alom toen een andere exponent opmerkte dat “er al genoeg Chinees in Peru is, waarom onze markt nog meer openstellen? Moeten we dan nog meer chaufa eten?”

Eén van de pijnlijke hoofdstukken uit dit vrijhandelsakkoord is dat over investeringen. Ondanks het feit dat China tevreden was met de bestaande investeringsakkoorden tussen beide landen, stonden de Peruaanse onderhandelaars erop dat er toch een hoofdstuk over investeringen in het akkoord zou zijn. Het blijft echter gissen waarom, daar Peru er alleen maar op lijkt te verliezen. Zo kunnen bedrijven die niet in China gevestigd zijn, maar wel in Chinese handen zijn, investeren in Peru onder dezelfde voorwaarden als Chinese bedrijven. Hetzelfde geldt echter niet voor niet-Peruaanse bedrijven in Peruaanse handen. China heeft zich ook het recht voorbehouden bepaalde delen van haar economie – ‘van strategisch belang’, zoals vele delen van haar ontginningsindustrie – af te schermen van buitenlandse investering, terwijl heel de Peruaanse economie voor het grijpen ligt.

Waarom dan toch doorzetten? “Wel, dat laat ik aan de verbeelding over van dit publiek,” antwoordde één van de sprekers. De vraag is maar of er werkelijk corruptie in het spel is – want welke Peruaanse belangengroepen hebben er baat bij dat Peruaanse interesses geschaad worden? Of zou het, zoals een andere ponent vermoedt, te maken hebben met het blind navolgen van een neoliberaal ontwikkelingsmodel, waarbij de onderhandelaars er heilig van overtuigd zijn dat Peru geen buitenlandse investeringen kan aantrekken zonder een gemakkelijke investeringsmarkt (i.e. zonder al te veel regels)?

Het is alleszins duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is om een beter zicht te krijgen op de manier waarop het economische beleid in dit land vormgegeven wordt. Of, beter gezegd, hoe dit op een meer transpante en democratische manier kan gebeuren, zonder het land in ongelijke vrijhandelsakkoorden te koop aan te bieden zonder garantie op economische vooruitgang.

En trámite

Volgens het officiële discours van president Colóm, zou zijn regering tegen mijnbouw zonder gemeenschapsinspraak gekant zijn. De Guatemalteekse regering bevestigde verschillende keren dat ze geen nieuwe mijnbouwvergunningen toelaat en dat ze er ook geen zal toelaten, zonder dat de getroffen bevolking inspraak heeft gekregen. Als het waar is, zou het al een stap in de goede richting zijn. Maar het meest interessante woord in deze bewering is misschien wel het woord “nieuwe”. Wat verstaat de president immers onder “nieuwe vergunningen”? Zou het kunnen dat de bevolking opnieuw misleid wordt?

Om de rest van dit artikel te begrijpen, zal het handig zijn het verschil tussen de drie verschillende mijnbouwvergunning te kennen. Om een exploitatievergunning te verkrijgen, moet je eerst een erkenningsvergunning en daarna een exploratievergunning hebben verkregen. Elke vergunning heeft zijn eigen wettelijke vervaldatum en vereisten. Het is echter door de bijzonder flexibele mijnbouwwet niet zo moeilijk om dergelijke vergunningen te verkrijgen. Om een mijnbouwvergunning te verkrijgen moet je niet veel meer doen dan enkele documenten invullen.

Guatemala zit op een tijdbom. Een enorme hoeveelheid aan exploratievergunningen (117 op nationaal niveau) werden reeds toegekend door de voorgaande regeringen. Guatemala wordt bedreigd door 117 mijnprojecten zonder inspraak van de bevolking. Op 117 plaatsen is dus de toekomst bedreigd van de Guatemalteekse rivieren, biodiversiteit, volksgezondheid, burgerrechten, sociale vrede, sociaal-economische evenwicht… De gevolgen van mijnbouw in Guatemala zijn immers diepgaand en divers.

De voornaamste struikelblok die mijnbouwbedrijven beletten om van de exploratie naar de exploitatiefase te gaan is het opkopen van land. Dankzij gemeenschapsraadplegingen (consultas comunitarias) en bewustmakingscampagnes hebben vele gezinnen het grove geld van de bedrijven kunnen weerstaan. Dankzij deze strategie zouden de exploratievergunningen moeten vervallen na de wettelijke termijn van drie jaar, en dus niet overgaan in een exploitatievergunning.

Het minste wat je van een regering die tegen mijnbouw zonder inspraak is, kan verwachten, is dat ze de bestaande vergunningen dan ook laat vervallen na hun wettelijke termijn.

We zijn echter bezorgd. Wanneer je bij het Ministerie van Energie en Mijnbouw (MEM) om kopies van de mijnbouwvergunningen vraagt, krijg je te horen dat bepaalde vergunningen “en trámite” zijn. Ze worden verwerkt en zijn dus niet ter inzage. Zou het kunnen dat de regering, namens het MEM, samen met de mijnbouwbedrijven heimelijk vergunningen aan het verlengen zijn of ze naar de volgende fase (exploitatie!) aan het brengen zijn, ondanks het verzet van de gemeenschappen? Wat kan “en trámite” anders betekenen?

Uiteraard is deze gang van zake vanuit een democratisch, humaan en ecologisch standpunt onaanvaardbaar. De eenvoud om een vergunning of een verlenging van een vergunning te verkrijgen, evenals het onverantwoordelijke gedrag van de bevoegde ambtsbekleders zijn een belediging voor de democratie. Daarom herhalen we onze eisen tegenover de politici: verstrenging van de mijnbouwwet en erkenning van het verbindende gezag dat uitgaat van de gemeenschapsraadplegingen, opdat deze antidemocratische praktijken onmogelijk zouden worden. Tegelijkertijd herinneren we de Guatemalteekse bevolking eraan dat het discours van de president eerder gevaarlijk misleidend dan hoopgevend zou kunnen zijn.

Foto: vertegenwoordiger van de MEM tijdens de Conferencia internacional sobre Mineria in Antigua Guatemala, augustus 2009 (c) CATAPA
Auteur: Bart van Besien

De mijnbouwwereld spreekt

De mijnbouwwereld spreekt

Het Fraser Institute, één van de voornaamste Canadese denktanken, publiceerde de resultaten van haar jaarlijkse bevraging van de machtigen uit het mijnbouwwereldje. In de enquête wordt gepeild naar welke volgens ondernemers de meest aantrekkelijke landen zijn om in te investeren en waarom.

Uit het rapport blijkt onder andere dat Québec zijn imago als mijnbouwparadijs blijft behouden; dat landen als de Democratische Republiek Congo, Guatemala en Ecuador in de top-5 staan van de lijst “landen die hun investeringscondities nog heel wat kunnen verbeteren”; en dat bedrijven grote pieken blijven verwachten in de prijzen van metalen zoals goud, zilver en koper.

Vreemd genoeg wordt de werkomgeving in vele landen in het Zuiden, ondanks de grote toename in investeringen daar gedurende de laatste jaren, niet erg gesmaakt door de ceo’sexecutives en consultants. Honduras, Guatemala, Ecuador en Bolivië behoren zelfs tot de tien minst aantrekkelijke jurisdicties. Zou dat iets met toenemend sociaal protest te maken hebben? Uitzonderingen zijn Chili (7de meest aantrekkelijke land) en Botswana (net buiten de top-20); Peru vinden we ergens in het midden terug.

Een greep uit de lijst sappige commentaren die het rapport vergezellen:

– “In Nevada, it is all here!! No terrorists, no disease, no bribery, lots of undiscovered deposits, infrastructure is all here, the laws are stable-what else is there?” – Exploration company consultant

– “In the Democratic Republic of the Congo, everything is wrong. Government consists of corrupted crooks.” – A producer company with more than US$50M revenue, Manager

– “Botswana lacks red and green tape.” – Exploration company, President

– “California is full of eco-hippies who do not understand that their lifestyle is dependent upon mining.” – Exploration Company, Managing Director

– “Mexico is politically stable and has reasonable laws and regulations, a strong history of mining, an experienced work force, and an acceptable tax load.” – A producer company with more than US$50M revenue, Vice President

– “The best increase in potential is in Columbia.” – Mineral exploration research institute, Manager

– “Mongolia suffers from endless tinkering with mining laws and regulations, resource-nationalism, creeping expropriation, non-transparency.” – Trade association, President

– “It’s time the entire civilized world was taught that if it don’t grow, it has to come out of a mine.” – Exploration company, Managing director

(lees ook: nevelwoudnieuws.blogspot.com)

Auteur: Wies Willems

Eenduidig ‘Neen!’ tegen mijnbouw in páramo El Almorzadero

Afgelopen weekend werd het eerste Regionaal Forum gehouden ter verdediging van de páramo El Almorzadero in het noorden van de Provincia García Rovira, op de grens tussen de departamenten Santander en Noord-Santander (Colombia).
Zo’n 1000-tal inwoners van de streek rondom de páramo zakten af naar het plaatsje ‘Presidente’, meer dan op de jaarlijkse ‘foor’ volgens de lokale burgemeester.
Velen van de aanwezigen uit de gemeente Chitagá waren gekomen om te horen wat de gevolgen konden zijn van mijnbouw in hun regio. De inwoners van het nabijgelegen Cerrito hebben daar wel wat over te vertellen, aangezien ze reeds een lange geschiedenis hebben in hun verzet tegen het opstarten van mijnbouw.

In de jaren ’90 gooiden ze letterlijk het toenmalig bedrijf Carboriente buiten, nadat die op 5 verschillende plaatsen was begonnen met steenkool te ontginnen. De littekens zijn nog steeds te zien op sommige plaatsen in de bergflanken, maar dankzij hun actie blijft de Páramo voorlopig gespaard van grote open wonden.

Afgelopen september kwam plots het onverwachte nieuws dat de Colombiaanse overheid nieuwe concessies had toegestaan aan ‘Continental de Carbones’ voor de exploitatie van steenkool in de Páramo voor een periode van 29 jaar.

De inwoners van de streek zijn het daar echter niet mee eens, en zijn begonnen met het verzamelen van handtekeningen, in een wettelijk proces van participatieve democratie dat vergelijkbaar is met de vele ‘consultas populares’ die in andere landen gehouden worden ivm mijnbouw. Indien genoeg stemmen worden verzameld moet dit uiteindelijk uitmonden in het voorleggen van een alternatief voorstel aan de gemeenteraad, die hierover dan zal moeten stemmen. Hun voorstel is gebaseerd op wat men voedselsoevereiniteit noemt: het recht om te beslissen wat men wil produceren, bv op basis van ecologisch verantwoorde organische landbouw, zoals in het geval van de coöperatieve AgroVida. Het voorstel stelt dat dit niet compatibel is met mijnbouw in de regio, aangezien de watervoorziening dan sterk gevaar loopt op vervuiling met zwavel, en wil de gehele Páramo laten uitroepen tot beschermd natuurgebied.

Op het foum waren ook vertegenwoordigeres van het ministerie van mijnbouw en het bedrijf zelf aanwezig, hoewel de ingenieur die een persbericht voorlas van het mijnbedrijf Continental, op voorhand reeds afstand nam, met de woorden dat ie ‘als consultant was ingehuurd’ en als dus geen verantwoordelijkheden had in het bedrijf.

Verschillende bewoners van de regio kwamen daarna aan het woord, die één na één waarschuwden voor de desastreuze gevolgen dat dergelijk mijnbouwproject zou hebben voor de Páramo.
Een professor van de Nationale Universiteit moest toegeven dat de powerpointpresentatie die hij voorbereid had met als titel ‘de gevolgen van mijnbouw in Páramos’
overbodig was, aangezien ‘men hier al meer dan voldoende op de hoogte is van wat er kan mis gaan’.

Achteraf vroeg men de ingenieur om z’n mening over de verschillende interventies, en hij moest toegeven dat het overduidelijk was dat men hier geen mijnbouw ging toelaten, en dat ie die boodschap zou overbrengen aan het bedrijf. Het valt nog te bezien in hoeverre die er oor naar zal hebben. Mocht dat niet het geval zijn bestaat er geen twijfel dat de gemeenschappen een tweede forum op poten zullen zetten om hun stem kracht bij te zetten.

Vrouwen getuigen over mijnbouw

Vrouwen getuigen over mijnbouw

Ze heten Carmen Francis Mejía (Guatemala), Maria Estefana Sian (Guatemala), Lina Solano (Ecuador), Elizabeth Cunya Novillo (Peru) en Martha García (Guatemala). Donderdagavond brachten deze vijf vrouwen moedige en soms heel intieme getuigenissen over hun ervaringen met de mijnbouwprojecten van grote multinationals in hun landen. “Indrukwekkend hier in Brussel, die mooie, grote gebouwen. Maar al het moois waarmee bedrijven pronken in jullie straten, heeft een minder fraaie kant in onze landen.”

Ze waren moe, hadden al de hele dag van hier naar ginder gewandeld en nog niet eens de tijd gevonden voor een avondmaal. Daar was echter niets van te merken eenmaal Carmen, Maria, Lina, Elizabeth en Martha het woord namen. “Ik zag hier vandaag mensen rondlopen met dezelfde warme truien die bij ons in de maquilas voor een hongerloon worden gemaakt”, merkte Maria op.

Lina, moeder van de Ecuadoraanse milieu- en vrouwenorganisatie Frente de Mujeres Defensoras de la Pachamama, had heel wat kritiek op haar president Correa. Die weet volgens Lina zijn links revolutionair project goed te verkopen in het buitenland, maar voert in de praktijk een beleid dat haaks staat op het discours over een “herstichting van Ecuador”, op basis van rechtvaardigheid, multiculturaliteit en duurzaamheid. Zo wil Correa de mijnbouwactiviteit in het land aanmoedigen- als “alternatief” voor de petroleumextractie. Onlangs viel er nog een dode onder inheemsen die zich in het zuiden van het land verzetten tegen een omstreden waterwet, toen het leger hun wegblokkades probeerde te beëindigen.

De jonge Peruaanse juriste Elizabeth bracht het meest intieme verhaal. De criminalisering van het verzet tegen het Majaz-mijnbouwdistrict in het noorden van Peru had ze aan den lijve ondervonden, toen ze tijdens de grote protestacties in 2005 aangehouden was en nadien samen met een vijftigjarige vrouw op verschillende manieren gefolterd en zelfs seksueel mishandeld werd. “Toen een afgevaardigde van het gerecht ons bezocht terwijl ze ons vasthielden bij de politie, hoopten we dat die zou zeggen dat ze ons moesten vrijlaten. Het tegendeel bleek waar: hij zei dat we blij mochten zijn dat we nog leefden, privé-eigendom was nu eenmaal privé-eigendom en daar hoorden we weg te blijven”.

De Guatemalteekse inheemse vrouwen Carmen en Maria begroetten ons beiden in hun eigen taal, het Mam en het Cakchiquel. Carmen is actief in ADISMI, een basisbeweging van de berggemeente San Miguel Ixtahuacán, waar het Canadese Goldcorp een goudmijn uitbaat die onder andere grote watervervuiling met zich meebrengt. “Onze gemeente is heel verdeeld”, vertelde Carmen. “Maar we zijn met velen die ons verzetten tegen de mijn. De regering en het bedrijf hebben immers nooit een volksraadpleging georganiseerd over het project, wat nochtans verplicht is volgens bijvoorbeeld Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie en de Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren van de VN. Voor ons is het een strijd, een lange strijd, die draait om het respect voor onze rechten. Wij willen proper water, gezonde kinderen”.

Maria, die in de buurt van de cementgroeve van San Juan Sacatapequéz woont, weet heel goed dat de grootschalige ontginningsprojecten in Guatemala voor nog meer ontbossing en mislukte oogsten zullen gaan leiden. Ze sprak met bezorgdheid over de aarde, die elk jaar droger wordt. De droogte leidt in het oosten van het land al tot hongersnood. “Al leven we met weinig, we zijn gelukkig met wat we hebben. Maar de mijnbouw zorgt ervoor dat er zelfs voor kleine landbouw geen plaats meer is.”

“Al meer dan een half miljoen Guatemalteken hebben zich in volksraadplegingen uitgesproken tegen mijnbouw. Wij willen niet onderhandelen. Wij zeggen ronduit ‘nee’ tegen mijnbouw zolang de mensenrechten grofweg aan de kant worden geschoven en de regering niet luistert naar de boerengemeenschappen die het hart van Guatemala vormen”, bevestigde ook Martha van de NGO Rights Action.

Ook al zat er veel pijn en soms machteloosheid in, de verhalen van deze vijf moedige dames straalden veel hoop en kracht uit. “Noord en Zuid moeten samenwerken. En vrijwilligerswerk is daarin zó belangrijk”, benadrukten ze nog, alvorens ze meer dan verdiend uitgenodigd werden in een eethuisje in het hart van Brussel.

De avond was een gezamenlijk initiatief van CATAPA en de Engelse organisatie LAMMP.

Auteur: Wies Willems