Waarom CATAPA meeloopt in de Klimaatmars

CATAPA voor het klimaat!

Op 2 december zijn ook wij erbij om het klimaat te claimen! Het is dan de eerste dag van COP24, de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties, en een kans voor België (niet enkel de politici, maar iedereen!) om te tonen dat we verandering – en vooral: actie – willen. Het zal de grootste Belgische klimaatmobilisatie ooit zijn, en daar zullen de Catapistas niet ontbreken.

Met CATAPA steunen we zowel lokaal als globaal de strijd voor onze planeet – hierin een onderscheid maken is namelijk moeilijk. Ons activisme tegen extractivisme[1] (waaronder mijnbouw en olie-extractie) in Zuid-Amerika hangt nauw samen met onze bezorgdheid over de klimaatcrisis. De extractivistische industrie levert winsten aan multinationals, tegen zeer hoge kosten voor de mensheid en planeet.

Waarom is mijnbouw zo nefast voor onze planeet?

Mijnbouw is voor lokale gemeenschappen een vernietigend proces: ontbossing, water- en bodemvervuiling, schending van mensenrechten en gezondheidsproblemen zijn slechts enkele van de gevolgen. De mijnbouwindustrie berooft mensen van hun land, vervuilt rivieren – met rampzalige gevolgen voor visvangst, landbouw en de gezondheid van de bevolking door een gebrek aan drinkbaar water – en laat giftige stoffen zoals kwik en cyanide in de natuur vrij. In veel Latijns-Amerikaanse landen (Peru, Bolivia, Colombia, Brazilië, …) zijn de gevolgen zeer voelbaar. In Peru zijn vele lokale gemeenschappen rechtstreeks getroffen door mijnbouw en olie-extractie, en in Bolivia zien we de uitdroging van het Poopómeer, dat samengaat met destructieve sociale gevolgen voor de mensen die leven rond dit meer. Grote oorzaken voor de degradatie en het uiteindelijke verdwijnen van het meer waren mijnbouwoperaties, die hun toxische afvalwater in het meer dumpten waardoor de vissen stierven, en de klimaatverandering, die samen met het hoge waterverbruik door de mijnbouwindustrie het waterpeil jaarlijks deed afnemen.

Ook globaal zijn er grote gevolgen; het Amazone regenwoud wordt weleens de ‘longen van de Aarde’ genoemd – en een zeer groot deel van dit regenwoud wordt bedreigd door olie- en mijnbouwbedrijven. Deze bedrijven zijn immers verantwoordelijk voor ongeveer 10% van de ontbossing wereldwijd. Daarnaast is de mijnbouwindustrie erg energie-intensief, en zo verantwoordelijk voor een groot deel van de globale CO2-uitstoot.

Ook het gebruik van fossiele brandstoffen (zoals kool en olie) is een van de grootste vervuilers – en absoluut niet duurzaam, want deze grondstoffen raken uiteindelijk uitgeput. Hoewel er vele politieke akkoorden worden gesloten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en de klimaatopwarming tot 2°C (nog steeds te veel…) te beperken, worden de extractieve industrieën niet aangeraakt – terwijl zij de grootste vervuilers van onze planeet zijn. Hier wordt de rol van groot geld duidelijk, en de minachting die het kapitalisme kan tonen voor het leven zelf. Allerlei technische oplossingen voor het verminderen van CO2 in de atmosfeer zijn slechts symptoombestrijding; zolang de bron niet wordt aangepakt, komt er geen einde aan de vergiftiging van onze planeet.

Een transitie naar een post-extractivistische wereld dus! Maar, om duurzame energie mogelijk te maken, bestaat er nog steeds een nood aan metalen – hoe lossen we dit op? Een holistische visie op de klimaatproblematiek is een noodzaak: wanneer ‘oplossingen’ gepaard gaan met mensenrechtenschendingen, zijn we niet op het juiste pad.

We worden steeds aangemoedigd om meer, meer, meer te kopen, en producten worden geproduceerd om maar enkele jaren mee te gaan. Dit terwijl er al zoveel producten en grondstoffen op de markt en in onze handen zijn, die we kunnen hergebruiken. We moeten ook gewoon minder gebruiken. De producten die we maken zouden zo duurzaam mogelijk moeten zijn, met een lange levensduur waarbij repareerbaarheid een prioriteit is. Als laatste stap is uiteraard ook recycleren belangrijk, om de vraag naar nieuwe grondstoffen te temperen.

De afhankelijkheid van het economisch model op extractivisme moet worden afgebouwd en stopgezet. Een systeem gebaseerd op grondstoffenontginning bedreigt de leefbaarheid van onze planeet. Daarom is een nadruk op ‘degrowth’ noodzakelijk.

Verzeker je toekomst!

Met CATAPA zetten we ons in voor een duurzame toekomst, een waarin wij mensen op deze planeet kunnen blijven leven. Een transformatie van het kapitalistische systeem gebaseerd op consumerisme is noodzakelijk; een transitie naar degrowth en weg van fossiele brandstoffen maken hier deel van uit. Lokaal en globaal zijn geen afzonderlijke categorieën: klimaatschommelingen hebben lokale gevolgen, en lokale vervuiling draagt bij aan een aftakelende natuur en klimaat. Daarom stappen wij mee op 2 december. Als Europeanen voelen we de ergste gevolgen van de klimaatopwarming nog niet, maar net omdat wij ons in die geprivilegieerde positie bevinden (en omdat de Westerse landen een grote verantwoordelijkheid voor de ecologische crisis dragen), moeten we onze stemmen laten horen en eisen dat er actie wordt genomen. We doen dit uit solidariteit met anderen die wel al de harde gevolgen van de klimaatopwarming, en van de vaak getoonde minachting voor de natuur, voelen, maar ook uit solidariteit met alle mensen die er nog zullen bijkomen, en aan wie we een gezonde planeet willen nalaten.

Wij – en vele anderen – liepen al mee in de klimaatmars in Oostende in 2015, maar de politiek lijkt de ernst van de situatie te negeren. Zo worden er 3 jaar verder nog steeds elk jaar meer fossiele brandstoffen verbruikt en milieu vernield. Daarom is het belangrijk om nu in nog grotere getale aanwezig te zijn – deze crisis is te ernstig om ons niet te laten horen! De Catapistas lopen mee om zich te laten horen voor getroffen gemeenschappen, voor onze planeet en onze toekomst, en tegen de extractieve industrie: ‘Yes to life and climate justice, no to mining and climate catastrophe!’

P.S.: Kom met ons mee naar de klimaatmars via dit event, en vergeet je ook niet hier te registeren: ‘Reclaim the trees’. Voor elke deelnemer plant BOS+ een vierkante meter bos.

[1] Extractivisme: Een politiek, economisch, juridisch en cultureel systeem dat ontginning toelaat. Het ‘extractivisme’ bestaat niet louter uit de ontginning van ertsen en mineralen bestemd voor de export. Extractivisme vereist een staat die de vermarkting en privatisering van gemeengoed toelaat en promoot, die investeringen beschermt boven de rechten van zijn burgers en die in zijn discours en mediastrategieën de boodschap meegeeft dat dit ‘normaal, natuurlijk en historisch’ is.

Auteur: Myrah Vandermeulen

Activisten roepen BNP Paribas op om te desinvesteren uit schadelijke mijnbouw

Activisten deelden afgelopen woensdag aan de BNP Paribas op de Kouter in Gent facturen uit aan voorbijgangers. Dit waren facturen voor de schade aan natuur en mensenrechten als resultaat van investeringen van de bank in schadelijke mijnbouw.

Het is woensdagochtend 15 november 8 uur. Een tijdstip waarop veel mensen onderweg zijn naar het werk, vaak nog enigszins slaperig en met behoefte aan een sterke kop koffie. Een groep activisten van milieubeweging CATAPA was al vroeg uit de veren, en stond vol energie klaar op de Kouter in Gent om in actie te komen. In actie waarvoor? Voor de bescherming van onze natuur en mensenrechten, en tegen de investeringen in mijnbouw van BNP Paribas. Bekijk hier de video van de actie.

In de periode 2011-2016 investeerde BNP Paribas meer dan 13 miljard euro in bedrijven zoals Glencore en Rio Tinto, zo blijkt uit een dossier van 11.11.11, Broederlijk Delen en Fairfin. Het dossier onderzocht de rol van ‘Belgische’ investeringen in controversiële metaalmijnbouw. Daarin werd ook de discrepantie tussen het beleid en de financieringskeuzes aangetoond. “Hoewel deze banken een hele reeks mijnbouwrelevante uitdagingen opnemen in hun beleid, blijkt dat dit hen er niet van weerhoudt om problematische mijnbouwbedrijven in sterke mate te financieren”. BNP Paribas was daarbij de koploper van de onderzochte banken. En de klanten van de bank gaan hier dus in mee, al is het vaak onbewust.

De activisten vertellen dat “de bank blijft investeren in schadelijke mijnbouwbedrijven die enorme gevolgen hebben voor de lokale omgeving. De werkelijke kosten zijn dan ook de sociale en ecologische wantoestanden die ermee gepaard gaan.” Zo vergt 1 gram goud 10.000 tot 30.000 liter zoet water, wat daarna vervuild achterblijft en schade berokkent aan het milieu en volksgezondheid. Bovendien worden milieuactivisten die in opstand komen bedreigd en zelfs vermoord.

“BNP Paribas noemt zichzelf de bank voor een wereld in verandering. Maar er is een diepe kloof tussen mooie woorden en praktijk. De bank blijft investeren in controversiële mijnbouwbedrijven,” zegt FairFin coördinator Marjon Meijer. Dit maakt deze kwestie nog ernstiger. De bank meet zichzelf een maatschappelijk verantwoord imago aan, maar dit is compleet onterecht wanneer we kijken naar de werkelijke praktijk.

“Mensen weten niet altijd dat hun spaargeld wordt gebruikt om te investeren in zaken zoals schadelijke mijnbouw. Met deze actie hopen we hen hiervan bewust te maken,” vertelt een activist. Als klant van een bank steun je onrechtstreeks de projecten waarin je bank investeert. Maar er wordt niet enkel met de vinger gewezen. “We willen aantonen dat iedereen kan bijdragen aan positieve verandering. Dat kan door de bank hierop aan te spreken of door een rekening te openen bij een bank die het beter doet.”

De activisten proberen de problematiek op een ludieke manier onder de aandacht te brengen. Verkleed als bankiers staan de activisten in de vroege ochtend voor de BNP Paribas op de Kouter in Gent, om voorbijgangers een factuur aan te bieden voor de kosten van ‘de wereld in verandering’. Dit is uiteraard een fictieve factuur, maar ze illustreert een pijnlijke realiteit. De facturen roepen mensen ook op tot actie. Men wordt gevraagd om de website http://www.bankwijzer.be te bezoeken, waar informatie staat over hoe goed jouw bank het doet op het vlak van duurzaamheid. Op basis van deze informatie kunnen klanten hun bank via een automatisch bericht aanspreken op schadelijke investeringen, of beslissen om over te stappen op een andere bank.

CATAPA is een vrijwilligersbeweging die werkt rond duurzame ontwikkeling en focust hierbij op de problematiek rond mijnbouw, in het bijzonder in Latijns-Amerika. “CATAPA zet zich al jaren in voor lokale gemeenschappen die getroffen worden door de negatieve impact van mijnbouw,” zegt voorzitter Jo Janssens. “De financiële sector speelt hier een grote rol in. Met deze actie willen we de aandacht hierop vestigen.”

En dat is gelukt. Na een uur van actievoeren hebben de activisten meer dan 100 mensen persoonlijk aangesprokenen hen een factuur overhandigd. Ze kunnen voldaan naar huis. Maar eerst nog een kop koffie, want al dat praten is wel vermoeiend. Weet jij waar jouw bank in investeert? Ga naar http://www.bankwijzer.be , bekijk de investeringen van jouw bank en onderneem actie.

IACHR organiseert zitting over de criminalisering van milieuactivistes in Latijns-Amerika

Op 24 oktober hield de IACHR (Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens) een publieke hoorzitting over “de criminalisering van vrouwelijke milieuactivisten in Latijns-Amerika”. Naast de criminalisering van hun acties krijgen deze onder andere ook te maken met stigmatisering, bedreigingen, (seksueel) geweld en willekeurige arrestaties. De zitting van de IACHR ging door in Montevideo, Uruguay, en is een belangrijke stap voorwaarts om de precaire situatie van activistes in de context van extractieve industrieën in Latijns-Amerika beter op de kaart te zetten.  

Het IACHR is een autonoom juridisch orgaan ter bescherming van de mensenrechten in de 35 lidstaten van de Organisatie van Amerikaanse Staten. De hoorzitting over  vrouwelijke milieuactivistes maakt onderdeel uit van de 165e periode van hoorzittingen waarin de IACHR verschillende sessies organiseert over mensenrechten, landeigendom, burgerveiligheid, de rechtsstaat en democratie.

Deze hoorzittingen zijn belangrijke evenementen waarbij het maatschappelijk middenveld aandacht vraagt voor mensenrechtenschendingen in eigen land of daarbuiten. Zo hopen burgers een positieve verandering teweeg te brengen in de beleidsvorming van hun overheid. Het is niet de eerste keer dat de IACHR de criminalisering van mensenrechtenactivisten of sociaal protest op de agenda zet, wat aantoont dat overheden nog steeds grote stappen moeten ondernemen om deze problematiek aan te pakken.

Criminalisering van sociaal protest

Elke mens heeft het recht om zichzelf uit te drukken, om klachten en eisen kenbaar te maken in de vorm van een sociaal protest. “Geen enkele rechtstaat is perfect en daarom moeten politieke figuren kunnen accepteren dat er altijd manieren gaan zijn waarop burgers hun mening gaan uiten. Een democratische overheid moet net toestaan dat er manifestaties plaatsvinden. Het is bijna nooit de bedoeling van deze manifestaties om een regering volledig ten onder te brengen, ze willen net de regering ondersteunen om haar eigen staatsinstellingen correct te laten functioneren.” Dit schrijft de Peruaanse advocate Mirtha Vásquez.

Toch meldt de IACHR dat de criminalisering van sociaal protest in Latijns-Amerika steeds frequenter wordt waargenomen. Deze criminalisering van mensenrechtenverdedigers houdt in dat zij vaak systematisch onderworpen worden aan willekeurige strafprocedures, wat hen kwetsbaar maakt en waardoor hun activiteiten belemmerd worden. Deze procedures worden opgestart aan de hand van vage en dubbelzinnige beschuldigingen zoals “aanzet tot protest”, “sabotage”, “aanzet tot misdaad” en “aanmoediging van verzet tegenover publieke autoriteiten”.

Er zijn veel gevaarlijke sectoren waarin het riskant is voor milieuactivisten om verzet uit te oefenen, maar volgens de organisatie AWID vormt mijnbouw de meest onveilige context voor activisten, gevolgd door waterkrachtprojecten en dammen, agro-industrie en houtkap. Het hoofd van de Verenigde Naties werkgroep tegen discriminatie tegenover vrouwen, Alda Facio, bevestigde in mei ook dat de kwetsbaarste groep van vrouwelijke mensenrechtenactivisten zich bevindt bij degenen die activiteiten van extractieve industrieën willen verhinderen (en bij degenen die strijden voor reproductieve en seksuele rechten). Weerstand bieden tegen extractieve industrieën betekent ook (inter)nationale bedrijven en globale elites uitdagen, die samenwerken met overheden en soms zelfs met religieuze en ’traditionele’ instellingen. Uit onderzoek van Front Line Defenders blijkt dat 281 mensenrechtenverdedigers wereldwijd vermoord werden in 2016. 49% van het totale aantal waren activisten die het milieu, grondgebied en inheemse rechten verdedigden. Meer dan de helft van de moorden, 143 volgens de bevindingen van FLD, vond plaats in Latijns-Amerika.

Focus op vrouwelijke milieuactivistes

Milieu- en mensenrechtenverdedigers zetten zich onvermoeibaar in voor gelijkheid en gerechtigheid. Helaas krijgen ze vaak te maken met discriminatie, geweld, criminalisering, schendingen van hun burgerrechten en de straffeloosheid van gewapende publieke (politie, leger) of ingehuurde (paramilitairen, doodseskaders) groepen. Alle activisten krijgen grote uitdagingen voorgeschoteld, maar vrouwelijke activistes krijgen daarbij ook nog eens te maken met genderspecifiek geweld en andere risico’s. Terwijl milieuverdedigers dikwijls bestempeld worden als “niet-vaderlandsgezind” of “tegen vooruitgang”, worden vrouwelijke verdedigers daarbij ook nog eens gestigmatiseerd omwille van hun gender en seksualiteit. “Ondanks de groeiende gevaarlijke context, spelen meer en meer vrouwen een belangrijke rol in sociale bewegingen. Ze lopen echter ook een groter risico op seksueel geweld, vooral wanneer ze leven in een gemilitariseerde omgeving. Bovendien hebben hun kinderen ook een grotere kans om bedreigd of aangevallen te worden als een vorm van intimidatie”, zei Marusia Lopez van JASS tijdens hetzelfde VN-event in mei. “Daarnaast worden de rechten die deze vrouwen verdedigen ook niet altijd erkend door de maatschappij en worden ze in sommige landen zelfs beschouwd als misdaden.”

Alejandra Burgos van het Mesoamerican Woman Human Rights Defenders Initiative voegt daaraan toe: “Het gebrek aan toegang tot justitie en de hoge mate van straffeloosheid heeft ook een impact op het leven van activistes in Centraal-Amerika. Uit onderzoek blijkt dat  tussen 2012 en 2016, 60% van de aanvallen tegen activistes bestond uit intimidatie, bedreigingen, waarschuwingen en ultimatums, laster- en stigmatiseringcampagnes, gebruik van geweld, illegale en willekeurige arrestaties, criminalisering en gerechtelijke vervolgingen. Daarbij leven we ook nog eens in een van de regio’s met de meeste feminicides (vrouwenmoorden) ter wereld.”

Vrouwelijke activistes in Latijns-Amerika lijden vaak onder een driedimensionale vorm van discriminatie. Ten eerste worden ze vaak minachtend bekeken omdat ze inheems zijn. Ze hebben dikwijls hun eigen culturele gewoonten, praten een andere taal en geloven in een natuurgodsdienst. Die eigenschappen zorgen er helaas voor dat ze in veel landen als minderwaardig bestempeld worden. Daarnaast heeft de specifieke (gewelddadige) context van het socio-ecologisch conflict waarin ze wonen ook een grote impact op verschillende facetten van hun leven en hebben ze niet altijd de kans om te verhuizen. Tenslotte ondervinden ze ook moeilijkheden omdat ze een voor een vrouwen zijn die willen breken met traditionele rolpatronen. Op die manier bevinden ze zich in een precaire situatie omdat ze ‘hun verplichtingen niet naleven’ en ‘opstandig’ worden. Milieuactivistes die protesteren tegen het economisch extractieve  beleid van Latijns-Amerikaanse regeringen worden vaak slachtoffers van het willekeurige gebruik van het strafsysteem, met als resultaat dat ze geconfronteerd worden met valse beschuldigingen en oneerlijke rechtszaken. Dit zijn criminaliseringstrategieën waartegen ze zich moeilijk kunnen verzetten, door een gebrek aan geld, tijd en contacten.

Een internationale consensus over de definitie van wat een milieu- of mensenrechtenverdediger is, bestaat al. Maar de dubbele kwetsbaarheid van vrouwelijke activistes wordt vaak vergeten. Er bestaan nauwelijks statistieken over het totale aantal activistes die geconfronteerd worden met bedreigingen en gendergerelateerd geweld of die gecriminaliseerd worden. Onderzoekbureaus en internationale organisaties zouden dit thema vanuit een genderperspectief moeten benaderen, zodat er specifieke resoluties en protocollen opgesteld kunnen worden en vrouwelijke milieu- en mensenrechtenverdedigers op hun beurt ook een specifieke bescherming krijgen. Daarom vormt de hoorzitting van de IACHR een belangrijke stap in de goede richting. Ook CATAPA neemt het initiatief om de komende maanden enkele activiteiten te organiseren over de situatie van deze vrouwelijke milieuactivistes.

Hoe kan jij helpen?

Samen met haar partnerorganisaties organiseert CATAPA in januari een ontmoeting met politieke figuren van de Europese Unie om de precaire situatie van vrouwelijke activistes die opereren in een context van extractieve industrieën, meer zichtbaar te maken. Ook tijdens onze academische sprekerstour, waarin lokale leiders een getuigenis brengen over de impact van mijnbouw, in maart zal het onderwerp uitgebreid aan bod komen. Hou onze agenda in het oog of schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte gehouden te worden van onze activiteiten! Meer informatie: www.catapa.be

Bronnen:

Front Line Defenders. (2017). Annual Report on Human Rights Defenders at Risk in 2016. Front Line Defenders. Geraadpleegd hier: https://www.frontlinedefenders.org/en/resource-publication/annual-report-human-rights-defenders-risk-2016

IACHR. (2015). Criminalization of Human Rights Defenders. Geraadpleegd hier: http://www.oas.org/en/iachr/reports/pdfs/criminalization2016.pdf

Inmaculada, Barcia. (2017). Weaving resistance through action: strategies of women human rights defenders confronting extractive industries. Geraadpleegd hier: https://www.awid.org/sites/default/files/atoms/files/eng_weaving_resistance_through_action-web.pdf

Vásquez Chuquilín, Mirtha. (2013). Criminalización de la protesta en Perú. Geraadpleegd hier: http://www.grufides.org/sites/default/files//documentos/publicaciones/Criminalizaci%C3%B3n%20de%20la%20protesta%20en%20Per%C3%BA%20-%20Mirtha%20V%C3%A1squez.pdf

WG Discrimination Against Women: event. (2017). Strengthening protection networks for women human rights defenders to combat discrimination: Challenges and opportunities in the current context. Geraadpleegd hier: http://www.ohchr.org/EN/Issues/Women/WGWomen/Pages/WomenHumanRightsDefendersGender.aspx

Auteur: Eline Andries (Cajamarca, Peru)

Verborgen Chinese mijnbouw veroorzaakt waterschaarste en milieuvervuiling in Bolivia

“Bijna overal in de Nor Carangas provincie merken we de schade die de mijn toebrengt aan het milieu en onze gezondheid. Bij de Sallala rivier zijn de waterbronnen opgedroogd. Al sinds onze voorouders wijden we ons aan het houden van lama’s. Dat is onze bron van inkomsten. Maar als de waterrijke gebieden opdrogen… water is gezondheid, water is leven. We zijn erg bezorgd over onze toekomst en we krijgen geen cent van de winst.”

In deze emotionele toespraak vraagt Wálter Gutiérrez Calle uit Andapata, een gemeenschap in het departement Oruro, aandacht voor de problemen die zijn gemeenschap ondervindt door de kopermijnbouw in de regio. De man is door verscheidene milieuorganisaties uitgenodigd in Cochabamba op een symposium1 over mensenrechten, transnationale bedrijven en Chinese hegemonie, om te praten over de Chinese mijnbouw expansie in Latijns Amerika.

De Choquecota gemeente, waar Wálter vandaan komt, is een geïsoleerd gebied in het westen van Bolivia, niet ver van de grens met Chili. De inwoners van Choquecota behoren tot de inheemse Suyu J’acha Carangas. Deze etnische groep leeft van kleinschalige landbouw en veeteelt. Het houden van lama’s is daarbij de belangrijkste bron van inkomsten van de gemeenschappen die in het ruwe hoogland wonen. Sinds kort is hier de macht van het Chinese kapitaal doorgedrongen die hun traditionele manier van leven bedreigt. Het mijnbouwbedrijf D-Cobre S.A. begon 5 jaar geleden met het winnen van koper en wil nu een tweede mijn openen op de grens tussen de Turco en Choquecota gemeenten. Het bedrijf is Boliviaans maar 70%2 van de investeringen in het bedrijf komen van Chinese financiers.

Verborgen Chinese mijnbouw operaties

Kleinschalige mijnbouw in het gebied is niets nieuws, maar nooit kende de regio industriële mijnbouw in de proporties van D-Cobre S.A. Het eerste project ‘Cuprita’ telt zo’n 500 hectaren. Met de opening van een tweede locatie komen daar nog eens 900 hectaren bij, vlakbij de Andapata gemeenschap waar Wálter woont. Eigenlijk waren de dorpelingen van Andapata nog helemaal niet goed op de hoogte van de mijnbouwactiviteiten van D-Cobre S.A in hun leefgebied. Veel dorpelingen hoorden een half jaar geleden pas voor het eerst over de grootschalige koperwinning. Toen begon het consultatieproces bij de lokale bevolking, zoals bij wet verplicht is voor het openen van een nieuwe mijnbouwlocatie.

Victoria, een jonge milieuactiviste die uit het gebied komt, legt in een interview uit hoe dat komt. Het mijnbouwbedrijf, dat in 2012 de regio binnenkwam, werkte in het geheim: “Niemand wist ervan. Het was geen publieke informatie en er is nooit om toestemming gevraagd.” In 2014 werd een nieuwe mijnbouwwet aangenomen die bedrijven verplichtte een consultatieproces met de lokale bevolking uit te voeren alvorens een nieuwe operatie te starten. “Maar de wet heeft geen betrekking tot concessies die al enkele jaren eerder toegekend waren, die zijn niet terug te draaien” voegt Victoria toe. Omdat het gebied afgelegen is en er geen onafhankelijke organisaties werken die de sociale- en milieu-impact van mijnbouwprojecten monitoren, kunnen de bedrijven in Choquecota rustig hun gang gaan.

Voor de uitbreiding van het project met een tweede open pit kopermijn Cuprita 2 werd het consultatieproces uitgevoerd in Andapata, de gemeenschap waar Victoria vandaan komt. Ze legt uit dat het bedrijf profiteert van het gebrek aan bewustzijn van de gemeenschappen over de gevolgen van mijnbouw. “Er wordt druk op de lokale bevolking gezet. Ze zeggen hen dat ze snel moeten besluiten of ze mijnbouw willen. En ze hebben geen voorkennis. Ze hebben nooit uitgebreid gepraat over het project en ze zijn nooit geïnformeerd over de gevolgen die het kan hebben op hun leefomgeving. Ook zeggen ze dat ze de dorpelingen een gunst verlenen omdat het bedrijf ontwikkeling zal brengen. Op deze manier proberen ze hen te misleiden tijdens de consultatiemomenten”.

Waterschaarste en vervuiling

Open-pit metaal mijnbouw heeft per definitie een negatieve impact op de natuurlijke omgeving omdat de oppervlakte met explosieven wordt uitgegraven waardoor er een diepe kuil ontstaat. Daarnaast wordt er zwavelzuur of zoutzuur gebruikt in het winningsproces van koper. Dat zijn chemische en giftige goedjes die als een magneet de metaaldeeltjes aan zich binden. Vaak wordt het vervuilde mijnwater niet goed opgeslagen om kosten te drukken. Als er scheuren in een dam ontstaan, komen de zuren en zware metalen in hoge concentraties in het grondwater terecht. Dit is levensgevaarlijk voor mens, dier en de natuurlijke omgeving. De biodiversiteit in een gebied neemt af, landbouw wordt onmogelijk en er zijn grote gezondheidsrisico’s voor de lokale gemeenschappen.3

Wálter spreekt in zijn toespraak ook over het opdrogen van waterbronnen. Door klimaatverandering smelten de gletsjers van het Andesgebergte in snel tempo.4 In het droge seizoen zijn de Bolivianen in het hoogland sterk afhankelijk van het smeltwater van deze ijsmassa’s. Eind vorig jaar, het droogste jaar in 25 jaar tijd5 voor Bolivia, protesteerden duizenden inwoners van La Paz tegen het watertekort.6 Van het weinige water dat overblijft, wordt er veel gebruikt in de mijnbouwindustrie. Dagelijks wordt er 10.000 kubieke meter water doorheen gejaagd voor mijnbouw. Dat is twee keer zoveel als de hoeveelheid water die dagelijks in hoofdstad La Paz gebruikt wordt.7 Het grote Poopómeer ten zuiden van Oruro, niet ver van Choquecota, is inmiddels al helemaal opgedroogd. Dit komt door klimaatverandering maar ook door de mijnbouw in het gebied waar veel water voor wordt gebruikt.8 Mijnbouw als oorzaak van waterschaarste is onderbelicht in Bolivia en wordt niet erkend als één van de oorzaken van conflicten over water door de Boliviaanse overheid die nauw samenwerkt met de mijnbouwindustrie.

Groen licht voor uitbreiding ondanks tegenstemming

Met activisten van het WasiPacha collectief9 organiseerde Victoria een workshop in Andapata om de lokale gemeenschap te informeren over de gevolgen van kopermijnbouw en de rechten die ze hebben als inheemse groep. Ze hoopten dat deze kennis de positie van de dorpelingen versterkt tijdens het consultatieproces. De workshop leek vruchten af te werpen. Tijdens de laatste consultatiebijeenkomst op 7 juli weigerde de gemeenschap het project definitief: “Wij wijzen de implementatie van mijnbouwprojecten af door de ecologische, sociale, culturele en religieuze schade die het kan veroorzaken”.10

Ondanks dat verschillende gemeenschappen tegen het project stemden tijdens de consultatie, werd begin oktober duidelijk dat de uitbreiding van de kopermijn toch groen licht heeft gekregen van het ministerie van mijnbouw. De uitkomst van de verplichte volksraadpleging, zoals vastgelegd in de mijnbouwwet van 2014, is namelijk niet doorslaggevend voor de uiteindelijke beslissing. Dat maakt het consultatieproces slechts een formaliteit waar het mijnbouwbedrijf aan moet voldoen om de gemeenschappen te informeren. Echte zeggenschap, in de vorm van vetorecht, hebben de dorpelingen niet. Je kan je afvragen wat een consultatie voor zin heeft wanneer de uitkomst niet bindend is. Het ministerie van mijnbouw heeft uiteindelijk het laatste woord en zal in bijna alle gevallen de belangen van de mijnbouwindustrie beschermen. De Boliviaanse regering is nauw verweven met de extractivistische industrie waar het Boliviaanse ontwikkelingsmodel sterk afhankelijk van is.11

Chinese expansie in Latijns Amerika

De milieuproblemen die de Suyu J’acha Carangas gemeenschappen ondervinden door Chinese mijnbouw en de schending van hun rechten door het bedrijf, die hiermee gepaard gaan, zijn niet uniek. Latijns-Amerika is de afgelopen jaren een steeds belangrijkere bestemming geworden voor Chinese investeerders.12 De Chinese expansie die zich in rap tempo uitbreidt in Latijns-Amerika, richt zich vooral op sectoren die negatieve gevolgen hebben voor het milieu: petroleum, mijnbouw en de agro-industrie.13 In Peru controleren Chinese bedrijven meer dan 40 procent van de mijnbouwprojecten. In Ecuador zijn Chinese bedrijven actief in olie-exploitatie in de Amazone. Deze projecten zijn omstreden op sociaal en ecologisch niveau en veroorzaken veel conflicten. Een van de conclusies van het symposium in Cochabamba was dat ook de Boliviaanse regering het steeds aantrekkelijker maakt voor Chinese bedrijven om grondstoffen te winnen in het land en dat ze in toenemende mate de mijnbouwsector domineren.

In het Westen dragen wij echter ook deels de verantwoordelijkheid voor de mistoestanden rondom kopermijnbouw. Koper is een relatief goedkope grondstof die gebruikt wordt voor de transport van elektra in auto’s, telecommunicatie netwerken en computers. Koper is het voornaamste mineraal dat door Chinese bedrijven in Latijns-Amerika gewonnen wordt,14 met name voor de Chinese productie van elektronica waar de EU weer een belangrijke afnemer van is.15

Auteur: Floor Van der Hout

1 https://www.cedib.org/actividad/ciclo-de-conferencias-derechos-humanos-e…
2 http://www.aminera.com/2016/12/31/empresa-con-capitales-chinos-explota-c…
3 http://www.greenspec.co.uk/building-design/copper-production-environment…
4 http://climatenewsnetwork.net/bolivia-glaciers-melt-alarming-rate/
5 https://news.mongabay.com/2016/10/strongest-drought-in-25-years-hits-bolivia/
https://www.theguardian.com/global-development-professionals-network/gallery/2017/may/05/bolivia-historic-drought-water-in-pictures

6 http://www.nacion.com/mundo/latinoamerica/Protestas-Paz-Bolivia-escasez-…
7 https://www.aljazeera.com/news/2016/12/7/is-mining-to-blame-for-the-drought-in-bolivia
8 https://www.theguardian.com/world/2016/jan/22/bolivias-second-largest-lake-dries-up-and-may-be-gone-forever-lost-to-climate-change
9 https://www.facebook.com/WasiPacha/
10
11 Arsel, Murat. Hogenboom, Barbara & Pellegrini, Lorenzo. 2016. “The Extractive Imperative in Latin America”. The Extractive Industries and Society 3:880-887.
12 https://www.theguardian.com/world/2013/mar/26/china-latin-america-resources-concern
13 https://www.theguardian.com/environment/andes-to-the-amazon/2014/dec/20/10-china-latin-america-environment
14 https://www.reuters.com/article/us-china-copper-ahome/are-chinas-booming-copper-exports-the-new-normal-andy-home-idUSKCN11S279
15 https://evonews.com/arhiva/eu-imports-most-of-its-high-tech-products-from-china/

Persdossier Poopó-meer

Persdossier Poopó-meer

Op 2 februari 2016 vindt de International World Wetlands Day plaats. Veel aandacht zal die dag gaan naar het Poopómeer dat recent in de media verscheen omwille van haar kritieke toestand. Het tweede grootste meer in Bolivia, is gekrompen tot zo’n 4% van haar oorspronkelijke grootte. Wat ooit een indrukwekkend meer met een rijke diversiteit aan flora en fauna was, is nu nog slecht een plas water met een diepte van 30 à 40 cm. Dit is een gevolg van klimaatverandering, El Niño en droogte. Echter, zonder de aanwezigheid van 350 mijnbouwsites, had de opdroging van het meer niet zo’n vaart gelopen.

Download het perdossier ‘Ramp Poopó. Van zoutmeer naar zoutvlakte

en download ook het persbericht ‘Internationale aandacht op World Wetlands Day voor Poopómeer‘.

Satelietfotos van de laatste vier jaren (boven naar onder: 2012-2015), weergegeven voor de 12 maanden (links naar rechts) Bron: https://worldview.earthdata.nasa.gov

Goudkoorts daalt tot duizelingwekkende diepte

De diepzee zoals Jules Verne deze al beschreef in zijn roman ‘Twintigduizend mijlen onder zee’, blijft door de onwetendheid een magische plek; een “Alice-in-Wonderlandwereld van uitersten, buitengewone aanpassingen, bizarre organismen, schoonheid en mysterie” (Huffington Post november 2015). Ver onder de bemoeienis van mensen is het de vraag wat zich allemaal afspeelt daar beneden. Er bevinden zich niet alleen onbekende diersoorten, maar ook olie, gas en andere natuurlijke hulpbronnen.

Diepzeemijnbouw een sector met potentieel

Het opraken van de olie- en gasvoorraden op land is iets wat we in alle waarschijnlijkheid binnen de komende vijftig jaar zullen meemaken. Een toenemende vraag naar grondstoffen zorgt ervoor dat reserves op het land uitgeput raken. Ondernemingen zetten hierdoor noodgedwongen een volgende stap; de onbekende oceaandiepte in.

Een eerste mijnactiviteit zal waarschijnlijk plaatsvinden in de buurt van Papoea Nieuw-Guinea. Het Canadese Nautilus Minerals kreeg een licentie om er de eerste diepzeemijn ter wereld te bouwen; het Solwara Project. Voor het Solwara-project liet het Luxemburgs baggerbedrijf Jan de Nul een speciaal diepzeemijnvaartuig bouwen. Het vaartuig kreeg de naam Jules Verne en mijnactiviteiten begonnen medio 2009. Nautilus Minerals schat dat er 3000 tot 5000 kilo goud in de bodem van de Bismarckzee zit. Het project werd echter in de ijskast gezet nadat de bevolking van Papoea Nieuw-Guinea in opstand kwam tegen hun rol als proefkonijnen in het ecologische experiment.

Ook de Belgische baggeraar DEME is eigenaar geworden van een stukje Stille Oceaan twee keer zo groot als België. Het bedrijf gaat er mineralen op de zeebodem delven. Vier kilometer diep.

Schatten uit de diepzee

Mijnbouw op de zeebodem kan via drie technieken. Allereerst is er Seafloor Massive Sulfide (SMS). Dit is het verbrijzelen van rotsachtige afzettingen ontstaan uit uitbarstingen van onderwatervulkanen. Het mijnen van sulfideafzettingen vergt echter nog veel onderzoek want de afzettingen zijn hard en daardoor lastig om los te snijden. Een tweede methode is mijnbouw op kobalt-rijke rotsen. Deze methode zou de meest problematische en minst realistische methode zijn.

Dan blijven mangaanknollen over. “Truffels uit de zee” noemde Alain Bernard, topman van de Belgische bageraar DEME, ze een jaar geleden in De Tijd (november 2014). Mangaanknollen zijn gesteentes die door de eeuwen heen zijn gegroeid uit afzettingen van mineralen op stukjes tand of bot van vissen. Een totaal ontgonnen terrein. De knollen die los op de oceaanbodem zijn te vinden zitten vol met mineralen als nikkel, kobalt of koper. DEME ontwikkelde een onderwaterrobot die de mangaanknollen op vier kilometer diepte opspoort en opzuigt. De basistechniek is er al. ‘Chirurgisch baggeren’ noemde Bernard (2014) het. Als het project eenmaal van start is, zullen er ook pijpleidingen naar speciale schepen komen die de knollen naar land vervoeren. Hierbij is het wel oppassen dat men geen extra materiaal meezuigt. DEME deed in 2014 een eerste ‘exploratiecruise’ en staat klaar om binnen nu en vijf jaar definitief van start te gaan, tot grote bezorgdheid van milieu-organisties. Wie zal de rechten van de grote oceaan verdedigen?

Verkenning van de zeebodem

Op 1.600 meter diepte zijn eerdergenoemde projecten voorlopig de eerste in hun soort. Veel landen verkennen, maar slechts enkelen zijn commercieel bezig. De vraag rijst waarom al die exploratie plaatsvindt als de gevolgen voor mens en milieu nog niet onderzocht, laat staan bekend, zijn?

Exploratie vindt plaats in binnenterritoriale wateren. Een land kan licenties naar eigen keuze uitdelen, zoals in het geval van Nautilis. Armere landen gaan gemakkelijker akkoord om rijkdommen te laten ontginnen, een trend die we ook op het land zien. De belofte van economisch vooruitgang en het creëren van banen lonkt en opnieuw dreigt het milieu het grootste slachtoffer te worden.

Exploratievergunningen kunnen bedrijven aanvragen bij de International Seabed Authority (ISA), de organisatie die de delfstoffen op de zeebodem van internationale wateren beheert. Tot op heden zijn er 26 licenties uitgedeeld, waarvan er wereldwijd 22 licentiehouders actief verkennen op een oppervlakte die ongeveer 1,5 miljoen km2 beslaat. Zeven procent van de wereldwijde mid-oceanische rug, dat wil zeggen de ruggengraat van onze planeet, wordt nu verkend. ISA kan al zij dit wil, een beroep doen op het VN-zeerechtenverdrag en de exploratie stilleggen als de schade te groot is. Het verdrag maakt het mogelijk om wereldwijd het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het voorkomen van milieuverontreiniging te regelen. Er zijn nu richtlijnen voor prospectie en exploratie, maar nog niet voor de exploitatie van mineralen. Bedrijven en landen kunnen dus verkenningen uitvoeren, maar zij mogen nog niet delven, want exploitatiecontracten heeft de ISA nog niet vergeven.

Maar nog nooit werd er op 1.600 meter diepte aan mijnbouw gedaan. Er wordt geschat dat de mijnbouw een impact zou hebben op het ecosysteem in een omtrek van anderhalve miljoen vierkante kilometer in de diepzee. Alles groeit er heel traag door de kou en duisternis. Herstel gaat dus bijzonder langzaam. CATAPA vzw is niet gerust op dit soort grootschalige operaties waar nog geen wetenschappelijk, onafhankelijk onderzoek naar gedaan werd. De kilometers brede gaten die door openpit mijnbouw in het landoppervlak worden uitgegraven en de nog grotere gebieden die bedekt worden onder hopen mijnpuin en toxische stof, geven enigszins een idee van de te verwachten impact op de zeebodem van diepzeemijnbouw.

Grenzen aan de zee

Nu de mineralen uitgeput raken op het land, duiken we in zee. Het MO dossier ‘Oceanen, Goudmijnen van de Toekomst’ (maart 2015) stelde een radicale keuze voor; “het is naar de maan of in de oceaan”. Onze maatschappij vraagt nu eenmaal om die delfstoffen en het land raakt uitgeput. De markten zouden dan wel dicteren of dit rendabel is of niet. Bovendien zou het ook een kans bieden om bepaalde mijnen te land te sluiten.

Laten we niet vergeten dat de locatie dan wel mag veranderen, de industrie blijft dezelfde als die van op het land. Dezelfde investeerders, financiers en winstmotieven. De meest milieuvriendelijke oplossing ligt echter veel meer binnen handbereik dan in de oceaan; recyclage, oftewel het beter benutten van wat we hebben. Recyclage en een efficiënte omgang met de resterende grondstoffen moet een duurzamer alternatief bieden. De oceaan is immers de laatste grens op aarde.

Bronnen:

De Volkskrant. 8 augustus 2012. Ecosysteem bedreigd door eerste goudmijn in diepzee.
MO dossier Dossier Oceanen, goudmijnen van de toekomst
Kennislink
De Tijd. 22 november 2014. Belgen kopen stukje oceaanbodem.
Huffington Post. 20 oktober 2015. Deep Sea Mining a New Ocean Threat.

Vervuiling in Oruro troef!

In een lange colonne van mini’s (kleine busjes als publiek transport), auto’s, jeeps en 4×4’s vertrekken we rond de middag vanop de plaza van Oruro. De menigte is te groot om te beseffen wie nu precies wie is, maar dat verschillende afgevaardigden van het lokale ministerie van milieu, COMIBOL (de corporatie van mijnbouw in Bolivia), het programma Cuenca Poopo, de pers, onze organisatie CEPA en heel wat campesino’s present zijn, dat is duidelijk.

San José, de stadsmijn

Vijftien minuutjes later, hoog boven de stad in het zuiden, komen we aan op stopplaats 1: de mijn San José. De oorzaak van een recente, grote bezorgdheid in Oruro. Sinds de coöperatieven van de mijn sinds een aantal maanden opnieuw water aan het oppompen zijn om de mijn draaiende te houden, stromen grote hoeveelheden zuur water via open kanalen door de stad naar Lago Uru-Uru, het kleine broertje van Lago Poopó. Het zure water, met een zorgwekkende pH-waarde van 1,5 stroomt in een beekje recht uit de ingang van de mijn, en heeft een geel-groen-bruine kleur.

De mijnbouwers, die eveneens uit de mijn komen, proberen zich een weg te banen tussen de samengetroepte menigte voor de ingang. Op hun voorovergebogen ruggen dragen ze grote zakken puin afkomstig uit de mijn. Ze lijken vooral gefrustreerd door het oponthoud. Verstaanbaar, aangezien hun inkomen direct afhankelijk is van de hoeveelheid erts die ze per dag ontginnen. De ingenieur van programma Cuenca Poopó doet een inleidend woordje, de pH van het water wordt gemeten, de pers en ikzelf nemen de nodige foto’s en voor ik het goed en wel besef sleurt iemand me bij de arm terug naar de mini waarin we gekomen zijn. Er valt vandaag geen tijd te verliezen.

Bovengrondse rioleringen

We passeren het centrum van de stad en draaien daarna af richting het zuiden. De grond wordt droger, de huizen schaarser, de omgeving weidser en de geur indringender. Vreemde geuren zijn nu wel vaker schering en inslag in Oruro, dus ik ben me oorspronkelijk van geen kwaad bewust. Maar als we na een paar 100 meter plots een stofferig pad opdraaien langs een lange stenen afvoerbuis ben ik me al snel bewust waar de geur vandaan komt: het afvalwater van de stad ligt hier gewoon bovengronds. De buis wordt vergezeld van 2 kleine droge kanaaltjes aan beide kanten die tot de nok gevuld zijn met plastiek flessen, oude schoenen, glas en kapot speelgoed… Na 10 minuten houdt de colonne halt. De afvoerbuis gaat hier onverwacht over in een halve buis en kruist een ander vervuild kanaal uit de tegenovergestelde richting. De poel waar we verzamelen is een mengeling van bruin/geel water met een smerige olie-achtige laag, vergezeld van hopen dobberend afval. De geur is immens.

Danig onder de indruk van de geuren, de kleuren en de samenstelling van het water ben ik te geconcentreerd met mijn camera in de weer en mis ik het grootste deel van wat ingenieur Carlos Huayta van programma Cuenca Poopo te vertellen heeft. Tijd voor een reconstructie van zijn speech is er niet, want plek 3 wacht op ons.

Van meren, tot vruchtbare gronden, tot stortplaats

We keren terug en nemen een andere route, langs de spoorwegen, die eruit zien alsof ze al eeuwen niet meer in gebruik zijn. Langs onze kant van de spoorwegen strekt zich een uitgestrekt droog landschap uit, aan de overkant van de spoorwegen zie ik in de lage namiddagzon de glinstering van lago Uru-Uru. We stoppen op een niet nader aangeduide plaats net voor we 2 huisjes langs de spoorweg passeren. Ik vraag me eerst verbouwereerd af waarom we net hier halt houden. Maar als na een aantal minuten het veld zijwaarts inwandelen de grond onder mijn voeten bij elke stap meer en meer begint te kraken, word ik me bewust van de gigantische stortplaats die we opwandelen… En het wordt erger. Vijftig meter verderop in het veld is de dorre grond zelfs niet meer zichtbaar. Overal rondom ons zien we kleren, plastiek, glas, een verloren driewieler, noem maar op.

Dit waren ooit velden voor de veeteelt. En 20 jaar geleden was dit zelfs het Uru-Uru-meer. Klimaatsverandering heeft het meer in de afgelopen decennia naar één kant van de spoorwegen teruggedrongen en de langzame opstapeling van afval heeft uiteindelijk ook het vee weggedreven. In de verste verte zien we alleen afval. Een gigantische vuilnisbelt in een prachtige omgeving.  Na de technische uitleg over de vervuiling op de vorige stopplaatsen, nemen hier voor het eerst de campesinos het woord. Dat ze geen velden meer hebben voor hun vee en dat families uit de dorpen in grote getale wegtrekken op zoek naar een beter leven in steden als Cochabamba en Santa Cruz. En dat de gezondheid van de overgebleven ‘abuelitos’ (gepensioneerden) in gevaar is. Maar niet alleen hun gezondheid. Met de zuiderwind van de maand augustus zal al het afval en het stof van de stortplaats zijn weg terugvinden naar de stad Oruro. Ook de gezondheid van de mensen in de stad wordt dus bedreigd… Verschillende camera’s filmen de emotionele speeches van de bevolking en wat verderop staan enkele mannen verspreid over hun vervuilde terreinen in de verte te staren.

De veelbesproken waterzuiveringsinstallatie

De laatste locatie waar we halt houden ligt nog zo’n 10 minuten verder langs dezelfde spoorwegen. Over een zoute, witte ondergrond lopen we het veld terug in, richting een kanaaltje dat zich loodrecht van de stad tot de oneindige vlakte in de verte lijkt uit te strekken. In de verte dobberen twee eenden in de langzaam ondergaande zon en een aantal flamingo’s vliegen non-stop over en weer naar het meer aan de andere kant van de spoorwegen. Het is een pracht van een landschap, maar bij nader inzien is ook het kanaaltje volledig vervuild. Goor water, een vuile olie-achtige laag erbovenop  en afval langs de randen… Opnieuw nemen de campesino’s het woord en wordt er druk gespeculeerd wie nu precies de schuldige is van alle vervuiling. Organisaties als CORIDUP, die al meer dan 6 jaar strijden voor verbetering, zijn moe dat er nog steeds niets, maar dan ook niets veranderd is, ondanks de torenhoge beloftes van de overheid jaar na jaar.

De autoriteiten die present zijn, alsook de ingenieur van programma Cuenca Poopó proberen de gemoederen te sussen met woorden die wel oprecht lijken te zijn. Dat een schuldige zoeken voor het verleden geen zin heeft, maar dat we –integendeel- nu vooruit moeten. Dat ze hier en nu aanwezig zijn om te helpen. Dat er plannen gemaakt en getekend zijn voor een waterzuiveringsinstallatie. EN een chronogram, volgens dewelke de installatie in november al zou moeten klaar zijn. Heel opmerkelijk waren bovendien de woorden van de directeur van het ministerie van milieu van de municipale overheid … : ‘In het verleden werd altijd het excuus gebruikt: Er is geen geld. Dat is fout en verleden tijd. Er IS geld. Wat ontbreekt zijn concrete projecten. Evo Morales zelf heeft daartoe opgeroepen. Dus we gaan hier mee door. Dat beloven we. De plannen liggen klaar en zijn getekend. Het geld is er. De waterzuiveringsinstallatie komt er. Voortdurende vervuiling is binnenkort verleden tijd.’

Gebrek aan ecologische politiek

Zelf behoorlijk onder de indruk van die beloftes vraag ik aan mijn compagnons van CEPA of zij vertrouwen hebben in die woorden. Het antwoord is bijna lachwekkend. Ze geloven dat de waterzuivering er zal komen, ooit, aangezien vele organisaties de plannen ondertekend hebben en er al te veel media woorden aan vuil hebben gemaakt. Anderzijds, de man aan het woord tijdens de beloftevolle speech, wordt binnen 10 dagen vervangen door een opvolger, die in de verste verte niet aanwezig is. Het is het einde van zijn ambt en hij verdwijnt dus eind mei van het toneel.

Ondanks de plannen is er dus nog grote onduidelijkheid wie in de regering het voortouw zal nemen voor de uitvoering en de opvolging van het project. Bovendien zitten er nog heel wat essentiële gaten in de plannen voor de uitvoering. De argwaan bij CEPA is dus groot.

Bovendien bleef een grote vraag onbeantwoord. De waterzuiveringsinstallatie, -als die er al komt- zou dan wel de zuurtegraad van het water uit de mijn aanpakken, maar heeft helemaal niets te maken met het probleem van de tonnen afval die de gronden vervuilen. Het probleem van de gezondheid en de dreiging dat met de zuiderwind in augustus een groot deel afval terug naar de stad zal worden meegevoerd, werd zorgvuldig in de doofpot gestoken door de grote beloftes over de waterzuiveringsinstallatie.

‘Het ontbreekt in Oruro aan ecologische politiek’, zegt Clemente Paco van CEPA. ‘Zelfs ALS de regering acties zou ondernemen om de gigantische vuilnisbelt op te ruimen, dan storten ze het gewoon op een andere plaats iets verder.’ ‘En het ontbreekt ons, hier in de stad aan milieu-educatie.’ Nu, dat kwam voor mij niet als een verrassing. In mijn eerste weken in Oruro ben ik meermaals tevergeefs op zoek gegaan naar publieke vuilnisbakken in het centrum van de stad om mijn afgekloven watermeloenschillen weg te gooien. Nergens te vinden. Als ik het dan vroeg aan een marktkraampje, kreeg ik meestal te horen dat ik het gewoon op de grond voor het gesloten marktkraam naast hen moest leggen. De dag erna is de schil hoogstwaarschijnlijk weg, want de vuilnismannen- & vrouwen werken hard ’s nachts, maar is dus wellicht gewoon beland net buiten de stad. Wat bovendien niet door de vuilnismannen ’s nachts wordt opgeraapt, belandt met de wind in kanalen en rivieren en komt uiteindelijk ook op dezelfde plek terecht. Triestig.

Pachamama: één grote leugen?

Bij het instappen rakel ik het thema ‘gebrek aan ecologische mentaliteit’ in het vrouwelijk gezelschap in het mini-busje op. Waarom er geen vuilnisbakken in de stad staan, wil ik weten. ‘Oh, die waren er, vroeger, maar de mensen gebruikten ze niet, en ze waren uiteindelijk enkel en alleen goed voor vandalisme, dus heeft de regering ze dan maar weer weggehaald.’ Of hoeveel plastiek er wel niet verspild wordt. Elk stuk fruit dat je op de markt koopt, of elke 3 ronde pistolets krijgen een apart plastieken zakje, dat na 10 minuten wandelen naar huis toch weer wordt weggegooid.

Ik moet onwillekeurig denken aan Pachamama (Moeder Aarde). Aan hoe vaak naar haar verwezen wordt. Hoe Moeder Aarde een wezenlijk deel van de nationale politiek vormt. Aan hoe in 2014 nog de ‘plurinationale autoriteit van Moeder Aarde’ werd opgericht als tak van het ministerie van milieu en water. En aan hoe elke Boliviaan, bij elke speciale gelegenheid een slok bier aan Moeder Aarde schenkt, vooraleer zelf hun glas op te drinken. Het lijkt wel één grote farce. Erger zelfs, een leugen vindt Don Angel, president van Coridup (de coordinatie van getroffen gemeenschappen door mijnbouw in het bekken Poopo): ‘We liegen onze eigen Pachamama voor, en zowel de autoriteiten, maar ook elkeen van ons, verbergen onze verantwoordelijkheden angstvallig achter diezelfde leugens.’ Het zal nog lang duren voor er een echte verandering in mentaliteit komt…

Beleid vs. mentaliteit

We keren terug met de zon laag voor ons. Ik kan het contrast van zoveel vervuiling in zo’n prachtige, rustige omgeving maar moeilijk van mij afzetten. Terwijl ik erover nadenk en door de achterruit staar, zie ik plots in de verte een oude trein langzaam dichterbij komen. Als iedereen de trein in de gaten krijgt, start een nostalgische conversatie over hoe het treinnetwerk in Bolivia vroeger zo uitgebreid was. Staatsbezit en goedkoop. En prachtige ritten, naar alle uithoeken van het land. Sinds Goni, de omstreden president in 2002 en 2003 echter het hele systeem geprivatiseerd heeft, zijn alle companies naar Chili vertrokken. De enige trein die nog rijdt, gaat om de twee dagen van Uyuni naar Oruro. Ook privé-bezit en dus duur. We hebben dus geluk dat we hem zien. Als de trein ons voorbij rijdt,  zien we inderdaad meer lege wagons dan iets anders. De lokale mensen nemen de trein niet meer. Bussen zijn het vervoersmiddel bij uitstek geworden… Nog meer uitlaatgassen, nog meer vervuiling.

Er is veel veranderd in Bolivia, onder verschillende vorige presenten inclusief Goni vooral achteruitgang, met Evo opnieuw wat verbetering en hoop. Maar ondanks een sterk ecologisch beleid op papier sinds 2006, lijkt een echte mentaliteitswijziging nog mijlenver af…

Mijnbouw en conflicten in Peru: Middenveld steevast doelwit van regering en bedrijfswereld

Parallel met de enorme expansie in de mijnbouwsector in Peru, blijven oude en nieuwe sociale conflicten de kop opsteken. Zoals de Ombudsman aangeeft, zijn die conflicten veelal gerelateerd aan mijnbouwprojecten. Ondanks het kristalhelder verband tussen extractieve operaties en conflictsituaties, blijven zowel regering als bedrijven dezelfde aanpak toepassen. Voor buitenlandse investeringen moeten alle obstakels wijken. Het Peruaanse economische model is immers gestoeld op buitenlandse investeringen, en dan voornamelijk in de extractieve industrie. Alles wat deze investeringen kan bedreigen, zoals kritische stemmen vanuit de lokale bevolking, is een doelwit van de regering en bedrijven.

Waar sociale organisaties hun rol opnemen in het verdedigen van lokale en vaak kwetsbare groepen, krijgen ze vaak de schuld van de conflicten in de schoenen geschoven. In plaats van de dialoog aan te gaan, wijzen de centrale overheid en de bedrijfswereld al te makkelijk naar regionale en nationale organisaties die met financiële hulp uit de Europese ontwikkelingssamenwerking lokale gemeenschappen en hun leiders zouden aanzetten tot (gewelddadig) verzet.

In het verkondigen van die valse boodschap -‘het middenveld heeft het gedaan!’- wordt handig gebruik gemaakt van gedrukte media, radiostations en televisiekanalen die gewillig enige kritische analyse achterwege laten.

In 2012 ontspon zich een mediaoorlog tegen sociale organisaties en internationale Ngo’s en solidariteitsbewegingen die steun boden aan de bevolking in het noordelijke departement Cajamarca die zich massaal tegen het mega-mijnbouwproject ‘Conga’ uitspraken. Het Conga-project is een uitbreiding van de goudmijn Yanacocha, de grootste van Latijns-Amerika en met een lange geschiedenis van vervuiling en mensenrechtenschendingen. Het antwoord van de regering was eenvoudig: repressie en criminalisering. Het resultaat: gewonden, trauma’s en vijf burgerdoden. De media hielp in het rechtvaardigen van de harde aanpak door protest af te wijzen als eco-terrorisme, gefinancierd door radicale Europese organisaties.

Dit scenario herhaalt zich momenteel in het Zuiden van het land. In Valle del Tambo, in het departement Arequipa, wil Southern Copper met Mexicaans kapitaal het grootschalig mijnproject Tía Maria opstarten. De grotendeels agrarische bevolking ziet echter haar toegang tot water bedreigd. Net zoals in Cajamarca vragen ze overheden om in landbouw in plaats van extractivisme te investeren. Een staking werd aangekondigd die ondertussen al 29 dagen duurt, zonder enige constructieve respons vanwege de overheid of het bedrijf.

Met een falende dialoog tussen beide partijen lijkt een 2e Conga in de maak. Het politiegeweld tegen de betogers, de regering ’s onvoorwaardelijke steun voor het bedrijf en de delegitimering en zelfs opsluiting van sociale leiders hebben alle vertrouwen in de overheid bij de lokale bevolking weggenomen.

De Ngo’s van hun kant zonden vorige week een commissie (CNDDHHCooperacción en Red Muqui) naar de regio om te luisteren naar de noden en bekommernissen van de lokale bevolking. Tegelijkertijd klonk vanuit de bedrijfswereld dat “de mensen die actie ondernemen in Tía María dezelfde zijn als in Cajamarca. Dit is een beweging tegen het land.” Ieder verzet tegen dergelijke grootschalige projecten wordt afgeschilderd als een politiek spel van enkele ‘eco-radicalen’ die de vooruitgang van het land willen remmen.

 Dit discours werd vlot opgepikt door de nieuwe eerste minister Cateriano, die het heeft over “politieke manipulatie door Ngo’s”, die ondanks hun caritatieve doelstelling, “hun financiering gebruiken om investeringen te blokkeren.” ‘Journalisten’ zoals Santillana en Esquinarila werken met veel nattevingerwerk zelfs een uitgebreide ‘axis of evil’ uit en betrekken daarbij gerespecteerde internationale spelers zoals MISEREOR. De link naar politieke strekkingen, zeker in de pre-electorale klimaat (in 2016 zijn er presidentiële verkiezingen in Peru), is nooit veraf.

Ook in Cajamarca blijven dezelfde complottheorieën goed verkopen in bepaalde kranten. Recent werd ongegrond geïnsinueerd dat Peruviaans bezoek in België in het kader van de academische week, georganiseerd door CATAPA in samenwerking met verschillende onderwijs- en sociale instellingen, in werkelijkheid een politieke campagne zou zijn in functie van “militant ecologisch radicalisme”.

Het Peruaanse middenveld, dat zich moeizaam maar met veel ijver opnieuw wist te organiseren na de destructieve impact van het Fujimori regime, krijgt het nog steeds heel hard te verduren. In een nationale context waarin haar rol in conflictpreventie en –bemiddeling meer dan nodig is, wordt internationale solidariteit ter ondersteuning van dat middenveld meer dan nodig!

Vervuiling in het Poopó-meer: harde cijfers en de weg naar beter…?

Vervuiling in het Poopó-meer: harde cijfers en de weg naar beter…?

Mijnbouw leeft in Oruro. En dat heeft het altijd gedaan sinds de kolonisatie. Maar mijnbouw vervuilt ook, en sinds de introductie van cyanide en andere chemicaliën in het ontginningsproces van mineralen meer dan ooit. Waar voor de jaren ’80 mijnbouw en agricultuur perfect naast mekaar bestonden, klinken in de laatste decennia steeds meer verontwaardigde stemmen over mislukte oogsten, een verminderde visvangst en een tekort aan –proper- water in de rivieren. Mijnbouw, zeggen de getroffen gemeenschappen (en CEPA); klimaatsverandering, klinkt het vooral in politieke kringen.

Sinds de ecologische ramp in november 2014, waarbij duizenden vissen en honderden vogels dood aanspoelden op de oevers van het Poopó-meer, klinken de protesten dat er ‘iets’ moet gebeuren luider dan ooit. Want voor de vissers blijft er amper – tot geen –  vis meer over, en de boeren zien hun toegang en de kwaliteit van water voor hun akkers en vee alsmaar slinken…

CEPA, het Centro de Ecología de Pueblos Andinos in Oruro, verdedigt en ondersteunt al 20 jaar de gemeenschappen in de provincie en doet dat nu dus eens te meer. Op 22 april organiseert CEPA een grote conferentie die hier in Oruro zal plaatsvinden. Tientallen belangrijke nationale en internationale organisaties zijn uitgenodigd, alsook departementale en nationale overheidsinstellingen (zelfs Evo Morales staat op de genodigden-lijst). Het doel is om die dag het Poopó-meer in een nationale wet uit te roepen als patrimonium en bijgevolg de nodige economische en technologische middelen ter beschikking te stellen voor de preservatie van het meer en het ondersteunen van de getroffen gemeenschappen.

In andere woorden: men wil dat de reeds maandenoude beloftes van verschillende instanties eindelijk realiteit worden…

Om tot een dergelijke concrete agenda te komen is uiteraard een grondige voorbereiding nodig. En die is hier volop aan de gang… Niet enkel op het kantoor van CEPA, maar wel samen MET de gemeenschappen, mét nationale en internationale organisaties en binnenkort ook mét overheidsinstanties… Zo werd op 6 maart onder andere de ‘socialización del Programa Cuenca Poopó’ plaats. Een verslagje:

SOCIALIZACIÓN DEL PROGRAMMA CUENCA POOPÓ

Op 6 maart vond de “socialización del Programma Cuenca Poopó” plaats. Het programma, een samenwerking  tussen de Boliviaanse staat, de Orureense departementale overheid en de Europese Unie, wil met hun ‘Plan Director de la Cuenca del Lago Poopó’ een betere, gelijke toegang en vooral een meer duurzaam gebruik van water in de provincie Oruro verzekeren. Met een bedrag van bijna 3,5miljoen bolivianos heeft het Plan Director een korte, middellange en lange termijndoelstelling. Tot nu toe zijn enkel nog maar strategische – territoriale en sectorale – richtlijnen uitgewerkt, dus het Plan staat nog in zijn kinderschoenen.

Op 6 maart presenteerde ingenieur Carlos Huayta (die zijn diploma aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde) alvast de eerste resultaten van technische studies in en rond het meer. Het voltallige CEPA bestuur, CORIDUP, vertegenwoordigers uit verschillende geïnteresseerde gemeenschappen en de pers tekenden present. En die resultaten… zijn  –zoals min of meer verwacht- zorgwekkend:

Vervuiling troef

Wat iedereen al wel wist, werd eindelijk met harde cijfers bevestigd: de vervuiling in het meer is immens. Per dag stroomt meer dan 2 miljoen 20 duizend kilo aan zware metalen en vervuilende deeltjes via 12 verschillende waterkanalen het Poopó-meer binnen. Goed voor zo’n 200 grote vrachtwagens per dag, zo maakte de ingenieur de vergelijking. De overgrote meerderheid komt via de linker-en rechterarm van Rio Desaguadero het meer binnen – tevens de grootste watertoevoer van het Poopó-meer -, dat op zijn beurt in hogergelegen bekkens ontspringt uit het Titicaca-meer en de Mauri-rivier in Peru. Als onderste waterbekken van een volledig verbonden eco-systeem dat dus al ontspringt in Peru, zijn het Uru-uru-meer en het Poopó-meer er bijgevolg het ergste aan toe. Tot nu toe verliepen de politieke relaties met Peru om vanuit de hogergelegen bekkens al maatregelen te treffen tegen de vervuiling altijd op de klippen.

Maar de vervuiling komt grotendeels uit Bolivia zelf. Vooral de Huanuni-mijn, ten noord-oosten van het meer zorgt voor zorgwekkende hoeveelheden zware metalen, waarbij achtereenvolgens arseen, zink en lood op kop staan.

“We gebruiken ons water verkeerd”

Andere resultaten toonden dan weer aan dat het gebruik van het water in de provincie in extreme mate niet duurzaam is. In tegenstelling tot wat velen dachten slorpt niet de mijnbouw het grootste deel van het water op, maar wel de bevloeiingssystemen van de boeren; met 75 hm³ water/jaar aan water voor agricultuur vs. 24 hm³ water/jaar voor mijnbouw (tegenover 12 hm³ water/jaar aan persoonlijke consumptie, en 5 hm³ water/jaar aan veehouderij).

Cijfers toonden aan dat met deze aantallen er nu reeds een deficit van 161 hm³ water/jaar aanwezig is om het waterniveau in stand te houden. En een sprong in de toekomst toont aan dat, als het watergebruik zo verder gaat, er binnen 20 jaar een verdubbeling van dat deficit aanwezig zal zijn. Algemene boodschap: “we gebruiken ons water verkeerd”. De ingenieur toonde aan dat per 100 liter dat voor landbouw uit het meer wordt onttrokken, er slechts 30 liter efficiënt wordt gebruikt, en er dus 70 liter ‘verloren gaat’.

Tel daarbij ook nog eens de gevolgen van de klimaatsverandering – zijnde minder regen, een verhoogde temperatuur, en dus een algemeen dalende waterspiegel – op, en de toekomst van het meer ziet er allesbehalve rooskleurig uit…

Politiek probleem

Op papier bestaan er nochtans heel wat normen en regulaties die contaminatie zouden moeten tegengaan, en het watergebruik zouden moeten reguleren. Zo werd er in het Titicaca-meer en dam gebouwd van miljoenen dollars in het kader van een duurzamere waterregulatie. Helaas is er van ‘regulatie’ geen sprake door een gebrek aan coördinatie en opvolging, waardoor de dam nooit volledig in werking is kunnen treden… Verloren geld, verloren project… En zo gaat het blijkbaar op alle niveaus. “We zitten met een politiek probleem”, zegt de ingenieur. “Onze politici in Oruro, noch internationale instellingen zoals Ramsar, noch wij zelf trekken ons iets aan van het misbruik van onze waterbronnen, en daar dragen we nu de gevolgen van; zijnde ‘een slechte levenskwaliteit’.”

Korte termijn doelstellingen

Om dit alles aan te pakken heeft het Plan Director op korte termijn (5 jaar) als doel in het departement Oruro een ‘Servicio Departemental de Cuencas’ te institutionaliseren, aangezien dat tot nu toe nog niet bestaat. Taken als het controleren van de kwantiteit en kwaliteit van het water, monitoring van het watergebruik in de regio, en het herzien en goedkeuren van projecten zouden tot deze ‘servicio’ moeten behoren.

Tot diezelfde korte termijndoelstelling hoort ook een hele lijst territoriale (e.g. het verhogen van het volume en het verbeteren van de kwaliteit van het water in beide meren) en sectorale (e.g. het verminderen van de contaminatie door mijnbouwactiviteit; verhoogde basishygiëne door verbeterde toegang tot drinkbaar water; het recupereren van de biodiversiteit in en rond het meer, in samenspraak met Ramsar etc…) richtlijnen.

Voor het uitvoeren van al deze plannen in de komende 5 jaar is een bedrag van 896,928,173 Bolivianos beschikbaar. 77% van dat bedrag moet daarbij naar territoriale richtlijnen gaan, 22% is bestemd voor de sectorale lijst. 1% is voorzien voor de administratie van alles (uitvoering, monitoring, audits & evaluaties). Dé vraag zal zijn of het daadwerkelijk slechts 1% zal zijn dat blijft kleven in de administratieve carousel…

De verleiding van corruptie…

Want corruptie is er, helaas, altijd al geweest. Zo vroeg iemand  uit het publiek wat het ‘Programa de Cuenca Poopó’ in de afgelopen 5 jaar heeft gerealiseerd, rekening houdende met het feit dat het werd opgesteld na het ‘decreto supremo’ in 2009, met een bedrag van de EU van maar liefst 14 miljoen euro’s voor het aanpakken van de contaminatie van mijnbouw. De ingenieur gaf daarbij als antwoord dat voor het aanpakken en uitvoeren van een dergelijk groot project veel tijd nodig is, en dat in de afgelopen jaren vooral voorbereidend technisch onderzoek werd uitgevoerd. Echter, om het geld van de EU (de 14 miljoen euro’s) dat in cycli per 3 jaar wordt uitgereikt niet te ‘verliezen’ en toch ook ‘nuttig’ te investeren, werden in tussentijd andere kleinschalige projecten uitgevoerd. Het installeren van ecologische toiletten in bepaalde municipios, of het aanleggen van bevloeiingskanalen zijn slechts twee voorbeelden uit de lijst.

De getroffen gemeenschappen klagen echter aan dat vele van deze projecten niet in gebruik zijn, en – erger – dat dergelijke projecten helemaal niet bijdragen aan de initiele richtlijnen waarvoor het decreto supremo, en dus de centen, bedoeld waren… “Auto’s hebben ze er bovendien ook mee gekocht”, zo klinkt het bij CEPA. “Voor zichzelf, welteverstaan.”

Corruptie… geld dat verdwijnt… het zal de vraag zijn of het ‘Programa de Cuenca Poopó’ met hun Plan Director nu eindelijk wel het voorziene geld bij de juiste mensen (en projecten) zal brengen en de kwaliteit van het leven in en rond het meer zal kunnen verbeteren…

Want hoewel de geplande vooruitzichten en richtlijnen van het Plan Director veelbelovend klinken, was de ingenieur zelf echter weinig hoopgevend: “Het water in het meer is aan het opdrogen. Op satellietfoto’s sinds de jaren ’80 kunnen we dat proces duidelijk zien… Onder andere door de klimaatsveranderingen is ons meer zich beetje bij beetje aan het omvormen tot een grote zoutvlakte, en met een blijvende stijging van de temperatuur en een daling van de regenval, zal dat proces zich blijven verderzetten…”

.

Peru: mijnbouwbedrijf Yanacocha volhardt in haar agressie tegen de familie Chaupe

Latijns-Amerika’s grootste goudontginner verloor in december een rechtszaak over een terrein bij de meren van Conga, waar het bedrijf uitbreidingsplannen heeft. Desondanks gaan de bedreigingen van het bedrijf tegen de familie die het terrein bezit onverminderd door.

Deze ochtend (3 februari 2015) kreeg de advocate van de familie, Mirtha Vásquez, een wanhopige telefoon van Máxima Acuña de Chaupe, een eenvoudige boerin en symbool van het verzet tegen Yanacocha en het Conga project. Voor de tweede maal sinds het recente vonnis in het voordeel van de familie Chaupe, drong de veiligheidsdienst van Yanacocha, vergezeld van de DINOES (special forces), haar eigendom binnen. Er waren een tweehonderdtal politieagenten aanwezig en er werd in de lucht geschoten, maar fysiek geweld bleef uit. Wel werden de funderingen van een huis dat de familie er bouwt, vernietigd. De bouwwerken betekenden een grote investering voor de boerenfamilie, maar werden nu letterlijk voor hun ogen met de grond gelijk gemaakt.

Het stuk grond in kwestie belet Yanacocha haar mega-project “Conga” uit te voeren wat de vernietiging van dit brongebied in de hooglanden zou betekenen. Naar aanleiding van die grond leed Yanacocha op 17 december 2014 voor de eerste maal een juridische nederlaag. Na een proces van vier jaar besloot de rechtbank van Cajamarca dat Yanacocha’s aanspraak op het terrein “Tragadero Grande” ongegrond was. Het terrein is eigendom van de familie Chaupe, die reeds jaren gewelddadig bedreigd wordt door Yanacocha, haar privé veiligheidspersoneel, de Peruaanse politie en de DINOES. Ondanks het recente vonnis, blijft het bedrijf  de familie Chaupe beschuldigen van grondtoe-eigening.

Yanacocha verklaart in een persmededeling dat de bouwwerken in een zone buiten de eigendom van de familie gebeuren en dat het om een vreedzame ‘daad van eigendomsverdediging’ gaat. Het bedrijf klaagt dat ze onderwerp is van een lastercampagne en dat zijzelf het werkelijke slachtoffer van grondroof is.

Mirtha Vasquez, advocate van de familie, weerlegt het discours van Yanacocha. Het gaat wel degelijk om Tragadero Grande, het terrein dat door het laatste vonnis toegekend wordt aan de familie Chaupe. De invasie in dit terrein met 200 agenten en de vernieling van de bouwwerken kan dus ook niet bestempeld worden als ‘eigendomsverdediging’ noch als vreedzaam. “Ze [Yanacocha] verloren de rechtszaak. Máxima bezit dit terrein. (…) dit is een intimiderende en onrechtmatige daad in een poging de familie weg te krijgen. Gezien ze hen niet op legale wijze eruit kregen, willen ze hen op illegale manier wegkrijgen,” verklaart de advocate.