Verenigd protest in Ciudad Guatemala

Het volk verenigde zich, dinsdag in Ciudad Guatemala. Een mix van vakbonden en boerenbewegingen, in totaal naar schatting 3000 manifestanten, kwam samen in de straten van de hoofdstad.

Dinsdag 14 juli, Ciudad Guatemala. Daan, Marijke en ik nemen een taxi van de luchthaven naar de Zona 2, waar we een drietal nachten onderdak zullen krijgen in het huis van de Amerikaans-Guatemalteekse NGO Sister Parrish.

Roetzwarte uitlaatgassen, kleurrijke straathoekkraampjes, zwaar gewapende bewakers aan winkels en banken,  “memoria, verdad y justicia” op de muren geschilderd- door de autoraampjes dringen de eerste indrukken binnen. Het decor bestaat uit bergen, een vulkaan, groepjes cirkelende gieren.

De 9-to-5-werkdag zit erop en onze chauffeur steekt zijn ergernis over de files niet onder stoelen of banken- “je verspilt dan zoveel benzine”. En er is nog een andere reden voor de files, zo blijkt uit zijn gezucht: “manifestaciones”. Een drietal keren dommelt hij bijna in en moet ik hem voorzichtig weer het verkeer in porren.

Wanneer we het Parque Central voorbij rijden, het centrale grote plein waar het presidentiële paleis staat, merken we inderdaad dat er iets -in de vorm van sociaal protest- aan de gang is vandaag. De krachtige stem van een vrouw, we zien haar niet, weerklinkt over het plein: dat het genoeg is geweest met de bedrijfspolitiek van de regering Colom, dat de Guatemalteekse politici nu maar eens aan de meerderheid van hun volk moeten denken.

Her en der zitten kleine groepjes inheemse vrouwen zij aan zij aandachtig te luisteren. In vele kleurrijke chicken buses zijn manifestanten van hun gemeenschappen hogerop in de hoofdstedelijke provincie en vanuit de westelijke Hooglanden naar de hoofdstad afgezakt. Anderen kwamen gewoon te voet, lezen we later.

De bewoners van de gemeenschappen van San Juan Sacatepéquez, waar het leger eerder protest al in de kiem probeerde te smoren, willen de verwijdering van een cementfabriek op hun gronden. Ze kregen na onderhandeling de belofte op een milieu-impactstudie.

Een delegatie van San Mateo Ixtatán overhandigde aan het Ministerie van Energie en Mijnbouw de resultaten van een volksraadpleging waarin buurtbewoners zich uitspraken tegen mijnbouwactiviteiten op hun woongebied. Over het hele land blokkeerden boeren verschillende hoofdwegen. De eisen: de opschorting van de nieuwe mijnbouwwet en de 50 licenties die momenteel in het Westen van het land van kracht zijn. Het antwoord van Colom is dat er geen mijnactiviteit zonder volksraadpleging zal zijn.

Ook werknemers van Justitie zouden deelgenomen hebben aan de betogingen- met een kreet om een hoger loon en een betere functionering van het rechtssysteem.

Is er gecoördineerd protest op gang aan het komen in Guatemala? Vorige week kwamen in de hoofdstad naar verluidt al om en bij de 15 000 mensen samen in een nationale anti-mijnbouwbetoging. In een land getekend door fragmentatie, grote machtsverschillen en wantrouwen, niet alleen tussen bevolkingsklassen, maar ook onderling tussen verschillende basisbewegingen en NGOs, is dat opmerkelijk.

Auteur: Wies Willems

11 Vlaamse jongeren organiseren internationaal seminarie over mijnbouw in Guatemala

Van 22 juli t.e.m. 9 augustus trekken 11 Vlaamse jongeren naar Guatemala om er samen met de Latijns-Amerikaanse partners van CATAPA vzw een internationaal seminarie rond mijnbouw te organiseren. De 11 jongeren zullen nadien een heel jaar werken rond mijnbouw en Latijns-Amerika door info-avonden te organiseren in Vlaanderen.

De 11 jongeren zijn lid van CATAPA, een nieuwe vrijwilligersbeweging die actief is rond mijnbouw en globalisering in Latijns-Amerika. Een vrijwilliger van CATAPA coördineert ter plaatse de organisatie van het internationaal seminarie in Guatemala.

Het seminarie bestaat uit 3 delen en heeft zowel de bedoeling om organisaties van Noord en Zuid te vormen als het leggen van internationale contacten. De eerste tien dagen is er een uitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de zuidpartners en de Vlaamse jongeren in San Marcos (intercambio), daarna vindt er een internationale conferentie en een partnerseminarie in Antigua plaats.

Deel 1 : Intercambio, van 22 juli tot 1 augustus 2009

Aan de intercambio nemen een 40-tal mensen uit België, Peru, Bolivia, Guatemala, Honduras en Nederland deel. Via uitwisseling van informatie en ervaringen worden de concrete noden van de zuidpartners in kaart gebracht en nagedacht over succesvolle strategieën om een antwoord te bieden op de problemen die zij ondervinden door mijnbouwprojecten.

Deel 2 : Internationale conferentie, van 3 augustus tot 5 augustus

Aan de internationale conferentie nemen organisaties uit de hele wereld deel die actief zijn rond mijnbouw. Ook bedrijven en de Guatemalteekse overheid zijn uitgenodigd. Op het programma staan er heel wat internationale experts.

Deel 3 : Partnerseminarie, van 5 tot 7 augustus

Hier willen we duurzame samenwerkingsakkoorden voorbereiden tussen CATAPA en haar partnerorganisaties ter ondersteuning van de cases waarrond de partners werken.

De 11 jongeren komen uit Gent (Daan, Thomas, Lien), Sint-Niklaas (Charlotte), Lochristi (Elise), Herzele (Marijke), Antwerpen (Sam, Klaartje), Vorselaar (Wies), Kontich (Inge) en Brussel (Filip).

Achtergrond: mijnbouw in het zuiden

Onze economie is erg metalen- en mineralenintensief. Goud, zilver, coltan, koper…: het zijn metalen en mineralen die op allerlei manieren in dagdagelijkse producten worden verwerkt en geconsumeerd worden overal ter wereld. Investeren in mijnbouw is vandaag de dag enorm winstgevend en de mondiale vraag naar grondstoffen zal de komende decennia blijven stijgen.

Nationale regeringen in het Zuiden zien mijnbouwinvesteringen doorgaans graag komen. Zij krijgen op die manier externe valuta binnen. Maar bodemrijkdommen blijken de landen uiteindelijk geen vooruitgang te bieden in hun sociaal-economische ontwikkeling. Gemakkelijk verdiende valuta leiden eerder tot corruptie en aan de lokale economische ontwikkeling van de gemeenschappen wordt weinig tot niets bijgedragen. De liberaliseringsgolf in Latijns-Amerika zorgt voor verdere deregulering niet enkel op fiscaal en administratief vlak maar vaak ook qua arbeidsvoorwaarden en ecologische maatregelen.

Goudmijnbouw, zoals de Marlin-mijn in San Marcos die we gaan bezoeken, kan kwalijke gevolgen hebben op de waterkwaliteit. Een belangrijk langetermijneffect is zure drainage, het uitlogen van zware metalen uit het mijnafval. Die drainage gaat decennialang door, verhoogt de zuurgraad van rivieren en meren en vervuilt het water met zware metalen. Door de watervervuiling en waterschaarste owv de mijnbouwactiviteiten gaat de gezondheidstoestand van de boerenbevolking er zienderogen op achteruit.

Doorgaans gaat de plaatselijke bevolking niet akkoord met dergelijke praktijken en dit leidt overal ter wereld tot mijnbouwconflicten. Dikwijls escaleren dergelijke conflicten, met schendingen van de mensenrechten tot gevolg.

De vrijwilligers van CATAPA staan lokale gemeenschappen bij in de dialoog met overheden en bedrijven. Die dialoog is immers noodzakelijk om tot de bemiddeling en preventie van conflicten te komen. De bedrijven, de consumenten, investeerders en aandeelhouders komen vaak uit het Noorden. Wij hebben dus ook onze verantwoordelijkheid te nemen. Om conflicten als dat in Peru (Bagua) op 5 juni 2009 te voorkomen moet de internationale regelgeving gerespecteerd worden en de internationale gemeenschap steun verlenen.

In augustus 2006 organiseerde CATAPA reeds een internationale uitwisseling “El Dorado I” (in Oruro, Bolivia) met deelnemers uit Bolivia, Peru, Spanje en België.

Meer info of een interview met één van onze vrijwilligers
Volg onze blog op: www.catapa.be
Meer info over de internationale conferentie in Antigua: http://conferenciamineria.wordpress.com

Auteur: Thomas DM

Guatemalteekse regering schorst Marlin-mijn

Op 23 juni liet de Guatemalteekse president Colóm weten dat de regering de voorzorgsmaatregelen zou naleven die hen opgelegd werden door de Interamerikaanse Commissie voor Mensenrechten (IACMR), waaronder de schorsing van de Marlin-mijn. Deze voorzorgsmaatregelen werden opgelegd in het teken van een mensenrechtenstudie rond de Marlin-mijn in de westelijke hooglanden van Guatemala, beroemd om haar inheemse Maya-Mamcultuur. CATAPA is blij met deze beslissing aangezien we al sinds jaren actief zijn rond de Marlin-mijn.

IACMR is de mensenrechtencommissie die deel uitmaakt van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS). Het onderzoek kwam er op vraag van 18 Maya-Mam gemeenschappen die in 2007 het nalaten van een lokale volksstemming rond het mijnbouwproject aankloeg, de kwalijke milieu –en gezondheidseffecten, alsook de sociale onrust die de mijn meebracht. IACMR verzocht de Guatemalteekse staat vijf voorzorgsmaatregelen te nemen ter bescherming van de lokale bevolking, totdat de zaak ten gronde kan bestudeerd worden in het aanhangende rapport. Naast de schorsing van de mijnbouw, werd ook geëist de waterbronnen te zuiveren, veiligheidsmaatregelen te nemen voor de actievoerders, gezondheid van de bevolking te behandelen en beschermingsmaatregelen te nemen.

Druk op de regering

De beslissing van de Guatemalteekse regering om de Marlin-mijn te schorsen, kwam als een verrassing. De president had eerder al laten weten dat er wat hem betrof geen redenen waren om een dergelijke schorsing uit te spreken. Het was dan ook verrassend dat de regering aan de IACMR uitstel aanvroeg om tot een besluit te komen. De druk vanuit het middenveld was echter toegenomen. Persconferenties van actievoerders, betogingen in de hoofdstad, en de druk van tal van binnen –en buitenlandse bewegingen rond milieu, mensenrechten en inheemse rechten verhoogden de druk op de regering. In een open brief herrinerden bisschop Ramazzini van San Marcos en nobelprijswinares Riguberta Menchú, president Colóm aan zijn politieke plicht, op te komen voor zijn volk wanneer mensenrechten in het gevaar dreigen te komen. Ook CATAPA zette haar sympathisanten ertoe aan druk uit te oefenen via een briefschrijfactie.

Maya’s versus mijnbouw

Het protest van de Mayagemeenshappen tegen mijnbouw is ondertussen een massabeweging geworden in het westen van Guatemala. Vorige week bracht het bezoek van de Speciale Gezant voor Inheemse Rechten zo’n 10.000 Maya’s te been in het departement Huehuetenango alleen. Hun strijdkreet luidt: “Neen aan mijnbouw, Ja aan het leven.” De bedreiging die mijnbouw uitoefent over hun historische territorium is dan ook niet min. Over het hele land heeft de Guatemalteekse staat 117 mijnbouwlicensies toegekend aan mijnbouwbedrijven. In de hooglanden van Huehuetenango en San Marcos betekent dat dat grofweg elke gemeenschap met mijnbouw te maken krijgt, zonder dat hen iets gevraagd werd.

De Maya-cultuur mag dan al te boek staan als een antieke cultuur, waarvan de tempelruïnes de enige getuigen zijn, het antwoord dat de gemeenschappen aan deze projecten bood, bewijst het tegendeel. Meer dan 600.000 Maya’s spraken zich uit tegen deze mijnbouwprojecten, in traditionele volksraadplegingen. Deze raadplegingen worden door de regering als niet-bindend gezien, maar dienen als enig alternatief bij gebrek aan adequate raadpleging door de regering zelf. De paradox hier is dat de komst van de mijnbouwbedrijven, die een complete negatie van de inheemse rechten en eigenheid inhoudt, dient als katalysator voor de heropleving van de inheemse identiteit, organisatie en protesten. Over het hele westen van het land kwam het Consejo de los Pueblos de Occidente (de Volksraad van het Westen) tot stand, die de beslissing van de volksraadplegingen in stand houdt, door op geregelde momenten samen te komen en met één luide en duidelijke stem te spreken.

Open pit mijnbouw

Het ontwikkelingsmodel dat open pit mijnbouw aanbiedt aan de inheemse bevolking, betekent een complete contradictie met alles waar deze culturen voor staan. Ondanks 500 jaar onderdrukking, discriminatie en armoede, blijven deze gemeenschappen trouw aan hun innige band met moeder aarde. “Wij zien de aarde als een moeder die ons borstvoeding geeft”, zegt zuster Maudilla López van FREDEMI, een actiegroep in San Miguel Ixtahuacán. “We zijn niet tegen ontwikkeling, maar we willen enkel ontwikkeling van het leven. De ontwikkeling die de mijn aanbiedt is ontwikkeling van de dood.”

In een bijzonder gecentraliseerd land, waar de hoofdstedelingen geen voeling hebben met de inheemse hooglanden, wordt het protest vaak gereduceerd tot een groepje fanatiekelingen die het gewoon niet begrijpen. In de economische analyse van de politieke en economische elite wordt het westen van Guatemala gezien als een vergeetput, waar de mensen maar al te blij horen te zijn dat hen mijnbouw wordt aangeboden. Het is het type van ontwikkeling dat compleet geen rekening houdt met de culturele en biologische eigenheid van deze, ondanks alles, adembenemend prachtige regio.

Het verlies aan natuurlijke rijkdom leest zich af in het beeld van hele bergen die tot gigantische zandputten worden gereduceerd. Om de edele metalen van het puin te scheiden wordt gebruik gemaakt van cyanide, waarvan het algemeen geweten is dat de inname van een rijstkorrel van deze stof de onmiddellijke dood betekent. Waarschijnlijk het meest kwalijke effect van deze mijnbouw is het vrijkomen van zware metalen in het rivierwater, wat de plaatselijke rivieren voor eeuwenlang dreigt te vergiftigen. De eerste gezondheidseffecten werden al vastgesteld in het bloed van de omwonenden door de onderzoekers van de Universiteit van Michigan.

Conflict in San Miguel Ixtahuacán

In het geval van de Marlin-mijn in San Miguel Ixtahuacán, San Marcos, uitgebaat door de Canadese mijnbouwgigant Goldcorp, kwam het protest er te laat. De mijn deed haar intrede onder leugenachtige strategieën. Toen de gronden werden gekocht van de arme campesino’s, werd hen niet verteld dat deze grond zou dienen voor mijnbouw. Leiders werden opgekocht om het protest te breken. Toen het protest enigszins vorm kreeg, moest het al opboksen tegen een bestaande mijn. Ondertussen is San Miguel een verdeeld gehucht geworden. Tegenstanders worden afgedreigd en durven in veel gevallen zich niet uit te spreken. Anderen werden door de handige advocaten van Goldcorp voor de rechtbank gedaagd en in sommige gevallen ook veroordeeld. Het protest in San Miguel is dan ook sterk verzwakt en kan alle steun gebruiken.

Het is dan ook nog niet duidelijk wat de gevolgen van deze schorsing zullen zijn. Eerst en vooral is het een ruggesteun voor het protest en een erkenning van de uitgesproken klachten. Anderzijds kan men vrezen voor verhoogde onrust en represailles nu de tegenstanders – tijdelijk – gelijk hebben gekregen.

Beslissing tot schorsing van de Marlin-mijn

De beslissing van de regering komt als een verrassing. Colóm werd drie jaar geleden verkozen als een sociaaldemocratische president en vormde naar eigen zeggen een regering met “Maya-gezicht”, maar leverde tot nog toe vooral teleurstelling op. Mijnbouwlicenties worden verlengd en mijnbouwbedrijven gaan ongestoord hun gang met de steun van het Ministerie van Energie en Mijnbouw. Het ontslag van de minister van dit departement op dezelfde dag als de beslissing tot schorsing van de Marlin-mijn kan erop duiden dat de president intern met conflicten aan het afrekenen is. Is hij dan eindelijk de kant aan het kiezen van de Maya’s die hem de verkiezingsoverwinning hebben opgeleverd?

We wachten hoopvol meer informatie af over de schorsing, want voorlopig kunnen we enkel de korte boodschap van de president in de persconferentie (Spaans) van gisteren trachten te interpreteren. Over het hoe en wanneer blijft het voorlopig onduidelijk.

Auteur: Bart van Besien

Eerste consulta popular is jarig

Gisteren was het feest in Comitancillo. De bewoners van dit afgelegen bergdorp, in het Westen van Guatemala, vierden de 4e verjaardag van de volksraadpleging. Een fotoreportage.

In 2005 spraken de bewoners zich massaal uit tegen mijnontginning op hun territorium. Dat was de eerste ‘consulta popular’ in het land, een voorbeeld voor heel wat maya dorpen.

Anno 2009 hebben 33 gemeentes, goed voor meer dan een half miljoen Guatemalteken, de mijnbouw weggestemd. Volgens de overheid zijn de consultas wettelijk, maar niet bindend. Internationaal recht spreekt dat tegen. COPAE, de ngo waar ik werk financierde het verjaardagsfeest.

Bewoners van Comitancillo zijn geboeid door een video over de gevolgen van de goudmijn in het nabijgelegen dorp San Miguel de Ixtahuacán.

Alcaldes comunitarias, inheemse burgermeesters uit de gehuchten van Comitancillo, tekenen de acte waarin ze zich opnieuw uitspreken tegen de ontginning van metalen in hun dorp.

Vat perfect samen waar ik mee bezig ben: een alcalde comunitario voor het opschrift ‘Het milieu, de exploitatie van open pit mijnen, de gevolgen ervan en de inheemse volkeren’.

Auteur: Sam Verhaert

Het protest van de Amazone bevolking!

Het protest van de Amazone bevolking!

Sinds 9 april is hier in Peru een protestactie bezig van de Amazone bevolking tegen het beleid van Alan Garcia. De inheemse bevolking eist dat enkele recent gestemde wetten worden ingetrokken. Deze wetten maken het nog makkelijker om natuurlijke hulpbronnen zoals hout, mineralen en petroleum te ontginnen. De ‘Indianen’ verwijten Garcia het land en zijn rijkdommen weg te geven aan multinationale bedrijven en uiten een noodkreet voor het behoud van de Amazone.

Toen Nicanor ons een weekje geleden vertelde dat hij op het punt stond naar een vergadering te vertrekken waar de Rondas Campesinas hun steun gingen betuigen aan de protestacties van de inheemse bevolking was onze reactie onmiddelijk: “Mogen we mee?” Zijn antwoord zoals altijd: “Natuurlijk, maar ik vertrek wel binnen een half uurtje.” Hals over kop onze dingen afhandelen, onze helmen gaan halen, even gaan tanken -want we gingen met de moto – en weg… Een plotse beslissing die de rest van onze week grondig zou beïnvloeden.

Onze ontvangst was niet erg hartelijk. De inheemse bevolking staat zeer skeptisch tegen de intrede van buitenlanders. Voor hen staan buitenlanders gelijk aan buitenlandse bedrijven en de roofbouw op de Amazone. Na ons te hebben voorgesteld werden we aanvaard. De sfeer bleef gespannen want per slot van rekening was er een strijd gaande. Op enkele honderden meters zaten een 500 tal ‘Indianen’ bijeen in het colloseum van bagua, ongeduldig te wachten op verdere instructies voor de strijd. In de vergadering vielen soms harde woorden omdat de Rondas graag wilden helpen, maar tijd nodig hadden om zich te organiseren. De inheemse bevolking daarentegen wil actie. Zij zitten hier samen reeds twee weken protestmarsen te doen door de ‘stad’, maar slagen er niet in de aandacht van de overheid te trekken. Ze hebben nood aan een meer radicale actie – het plan is een brug te bezetten die de verbindingsweg is tussen de kust en het regenwoud – maar ze hebben meer volk nodig om de verzamelde militairen, voor de brug, te verschalken. Ze zullen nog even moeten wachten. Nicanor als afgevaardigde van de Rondas hield voet bij stuk. “We hebben minstens 3 weken nodig om iedereen te mobiliseren.” Een emotionele diplomatische speech van mijn allerliefste wist de gemoederen te bedaren en de harten van de Amazone bevolking te winnen. Een warme uitnodiging volgde om de volgende dag het colloseum te bezoeken, foto´s te trekken en interviews af te nemen.

Het bezoek toonde de moeilijke omstandigheden waarin deze mensen nu al twee weken leven. Slechte hygiëne, geen drinkbaar water en te weinig potten om een deftige maaltijd te voorzien voor al de mensen. Deze protestanten geven het weinige geld dat ze hebben uit aan transport, reizen soms dagen, laten vrouw en kinderen achter om hier met hun speer in de hand (symbool van de inheemse bevolking), ver van hun vertrouwde jungle, hun stem te laten horen. Ondanks de erbarmelijke omstandigheden is de sfeer strijdlustig. Met veel kabaal trekken ze elke dag opnieuw door de straten om hun ongenoegen te laten horen. “La vida es un tesoro y vale mas que el oro!” (Het leven is een schat en is veel meer waard dan goud!) – “La selva no se vende, la selva se defiende!” (Het regenwoud verkoopt zich niet, het regenwoud verdedigd zich!) – “Urgent, urgente, neuvo presidente!” (Dringend, dringend, een nieuwe president!) …

Enkele dagen later, na een bezoek van de inheemse bevolking aan Jaén voor de verdere coördinatie met de Rondas Campesinas, werd nog eens gestipuleerd hoe belangrijk de communicatie met de media was. De conclusie was overduidelijk: “Hieraan moest gewerkt worden.” We (als verantwoordelijken voor de internationale communicatie) werden dan ook uitgenodigd om samen met Radio Marañon het Estacion 6 van Petroperú – bezet door de inheemse bevolking – te gaan bezoeken. Het zou een lange dag worden.

Om 8u op de moto want de afspraak was 9u in Bagua. Radio Marañon liet op zich wachten en gaf uiteindelijk verstek. Om 11.30u eindelijk in het busje met twee inheemse leiders voor een rit van 4 uur recht het regenwoud in. Het was lang geleden dat we nog eens in de jungle waren geweest en de pracht van dit “ongerepte” stukje natuur overviel ons weer. Drie keer werden we tegengehouden aan een wegblokkade. Niemand mocht door, het volledige verkeer langs deze weg lag lam als gevolg van het protest. Elke keer doken een honderd tal mensen op met hun speren in de hand om hun ongenoegen te uitten. Elke keer gaven de leiders die ons vergezelden een emotionele speech in hun onverstaanbaar taaltje (Awajun) en werden we warm onthaald. Al bij de eerste blokkade werden we officieel handlangers in hun strijd door de rode strepen die op ons gezicht werden aangebracht. Wij mochten door!

Eindelijk aangekomen aan het station 6 van Petroperú werden we opgewacht door een kleine duizend betogers. Allen verzameld in een dorpje van 10 huizen groot met als enige doel het lamleggen van de installaties, het stoppen van het pompen van ruwe aardolie in hun jungle en het opvoeren van de druk op de overheid. Rondom ons heen enkele huizen, plastieken zeiltjes waaronder mensen kampeerden, het station 6 en bos, bos en nog eens bos. Een optocht werd opgezet en een half uurtje later stonden plots 1000 mensen aan de poorten van Petroperú, gewapend met speren en protestborden. Aan de andere kant een dozijn zwaar bewapende agenten die nerveus aan hun grote mitrailetten begonnen prutsen. Rondom ons regenwoud de dichtst bijgelegen ‘stad’ 4 uur hobbelen van ons verwijderd. Onderhandelingen werden gevraagd. De radicalisering van de strijd vroeg om verandering. De inheemse bevolking was niet meer tevreden met het stoppen met pompen. Station 6 diende nu ook zijn elektriciteit af te zetten en militairen werden niet meer geduld binnen de poorten van het bedrijf.

De inheemse leiders werden onder luid gejoel binnen gelaten, kreten laaiden op – “Ningun paso atras!” (We gaan geen stap achteruit!) – het wachten begon. Rustige momenten werden afgewisseld met hevige emoties. De regen zorgde voor het uitdunnen van de gelederen maar bij de aflossing van de wacht was op 2 minuten iedereen terug paraat. De verse soldaten mochten niet binnen voor de anderen buiten waren. De spanning was te snijden. Aan beide zijden bereiden de troepen zich voor. Zenuwachtig werden blikken gewisseld en naarmate de tijd vorderde nam de spanning toe.

In de tussentijd werden we benaderd door verschillende mensen. Een veiligheidsagent die vast zat achter de wegblokkades met de vraag of we hem niet konden meesmokkelen in ons busje. Ook waren er enkele protestanten. Zij waren vrijwillig aangekomen maar wilden niet langer leven in deze omstandigheden. Ze waren hier nu 2 weken en sliepen op een modderige ondergrond onder een zeiltje. De wet van de solidariteit onder de inheemse bevolking laat echter niet toe dat ze het protest verlaten. Het is een radicaal protest en met tientallen mensen die op verschillende plaatsen de weg versperren is er geen doorkomen aan. Dit bleek ook later toen we doorgingen en onze bus grondig werd onderzocht op vluchtelingen.

Ondertussen doken ook twee zusters op. Zij bleken vast te zitten aan de wegblokkade met 10 kinderen die op weg waren naar Chiclayo en Lima voor chirurgische ingrepen. Ook zij werden de doorgang geweigerd. Radeloos kwamen ze ons hulp vragen. Ik besloot één van de leiders aan te spreken die me garandeerde dat gezondheidsredenen voorang kregen aan het protest.

Retorisch vroeg ik hem ook hoe lang het nog zou duren voor de onderhandelingen zouden zijn afgelopen. Toen hij mij vertelde dat de inheemse leiders binnen 20 minuten buiten gingen komen wist ik niet anders dan te vragen hoe hij dit wist. Kordaat diende hij mij van antwoord: “Ik heb Ajawaska genomen, ik weet dit!” (Ajawaska is een hallucinogeen middel dat gebruikt wordt door de medicijnmannen). 20 minuten later kwamen de leiders naar buiten met het nieuws dat Petroperú ging voldoen aan al hun eisen. De duisternis daalde neer over het gehele dorp. Een overwinning die de strijd ten goede kwam, maar niet alleen Petroperú maar ook het dorpje zonder elektriciteit achter liet.

Ondertussen was nog steeds geen doorgang verleend aan de kinderen en de zusters. In een slotvergadering met alle leiders, ontsprong een heftige discussie over dit onderwerp. De meerderheid was voor de doorgang maar een enkeling duldde geen uitzonderingen. 2 weken leven in moeilijke omstandigheden radicaliseerd de geest. Een emotioneel discours van Marij maakte de zaal even stil. Ze mochten door. Toen we de zuster met gevorderde leeftijd nog even begeleiden naar haar busje bleek dat de protestanten aldaar niet op de hoogte waren. Na weer een discours en de inspectie van de zieke, slapende en hongerige kinderen moest toch nog het jawoord van één van de leiders gekregen worden.

Joel en Zebelio (de twee inheemse leiders die ons vergezelden) begonnen ondertussen een beetje zenuwachtig te worden. Het was nu 23u en we hadden nog een lange weg voor de boeg. Ze konden ons niet helpen want de hiërarchie moet hier gerespecteerd worden. Ze zouden het gezag van de plaatselijke leiders ondermijnen mochten ze boven hun hoofden spreken. We lieten de zusters en kinderen dan ook achter met de belofte dat we elke volgende blokkade van hun komst op de hoogte zouden brengen.

Het regende toen we de terugtocht aanvingen en de hobbelige aarden weg was een zompige slijkboel geworden. Ons busje kreunde piepte en kraakte toen we op een slakkengangetje door de modder ploegden. Het overpeinzen van deze bewogen dag wisselde zich af met gedachten over onze veiligheid op deze strook modder, we dommelden in en schrokken weer wakker. Het was 2u ’s nachts en ik keek op om te kijken waarom we niet meer bewogen. De hoge toon van een wiel dat tevergeefs grip probeert te krijgen in een modderige ondergrond gaf me het antwoord. Het was midden in de nacht, pikdonker, het goot en we zaten vast. Het onprettige vooruitzicht de nacht door te brengen op de veel te smalle bankjes van de camionet midden in het regenwoud stuwde ons naar buiten. Een half dozijn strategieën en een half uur duwen en trekken en we konden weer verder. Zoals het altijd gaat met een chauffeur, één foutje en het vertrouwen is weg. De aanwijzingen vlogen in het rond. Meer gas geven, je moet hier sneller door. Tot die extra duw op de pedaal zorgde voor algehele paniek. We waren op een stukje weg beland dat aan twee kanten was ingestort. 10 cm scheidde ons aan beide zijden met het einde van onze tocht. Verstand op nul en gas geven.

Nu geheel het idee opgegeven nog een oog dicht te doen zetten we onze weg verder. Een eerste landverschuiving konden we nog net passeren maar de volgende versperde de weg met een muur van twee meter slijk. Met een stijve rug werden we enkele uren later gewekt door de wegenwerkers: “of we hen geen lift konden geven naar hun machines want zij stonden aan de andere kant van de landverschuiving.” Geen probleem. Een dik uur later waren we in Bagua waar onze moto ons opwachte om ons naar huis te brengen.

Weet dat op dit moment het hele Amazonewoud in protest is. De Peruviaanse overheid probeert het af te schilderen als een klein protest, de peruviaanse media bericht er weinig over en de internationale pers neemt dit niet op. Maar we zijn er geweest, we hebben het gezien,… Dit is geen klein protest, het is een noodkreet vanuit het hele Amazone gebied!

Wordt vervolgd…

Thomas en Marij

P.S.: De zusters en kinderen kwamen de volgende dag om 12u aan in Bagua waar ze de bus namen naar Chiclayo.

Achtergrond artikel Cerro de Pasco: Rode meren, hopen steengruis en een diepe, diepe put!

Lima – Cerro de Pasco, 7 uur met de bus. Een kleine 300 km scheiden hemel en hel. Het verschil tussen de trendy restaurants en cafés in Lima en de grauwe grijze stad Cerro de Pasco kan niet groter zijn.

De weg naar Pasco stijgt van zeeniveau over een pas van 4800m en kronkelt zich zo een weg naar het hoogplateau. We passeren honderden zwaar beladen vrachtwagens die met een slakkengangetje de bergen op tuffen. Een machtig groen berglandschap schuift langs ons voorbij. Tussen de verschillende bergtoppen zijn af en toe grote oranje kale vlekken zichtbaar. Deze diepe wonden, in dit anders ongerepte landschap, blijken mijnprojecten te zijn. We steken nog een vrachtwagen voorbij maar moeten plots remmen omdat vanuit de bocht een andere truck oog in oog met ons komt te staan. Wat later, op zo een 4000m hoogte, doemt door een natte grijze mist een steriele vallei op. Een berg, half afgegraven, toont vanuit zijn open buik prachtige kleuren, van geel tot oranje. Het gigantische project Morococha ligt aan onze voeten en vormt een voorbode van wat we later zouden zien in Cerro de Pasco.

We rijden onder een bord “Welkom in Cerro de Pasco – hoofdstad van de mijnbouw in Peru”, 200 meter verder ligt de stad plots aan onze voeten. Een verdeelde stad met in het centrum een gigantisch gapend gat (1 km op 1,5 km met een diepte van meer dan 500m), het resultaat van 55 jaar graven. Een zoektocht naar metaal waarvoor alles moet wijken. Het culminatiepunt van het kapitalistische systeem dat winstbejag voor alles stelt. Ditalles ontdekten we pas later, wanneer de impact van het bedrijf Volcan (het Peruaanse bedrijf dat in het jaar ´99 de mijn voor een prikje opkocht) ons helemaal duidelijk werd.

De stad is letterlijk verdeeld door het grote gapende gat dat de verschillende wijken van elkaar scheidt; al grappend wordt het ook wel eens de grootste “Plaza de Armas” (Grote Markt) van Peru genoemd. Maar daarnaast is er ook een psychische verdeeldheid voelbaar. De bevolking is zich sterk bewust van de impact die deze put heeft op hun gezondheid maar is niet onverschillig voor de financiële kant van het bedrijf.

De mijn mag niet verdwijnen!

Hoewel van de 75.000 inwoners van Pasco slechts 2000 een vast en 3000 een tijdelijk contract hebben bij het bedrijf Volcan, is de mijn essentieel voor Cerro de Pasco. Mijnbouw is hier al aanwezig sinds de kolonisatie en is niet meer weg te denken uit de plaatselijke economie. Ook de verschillende sociale organisaties erkennen dit belang en ze pleiten dan ook niet voor de sluiting van de mijn.

Deze economische afhankelijkheid zorgt voor een gevaarlijke tolerantie en onverschilligheid bij zowel de plaatselijke bevolking als de overheid. Dit en het feit dat Volcan geen enkele verantwoordelijkheid opneemt, zorgt voor een niet te overziene sociale, medische en ecologische ramp.

Waar komen onze metalen vandaan?

Cerro de Pasco is een polyminerale mijn met als belangrijkste metalen lood, zilver en zinc. Om de metalen uit de grond te halen wordt het gedolven gesteente gemalen, waarna een chemisch proces wordt toegepast om de metalen te onttrekken aan de erts.

Eens de metalen onttrokken zijn blijft er afvalgesteente over. Dit mijnafval bestaat uit gesteente vervuild met resten van verschillende metalen en chemicaliën die voortkomen uit het proces van de extractie (o.a. cyanide). Wanneer dit afval niet goed wordt opgeslagen, is er gevaar voor een onherstelbare vervuiling. In Cerro de Pasco is dit alomtegenwoordig. Vrachtwagens rijden af en aan met deze gevaarlijke overschotten, gevaarlijk stof waait op uit hun open laadbakken. Twee lagunes, waar ooit lamas, koeien en geiten kwamen drinken, zijn zo goed als volledig opgevuld. Het overgebleven water ziet vuurrood. Ook binnen de stad is dit materiaal overal aanwezig. Doordat de gesteente gemalen zijn vermengen de zware metalen en chemicaliën zich bovendien een stuk makkelijker met lucht en water. Daarnaast is er de vervuiling door zure drainage. Dit is een natuurlijk proces dat gestart wordt doordat de dieperliggende aardlagen in contact komen met zuurstof en water. Hierdoor komen de zware metalen makkelijker vrij en wordt het water verzuurd.

Situatie in Pasco.

In Pasco spelen kinderen op en rond het mijnafval. Op een veld naast het mijnafval wordt stevig gevoetbald. Stof waait op, de handen vuil van de ondergrond, even iets eten en de gevaarlijke stoffen komen ook via de mond binnen. Een project van Volcan wordt gelanceerd: “genoeg je handen wassen om de impact te verkleinen”. We zijn een sociaal verantwoord bedrijf; we denken aan de inwoners van Pasco…

De vervuiling is alomtegenwoordig. Het mijnafval is overal: tussen de verschillende wijken in de vorm van gigantische bergen, bij de bouw van een nieuwe busterminal om de ondergrond te verhogen (de oude moest wijken voor de uitbreiding van de put), bij de versteviging van aarden wegen, etcetera.

De lucht, de aarde en het water in en rond Pasco worden dus niet enkel vervuild door de put zelf, maar voornamelijk door het omliggende mijnafval. De hele stad ligt onder een laagje gevaarlijk stof. Het grondwater, de rivieren en meren hebben zwaar te leiden onder de zure drainage en chemicaliën.

De beloofde economische ontwikkeling blijft uit.

De mijnbouw belooft economische ontwikkeling en voorruitgang maar kan deze beloftes vaak niet waarmaken. Ondanks de massale aanwezigheid van mijnbouw in het departement Pasco, leeft 63,4% van de bevolking in armoede. Het percentage van extreme armoede in Pasco is iets meer dan 30%. Extreme armoede komt voornamelijk voor in gemeenschappen die leven van wat ze produceren op het land. Dit is niet anders in de omliggende gemeenschappen van Pasco.

Het is schrijnend dat de impact van de mijnbouw voornamelijk deze gemeenschappen treft. Verschillende boeren verklaarden dat hun dieren stierven na gedronken te hebben uit omliggende rivieren. “Ik ben met de kadavers naar het bedrijf gegaan, ze vroegen hoeveel de dieren waard waren en gaven me het geld en de kous was af.” Waar vroeger veeteelt (lamas, alpacas, schapen, geiten en koeien) de belangrijkste bron van inkomsten was, trekt de veeteelt weg. Ook de weinige landbouw aanwezig op deze hoogte neemt af.

Daarnaast houdt de “economische ontwikkeling” geen rekening met de (toekomstige) kost van vervuiling en gezondheidsimpact. Kan er echt gesproken worden van ontwikkeling als een hele stad vervuild wordt en de bevolking vergiftigd?

De weinige onderzoeken die zijn uitgevoerd tonen dat 85% van de onderzochte kinderen binnen de stad te veel lood heeft in hun bloed. Tot 3 maal meer dan de toegestane internationale norm vastgelegd door het WHO, 10 μgram/deciliter. Een teveel aan lood in het bloed leidt tot migraine aanvallen, concentratiestoornissen, auto immuun ziekten en kankers. De tot nu toe uitgevoerde studies onderzochten enkel de aanwezigheid van lood, daarom wordt er steeds over lood gesproken. Mijnbouw brengt echter vele andere gevaarlijke chemicalieën en zware metalen voort. Zolang hiernaar geen onderzoek is gedaan, bestaat er ook geen cijfermateriaal, en dus bestaat er ook geen probleem, toch?

Ook grondig onderzoek naar de impact op het milieu ontbreekt. Een bezoek aan de stad laat echter weinig aan de verbeelding over. De zogenaamde inspanningen van Volcan zijn een doekje voor het bloeden. De gebouwtjes die het water zuiveren zijn een schaamteloze poging aan de normen te voldoen. Ook het project over hygiëne gaat voorbij aan de ware rede van de vervuiling en gezondheidsproblemen.

Alsof het nog niet genoeg is…

Naast vervuiling wordt de bevolking geplaagd door andere ongemakken. Volcan exploiteert niet enkel via een open put maar heeft ook ondergrondse mijnbouwactiviteiten waarbij dynamiet wordt gebruikt. Omdat dit plaats vindt onder bepaalde wijken van de stad veroorzaakt het hevige aardschokken en grondverzakkingen. Huizen zakken weg, muren barsten en sommige huizen staan op instorten. Ook hier neemt het bedrijf geen enkele verantwoordelijkheid. Een ingenieur van de mijn verklaarde: “Voor het gebarsten huis werden 7 á 8 zakken zand gebruikt voor één zak cement, waar drie zakken zand voor één de norm zijn. Hierdoor was het huis niet stevig genoeg!” De mensen moeten dus gewoon steviger bouwen.

Vermits de gebarsten huizen voornamelijk aan de rand van de put staan is Volcan vaak bereid de huizen op te kopen met het oog op verdere uitbreiding. Uiteraard zijn de prijzen bepaald door de staat van het huis.

De stad is steeds in beweging. De allesverslindende put wordt groter en de stad wijkt. De grond wordt steeds schaarser en de mensen beginnen hoger en hoger op de omliggende heuvels te bouwen, met bijkomende problemen voor de toevoer van water en elektriciteit. Als mensen niet willen verkopen worden ze onder druk gezet en weggepest. Jaime Luis Silva Ponce van LABOR, een ONG die zich bezighoudt met de problemen in Cerro de Pasco, vertelde dat een man die zich verzette tot 2 maal toe een emmer water in zijn elektriciteitskast gegoten kreeg.

Hoe kan dit allemaal blijven gebeuren?

80% van de media in Cerro de Pasco is in handen van het bedrijf. Daarnaast verdenkt LABOR, Volcan ervan verschillende organisaties en de overheid om te kopen.

Verschillende gebeurtenissen ondersteunen deze aanteigingen. Tijdens de onderhandelingen over de huidige uitbreiding van de put, “Plan L”, weigerde de lokale overheid aanvankelijk om ook maar 1 cm af te staan. Twee weken later werd er een akkoord getekend; hierin gaf de burgemeester toestemming om het gebied verder te exploiteren. Bij de uitvoering van “Plan L”, zal 11,4 hectaren stad in de put verdwijnen waaronder het volledige oude stadscentrum.

De voorwaarden opgenomen in het akkoord zijn onbegrijpelijk. Het “Plan L” schatte het stadsgedeelte dat dient te verdwijnen in op 10 miljoen US$ (een loutere optelling van de waarde van de onderdelen: de kerk US$ 719.770, het stadsplein US$ 320.000, en zo voort). Volcan zal deze 10 miljoen ter beschikking stellen in de vorm van enkele projecten. Belangrijk om te weten is echter dat één derde van dit bedrag wordt uitgetrokken voor een controversieel project. Dit plant de opvulling, met mijnafval, van de enige laguna die de stad nog rest. Op deze manier kan Volcan een deel van zijn gevaarlijk gesteente kwijt en wordt er woonruimte gecreëerd voor mensen die door de implementatie van “Plan L” moeten verhuizen. Er wordt volledig voorbij gegaan aan het feit dat de ondergrond waarop deze mensen zullen gaan wonen bestaat uit met zware metalen vervuilde grond.

De burgemeester die geen centimeter wou afstaan aan het bedrijf ondertekende dus 2 weken na zijn resolute NEE een akkoord waarin hij niet alleen het oude stadcentrum opoffert, maar waarin hij ook toestemming geeft voor het dempen en vervuilen van de laatste lagune die de stad rijk is.

Het enige dat het “Plan L” op dit moment nog in de weg staat, is een goedkeuring van de EIA (Estudio de Impacto Ambiental, studie van de milieu impact). Deze studie van het MEM (Ministerie van Energie en Mijnbouw) zal de ecologische impact van het project becijferen.

Omdat de huidige federale regering van Peru, onder leiding van President Allan Garcia, een blind geloof heeft in “de mijnbouw als motor voor de ontwikkeling van Peru”, is een goedkeuring van dit document waarschijnlijk.

Groteske verhuis.

Vermits niemand wil dat het bedrijf de deuren sluit en de toestand stilaan onleefbaar is geworden, wordt er nu voorgesteld om de stad in zijn geheel te verplaatsen naar een gezondere omgeving. Volgens een enquête, uitgevoerd door LABOR, steunt 67% van de bevolking dit plan. De regionale en provinciale regering van Pasco hebben besloten een informatiepunt te openen dat zal luisteren naar de opinies van de inwoners van Cerro de Pasco. Yomar Meléndez, raadgever van de burgemeester van Pasco, verklaarde dat het kantoor eind april geïnstalleerd zal zijn en dat de regionale overheid op dit moment op zoek is naar een geschikte plaats om de stad te verhuizen.

De vraag is echter wie gaat opdraaien voor de kosten van deze ambitieuze verhuis. De logica en het gezonde verstand wijst naar het bedrijf en de overheid. De geschiedenis van de peruaanse mijnbouw heeft echter aangetoond dat gezond verstand en logica soms ver zoek zijn.

En zo wordt de stad verder uitgehold en gaat de vuiling verder. Camions rijden onverminderd voort, 24u op 24u. De put wordt dieper, de hopen mijnafval hoger. Meren kleuren rood een kabbelen richting platteland. Het leven gaat verder…

Thomas Quirynen
Zuidmedewerker Catapa

—————————————————————–

Waarom is mijnbouw zo vervuilend?

Voor de extractie van zilver gebruikt Volcan het lixivatieproces waarbij cyanide wordt gebruikt: water met een cyanide oplossing laat men door hopen gemalen gesteente lopen. De cyanide bindt zich met het zilver en wordt onderaan opgevangen. Cyanide is een uitermate giftige stof. De dodelijke dosis voor de mens bedraagt slechts 50 – 200mg. Voor zinc en lood daarentegen wordt flotatie gebruikt. Water en verschillende chemicalieën worden toegevoegd zodat het metaal zich bindt. Daarna wordt het verschil in drijfkracht gebruikt om de verschillende elementen te scheiden. Eens de metalen onttrokken zijn, blijft vervuild afvalgesteente over. Hierin zitten resten chemicalieën en zware metalen. Het is essentieel dat dit afval op een verantwoorde manier wordt opgeslagen en verwerkt. In Cerro de Pasco wordt het eenvoudig weg in lagunes gestort en tussen de huizen gedumpt.

De vervuiling wordt nog een stuk verergerd door zure drainage. Dit is een chemisch proces dat veroorzaakt wordt door bepaalde bacterieën en microorganismen (o.a. acidophiles) die natuurlijk voorkomen in de gesteenten die gedolven worden. Deze organismen vermenigvuldigen zich exponentieel wanneer ze bloot gesteld worden aan lucht en water en vormen tevens zwavelzuur. Dit zorgt ervoor dat niet alleen het water wordt verzuurd maar ook dat er zware metalen vrijkomen. Het zure water en de zware metalen zijn dodelijk voor vissen, dieren en planten. Zure drainage komt niet enkel voort uit de mineraalrijke ertsen maar ook uit de bovenliggende lagen die geen economische waarde hebben, maar noodzakelijk moeten worden afgegraven.

Peru: Het Amazonegebied is in staking!

Op 9 april begon de staking van de inheemse bevolking van het Amazonegebied in Peru. Hun actie is gericht tegen het beleid van president Alan Garcia. Ze uitten een noodkreet voor het behoud van de Amazone. Hoewel het ecologische bewustzijn in de wereld steeds groter wordt, gaat de roofbouw op de Amazone onverminderd verder. Grote stukken van de jungle van Peru zijn in concessie gegeven aan petroleum- en mijnbedrijven (in 2008 besloegen de mijnconcessies 13,4% van de totale oppervlakte van Peru in vergelijking met 7,3% in 2005) en de houtkap eist elke jaar 150.000 hectaren bos op. De bewoners van de Amazone voelen zich in de steek gelaten door de regering en beschuldigen Alan Garcia ervan het land en zijn rijkdommen weg te geven aan multinationale bedrijven.

Dat er iets mis is met het milieubeleid van de huidige Peruaanse regering is reeds langer bekend. Dit wordt aangetoond door het feit dat de helft van de sociale conflicten in Peru – en dat zijn er heel wat (161 in 2008) – gerelateerd zijn aan het behoud van ecosystemen.

De Peruviaanse regering voert een erg neoliberale koers en pleit openlijk voor de ontginning van zoveel mogelijk natuurlijke bronnen. Recent werden er wetten gestemd die de toegang tot natuurlijke hulpbronnen zoals bos, water, mineralen en land vereenvoudigen voor multinationale bedrijven. Het is tegen deze nieuwe wetten dat de Amazone bevolking reageert. Ze vragen de terugtrekking van de decreten 1020, 1064, 1089 uit de wet 29338 over fauna en flora en 1090 van de wet 29317 over water.

De dialoog met de regering verloopt erg stroef. Het Congres gaf gisteren, 28 april, het signaal dat ze verder zullen gaan met de ontginning van het regenwoud en zijn hulpbronnen en het toekennen van concessies aan multinationale bedrijven. Op deze manier wil de regering zorgen voor de verdere ontwikkeling van Peru en het bestrijden van de armoede.

De Amazone bevolking stelde dat als de regering geen stap achteruit doet, zij dit ook niet zullen doen. “Het protest zal verder gaan tot er iets verandert en het protest zal zich radicaliseren”.

Alberto Pizango, voorzitter van de nationale beweging van de inheemse bevolking (AIDESP), verklaarde dat als gevolg van de radicalisering drie stations van Petroperú (nr. 5, 6 en 7) bezet zijn. Door de actie wordt het oppompen van ruwe aardolie voor onbepaalde tijd stil gelegd. Daarnaast is er een vlieghaven geblokkeerd in Atalay. Ook de weg naar Tarapoto en Yurimaguas blijft afgesloten. In 7 van de 24 regio’s van Peru zullen de acties opgevoerd en geradicaliseerd worden.

Omdat het protest verspreid is over zeven regio’s valt moeilijk in te schatten hoeveel mensen exact deelnemen aan de protestactie. De overheid schildert het af als een lokaal protest van weinig belang. Dit is echter niet het geval. De gehele Amazonebevolking is in staking. Gisteren hebben ook enkele leiders uit de Andes zich geëngageerd de strijd van de inheemse bevolking met woord en daad te ondersteunen.

Het protest groeit niet alleen in acties, ook in aantal protestanten. De spanning stijgt. Ook de overheid organiseert zich. Strategische punten worden voorzien van militairen, verdeeldheid wordt gezaaid. De strijd gaat verder…

Thomas Quirynen

Al corazón de la tierra: de case van Río Tinto

Herhaalt de koloniale mijnbouwgeschiedenis zich ?

In het hart van Huelva, de meest zuidwestelijke provincie van Spanje, ligt een mijngebied met een even interessante als problematische geschiedenis. De streek wordt doorkruist door de Río Tinto (‘rode rivier’), zo genoemd naar de roodbruine kleur die de rivier doorheen de eeuwen gekregen heeft. ‘Tinto’ is hier echter een eufemisme voor water met een grote concentratie aan geoxideerd ijzer en een hoge zuurtegraad, te wijten van de mijnbouwactiviteiten die al sinds de komst van de Oude Grieken en Romeinen plaatsvonden in de streek. Middenin deze overigens erg traditionele Andalusische regio -de grootschalige industrie rond de hoofdstad Huelva even buiten beschouwing gelaten- stoot je tussen witgewassen dorpen, vergeten en verlaten landbouwgehuchten, steen- en kurkeikboomgaarden en rotsige heuvels plots op een vreemd plaatsje dat er op het eerste gezicht meer Engels dan Spaans uitziet. Victoriaanse huizen en een presbyteriaanse kerk verwacht je immers niet meteen in dit warme, diepe zuiden van Europa.

We bevinden ons in Minas de Riotinto, het centrum van de Cuenca Minera de Huelva-
de mijnregio van de provincie. De Engelse elitewijk Bella Vista van dit dorp, vandaag nog zo goed als intact en als één van de toeristische trekpleisters van de streek te bezichtigen, werd er uit de grond gestampt door de Río Tinto Company Limited, die in 1873 als kersverse corporation de Río Tinto-mijnen kocht van een Spaanse regering in crisis. De kolonialisten bliezen de ontginning van de streek, die van nature altijd al rijk was geweest aan mineralen, nieuw leven in. De periode tussen 1877 en ’91 betekende er een enorme boom voor de mijnbouw: De Río Tinto Company werd toen de wereldleider op vlak van koperproductie. Zo voorzagen de Engelsen de snel ontwikkelende westerse wereld van Spaanse metalen en de onubenses –zoals de lokale bevolking van Huelva genoemd wordt- van brood en spelen (voetbal!). Maar er valt ook een andere kant van het koloniale verhaal te vertellen.

Apartheid en Giftige Rook

In april 2007 verscheen in Spanje de op het gelijknamige boek van Juan Cobos Wilkins gebaseerde film El Corazón de la Tierra (‘Het Hart van de Aarde’). Het verhaal belicht een van de vele weggemoffelde episodes uit het woelige negentiende en twintigste-eeuwse Spanje: het protest van de lokale bevolking uit de comarca rond Riotinto in 1888 tegen het Engelse mijnbouwbedrijf, dat door vele historici beschouwd wordt als het ‘eerste ecologische protest’ uit de geschiedenis.

Rond die tijd werkten in Minas de Riotinto en omstreken niet alleen mijnwerkers uit Andalusië, maar ook andere Spanjaarden, in het bijzonder Asturianen en Galiciërs.
Ze waren naar Huelva gekomen met de welvaartsbelofte die de Engelsen hen voorhielden: de aarde zou hen allen rijk maken. Tussen de Britse kolonialisten en de lokale Spaanse bevolking bestond er echter niet alleen een culturele, maar ook een welvaartskloof- waarvan het contrast tussen de Bella Vista-wijk en de kleine vervallen mijnwerkershuisjes ook vandaag bij een bezoek aan Riotinto nog een schrijnende getuige is. Lola Galán, journaliste van El País, schrijft dat de Engelsen op die manier een soort ‘apartheid’ instelden in Riotinto: “Aan de ene kant had je de Engelse bedrijfsleiders en hun personeel, opgesloten in hun luxeghetto [Bella Vista]; aan de andere kant de lokale bevolking, zonder recht op eigendom, als slaven op hun eigen grond.” De Spaanse regering liet rustig begaan, maar het volk kwam in opstand.

Op zaterdag 4 februari 1888, in het verlengde van een staking die al op 1 februari begonnen was, kwamen tussen twaalf- en veertienduizend mensen uit de streek samen bij de mijn Cerro Colorado, om te protesteren tegen de lage lonen van de mijnwerkers en de aanhoudende zware luchtvervuiling. Ze voelden, met andere woorden, dat hen onrecht werd aangedaan op sociaal én ecologisch vlak, en dat die twee met mekaar samenhingen. Schrijver Juan Cobos Wilkins vertelt:
“De definitieve aanleiding tot het conflict waren de ‘openluchtcalcinaties’, een methode die de Engelsen in Spanje actief toepasten en in hun eigen land nochtans verboden was: het langzaam verbranden, gedurende dag en nacht, van ruwe mineralen tot grote brokken. Dat verbrandingsproces stuurde dichte, met zwaveldioxide vergiftigde rookwolken de atmosfeer in. Wanneer deze niet door de wind werden weggeblazen, bleven ze in de vallei hangen: zo ontstond wat de lokale inwoners la manta (‘het deken’) gingen noemen. In de donkere dagen van la manta sloten de mensen zich op in hun huizen, of ze vluchtten naar de bergen dichtbij, terwijl de dichte zwaveldampen, als een danteske nachtmerrie, hun land verwoestten.”

Niet alleen de mijnwerkers, maar ook de landbouwers uit de streek zagen hoe de activiteiten van de Río Tinto Mining Company op deze manier hun oogsten ernstig aantastten. Deze situatie leidde tot de oprichting van een ecologische beweging avant-la-lettre, La Liga Antihumos
(‘de antirookliga’)- die samen met de mijnwerkers en boeren, georganiseerd onder leiding van ‘protestheld’ Maximiliano Tornet, de staking en de daaropvolgende manifestatie op gang trok. Volgens Cobos Wilkins, wiens grootouders in dat fin du siècle Riotinto leefden en werkten, kwamen tijdens de manifestatie van 1888 in confrontaties met het leger, dat de Engelse elite beschermde, tussen de honderd en tweehonderd demonstranten om het leven. De officiële cijfers houden het echter op niet meer dan veertien slachtoffers. Lola Galán licht toe: “Het protest tegen het machtigste bedrijf van het land was voorbestemd om in de vergetelheid te belanden, aangezien de Río Tinto Company met haar aankoop en exploitatie van de mijnen de Eerste Spaanse Republiek van het bankroet redde. Het nationale hooggerechtshof zat een beetje verveeld met het incident, dat uiteindelijk toch maar in het afgelegen mijngebied van Huelva had plaatsgevonden; er werd dan ook nagenoeg over gezwegen.”

Dit verklaart waarom het ‘eerste ecologische protest uit de geschiedenis’ in weinig geschiedenisboeken is opgenomen én waarom de problematiek een eeuw later nog steeds onderwerp is van hevige polemiek in het immer in extremen verdeelde Spanje. De release van ‘El Corazón de la Tierra’ wakkerde één en ander dan ook weer aan. Volgens enkelen was de komst van de Río Tinto Company een goede zaak voor de economie van de arme provincie Huelva (bovendien hadden de Engelsen het voetbal naar Spanje meegebracht en werd Recreativo de Huelva zo de eerste Spaanse voetbalclub, alsjeblieft); zij vermelden de onderdrukking van het protest dan ook graag als een voetnoot bij de zogenaamde welvaart die de mijnbouw er heeft opgeleverd. Volgens vele anderen is het een treurige en op schandelijke wijze verborgen episode uit de moderne geschiedenis van Andalucía- een streek historisch geroemd om zijn tolerante samenleving van verschillende beschavingen. In 1888 stierven pioniers van de sociaalecologische strijd- gewone mensen, die menswaardigere werkomstandigheden en propere lucht vroegen en weinig meer.

De geschiedenis maakt kringetjes (of toch niet?)

De Rio Tinto Mining Company bleef nog tot 1954 de mijnen rond Riotinto exploiteren. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-’39) zou het bedrijf trouwens op krediet ertsen verkocht hebben aan de fascisten, wat Franco in staat stelde om zaken te doen met Hitler en de oorlog tegen de Spaanse Republikeinen te financieren. In 1954 kocht de Spaanse regering van dictator Franco de mijnen weer over van de -ondertussen multinationale- Engelse onderneming. Gaandeweg zou de mijnactiviteit afnemen ten voordele van de petrochemische industrie die in provinciehoofdstad Huelva op gang begon te komen. In 2001 werd de laatste mijn -symbolisch genoeg Cerro Colorado- gesloten. De comarca maakte een ommezwaai naar de landbouw. Vandaag de dag zie je dat er dan ook veel geïnvesteerd wordt in allerlei lokale projecten voor plattelandsontwikkeling. Juan Cobos Wilkins maakt hier een interessante bedenking over: “Zelfs vanuit dat oogpunt is de geschiedenis van Riotinto vreemd. De normale gang van zaken is de overgang van landbouw naar industrie. Maar hier, waar de Tartessiërs al zo’n drieduizend jaar geleden de ertslagen ontgonnen en waar een belangrijke industrie gevestigd geweest is, gaan we in de omgekeerde richting.” Voor het overige gaat er in Riotinto veel geld naar wetenschappelijk onderzoek: volgens de NASA is het namelijk de streek op aarde die de meeste gelijkenis zou vertonen met de planeet Mars.

Dat de mijnbouw er helemaal tot de geschiedenis behoort en Minas de Riotinto vandaag de dag niet meer dan een toeristische attractie is, zoals Lola Galán ter besluit van haar reportage in
El País van 31 maart 2007 opmerkt, zal misschien onwaar blijken. Er gaan immers meer en meer stemmen op om de mijnen van Riotinto te heropenen. Als gevolg van de toenemende, universele energie- en grondstoffenschaarste, zou het opnieuw rendabel zijn om het koper dat er nog in de aarde zit, te ontginnen. Verschillende bedrijven, waaronder Emed Tartessus Mining, zijn geïnteresseerd en onderhandelen met de Junta de Andalucía, de regionale overheid.
“Eens de economische en juridische situatie wordt opgelost, die dateert van de laatste sluiting in 2001, en het vertrouwen van de overheid wordt gewonnen, is hier genoeg metaal aanwezig voor een minstens tienjarig project van wereldklasse, hoewel er ook enorme historische problemen moeten overwonnen worden”, aldus een woordvoerder van het bedrijf.

De vraag is of het volk het zover zal laten komen. De koloniale geschiedenis zit dankzij
“El Corazón de la Tierra” alvast weer vers in het geheugen van de Spanjaarden, maar hoe dan ook zal het enige alternatief voor de mijnbouw in de streek de verdere duurzame plattelandsontwikkeling zijn (landbouw, toerisme). Ondertussen blijft het vreemde maanlandschap rond Minas de Riotinto getekend door de mijnbouw: de gigantische krater van de open pit mijn Corta Atalaya -de grootste in Europa-, de roestige ontginningsinstallaties, het mijnwerkerstreintje dat vandaag de dag toeristen vervoert, de vervallen golfbaan waar de Victoriaanse bourgeoisie ooit haar vrije uren doorbracht met tea and biscuits. Net als in Gibraltar of Marbella wisten de Engelsen ook hier hun eigen enclave binnen Zuid-Spanje te veroveren.

En de Río Tinto Mining Company zelf? Die is vandaag als de Río Tinto Group nog steeds één van de voornaamste multinationale mijnbouwondernemingen ter wereld, met operaties in o.a. Zimbabwe, Perú, Mongolië en Indonesië. De Río Tinto Company heeft zich een imago aangemeten van duurzaamheid en sociale verantwoordelijkheid in ontwikkelingslanden, en volgens een recent onderzoek van Etisphere Magazine (2008) is de onderneming inderdaad één van de ‘meest ethische bedrijven ter wereld’. Samen met Alcoa wordt de Río Tinto Group als enige mijnbouwbedrijf vermeld in die lijst, die ondernemingen in de kijker zet die “verder dan de legale minima gaan en innovatieve ideeën aanbrengen om het publieke welzijn te vergroten en haar eigen ecologische voetafdruk te verminderen”. De vraag blijft echter of mijnbouw tout court te verzoenen is met duurzame ontwikkeling. Een andere vraag is of de Río Tinto Group lessen trekt uit haar geschiedenis.

We maken een sprong van eind negentiende eeuw naar het begin van de eenentwintigste, van Spanje naar Zuid-Amerika. In 2007 tekende de Río Tinto Group een overeenkomst met de Peruaanse regering om de omgeving rond de gemeenschap La Granja (in Cajamarca, Noord-Perú) te exploreren. Er zou daar namelijk heel wat koper in de aarde zitten. Volgens een voorstellingsvideo van het project op de website van de multinational, gaat er in deze exploratiefase (die mogelijk nog enkele jaren zal duren) uitermate veel aandacht naar enerzijds de ecologische gevolgen, anderzijds het socio-economische aspect van een mogelijke ontginningsoperatie in de streek.
Diego Rivera, milieucoördinator van het project in La Granja, vertelt dat op ecologisch vlak het belangrijkste probleem dat van het water is: de overstromingen tijdens het regenseizoen, en het zure afvoerwater dat de mijnbouw met zich mee zal brengen (zie: Río Tinto te Huelva…). Een andere woordvoerster in de video is Carina Vitanea: zij draagt bij tot de inventarisatie van de ecologische risico’s van het project die in het dossier moeten opgenomen worden voor het van start kan gaan. Steve Botts, algemeen manager van het project in La Granja, zegt: “Ons belangrijkste principe is dat we de mijn nu net ontwerpen met het zicht op de slúiting ervan na mogelijke activiteiten. Als blijkt dat we ze niet kunnen sluiten op een ecologisch en sociaal verantwoorde manier, gaan we ze ook niet openen.” Verder beweert de Río Tinto Group te zullen investeren in duurzame gemeenschapsprojecten in La Granja en de omliggende gemeenschappen, onafhankelijk van de mijn (zoals onderwijs en ziekenzorg). “Mijn doel is om model te staan voor een duurzame manier van mijnbouw, met respect voor de lokale bevolking en het milieu, een mijnproject waar iedereen fier op kan zijn”, besluit Steve Botts. In de video komen buiten een schooldirecteur echter weinig indigenas aan het woord. Benieuwd dus of de woorden van Botts meer dan greenwashing zijn en of het project inderdaad tot een duurzaam voorbeeld van mijnbouw zal leiden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het project van Monterrico Metals in de omgeving van de Río Blanco (ook Noord-Perú). Daar sprak bijna 95% van de lokale bevolking zich in september 2007 in een referendum uit tégen het uitbouwen van een kopermijn, een duidelijk ‘nee’ waarmee de onderneming echter niet van plan is rekening te houden. De Peruaanse regering zal in die kwestie uiteindelijk de knoop moeten doorhakken.

Ter besluit: Herhaalt de koloniale mijnbouwgeschiedenis zich ?

Bedrijven kopen en verkopen, openen en sluiten mijnen, verhuizen van één site naar een andere en laten vaak heel wat schade achter. Zo gaat het al meer dan honderd jaar. Wat de Engelse Río Tinto Mining Company in Huelva deed, verschilt in wezen niet van wat er op neokoloniale wijze vandaag gebeurt: multinationals trekken naar ‘ongerepte’ landen, waar de lonen laag liggen, er weinig tot geen sociale zekerheid is en milieunormen gemakkelijk te omzeilen zijn. Meestal gaat dit proces dan ook gepaard met uitbuiting van de lokale bevolking en een grote druk op het lokale ecosysteem (zie de case van Monterrico Metals in Río Blanco). De vraag is dan ook of de Río Tinto Group zo verschillend is van andere bedrijven als ze zelf beweert, en of ze lessen getrokken heeft uit het ‘eerste ecologische protest’, gericht tegen haar activiteiten.

Wordt het project dat in La Granja voorligt een zoveelste voorbeeld van het bekende koloniale mijnbouwverhaal? Of is mijnbouw op een duurzame wijze, waar iedereen beter van wordt, dan toch mogelijk? Het zijn vragen die verder onderzoek en engagement vergen, niet alleen ter plaatse, maar ook hier in het Westen.

__________________________________________________________________________
© Wies Willems, juli 2008

CATAPA.BE – Mijnbouw beweegt Noord en Zuid

BRONNEN:
– Bezoek aan Minas de Riotinto, februari 2008

– Cobos Wilkins, Juan. “Los mártires verdes de Riotinto”. (4 februari 2007) (online op Noticias – Portae Inferi, http://portaeinferi.blogspot.com)

– Galán, Lola. “Los muertos sin nombre de Riotinto”. (El País, 31 maart 2007)

– Narbona Márquez, Saúl. “Breve Historia de Minas de Riotinto”. (1994) (online op Riotinto Digital – http://www.riotintodigital.es)
– Pérez, Claudi. “La fiebre del cobre reabre minas en España”. (El País, 3 februari 2008)

– Website CATAPA, http://www.catapa.be

– Website Etisphere Magazine, http://www.ethisphere.com

– Website Rio Tinto Group, http://www.riotinto.com

– Wikipedia: Rio Tinto Group, http://en.wikipedia.org/wiki/Rio_Tinto_Group