De Peruaanse dictatuur: leg het volk het zwijgen op

De Peruaanse dictatuur: leg het volk het zwijgen op

Het is stil in Cajamarca. De stem van het volk is niet langer te horen in de straten, het geluid van getunede mototaxis en motoren van Japanse, Koreaanse en Chinese makelij vullen de stad.

Het Conga-conflict kende in het voorjaar een voorspelbaar verloop. Een blinde zag het noodlot aankomen; eind mei en juni intensifieerde het verzet. Het enige antwoord van de weinig creatieve Peruaanse regering was de installatie van meer troepen. We waren getuige van het eerste politiegeweld in Cajamarca stad, begin juni 2012. Hoe zeer dit ons schokte, hoe snel we dit gewoon werden. Tijdens de maand juni was de sfeer in de stad te snijden; van heinde en verre kwamen demonstranten, hun roep werd luider. Dagen voor de moordpartijen in Celendín en Bambamarca spraken we al over het gevaar van een tweede Bagua. Trieste en profetische woorden. Schaamteloos schoten de zwaar bewapende troepen van Humala 5 burgers neer. Een onderzoek werd aangekondigd om de eigenlijke omstandigheden van ‘deze ongelukkige incidenten’ te onderzoeken. De noodtoestand werd aangekondigd, ‘om het publieke leven te herstellen en de burgers te beschermen’. De eerste noodtoestand werd op 4 juli afgekondigd. Tijdens deze eerste maand werd een dialoog opgestart; twee geestelijken, Miguel Cabrejos en Gastón Garatea, gingen praten met de verschillende partijen.

Op 4 augustus, vanuit het niets en met een simpele vingerknip verlengde men de noodtoestand met een bijkomende maand. Opvallend was de onwetendheid in Cajamarca op 3 augustus; geen ziel wist wanneer de noodtoestand nu eindelijk eindigde, laat staan of men het nog een extra maand ging verlengen. Op zich was dit niet zo verbazend, want wat deze noodtoestand tekent, is de afwezigheid van politie of leger. Het dagelijkse leven gaat door, bij wijlen zie ik minder politie dan in de maanden voor de noodtoestand. Bovendien stoort men zich weinig aan deze maatregel; indien er een nachtklok is, sommigen beweren van wel, anderen van niet, dan negeert die men al te graag. Het is als het ware een ‘light’ versie van de noodtoestand, een normalisering van deze maatregel; de regering gebruikt het te pas, maar eerder te onpas, en de moegeslagen burgers halen hun schouders op.

Op dergelijke momenten voel je het gecentraliseerde Peru aan den lijve. De economische en politieke top beslissen in het grijze Lima, al dan niet in overleg, hoe het verder moet met het land. Na de eigenlijke afkondiging van de extra maand noodtoestand vielen velen uit de lucht; waarom werd de noodtoestand verlengd? Wat is het motief van Humala?

Waar de verantwoording voor de eerste noodtoestand nog enigszins steek hield, is dit bij de tweede versie niet het geval. De enige reden is het onderdrukken van de dissidente stem in de straten van Cajamarca. In een antwoord op deze dictatoriale maatregel verklaarde Marco Arana, één van de verzetsleiders, dat het protest gewoon zal verder gaan in de andere 10 provincies van regio Cajamarca, waar de noodtoestand niet van toepassing is. Daags erop werd een preventieve aanklacht uitgesproken door de regering, wat de lamlegging van elk protest in de andere 10 provincies betekende. Humala slaagt in zijn opzet; het aantal manifestaties werd tot een minimum herleid, kranten verleggen hun focus, Peruaanse arbeiders uit andere windstreken stromen toe om te werken in Minas Conga, … . Het verzet gaat op zoek naar andere strategieën, maar dit blijk niet makkelijk.

En juist ja, de dialoog opgestart door de regering, o.l.v. de twee geestelijken. Gisteren gingen ze praten met de CEO van Newmont Mining. Wanneer we eindelijk resultaat mogen verwachten, en wat het resultaat zal wezen, god knows. Hoop doet leven, en ondertussen werkt men vrolijk door in Minas Conga.

Auteur: David Verstockt

Mijnbouwprotest wakkert aan in Peru

Mijnbouwprotest wakkert aan in Peru

Vorige week vonden in drie verschillende Peruaanse regio’s hevige protesten met betrekking tot mijnbouwprojecten plaats. Het was de eerste golf van mijnbouwprotesten sinds Ollanta Humala in juli 2011 aan de macht kwam. Hoewel de nieuwe president een recordaantal milieuconflicten erfde van zijn voorganger Alan García, was het de voorbije maanden relatief rustig. In de aanloop naar de verkiezingen wierp Humala zich immers vooral op als verdediger van water, landbouw en veeteelt tegen de oprukkende mijnbouw.1 Zijn verkiezingsoverwinning was dan ook een verademing voor de getroffen gemeenschappen. Maar met de eerste honderd dagen van Humala’s ambtstermijn, lijken ook de wittebroodsweken achter de rug.

Andahuaylas

In Andahuaylas, in de regio Apurímac, legden manifestanten op 3 november het openbaar leven plat voor onbepaalde duur. Ze eisten de stopzetting van alle mijnbouwactiviteiten in de provincie. Het protest werd geleid door de Junta de Usuarios de Riego de la provincia de Andahuaylas (JUDRA). Op 10 november begaven de ministers van landbouw en mijnbouw samen met een viceminister van milieu zich ter plaatse om te onderhandelen met de manifestanten. Na wat strubbelingen, werd de dag nadien uiteindelijk een akkoord bereikt. De leiders van de JUDRA stemden in met een bestand van 15 dagen, waarin de ministers de vraag van de manifestanten – een decreto supremo dat alle concessies annuleert en de sluiting van twee verwerkingsinstallaties oplegt – zullen voorleggen aan de voltallige ministerraad. Als er op 26 november geen decreet ligt dat de provincies Andahuaylas en Chincheros mijnbouwvrije zone verklaart, zullen de acties worden hervat, klonk het strijdvaardig bij de JUDRA.

Minas Conga

In de regio Cajamarca, Noord-Peru, ging op 9 november een 24-uren blokkade van start uit protest tegen het mijnbouwproject Minas Conga. Dat is een uitbreidingsproject van Yanacocha, de op één na grootste goudmijn van Latijns-Amerika. Inwoners van de omliggende dorpen blokkeerden de weg tussen Cajamarca-Bambamarca en de invalswegen van Cajamarca. Een groep studenten bezette de universiteit. De dag daarop kwamen 13.000 mensen op straat in Cajamarca en Celendín. Winkels en markten bleven gesloten. De manifestanten eisen dat het Conga-project geschrapt wordt, omdat het vier bergmeren zal omvormen tot open mijnkraters en afvalbekkens. Ze kondigden een blokkade van onbepaalde duur aan vanaf 24 november. “We zullen het water verdedigen met onze eigen levens, want zelfs hebben we meer geld, zonder water zijn we niets”, verklaarde een boerenleider aan de krant La República.

Ancash

Ook in de Áncash-regio werd gemanifesteerd. Hier eist bevolking meer voordelen, de naleving van gemaakte afspraken en een oplossing voor milieuproblemen. In de provincie Huari riepen de burgemeesters van 32 gemeenschappen op tot een 48-uren staking tegen de mijnen Antamina en Huallanca. Die laatste is eigendom van het Belgische bedrijf Nyrstar. Ze willen dat de bedrijven meer werk maken van openbare werken, sociale investeringen, en sociale inclusie. Van 9 tot 11 november blokkeerden ze de weg Chavín de Huántar-San Marcos. In de provincie Reucay blokkeerden inwoners van Catác de weg Ticapampa-Catác-Conococha. Zij vroegen dat hun district tot de invloedssfeer van Antamina wordt gerekend, zodat ze aanspraak kunnen maken op het geld van de canon minero.2 Op 11 november reisden de ministers van binnenlandse zaken en mijnbouw en energie naar Catác om te onderhandelen. Ze kwamen overeen binnen de 15 dagen een rondetafel te organiseren in het regeringspaleis, om in aanwezigheid van Ollanta Humala zelf naar definitieve oplossingen te zoeken.

Trendbreuk?

Tijdens de jaren ’90 heeft de dictatuur van Alberto Fujimori met geweld een neoliberaal beleid opgelegd. De mijnbouw kreeg een voorkeursbehandeling. Buitenlandse investeerders werden aangetrokken met onder meer belastingsvoordelen, vlotte concessies en lakse milieuwetgeving. Sinds de terugkeer naar de democratie in 2000 is dit model niet noemenswaardig veranderd. Ollanta Humala heeft echter een trendbreuk met het verleden beloofd. Na 100 dagen van relatieve rust wordt de regering uitgedaagd haar nieuwe beleidslijnen uit te tekenen.

Op het vlak van nieuwe concessies werd een eerste stap genomen met de afkondiging van de wet op raadpleging van inheemse volkeren op 6 september 2011. Dat is een nieuwe wet die de voorafgaande raadpleging van inheemse volkeren bij de toekenning van concessies moet verzekeren. Het maatschappelijk middenveld ijverde al jaren voor zo’n wet.

Een andere eis vanuit het middenveld is een onafhankelijke evaluatie van de milieu-impactanalyse (EIA) van de bedrijven. Tot nu toe gebeurt die evaluatie door het ministerie van mijnbouw en energie, dat tegelijk belast is met de promotie van mijnbouwinvesteringen. Naar aanleiding van de protesten van vorige week gaf premier Salomon Lerner in de pers toe dat het Ministerie van Mijnbouw en Energie daardoor ‘in enkele gevallen’ rechter en partij tegelijk is. Hij zei dat de EIAs in de toekomst ook zullen worden geëvalueerd door het ministerie van milieu.

Voor bestaande mijnen en concessies veranderen die innovaties echter weinig. Van de 128 miljoen hectaren van het Peruaanse grondgebied is maar liefst 22,6 miljoen (17%) in concessie gegeven. Alleen al de jongste twee jaren werden door de vorige regering nog 6,5 miljoen hectare concessies toegekend, zonder voorafgaande raadpleging van de bevolking en zonder onafhankelijke evaluatie van de EIAs. Een deel van die concessies, zoals die van het Conga-project en het project Río Tabaconas in Cajamarca, worden regelrecht in vraag gesteld door de bevolking. De EIA van Minas Conga, goedgekeurd door het ministerie van mijnbouw in oktober 2010, zal in elk geval wél geherevalueerd worden door het ministerie van milieu. Maar het blijft afwachten of de regering ook daadwerkelijk zal ingrijpen in bestaande concessies.

1 Op het internet circuleert een opname van een verkiezingstoespraak van Humala in Bambamarca-Hualgayoc, één van de vier provincies in de invloedssfeer van het Conga-project . “Wat is belangrijker? Water of Goud?” vraagt de toekomstige president retorisch aan het publiek. “Ik engageer me om de wil van Bambamarca en Hualgayoc met betrekking tot de mijnbouw te respecteren” gaat het even later in crescendo.

De canon minero is het deel van de taksen die de mijnbouwbedrijven betalen aan de centrale overheid, dat wordt verdeeld onder de regionale en lokale overheden.

Auteur: Jonas Hulsens

Wet op raadpleging inheemse volkeren in Peru

Op 23 augustus keurde het Peruaanse Parlement een wetsvoorstel goed dat de voorafgaande raadpleging van inheemse volkeren moet verzekeren. Afgelopen dinsdag 6 september werd de wet door president Ollanta Humala ook officieel aangenomen. Samen met het Plataforma Europa-Perú (PEP) juicht CATAPA de goedkeuring van de wet toe.

De nieuwe president ondertekende de tekst symbolisch in Bagua, waar in 2009 meer dan dertig doden vielen bij protesten van inheemsen tegen petroleumontginning. De wet is een belangrijke overwinning voor de inheemse organisaties en het middenveld in Peru, die al meer dan een jaar gezamenlijk lobbyen voor de goedkeuring ervan. In 1995 al ratificeerde Peru Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie, waarop de nieuwe wet gebaseerd is. Op 19 mei vorig jaar nam het Parlement een wetsvoorstel aan om die ratificatie om te zetten in een nationale wet. Het voorstel werd echter verworpen door toenmalig president Alan García.

Samen met het Plataforma Europa-Perú (PEP) schreef CATAPA brieven (zie bijlage) naar president Ollanta Humala en het Parlement, met de eis om de tekst nu ook in de praktijk om te zetten. Volgens de wet moeten de staat en gemeenschappen tot ‘een akkoord’ komen over projecten die de gemeenschappen of hun gronden aanbelangen. Zelf ziet de president de nieuwe raadplegingswet als ‘bevorderlijk’ voor investeringen, omdat ze volgens hem sociale conflicten zal verminderen.

Humala had in zijn verkiezingscampagne een punt gemaakt van een meer gelijke verdeling van de inkomsten van mijnbouwprojecten, een strengere milieuwetgeving en meer sociale herinvesteringen. Op economisch vlak lijkt de koers voorlopig weinig te wijzigen: de investeringen in grootschalige mijnbouwprojecten blijven doorgaan. Zo werd dezelfde dag nog van de inwijding van Ollanta Humala, 28 juli, de grootste mijnbouwinvestering ooit in Peru goedgekeurd: een uitbreiding van de Yanacocha-goudmijn in Cajamarca. Ook het management van het omstreden Río Blanco-koperproject in de noordgrens van Peru liet onlangs weten dat het wil doorgaan met het project (lees hier een reactie daarop van de basisbewegingen uit Noord-Peru, Spaans). Humala dwong wel al een bijkomende taks af op de winst van mijnbouwbedrijven, goed voor 1 miljard dollar extra staatsinkomsten per jaar.

Auteur: Wies Willems

In Oruro heeft de Pachamama een stem: Madre Tierra

Via een permanent informatiekanaal wil de werkgroep “ecologische rechtvaardigheid” van CEPA en CORIDUP (beide partnerorganisaties van CATAPA, gevestigd in Oruro) haar strijd voor de verdediging van het leven en de natuur in de door mijnbouw bedreigde rivieren en meren in de regio extra kracht bijzetten. Sinds mei 2009 laat dit milieuplatform alle up-dates over haar verwezenlijken en aanverwante nieuwsfeiten circuleren via het bulletin Madre Tierra. Een kort overzicht van de laatste maanden geeft meteen de belangrijkste gezamenlijke uitdagingen en activiteiten voor CEPA, CORIDUP en CATAPA aan.

Decreto Supremo Nº 0335 de Emergencia Ambiental
In 2009 werd de jarenlange inzet en strijd ter bescherming en herstel van de getroffen gemeenschappen rond het Uru Uru en het Poopó meer beloond door de wettelijke erkenning van de eeuwenlang vervuilde mijnregio als ecologische noodzone (zie “Bemoedigend nieuws uit Bolivia”, 28-10-2009, http://www.catapa.be/nl/nieuws/563). Aansluitend werd een opvolgend comité opgericht, maar het decreet bevindt zich na 9 maanden nog steeds in de coördinerende fase terwijl de mijnbedrijven hun afval rechtstreeks blijven lozen in de rivieren en meren. Via verschillende lobby- en sensibiliseringsacties wordt door CORIDUP en CEPA constant druk uitgeoefend op de nationale en departementale autoriteiten om het decreet, waar een hele resem maatregelen aan gekoppeld zijn, uit te voeren.

Auditoría ambiental – milieucontrole van de mijnsite Kori Kollo
Ten noord-westen van Oruro ligt de verlaten mijnsite Kori Kollo. Deze werd sinds 1982 geëxploiteerd door de Empresa Minera Inti Raymi SA dat voor 88% in handen was van het Amerikaanse Newmont Mining.  In oktober 2003 begon men aan een sluitings- en rehabilitatieproces, het eerste in zijn soort sinds de invoering van de milieuwetgeving in 1994. Vorig jaar verkocht Newmont zijn belangen en vertrok; schijnbaar werd hiermee de verstoring van de lokale ecosystemen en volksgezondheid door de jarenlange mijnactiviteit opgelost. Vorig jaar werd een consortium van wetenschappers gevormd en aangesteld als auditeur met de taak de graad van milieuvervuiling in de regio na te gaan. Daarnaast werd de universiteit van La Paz (UMSA) aangesteld als inspecteur (fiscal ambiental). Deze audit is van cruciaal belang ter responsabilisering van Newmont Mining en ter verhindering van een ongewenst precedent voor toekomstige sluitingsprocedures in andere Boliviaanse mijnen, en wordt bijgevolg nauw opgevolgd door alle betrokken/getroffen partijen, in de eerste plaats de organisatie CORIDUP waarbinnen 80 gemeenschappen uit de regio zich verenigd hebben.

Op 14 mei 2010 werd de planningsfase afgesloten, waarna het eerste rapport werd opengesteld voor verdere informatie, opmerkingen of eisen vanuit het middenveld en het mijnbedrijf. CORIDUP werd door verschillende partners, waaronder CEPA, CATAPA en de UTO, ondersteund in het formuleren van haar commentaar.

Opvolgen van de implementatie van de nationale en departementale mijn- en milieuwetgeving
In juni werd protest aangetekend tegen de geplande samenvoeging van de departementale secretariaten voor mijnbouw en metallurgie enerzijds met dat voor natuurlijke hulpbronnen en milieu anderzijds. In een open brief aan de gouverneur van het departement Oruro stelt het milieuplatform dat de bestaande wetten een vereniging van deze twee secretariaten onaanvaardbaar maakt. Immers, “indien men deze fusioneert, hoe kunnen we de wet doen naleven?”, dit lijkt bovendien ecologische belangen te negeren en ondergeschikt te maken aan extractieve belangen.  Deze argumentatie lijkt gevolg te hebben gevonden in de oprichting van een departementaal secretariaat voor de Rechten van Moeder Aarde opgericht begin juli. Het secretariaat heeft als eerste taak de implementatie van het decreet ter herstel en bescherming van de ecologische noodzone in Huanuni, Machacamarca, El Choro en Poopó te stimuleren; dit omvat ook de coördinatie van de financiering (met een input van 14 miljoen dollar uit de EU). Daarnaast zal ze ook de transparantie en vorderingen van de milieu-audit op de mijnactiviteiten van Inti Raymi opvolgen. Verder dringt CORIDUP aan op een zo nauw mogelijke aftoetsen van de beloftes, verantwoordelijkheden tegenover, en de vragen en noden vanuit, de getroffen gemeenschappen, zowel binnen als buiten de wettelijke milieunoodzone.

Auteur: Hanne Cottyn

EU: resolutie EP tegen het gebruik van cyanide

EU: resolutie EP tegen het gebruik van cyanide

Het is al even terug, maar op 5 mei van dit jaar heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd waarin het de Commissie en de EU-lidstaten oproept om het gebruik van cyanide te bannen tegen eind 2011 en naar alternatieven te zoeken voor dit hoog-toxisch goedje dat zo goed als in elk ontginningsproject gebruikt wordt in de mijnbouw.

Bijzonder interessant is artikel 4 van deze resolutie: “Het Europees Parlement verzoekt de Commissie en de lidstaten zolang het algehele verbod nog niet van kracht is, direct noch indirect steun te verlenen voor mijnbouwprojecten in de EU die van de cyanidetechnologie gebruikmaken, en evenmin steun te verlenen voor dergelijke projecten buiten de EU.”

Dit stemt CATAPA hoopvol dat er verbetering op komst is in de regelgeving voor de handel met Latijns-Amerikaanse landen met betrekking op het gebruik van chemische producten zoals cyanide. Handelsbetrekkingen met Peru, bijvoorbeeld, berusten in hoge mate op de ontginningsindustrie: 72.9% van alle export naar Europa komt uit de mijnbouw- en petroleumsector, waarvan 7.9% (of 5.8% van het totaal) voor België bestemd is (gegevens afkomstig van de Peruaanse fiscus; betreft de situatie op december 2009).

Naar aanleiding van deze resolutie is het OCMAL campagne aan het voeren voor een verbod op cyanide in Latijns-Amerika.

Foto: trashology.wordpress.com/

Mijnbouw, Verzet en Wetenschap

Mijnbouw, Verzet en Wetenschap

De Marlin-Mijn mag dan al vijf jaar ongestoord opereren in het Guatemalteekse departement San Marcos, de resistentie blijft springlevend. De laatste weken krijgt het lokale verzet heel wat bijval vanuit internationale en academische kringen.

Vooral de voorbije week was de Marlin Mijn, onderdeel van het Canadese Goldcorp, niet uit de media weg te slaan. In één week tijd werden vier belangwekkende rapporten en veroordelingen bekend gemaakt. We hebben het over het Gezondheidsrapport van Physicians for Human Rights (PHR), het mensenrechtenrapport van On Common Grounds (uitgaande van aandeelhouders van Goldcorp), de veroordeling van het Volkstribunaal in Madrid en de veroordeling van het Interamerikaanse Hof voor Mensenrechten (CIDH).

We zullen het in dit stukje hebben over de eerstgenoemde studie. Wie zijn namelijk Physicians for Human Rights, hoe gingen ze te werk? Dit internationale team van wetenschappers stelt haar expertise en kennis ter beschikking om wereldwijd gecertificeerde studies uit te voeren met als doel de bescherming van de mensenrechten en het aanreiken van betrouwbare informatie in conflict geladen gebieden waar informatieverstrekking deel uitmaakt van het probleem.

De voorbije zomer (2009) kwam een team van wetenschappers de noodkreet vanuit het aartsbisdom van Guatemala tegemoet dat de mijnbouw in San Marcos gezondheidseffecten zou veroorzaken bij de lokale bevolking (lees: inheemse bevolking). Het feit dat het ging om een noodstudie bracht echter de nodige beperkingen met zich mee. Het team was namelijk slechts ter plaatse gedurende één week. Daarnaast slaagden ze er in om amper 23 participanten te betrekken, waaronder geen kinderen, die het meest kwetsbaar zijn voor de inname van zware metalen, maar waarvoor de toestemmingsprocedure te veel tijd in beslag nam om hen te kunnen betrekken. De studie bestond erin stalen uit rivierwater, menselijke urine en bloed te onderleggen aan metaalonderzoek, waarbij de vergelijking werd gemaakt tussen de gegevens dichtbij en ver van de mijn.

Wat is dan het belang van deze studie? Deze wetenschappers beschikken over heel wat wetenschappelijke autoriteit. De gehanteerde onderzoeksmethoden beantwoorden aan alle internationale normen. Deze studie kan je dus niet, zoals zo vaak gebeurt, onder tafel schuiven als zijnde één of ander activistisch pamflet. Omwille van de beperkte mogelijkheden van de studie kunnen de onderzoekers slechts uitspraken doen over een beperkt aantal zaken. In een wetenschappelijke studie is het namelijk zo dat je heel zeker van je zaak moet zijn om verbanden te kunnen leggen. Daarvoor zijn veel meer participanten nodig en dient er een tijdslijn opgemaakt te worden die de evolutie van de gezondheidstoestand weergeeft. Het belang van deze studie is vooral het opmaken van een “baseline” een eerste gegevensbank, waar latere studies zich op kunnen baseren om zo’n evolutielijn op te maken.

Wat hebben de wetenschappers dan wel kunnen opmaken? De meest verontrustende conclusie is dat er in bloed en urine van mensen die dicht bij de mijn wonen wel degelijk hogere concentraties van bepaalde metalen werden in opgemeten, wat ook geldt voor het rivierwater dat dicht bij de mijn stroomt. Op het moment van het onderzoek overschreden niveaus van metalen echter nog niet de internationale gezondheidsstandaarden. Maar in overweging nemende dat de Marlin-mijn relatief recent is (5 jaar) en dat uit de internationale expertise van de onderzoekers blijkt dat eens de introductie van metalen in het ecosysteem heeft plaatsgevonden, deze enkel toeneemt, is de situatie redelijk alarmerend. De nood om meer en grotere studies uit te voeren is dus heel groot.

De wetenschappers benadrukken de verantwoordelijkheid van de Guatemalteekse overheid bij het beschermen van de volksgezondheid. De rol van de overheid in mijnbouw is er sinds de mijnbouwwet van 1996 één geweest van facilitator voor multinationale bedrijven, zowel wat betreft het ontwerp als de uitvoering van de regelgeving.

De reacties van de verantwoordelijke ministers waren wederom weinig verrassend, maar des te beschamend. Zo liet de minister van milieu weten dat hij de wetenschappelijkheid van de studie in twijfel trok en verwees naar een studie waar nooit iemand van gehoord zou hebben als tegenalyse, bovendien vergeleek hij de studie van PHR met een oude studie die niet aan de wetenschappelijke vereisten voldeed. De ene studie heeft echter in de verste verte niets met de nadere te maken. De vertegenwoordigers van het mijnbouwbedrijf moeten natuurlijk niet veel onderdoen. Een verwijzing naar het onderzoek dat uitgaat van Goldcorp zelf zou als tegenanalyse dienen. Maar waarom publiceren ze die onderzoeken niet, vraagt iedereen zich af. Bovendien, laten ze weten, werd de studie van PHR niet bevestigd door de Guatemalteekse overheid. De beperktheid van deze redenering hoeft niet verder toegelicht worden. Het wetenschappelijke, neutrale karakter van de studie maakt de regering en het bedrijf zichtbaar ongemakkelijk. “Kunnen we het niet over iets anders hebben?” hoor je ze denken.

Lees de studie van Physicians for Human Rights: http://physiciansforhumanrights.org/library/news-2010-05-18-english.html

Lees het verslag van Prensa Libre:
http://www.prensalibre.com/noticias/Estudio-contaminacion-metales-toxico…

Lees de reactie van de Minister van Milieu:
http://www.elperiodico.com.gt/es/20100525/pais/1c53337

Lees de reactie van Goldcorp:
http://www.prensalibre.com/opinion/nuevo-dicho-reporte_0_266973312.html

Auteur: Bart van Besien

Wet op raadpleging van de Peruaanse inheemse bevolking in zicht?

Wet op raadpleging van de Peruaanse inheemse bevolking in zicht?

Het was een drukke week op het front van de raadpleging der inheemse bevolking in Peru. Het Red Muqui organiseerde samen met nog enkele organisaties een tweedaags internationaal forum over de status van het wetgevend kader rond deze raadpleging in Latijns-Amerika, gevolgd door een werkvergadering van het middenveld om vorm te geven aan een actie-agenda voor de komende weken en maanden.

In Peru, net zoals in de meeste Latijns-Amerikaanse landen, is er een aanzienlijke aanwezigheid van extractieve industrieën, meer niet dan wel met de goedkeuring van de lokale boeren- en inheemse bevolking. Hoewel deze landen de Conventie 169 van de Internationale ArbeidsOrganisatie (IAO, beter bekend onder haar Engelstalig acroniem ILO), Over Inheemse Volkeren en Stammen in Onafhankelijke Staten, ondertekend en geratificeerd hebben, is daar weinig van te merken in de praktijk. Bovendien maken de IAO en haar Commissie van Experten regelmatig aanmerkingen en aanbevelingen die staten met verbazingwekkend gemak naast zich neer leggen.

De tragische gebeurtenissen van ‘el Baguazo‘, de wegblokkade nabij Bagua van 5 juni vorig jaar waarbij 33 politieagenten en inheemse protestanten het leven lieten, waren een noodkreet van de getroffen gemeenschappen om duidelijk te maken dat Peru niet langer concessies kon uitdelen zonder de inheemse en boerenbevolking te raadplegen. Het feit dat Peru ‘inheemse volkeren’ (pueblos indígenasan sich niet erkent (maar wel pueblos nativos en pueblos campesinos) maakt het er ook niet makkelijker op. Dankzij de aanwezigheid van onder meer catapistas Marijke en Thomas was het echter niet mogelijk om Bagua in de doofpot te stoppen en erkende men de noodzaak om eindelijk, 17 jaar na datum, werk te maken van een wet op raadpleging van de inheemse bevolking.

Hoewel niet iedereen even opgezet is met dit wetgevend proces (of met de verjaardag van el Baguazo), houdt Elizabeth Leon, voorzitster van de parlementaire commissie Pueblos Andinos, Amazónicos, Afroperuanos, Ambiente y Ecología, vol dat er tegen 5 juni een wet op raadpleging van inheemse volkeren goedgekeurd moet zijn. Haar commissie, net zoals de commissie Constitución y Reglamento, hebben deze week beide een dictamen (wetsvoorstel) goedgekeurd dat nu voor de leeuwen van de plenaire zitting geworpen zal worden.

Het voorstel van Leons commissie leunt het dichtst aan tegen het voorstel van een consortium van basisbewegingen die de bewuste volkeren vertegenwoordigen (AIDESEP, CONAP, CCP, CENAP en CONACAMI), maar heeft toch nog enkele tekortkomingen. Zo wordt de raadpleging niet als ‘proces’ beschouwd (waarbij de bevolking op regelmatige tijdstippen geïnformeerd en geraadpleegd wordt), maar eerder als een éénmalige gebeurtenis, vóór er een concessie uitgegeven wordt. Ook INDEPA, dat in het wetsvoorstel wordt voorgesteld als onafhankelijk controle-orgaan, kan op weinig bijstand rekenen van de inheemse bevolking, die hun vertrouwen in INDEPA volledig verloren hebben in de voorbije jaren.

Hoe gaat het nu verder? Op een werkvergadering heeft het middenveld samengezeten om haar strategie voor de komende weken en maanden uit te tekenen en de verschillende uitkomsten van dit wetgevende proces in overweging te nemen: (a) het wetsvoorstel van de commissie Pueblos Andinos, … wordt goedgekeurd; (b) het andere wetsvoorstel wordt goedgekeurd, of een wetsvoorstel met heel wat wijzigingen; (c) er wordt helemaal geen wetsvoorstel goedgekeurd.

Op 15 juni (10 dagen na Baguas verjaardag), de einddatum van het wetgevend proces, weten we meer. Vast staat dat er heel wat hindernissen op het parcours liggen (zo geniet het voorstel van de commissie Constitución y Reglamento voorrang op dat van de commissie Pueblos Andinos, … , kunnen er nog verschillende amendementen ingediend worden door parlementairen en kan de president ook zelf een wetsvoorstel indienen dat dan voorrang krijgt op alle andere voorstellen. Vast staat evenzeer dat het middenveld van zich zal laten horen. Ik houd jullie alleszins op de hoogte!

Voor meer informatie over de raadpleging van inheemse volkeren, de wetsvoorstellen en Conventie 169 van het IAO, Servindi heeft een lijst opgesteld met verschillende documenten (in het Spaans).

 

door Tom Van Den Steen

Kippen, kaalheid en Coca-Cola

Kippen, kaalheid en Coca-Cola

Terwijl de ‘Westerse’ media volop bezig waren hun cameralenzen af te stoffen, ontrolde de Boliviaanse president Evo Morales in Cochabamba de eerste blauwdrukken van het antwoord der volkeren op de mislukking van Kopenhagen. Gedurende drie dagen, van 20 tot en met 22 april, wisselden meer dan 35 000 mensen uit 142 landen ideeën en ervaringen uit over alternatieve oplossingen om klimaatsverandering tegen te gaan en Moeder Aarde te respecteren. Deze driedaagse culmineerde op de Internationale Dag van Moeder Aarde met een waar volksfestijn in het sportstadium van Cochabamba. Onder het toeziend oog van Evo Morales, Hugo Chávez en enkele andere eminenties uit socialistisch Latijns-Amerika werd het ‘Akkoord der Volkeren’ voorgelezen. Dit akkoord moet dienen als basis voor een meer georganiseerde hervormingsbeweging om de mensheid te behoeden voor haar eigen ondergang en die van haar gastvrouw, Moeder Aarde.

Eerder dan jullie dit Akkoord der Volkeren voor te kauwen in hapklare brokjes (lees het zelf eens na in het Engels of Spaans), wil ik enkele kritische bedenkingen maken bij het hele gebeuren en haar afloop. Begrijp me niet verkeerd: er is een tegenreactie nodig als antwoord op het langdurig falen van de internationale gemeenschap (bij monde van haar staatsvertegenwoordigers) om een meer duurzame manier van samenleven op deze planeet te onderschrijven. Cochabamba leerde me echter dat er nog heel wat werk aan de winkel is om meer realistische en haalbare alternatieven voor te stellen.

Eerst en vooral was het organisatorische concept van deze conferentie nogal contradictorisch. Bedoeld als tegenreactie op het falen van staatsinstanties op de top in Kopenhagen, als forum voor de stem van de (al dan niet inheemse) volkeren, werd het evenement georganiseerd door Evo Morales. Hierdoor was het gemakkelijk voor hem om dit forum te ‘misbruiken’ voor politieke doeleinden, als een platform voor zijn socialistische politieke programma [lees: door Castro en Chávez ingefluisterd]. Het was dan ook niet verwonderlijk dat op de afscheidsceremonie de volkeren slechts één uur aan het woord waren om hun Akkoord voor te stellen, in tegenstelling tot de schare socialistische leiders uit Latijns-Amerika die meer dan drie uur het publiek bespeelden met oratorische kunstjes om hun politieke programma’s te propageren.

De grote boosdoener was – niet onvoorspelbaar – het imperialistisch kapitalisme dat als een wervelwind alle natuurlijke rijkdommen uit de grond haalt, zonder om te kijken naar de ecologische, culturele of spirituele waarde die de bewoners van die gronden hechten aan hun leefomgeving. Het is echter te gemakkelijk om de schuld in de schoenen van een ‘systeem’ te schuiven; het zijn altijd wijzelf, mensen van vlees en bloed, dignitarissen en Jan met de pet, die handelingen stellen (of toelaten); en het zijn de gevolgen van die handelingen die nu overal ter wereld zichtbaarder worden (en vaak het meest bij de minst weerbaren).

Er schort uiteraard vanalles aan het kapitalistische samenlevingsmodel, maar we mogen niet uit het oog verliezen dat we heel wat vanzelfsprekendheden uit ons dagdagelijkse leven te danken hebben aan de vruchten van dit model – denk maar even aan geneesmiddelen om ziektes zoals cholera of melaatsheid te behandelen (die vroeger een dodelijke afloop kenden), de communicatiemiddelen waarover afgelegen of rurale gemeenschappen nu beschikken en waarmee ze hun economische toestand kunnen verbeteren, of de wegen, scholen en ziekenhuizen die multinationale bedrijven laten bouwen in de gebieden waar ze actief zijn (ook al zou dit eigenlijk door de staat moeten gebeuren).

Eén van de problemen van het kapitalisme is de commodificatie van natuurlijke grondstoffen: terwijl enkele decennia geleden voor het merendeel van de wereldbevolking water, grond, medicinale planten en dergelijke meer gratis en vanzelfsprekend waren, moet men tegenwoordig voor bijna alles een prijs betalen om er gebruik van te mogen maken. Elke stem die tegen deze marktdynamiek ingaat wordt gemarginaliseerd, ten koste van duurzamere visies. De conferentie was daarom een uitstekend platform om dit nog eens in de verf te zetten: er bestaan andere manieren om met de natuurlijke rijkdommen rondom ons om te gaan, wat men ‘Buen Vivir’ noemt; het feit dat de ‘ontwikkelde’ landen dit niet doen, hoeft niet te betekenen dat gemeenschappen en volkeren belet mogen worden dit wel te doen. [Overigens was het heel teleurstellend dat er in het Akkoord sprake is van ‘ontwikkelde’ en ‘ontwikkelingslanden’ – terminologie die veronderstelt dat het ontwikkelingsmodel van de ontwikkelde landen het meest duurzame en dus na te streven model is, quod non.]

Anderzijds moeten we realistisch blijven: je kan globalisering niet ongedaan maken. Het plastic heeft zijn intrede gemaakt over de hele wereld en afgelegen gemeenschappen verwelkomen bezoekers met een Coca-Cola gesponsord bord. Dit ontkennen schaadt zelfs de natuur meer dan het haar baat. Als de overheid geen effectief afvalbeleid kan handhaven, blijft al dit in Congo ontgonnen, in China gefabriceerd, in Korea afgewerkt, door Griekse reders getransporteerd, door Amerikanen gepromoot, door Chilenen verhandeld en door Bolivianen gebruikt afval gewoon op straat liggen. Het was schrijnend vast te moeten stellen dat je geen 5 seconden (!) door een busraam kan kijken zonder langs de weg in het midden van een verlaten hoogvlakte plastic papiertjes, flesjes of andere overblijfselen tegen te komen van de door weggebruikers aangekochte consumptieartikelen, die ze (blijkbaar) zonder gène door hun raampjes weggooien. Niet één werksessie op de conferentie, niet één woord in het Akkoord dat dit ter sprake brengt.

Dit realisme ontbreekt (voorlopig toch) in twee van de meer opzienbarende conclusies van het Akkoord. Het is meer dan begrijpelijk dat de deelnemers zich verongelijkt voelen door het klimatologisch onrecht dat hen aangedaan wordt door het vervuilende ‘Noorden’ (of ‘Westen’, zo je wil). De vraag is echter of een Internationaal Klimaat- en Milieustrafhof wel soelaas kan bieden aan deze verzuchtingen. Kijk maar eens naar het Internationaal Strafhof in den Haag. Hoe nobel haar statuten ook mogen zijn, de praktijk leert ons dat het heel moeilijk, duur en inspannend is om individuen voor dit tribunaal te dagvaarden in slopende en langdurige processen. Het zijn ook enkel de grote vissen die voor het Hof verschijnen – de kleine visjes zijn al dit geld en zweet niet waard; maar het zijn nu net die kleine visjes wiens handelingen het meest waarneembaar zijn en waarvoor de mensen gerechtigheid vragen. Een gelijkaardig Milieustrafhof – waar ook nog eens staten en bedrijven terecht zouden kunnen staan – zal ongetwijfeld dezelfde problemen en frustraties met zich mee brengen en niet noodzakelijk de verhoopte impact bereiken.

Dan is er nog het Wereldwijde Referendum, waarbij men alle volkeren van de wereld wil bevragen over het zonet vermelde Milieustrafhof, de rol die het huidige kapitalistische model nog kan spelen in onze wereld (hoe gaat men dat formuleren in een ja/nee vraag?), de mate waarin ontwikkelde landen hun reductiedoelstellingen moeten bijstellen, de noodzaak van een Internationaal Verdrag over de Rechten van Moeder Aarde enzovoort. Dit wordt een gigantische logistieke uitdaging om dergelijk referendum te verwezenlijken, naast de praktische obstakels, zoals het bepalen van een quorum dat het referendum geldigheid zou geven en het feit dat referenda een democratisch bestel veronderstellen. Vergeten we niet dat één op vijf bewoners van onze planeet in een niet zo democratisch land leeft, naast de vele andere regimes die op deze aardbol de plak zwaaien maar niet zo tuk zijn op inspraak van hun bevolking.

Door het enthousiasme van de deelnemers voor dit referendum kan men ook gemakkelijk uit het oog verliezen dat niet de hele wereld vertegenwoordigd was op deze bijeenkomst in Cochabamba. Bijgevolg kan het wel eens heel wat lastiger blijken dan verwacht om werkelijk voldoende stemmen bij elkaar te sprokkelen om al deze voorstellen goed te keuren. Hoewel meer dan 142 landen aanwezig waren op de conferentie, was meer dan 70% van de deelnemers afkomstig uit Bolivië. Voeg daar dan nog de hele schare Latijns-Amerikanen aan toe, voor wie het heel wat gemakkelijker en goedkoper was om naar Cochabamba af te zakken voor enkele dagen, en dan merk je dat er slechts een minieme vertegenwoordiging was van de andere vier continenten. Wil deze tegenbeweging dus slagen in haar opzet, moet het zichzelf meer legitimiteit en draagkracht geven door eenzelfde aantal steunbetuigingen de verzamelen in de rest van de wereld.

Om af te sluiten – er is nog veel werk aan de winkel om onze samenleving op globale schaal een meer duurzame draai te geven. Niet voor niets stelt de logica van de oude Grieken dat op de thesis en de anti-thesis de syn-thesis volgt. Kyoto/Kopenhagen was de thesis, Cochabamba de antithesis. Nu is het tijd om het beste uit deze twee werelden samen te brengen in een synthesis. Laat ons het goede uit de traditionele culturen van inheemse volkeren halen en vermengen met het goede dat uit het kapitalisme voortgekomen is, zonder tegengestelde visies te marginaliseren of structureel onrecht te bestendigen. Maar laat ons vooral niet wachten op de synthesis om ons eigen steentje bij te dragen in de strijd tegen klimaatsverandering.

door Tom Van den Steen

Internationale Arbeidsorganisatie vraagt stopzetting mijnbouwprojecten Guatemala

De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) heeft de Guatemalteekse regering gevraagd om twee mijnbouwprojecten stop te zetten, tot er geen zekerheid is over de mogelijke milieu-impact. Ook eist de IAO dat de staat de inheemse volkeren raadpleegt. De regering heeft 30 dagen de tijd om te beslissen. CATAPA creëert internationale druk door mee te doen aan een briefschrijfactie.

De IAO eist dat inheemse volkeren geraadpleegd worden door de staat, om “de sociale, spirituele, culturele en ecologische impact van mijnbouwprojecten te evalueren”. Bovendien klinkt het in Genève dat “de belangen van inheemse volkeren op het spel worden gezet” door mijnbouwactiviteiten in het land.

Het rapport dat de IAO presenteerde, vraagt meer specifiek de stopzetting van de cementontginning in San Juan Sacatepéquez en de goudontginning in Sipacapa en San Miguel Ixtahuacán- de Marlin-mijn, uitgebaat door het Canadese Goldcorp.

Volgens de CUC (Comité de Unidad Campesina), een van de belangrijkste boerenbewegingen van het land, is de uitspraak “de vrucht van het verzet dat de getroffen gemeenschappen zo lang hebben aangehouden”.

De Guatemalteekse president, Álvaro Colom, heeft nu volgens de grondwet een maand tijd om al dan niet in te gaan op de vraag van de IAO. In februari van dit jaar besliste het Grondwettelijk Hof al dat Conventie 169 van de IAO een wet als alle andere is in het land, en dat bijgevolg de raadpleging van inheemse volkeren verplicht is.

Conventie 169 erkent de territoriale rechten van inheemse volkeren en stelt dat deze volkeren moeten geraadpleegd worden alvorens een project op hun gronden kan goedgekeurd worden.

CATAPA roept op om de president van Guatemala een email te sturen met de vraag om te luisteren naar de OIT.

(Bronnen: Pulsar, OCMAL)

Auteur: Wies Willems

Rondas Campesinas geloven niet in “groen goud”

In Noord-Peru hebben de Rondas Campesinas zich uitgesproken tegen de komst van het bedrijf Smallvill, dat beweert op kleine schaal “groen goud” te zullen ontginnen in de streek: sociaal en ecologisch duurzame mijnbouw, die voor werkgelegenheid en vooruitgang zou zorgen. In de akte ter besluit van de provinciale vergadering van zondag hebben de boeren uit de streek dit voorstel echter afgewezen.

Het bedrijf achter het “Oro Verde”-project is Smallvill, opgericht door de Peruaanse ingenieur Villachica. Smallvill is verbonden aan het Zwitserse Transparence, dat de markt voor “groen goud” controleert, en het Amerikaanse Pact, een onderneming die naar eigen zeggen gespecialiseerd is in capaciteitsopbouw binnen lokale gemeenschappen. In het dorp heeft de ingenieur het gemeentebestuur en een groot deel van de bevolking al voor zich gewonnen. Sinds het gerucht de ronde doet dat Tamborapa goud bezit, zijn verschillende boeren al op eigen houtje artisanaal goud beginnen te delven. Anderen, zoals de boeren verenigd in de Rondas Campesinas, blijven wantrouwig tegenover elke vorm van mijnbouw.

“Koffie, is dat geen groen goud?”, roept een van de delegatieleiders van de ronderos in de microfoon. Op het warme plein in het dorpje Tamborapa komen verschillende delegaties van de Rondas Campesinas aan het woord tijdens een speciale vergadering over het voorgestelde mijnbouwproject. De nationale politie houdt langs verschillende kanten een oogje in het zeil. Ook het bedrijf zelf is aanwezig en mag straks aan het woord komen.

De Rondas vormen een van de belangrijkste basisbewegingen van boeren in Peru. Ook VIMA, partnerorganisatie van CATAPA, is vandaag door de gemeenschappen van Tamborapa uitgenodigd om een presentatie over mijnbouw te geven. Op vraag van VIMA en op basis van presentaties die het bedrijf gaf in verschillende gemeenschappen, bestudeerde CATAPA de technische details van het project. Hoewel het bedrijf in haar presentaties weinig technische details vrijgeeft, betreft een van de belangrijkste vragen omtrent het project, volgens een expert van CATAPA, het watergebruik. Want Smallvill beweert dan wel geen cyanide of kwik te zullen gebruiken bij de goudontginning, over de hoeveelheid water die gebruikt zal worden, en de distributie van water tussen mijnbouw en andere gebruikers, zoals de honderden boerenfamilies, wordt zo goed als gezwegen. En men voelt de klimaatverandering in Tamborapa: deze winter viel er nagenoeg nog geen regen. Een andere vraag is of zure drainage volledig vermeden kan worden.

Naast de technische vragen bij het project, blijft het feit dat er in de streek een sociaal conflict ontstaat tussen twee ontwikkelingsmodellen. In een enorm vruchtbare streek die talrijke landbouwproducten voortbrengt en zelfs exporteert, blijven velen weliswaar extreem arm. Dat groen goud een duurzame oplossing is voor deze armoede, is een stelling die veel wantrouwen en ongeloof opwekt bij de lokale boerenbevolking. De Rondas Campesinas uit San Ignacio lieten zondag verstaan dat ze een duurzame modernisering van de landbouw verkiezen boven mijnbouw in welke gedaante dan ook. Dat er talrijke voorbeelden zijn in Peru van mijnbouwprojecten die voor boerengemeenschappen geen ontwikkeling hebben gebracht, moet je de ronderos immers niet vertellen. Blijft echter het feit dat het gemeentebestuur en verschillende inwoners van Tamborapa oro verde wel interessant vinden. Wordt vervolgd.

 

Auteur: Wies Willems